Beslissing d.d. 7 augustus 2008 naar aanleiding van de op 29 mei 2007 ingekomen klacht van

Vergelijkbare documenten
Beslissing d.d. 17 juli 2008 naar aanleiding van de op 17 september 2007 ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

A, verblijvende te B, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, advocaat te Heerhugowaard,

C, tandarts, werkzaam te B, bijgestaan door mr. L. Neuschäfer-Greebe, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

C, arts, werkzaam te B, bijgestaan door mr. M.C. Hoorweg-De Boer, verbonden aan de VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen

C, huisarts, werkzaam te D, gemachtigde mr. J.J.W. Remme, advocaat te Utrecht,

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Beslissing d.d. 10 oktober 2014 naar aanleiding van de op 7 maart 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

F, cardioloog, werkzaam te B, bijgestaan door mr. W.R. Kastelein, advocaat te Utrecht,

Beslissing d.d. 13 maart 2008 naar aanleiding van de op 2 maart 2007 ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 11 januari 2017 binnengekomen klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

A, wonende te B, gemachtigde mr. drs. V.N. Mantel, advocaat te Rotterdam,

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 9 augustus 2012 ingekomen klacht van

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Rep.nr. G2018/64 18 december 2018 Def. 236 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN. Beslissing op de klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE

C, huisarts, (destijds) werkzaam te D, bijgestaan door mr. M.C. Hoorweg- de Boer, jurist bij de VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 4 januari 2013 binnengekomen

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 1 augustus 2014 naar aanleiding van de op 27 februari 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.046T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

17.105Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 7 maart 2018

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

16.053Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

18.125T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 25 februari 2019

C, tandarts, werkzaam te D, bijgestaan door mw. mr. A.V. Rijneke, verbonden aan Stichting VvAA te Utrecht,

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

16.050Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Beslissing d.d. 8 januari 2009 naar aanleiding van de op 8 oktober 2007 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

C, verpleegkundige, werkzaam te D, bijgestaan door mr. M.C. Hoorweg-de Boer, Stichting Rechtsbijstand Gezondheidszorg te Utrecht,

16.053Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.001T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Klachtencommissie SCEN

15.032T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.144Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

C, huisarts, (destijds) werkzaam te B, bijgestaan door I.M.I. Apperloo, verbonden aan DAS-rechtsbijstand

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

Wijziging tuchtrecht stichting TBNG Tuchtrechtspraak. Hoofdstuk 1 Algemeen. Artikel 1 Definitiebepaling

16.137Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE

16.107T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

17.154Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 9 augustus 2018

De Klachtencommissie heeft op grond van de beschikbare informatie de volgende feiten als vaststaand aangenomen:

16.058Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

C, huisarts, werkzaam te B, gemachtigde: mr. S. Steegmans, verbonden aan KBS advocaten

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

15.065T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

17.137T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 9 mei 2018

Transcriptie:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE Beslissing d.d. 7 augustus 2008 naar aanleiding van de op 29 mei 2007 ingekomen klacht van A, wonende te B, k l a a g s t e r, -tegen- C, huisarts, werkzaam te B, v e r w e e r d e r 1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Klaagster heeft een klaagschrift ingediend. De klacht betreft de behandeling door verweerder van de moeder van klaagster, D (hierna te noemen: patiënte), geboren 12 februari 1923 en overleden op 9 mei 2007. Verweerder heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend. Partijen hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd. Beide partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek. De zaak is behandeld ter openbare zitting van 21 juni 2008, alwaar verweerder is verschenen. Klaagster is, hoewel daartoe bij aangetekend schrijven opgeroepen, zonder kennisgeving niet verschenen.

2 2. DE FEITEN Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier en het thuiszorgdossier, en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan. 2.1 Op 4 mei 2007 belde patiënte haar dochter E met de mededeling dat zij zich ziek voelde en graag wilde dat zij kwam. E arriveerde kort daarna en trof patiënte met, naar haar mening, vreemd staande ogen en een dikke bovenlip aan. Voorts was patiënte vervuild met braaksel en diaree vermengd met bloed. Patiënte klaagde over hevige buikpijn. E belde de thuiszorgmedewerkster van patiënte en vroeg om hulp. Deze kwam meteen en belde omstreeks 14.00 uur de praktijk van verweerder, de huisarts van patiënte. De thuiszorgmedewerkster vroeg om een spoedige visite van verweerder. Omdat verweerder weigerde (met enige spoed) te komen en de toestand van patiënte verder achteruit ging heeft de leidinggevende van de thuiszorgmedewerkster het noodnummer 112 gebeld, waarop een medewerker van de Centrale Post Ambulancevervoer (CPA) de praktijk van verweerder heeft gebeld. Omstreeks 14.30 uur was verweerder bij patiënte. 2.2 Bij binnenkomst gaf hij opdracht patiënte druivensuiker en een glas coca cola te geven, in verband met een te lage, inmiddels door de thuiszorgmedewerkster gemeten, bloedsuikerwaarde (3,3 mmol). Voorts deed verweerder nog enig onderzoek, gaf het advies later op de dag de bloedsuikerwaarde te meten en contact op te nemen met de huisartsenpost als deze te hoog zouden zijn en schreef Imodium voor.

3 2.3 In het van patiënte opgemaakte zorgdossier heeft de thuiszorgmedewerkster op 4 mei 2007 genoteerd dat zij bij binnenkomst constateerde dat de patiënte slecht praatte, een dikke/stijve kin/onderlip had en dat het rechteroog iets naar beneden hing. Voorts dat verweerder, toen hij nadat 112 was gebeld was gearriveerd, concludeerde dat de patiënte een "ontregelde suiker" had, maar geen TIA had doorgemaakt, dat verweerder adviezen gaf met betrekking tot de bloedsuikerspiegel, Imodium voorschreef en adviseerde bij aanhouding van het braken en de diarree de huisartsenpost te bellen. Verweerder heeft in het zorgdossier schriftelijke instructie achtergelaten. 2.4 De toestand van patiënte verslechterde, waarop de thuiszorgmedewerkster in de loop van de middag de huisartsenpost heeft gebeld. Daarna kwam een dienstdoende huisarts, die patiënte onderzocht. De tensie bleek niet meetbaar. Deze arts dacht aan een inwendige bloeding en heeft een ambulance en opname van de patiënte op de Spoedeisende Eerste Hulp in het F te B geregeld. Die opname vond plaats om ongeveer 18.15 uur. 2.5 In het F werd na onderzoek van patiënte "verdenking shockbeeld door 1. Aneurysma gebarsten, 2. Vochtverlies, 3. MI bij DM"genoteerd. Later die dag is patiënte wegens plaatsgebrek in genoemd F, overgebracht naar het G te H. Daar werd geconstateerd dat bij patiënte een stuk dikke darm was afgestorven. Hiervoor onderging patiënte op 7 mei 2007 een operatie. Op 9 mei 2007 is patiënte in laatstgenoemd ziekenhuis overleden. 3. DE KLACHT Klaagster verwijt verweerder - zakelijk weergegeven - dat hij op 4 mei 2007 nalatig heeft gehandeld, waardoor patiënte onnodig lang pijn heeft geleden en te laat in het ziekenhuis is opgenomen voor de juiste medische zorg. Klaagster heeft ter onderbouwing, en mede in reactie op het verweer, onder meer het navolgende aangevoerd. Verweerder heeft aanvankelijk geweigerd patiënte met enige spoed te bezoeken, was erg geïrriteerd aan de telefoon en is pas nadat hij daartoe door de CPA is

4 opgeroepen, gekomen. Behalve het advies ten aanzien van de bloedsuikerspiegel en het voorschrijven van Imodium heeft verweerder niets uit eigen beweging gedaan. Pas na aandringen van de familie van patiënte heeft verweerder de bloeddruk van patiënte gemeten en heeft hij enige neurologische testen gedaan. Verweerder zou - zelfs niet na aandringen van de familie hiertoe - de buik van patiënte hebben onderzocht. Evenmin heeft hij gevraagd of gekeken naar mogelijk voorkomend bloed bij de ontlasting. 4. HET VERWEER Verweerder voert - zakelijk weergegeven - aan dat hij de nodige zorg aan patiënte heeft verleend. Het staat verweerder niet bij dat het telefoongesprek met de thuiszorgmedewerkster met irritatie of onplezierig is verlopen. Volgens verweerder heeft hij niet geweigerd te komen, maar heeft hij gezegd in de ronde van de visites die hij zou maken langs te komen. Hij is niet naar aanleiding van het telefoontje van de CPA gekomen. Hij was al onderweg naar patiënte toen zijn praktijk door de CPA werd gebeld. Patiënte klaagde over enkele malen overgeven en waterdunne diarree. Hij heeft bij onderzoek van patiënte de volgende bevindingen gedaan: "RR: 160/90; pols: 80 [ ], Cor en pulm: g.a., Turgor: g a, Abdomen: buiten toegenomen, peristaltiek geen afwijkingen, geen motorische uitval bij neurologisch onderzoek, bloedsuiker bij aankomst: 5,6 mmol/l". Patiënte was bij hem bekend met een slecht gereguleerde insulineafhankelijke diabetes mellitus type II (HbA, c: 9,6%) met een dagcurve tussen 10 en 15 mmol/l, en hypertensie. Hij heeft de patiënte suiker laten toedienen en de bloedsuikerwaarde na 30 minuten gecontroleerd. Hij heeft instructies voor de thuiszorgmedewerkster in het zorgdossier opgeschreven, zijnde het controleren van de bloedsuikerwaarde, voor het toedienen van insuline en wanneer contact moest worden opgenomen met de huisartsenpost. Verweerder was van mening dat er sprake was van gastro-enteritis. Hij heeft Imodium voorgeschreven. Verweerder is er van uitgegaan dat als de ontlasting er afwijkend gekleurd uitzag vanwege bijvoorbeeld bloedverlies, dit wel gemeld zou worden. Het neurologisch onderzoek heeft hij gedaan om een door de thuiszorgmedewerkster gesuggereerde TIA c.q. CVA uit te sluiten.

5 5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE 5.1 Het College wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. 5.2 Wat er ook exact door verweerder aan de telefoon is gezegd en daargelaten de vraag of hij al dan niet geïrriteerd heeft gereageerd, vast staat dat verweerder in ieder geval op de hulpvraag van de thuiszorgmedewerkster niet adequaat heeft gereageerd door duidelijk aan te geven wanneer hij zou komen. De door de thuiszorgmedewerkster geschetste klachten en bevindingen bij patiënte waren gelet op de leeftijd van patiënte en een eerdere forse buikoperatie reden genoeg om in ieder geval duidelijk af te spreken wanneer hij patiënte zou bezoeken. In zoverre zal de klacht betreffende de weigering met enige spoed te komen gegrond worden verklaard. 5.3 Anders dan klaagster heeft aangevoerd heeft verweerder ter zitting verklaard dat hij de buik van klaagster wel heeft onderzocht, hoewel verweerder ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat het hem niet bekend was dat patiënte in het verleden een forse buikoperatie had gehad, en het daarvan ongetwijfeld aanwezige forse litteken hem niet is opgevallen bij het onderzoek.

6 5.4 Verweerder heeft ter zitting - desgevraagd - verklaard dat hij niet wist dat patiënte buikpijn en bloedverlies bij de diarree had, maar dat hij als hij dat had geweten nader onderzoek had gedaan en een ander beleid zou hebben ingezet. Verweerder is er van uit gegaan dat hij er op mocht vertrouwen dat eventuele bijzonderheden als buikpijn en bloedverlies hem wel verteld zouden worden. Van bloedverlies zou hij niet op de hoogte zijn gesteld. Verweerder heeft er ook niet naar gevraagd. Verweerder had zelf verder moeten doorvragen zodat ook de buikpijn en het bloedverlies ter sprake zouden zijn gekomen. Hij had zijn anamnese dan ook verder dienen te verbreden. Imodium had verweerder zonder ander onderzoek niet mogen voorschrijven nu dat middel niet in alle gevallen van diarree aangewezen is en derhalve eerst de oorzaak van de diarree duidelijk, althans aannemelijk dient te zijn voordat dit middel kan worden voorgeschreven. Voorts was verdergaande oplettendheid geboden omdat patiënte in het verleden een ingrijpende buikoperatie had gehad waarbij een deel van de dikke darm (sigmoid resectie) was verwijderd. De klacht voor zover gericht tegen de zorgverlening door verweerder zal eveneens gegrond worden verklaard. 5.5 Het College zal de klachten gegrond verklaren en verweerder een maatregel opleggen. Het College acht de maatregel van een waarschuwing passend. 6. DE BESLISSING Het College: waarschuwt verweerder! Aldus gedaan in raadkamer door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mr. W.J.B. Cornelissen lid-jurist, dr. P.H. Wiersma, G.W.A. Diehl en S. Tiemersma, leden - geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Rijkers - van den Akker, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2008 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

7 voorzitter secretaris Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.