ECLI:NL:RBAMS:2003:AO1016

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2008:BD6677

ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5287

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBOVE:2016:5187

ECLI:NL:RBOBR:2014:5141

ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ9968

ECLI:NL:RBOBR:2016:6592

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ8371

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:RBDHA:2017:1714

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BV9367

ECLI:NL:RBHAA:2012:BV3600

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBARN:2012:BX7606

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:RBALK:2010:BO8357

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1187

ECLI:NL:RBUTR:2008:BE8713

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:RBBRE:2005:AU8189

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHARL:2016:7862

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHAMS:2015:3559 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA0056

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHSHE:2011:BP2613

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:RBUTR:2011:BU3628

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN5166

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:RBOBR:2017:2031

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBROE:2007:BA3616

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:RBZUT:2010:BM1472

ECLI:NL:RBDOR:2011:BU9099

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU5850

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBUTR:2008:BD7407

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:RBGRO:2009:BK5206

ECLI:NL:RBGEL:2015:3567

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:GHARN:2007:208

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 10 februari 2015.

ECLI:NL:RBHAA:2011:BU4938

ECLI:NL:RBROT:2015:4814

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:RBMNE:2017:553

Verkort vonnis van de rechtbank 's-hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

ECLI:NL:GHSHE:2009:BI3091

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:RBMNE:2016:2617

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2014:8591

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:RBAMS:2002:AE3434

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

Transcriptie:

ECLI:NL:RBAMS:2003:AO1016 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-12-2003 Datum publicatie 24-12-2003 Zaaknummer 13/118080-02 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste aanleg - meervoudig De rechtbank heeft de politieagent die op 5 april 2002 een burgerauto heeft gevorderd om assistentie te kunnen verlenen bij het Leo Polakhuis waar brand was, maar onderweg een voetganger heeft geschept op het zebrapad bij het metrostation Jan van Galenstraat veroordeeld tot een geldboete van 750 euro en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegheid van 6 maanden. Verdachte heeft naar het oordeel zich aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen door te hard, met een burgerauto, op een voetgangersoversteekplaats af te rijden en geen rekening te houden met een zich daarop bevindende voetganger. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: [nummer] Datum uitspraak: 24 december 2003 op tegenspraak VERKORT VONNIS van de rechtbank Amsterdam, achtste meervoudige kamer E, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvende op het

[adres] te [woonplaats]. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 december 2003. 1. Telastelegging Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Verzoek om aanhouding voor nader onderzoek De raadsman heeft bij pleidooi gevraagd om het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) aan de hand van de gegevens te laten berekenen wat de snelheid van verdachte was ten tijde van de aanrijding. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. In het dossier bevindt zich een notitie van de parketsecretaris waaruit blijkt dat deze contact opgenomen heeft met [medewerker] van het NFI. De parketsecretaris heeft [medewerker] gevraagd of een snelheidsberekening mogelijk was op grond van de gegevens uit het dossier (het slachtoffer is aangetroffen op een afstand van drie meter van de voetgangersoversteekplaats; het voertuig is aangetroffen bij een blauw bord op een afstand van 26 meter na de voetgangersoversteekplaats; het slachtoffer heeft het geluid van piepende banden en remmen gehoord en verdachte heeft voor de aanrijding niet geremd). [medewerker] komt, zo blijkt uit de notitie, tot de conclusie dat op grond van deze gegevens het niet mogelijk is te komen tot een snelheidsberekening kort voor de aanrijding omdat de afstand van 3 meter tot de voetgangersoversteekplaats waarop het slachtoffer is aangetroffen er op wijst dat het geen volle klap is geweest en niet bekend is op welk moment na de botsing verdachte heeft geremd. Ter terechtzitting zijn geen andere gegevens omtrent de aanrijding bekend geworden die gebruikt zouden kunnen worden bij een snelheidsberekening die nog niet bekend waren. Nu op voorhand reeds duidelijk is dat er onvoldoende gegevens zijn om tot een snelheidsberekening te kunnen komen op grond van de gegevens zoals in het dossier voorhanden, wijst de rechtbank het verzoek af. 3. Voorvragen 4. Waardering van het bewijs De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 05 april 2002 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, en wel als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Jan van Galenstraat, zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten breuken in beide onderbenen en schade aan de weke delen (huid/spieren) rondom de breuken werd toegebracht; bestaande dat gedrag hieruit: hij, verdachte, heeft op 5 april 2002 te Amsterdam, toen hij als surveillant in dienst van de politie Amsterdam-Amstelland ten dienste van de uitoefening van zijn taak om assistentie te verlenen bij een uitslaande brand in het Leo Polakhuis (bejaardentehuis), een (burger)auto, een Volkswagen Golf, had gevorderd, als bestuurder van die auto, daarmede met hoge snelheid, gereden over de linker rijstrook van de Jan van Galenstraat, komende uit de richting van Rijksweg A-10 en gaande in de richting van de Burgemeester Roëllstraat;

ter hoogte van het aan die door hem bereden weg gelegen metrostation, was een voetgangersoversteekplaats aangebracht; bij nadering van die voetgangersoversteekplaats had hij, verdachte, voor hem aan de linkerzijde, ter hoogte van die voetgangersoversteekplaats een persoon, [slachtoffer] voornoemd, waargenomen; hij, verdachte, is toen met die door hem bestuurde (burger)auto zonder tijdig en/of voldoende snelheid te verminderen die voetgangersoversteekplaats opgereden en is vervolgens zonder tijdig en/of voldoende uit te wijken of te kunnen uitwijken voor die [slachtoffer], die zich op die voetgangersoversteekplaats bevond, tegen die [slachtoffer] aangereden, waardoor aan die [slachtoffer] voormeld letsel werd toegebracht. Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. 5. Het bewijs De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 6. De strafbaarheid van het feit Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 7. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 8. Motivering van de straffen De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straffen in het bijzonder het volgende laten meewegen. Op 5 april 2002 was er brand in het bejaardentehuis, Leo Polakhuis. Verdachte had die dag surveillancedienst en heeft, nadat hij te horen had gekregen dat het om een uitslaande brand ging en er meer collega's ter plaatse moesten komen, van een burger een personenauto gevorderd om zich zo snel mogelijk naar het bejaardentehuis te kunnen begeven teneinde aldaar assistentie te kunnen verlenen. Verdachte heeft zich vervolgens met hoge snelheid door het verkeer begeven. Op een gegeven moment is hij achter een politieauto gaan rijden die optische en geluidssignalen voerde en kennelijk ook op weg was naar de brand. Als feit van algemene bekendheid geldt dat politieauto's die op weg zijn naar een calamiteit en daarbij gebruik maken van optische en geluidssignalen, daar waar mogelijk, en de Jan van Galenstraat biedt op dat punt die mogelijkheid, hoge snelheden halen. Verdachte is met die hoge snelheid, over de Jan van Galenstraat richting het aldaar gesitueerde metrostation gereden. Aldaar ligt een voetgangersoversteekplaats. Toen verdachte deze oversteekplaats met hoge snelheid naderde, heeft hij zijn snelheid niet teruggebracht maar is onverminderd hard blijven doorrijden. Ook toen hij zag dat er iemand zich bevond op die oversteekplaats. Verdachte had er rekening mee moeten houden dat aan de auto waarin hij reed voor andere verkeersdeelnemers niet was af te zien dat deze op weg was naar een brand en had daar zijn

rijgedrag op moeten afstemmen. Hij had er tevens in het algemeen rekening mee moeten houden dat er aldaar voetgangers, zwakkere verkeersdeelnemers, de weg zouden kunnen (gaan) oversteken. Nu verdachte daar iemand heeft zien staan, had hij helemaal alert moeten zijn en had hij moeten anticiperen op de mogelijkheid dat de voetganger zou oversteken. Verdachte heeft zich echter aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen door dat niet te doen en met onverminderde snelheid, die volgens een getuigenverklaring ruim boven de toegestane maximum 50 km/uur lag, te blijven doorrijden. Aldus heeft verdachte niet meer adequaat kunnen reageren op de voetganger die zich op de oversteekplaats bevond en is tegen deze voetganger aangereden. Verdachte heeft gemeend een auto te moeten vorderen en zich niet aan de bepalingen van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 te hoeven houden nu dat voor de uitvoering van zijn taak noodzakelijk was. Wat daar ook van zij, verdachte heeft het voorschrift dat hij bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden gehouden is de veiligheid van het verkeer zoveel mogelijk te waarborgen duidelijk niet nageleefd. Door verdachtes onvoorzichtigheid heeft iemand zwaar lichamelijk letsel opgelopen en naar de ervaring leert daarvan veel pijn en hinder ondervonden. Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte op weg was naar een brand in een bejaardencentrum om daar assistentie te kunnen verlenen. Hij heeft na het ongeval contact gezocht met het slachtoffer en zijn medeleven betoond. Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 28 oktober 2003 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld. Alles overwegende ziet de rechtbank aanleiding verdachte te veroordelen tot een geldboete, welke verdachte in termijnen mag betalen en hem daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen doch daarbij te bepalen dat die ontzegging niet ten uitvoer gelegd zal worden en daaraan een proeftijd van na te noemen duur verbinden. 9. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf en bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 10. Beslissing Verklaart bewezen dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het primair bewezenverklaarde levert op: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart [verdachte], daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 15 (vijftien) dagen. Bepaalt dat de geldboete in 10 (tien) maandelijkse termijnen van elk 75,00 (vijfenzeventig euro) mag worden voldaan.

Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 6 (zes) maanden. Beveelt dat deze bijkomende straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Weverink-Berkhout, voorzitter, mrs. S.G. Ellerbroek en A.C. Loman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2003.