ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Vergelijkbare documenten
Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 10 februari 2015.

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2264

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:GHAMS:2015:3559 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5211

ECLI:NL:GHARN:2007:208

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:GHAMS:2017:2691 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2017:3023 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:GHDHA:2014:1798

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHAMS:2016:2147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5287

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:GHAMS:2017:2695 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 21 januari 2016.

ECLI:NL:GHSHE:2017:1325

ECLI:NL:GHAMS:2013:3425 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2157

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBARN:2006:AZ5368

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:GHARL:2017:6481

ECLI:NL:GHSGR:2012:BW0948

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2970

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 mei 2016 en 8 juni 2017.

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

ECLI:NL:RBROT:2010:BO3383

ECLI:NL:RBUTR:2008:BD7407

Transcriptie:

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-03-2016 Datum publicatie 19-04-2016 Zaaknummer 23-002670-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger beroep verbalisanten hebben gehandeld in rechtmatige uitoefening van hun bediening; beroep op overmacht verworpen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak parketnummer: 23-002670-15 datum uitspraak: 3 maart 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-659200-14 tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972, adres: [adres]. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: 1: zij op of omstreeks 12 april 2014 te Amsterdam opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] (respectievelijk brigadier en/of hoofdagent en/of aspirant van politie Eeenheid Amsterdam), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar/hun bediening, die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "nsb's" en/of "kankerlijers" en/of "sperma slikkers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking; 2: zij op of omstreeks 12 april 2014 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (brigadier van Politie Eeenheid Amsterdam), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, (met kracht) een of meermalen tegen het (linker) (scheen)been heeft geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad. Vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank. Gevoerd verweer De raadsvrouw van de verdachte heeft primair aangevoerd dat de ambtenaren zoals bedoeld in het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet hebben gehandeld in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, zodat de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Allereerst stelt het hof vast dat de omstandigheid dat het strafbare feit is gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediending slechts een strafverzwarende omstandigheid is, en niet afdoet aan de bewezenverklaring van de belediging of de mishandeling.

Het hof verwerpt derhalve het verweer. Uit het proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 4 e.v.) blijkt dat de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] zich naar de opgegeven locatie, café [bedrijfsnaam] te Amsterdam, hebben begeven, alwaar een vrouw het café niet wilde verlaten. Tijdens het aanrijden kregen zij via de mobilofoon te horen dat de portiers aan het vechten waren met de vrouw. Ter plaatse zagen zij een vrouw op de grond liggen die door drie mannen in bedwang werd gehouden. Zij hoorden de mannen zeggen dat de vrouw erg agressief was en dat zij hen probeerde te bijten en aan het spugen was. Op grond van deze omstandigheden is het hof van oordeel dat ten tijde van de aanhouding sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit, zodat de verbalisanten haar rechtmatig hebben aangehouden. De strafbare feiten zijn vervolgens gepleegd jegens deze verbalisanten. De strafverzwarende omstandigheid kan dan ook bewezen worden verklaard. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1: zij op 12 april 2014 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [verbalisant 1], brigadier van Politie Eenheid Amsterdam, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, met kracht meermalen tegen het linker scheenbeen heeft geschopt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; 2: zij op 12 april 2014 te Amsterdam opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 3], respectievelijk brigadier en aspirant van politie Eenheid Amsterdam, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, die [verbalisant 1] en [verbalisant 3] in hun tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "NSB ers" en "kankerlijers" en "sperma slikkers". Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde subsidiair een overmachtsverweer gevoerd en daarbij ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte zich moest verdedigen tegen de agent die haar boeien strakker heeft gedaan, hetgeen pijn bij haar veroorzaakte. Het hof overweegt het volgende. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat de verdachte heeft gehandeld onder een van buiten komende drang (hetzij van fysieke aard, hetzij van psychische aard) waartegen weerstand redelijkerwijs niet kon en ook niet behoefde te worden gevergd. Het hof acht de stelling dat van een dergelijke fysieke drang sprake was onvoldoende feitelijk onderbouwd. Daarnaast is het hof van oordeel dat zij de situatie zelf over zich heeft afgeroepen door zich tijdens de aanhouding te verzetten. Het beroep op overmacht wordt derhalve verworpen. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het onder 1 bewezen verklaarde levert op: mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Het onder 2 bewezen verklaarde levert op: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is. Oplegging van straf De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en

2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van 150,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat het overige deel niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich tijdens haar aanhouding schuldig gemaakt mishandeling en belediging van politieambtenaren. Door zich op die wijze te gedragen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de betrokken politieambtenaren. Het uitschelden van politieambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening is voor hen niet alleen kwetsend, ook maakt het in het algemeen inbreuk op het gezag van de politie. Dergelijk gedrag jegens ambtenaren tijdens het uitvoeren van hun werkzaamheden getuigt van een kwalijk gebrek aan respect voor deze gezagsdragers. Het hof rekent dat de verdachte in het bijzonder aan. Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 februari 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt 250,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit de vordering van de

benadeelde partij af te wijzen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat psychische ziektekosten alleen voor vergoeding in aanmerking kunnen komen als er sprake is van een erkend ziektebeeld. Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij is tegen haar been geschopt. Zij heeft daardoor pijn bekomen en letsel ondervonden. Als gevolg daarvan heeft zij zich 1 dag arbeidsongeschikt gemeld. En heeft zij niet alleen voor wat betreft het werk maar ook privé last van gehad. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is het hof van oordeel dat in het Burgerlijk Wetboek - artikel 6:106 BW - geen basis kan worden gevonden voor toewijzing van de door deze benadeelde partij gestelde immateriële schade. Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte immateriële schade heeft geleden. De verdachte is dan ook niet tot vergoeding van de schade is gehouden, zodat deze schade dient te worden afgewezen bij gebreke van voldoende nadere concretisering en onderbouwing daarvan. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 266, 267, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis. Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 1 (één) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] Wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] tot schadevergoeding af. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.A.M. de Wit, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 maart 2016. mr. M.W. Groenendijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. =========================================================================