ECLI:NL:RBAMS:2017:380

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733

ECLI:NL:RBAMS:2017:394

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:RBNHO:2017:2863

ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBOVE:2016:1117

onder parketnummer 01/ dat: hij in of omstreeks de periode van 12 december 2005 tot en met 19 december 2005 te Helmond, in elk geval in Neder

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:OGEAA:2015:384

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:RBALM:2010:BM0983

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

ECLI:NL:RBMNE:2014:3315

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

1. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2013.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9850

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:RBOBR:2015:3466

ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835

ECLI:NL:RBSHE:2008:BG5264

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBOBR:2015:6365

ECLI:NL:RBGEL:2016:5380

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

vonnis van de meervoudige strafkamer van 13 februari 2013

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

Uitspraak RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT. Strafrecht. Zittingsplaats: Breda. parketnummer:

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:RBAMS:2015:190

ECLI:NL:RBHAA:2011:BU4938


ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:RBALK:2003:AF9638

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ2981

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBROT:2015:2387

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ0462

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369

ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372

ECLI:NL:RBZUT:2010:BM8951

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

ECLI:NL:RBUTR:2010:BL4830

ECLI:NL:GHDHA:2014:3838

Transcriptie:

ECLI:NL:RBAMS:2017:380 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 25-01-2017 Datum publicatie 27-01-2017 Zaaknummer 13/702843-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste aanleg - meervoudig Op tegenspraak Vrijspraak inbreuk op auteursrecht CBR en IBKI en diefstal examenvragen. Medeplegen en medeplichtigheid van het ten laste gelegde is niet vastgesteld, nu verdachte als vennoot beperkte zeggenschap en wetenschap had over hetgeen zich in de vennootschap onder firma afspeelde, niet voldaan aan Slavenburgcriterium. Eveneens vrijspraak voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie en witwassen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM VONNIS Parketnummer: 13/702843-14 Datum uitspraak: 25 januari 2017 Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991, ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [GBA-adres].

1 Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2017. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. de Groot en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. A.A. Bloemberg naar voren hebben gebracht. 2 Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegde dat: 1. zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 03 april 2013 tot en met 22 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van het CBR (Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen),immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) opzettelijk - tijdens een of meerdere theorie-examen(s) van voornoemd CBR (met behulp van een spybril) een of meerdere opname(s) gemaakt van een of meerdere examenvra(a)g(en) en/of - een of meerdere van voornoemde opname(s) van die examenvra(a)g(en) (vervolgens) gebruikt voor de theorieles(sen) en/of openbaar gemaakt tijdens die theorielessen van de rijschool van haar, verdachte, en/of haar mededader(s) en/of - voornoemde opname(s) van examenvra(a)g(en) ter verveelvoudiging en/of verspreiding voorhanden gehad en/of gehouden en/of uit winstbejag bewaard, terwijl zij, verdachte, en of haar mededader(s) van het plegen van voornoemd misdrijf haar/hun beroep heeft/hebben gemaakt en/of bovengenoemd misdrijf als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend; subsidiair [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 03 april 2013 tot en met 22 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans voor zich, (telkens) opzettelijk inbreuk heeft/hebben gemaakt op het auteursrecht van het CBR (Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen), immers heeft/hebben [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn /hun mededader(s) opzettelijk - tijdens een of meerdere theorie-examen(s) van voornoemd CBR (met behulp van een spybril) een of meerdere opname(s) gemaakt van een of meerdere examenvra(a)g(en) en/of - een of meerdere van voornoemde opname(s) van die examenvra(a)g(en) (vervolgens) gebruikt voor de theorieles(sen) en/of openbaar gemaakt tijdens die theorielessen van de rijschool van [medeverdachte 1] en/f [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) en/of - voornoemde opname(s) van examenvra(a)g(en) ter verveelvoudiging en/of verspreiding voorhanden gehad en/of gehouden en/of uit winstbejag bewaard,

terwijl [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) van het plegen van voornoemd misdrijf zijn/hun beroep heeft/hebben gemaakt en/of bovengenoemd misdrijf als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 03 april 2013 tot en met 22 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door - actief vennoot te zijn van de rijschool van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], terwijl zij wetenschap had van voornoemde beroepsmatige inbreuk op het auteursrecht van het CBR door medevenno(o)t(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of - een actieve bijdrage te leveren aan een poging diefstal van examenvragen van het CBR op of omstreeks 9 oktober 2013; 2. zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 03 april 2013 tot en met 22 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere examenvra(a)g(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het CBR (Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s); subsidiair [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 03 april 2013 tot en met 22 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans voor zich, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een of meerdere examenvra(a)g(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het CBR (Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s), tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 03 april 2013 tot en met 22 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door - actief vennoot te zijn van de rijschool van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], terwijl zij wetenschap had van voornoemde diefstallen door medevenno(o)t(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], alsmede van de daarmee samenhangende en in feit 1 genoemde beroepsmatige inbreuk op het auteursrecht van het CBR en/of - een actieve bijdrage te leveren aan een poging diefstal van examenvragen van het CBR op of omstreeks 9 oktober 2013; 3. zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 maart 2013 tot en met 22 september 2014 te Amsterdam en/of Zwolle en/of Zaandam en/of Best en/of Nieuwegein, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van het IBKI, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) opzettelijk

- tijdens een of meerdere theorie-examen(s) van voornoemd IBKI (met behulp van een spybril) een of meerdere opname(s) gemaakt van een of meerdere examenvra(a)g(en) en/of - een of meerdere van voornoemde opname(s) van die examenvra(a)g(en) (vervolgens) gebruikt voor de theorieles(sen) van de rijschool van haar, verdachte, en/of haar mededader(s) en/of - voornoemde opname(s) van examenvra(a)g(en) ter verveelvoudiging en/of verspreiding voorhanden gehad en/of gehouden en/of uit winstbejag bewaard, terwijl zij, verdachte, en of haar mededader(s) van het plegen van voornoemd misdrijf haar/hun beroep heeft/hebben gemaakt en/of bovengenoemd misdrijf als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend; 4. zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 maart 2013 tot en met 22 september 2014 te Amsterdam en/of Zwolle en/of Zaandam en/of Best en/of Nieuwegein, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere examenvra(a)g(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het IBKI, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s); 5. zij op of omstreeks 9 oktober 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer examenvra(a)g(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het CBR (Centraal bureau Rijvaardigheidsbewijzen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), tezamen met haar mededader(s), althans alleen, met een spybril naar een theorieexamen van het CBR is toegegaan en/of (vervolgens) heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) - die spybril opgezet en/of - deel genomen aan dat theorie-examen van het CBR en/of bij voornoemd theorie-examen een of meerdere opname(s) gemaakt van de examenvra(a)g(en); subsidiair [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [persoon] op of omstreeks 9 oktober 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [persoon] voorgenomen misdrijf om tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans voor zich, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer examenvra(a)g(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het CBR (Centraal bureau Rijvaardigheidsbewijzen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [persoon] en/of haar/zijn/hun mededader(s), met elkaar, althans voor zich, met een spybril naar een theorie-examen van het CBR is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) - die spybril heeft/hebben opgezet en/of - deel genomen heeft/hebben aan dat theorie-examen van het CBR en/of bij voornoemd theorieexamen een of meerdere opname(s) heeft/hebben gemaakt van de examenvra(a)g(en),

tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 09 oktober 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door - voornoemde [persoon] en/of [medeverdachte 1] te begeleiden voorafgaand aan de start van het theorie-examen bij het CBR en/of - ( daartoe) samen met [persoon] plaats te nemen aan een tafel in het CBR-gebouw voorafgaand aan het theorie-examen en/of - ( vervolgens) een gesprek te hebben met voornoemde [persoon] en/of daarbij onder meer te spreken over een bril, terwijl voornoemde [persoon] de spybril op heeft en/of - actief deel te nemen aan het gesprek met voornoemde [medeverdachte 1] en/of [persoon] dat gaat over het gebruik van de spybril en/of - ( daarbij) onder meer te zeggen dat voornoemde [persoon] het examenlokaal binnen moet gaan; 6. zij op op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 september 2014 tot en met 16 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 10.000 euro, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten, voornoemd geldbedrag was en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, voorhanden heeft gehad, terwijl zij verdachte en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf; 7. zij op of omstreeks 22 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (kaliber.22), en/of munitie van categorie III, te weten 10, in elk geval een of meer patro(o)n(en) (kaliber.22), voorhanden heeft gehad; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd. 3 Voorvragen De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Ten aanzien van het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde:

Ontvankelijkheid van de officier van justitie De raadsvrouw heeft betoogd dat de officier van justitie ten aanzien van het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat uit de Aanwijzing intellectuele-eigendomsfraude (hierna: de Aanwijzing) volgt dat bestrijding van inbreuken op intellectuele eigendomsrechten dient te geschieden via civielrechtelijk optreden van de belanghebbenden. Zowel het Centraal Bureau voor de Rijvaardigheid (hierna: het CBR) als het Innovam Branche Kwalificatie Instituut (hierna: het IBKI) hebben echter geen civielrechtelijke stappen ondernomen. Het strafrecht komt alleen in beeld als het algemeen belang in het geding is, hetgeen volgens de verdediging in de onderhavige zaak niet is gebleken. Nu het Openbaar Ministerie ondanks de Aanwijzing vervolging tegen verdachte heeft ingesteld zijn de beginselen van een behoorlijke procesorde geschonden, hetgeen dient te leiden tot nietontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt. Een zo vergaande sanctie als de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie kan slechts volgen indien sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Deze situatie is hier niet aan de orde. De Aanwijzing waar de raadsvrouw naar verwijst is recht in de zin van artikel 79 Wet op de rechterlijke organisatie. Uit de Aanwijzing volgt dat strafrechtelijke vervolging mogelijk is wanneer het algemeen belang in het geding komt. De rechtbank stelt vast dat het systeem van theorie-examinering voor het behalen van het rijbewijs en/of van een certificaat tot rijinstructeur, is ontworpen ten behoeve van de verkeersveiligheid op de openbare weg. Hiermee wordt een algemeen belang gediend. Nu de verdenking het beroepsmatig inbreuk maken op het auteursrecht van het CBR en IBKI betreft, is de rechtbank van oordeel dat het reeds beschreven algemeen belang van de verkeersveiligheid in het geding is. Beide instellingen dragen met de examinering van de theorie-onderdelen immers bij aan het waarborgen van de verkeersveiligheid. Daarbij is het niet van belang of al dan niet komt vast te staan dat het handelen van verdachte gevaar voor de verkeersveiligheid heeft opgeleverd. Er is dus geen sprake van schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. Daarom is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging. 4 Vrijspraak De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte het onder 3, 4 en 6 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken. De rechtbank acht anders dan de officier van justitie en met de raadsvrouw van verdachte het onder 1, 2, 5 en 7 ten laste gelegde evenmin wettig en overtuigend bewezen. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.

De rechtbank overweegt hiertoe het navolgende. Ten aanzien van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde: De officier van justitie acht de betrokkenheid van verdachte bij het onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen van inbreuk maken op het auteursrecht van het CBR en de onder feit 2 primair ten laste gelegde diefstal in vereniging van examenvragen van het CBR bewezen nu uit het dossier blijkt dat verdachte op de hoogte was van de gepleegde diefstal en de inbreuk op het auteursrecht. Immers werd op de website van de rijschool openlijk geadverteerd met de aanwezigheid van de CBRvragen en was verdachte actief betrokken bij de uitleg van de werking van de spybril voorafgaand aan de poging diefstal zoals onder feit 5 is ten laste gelegd. Verdachte was actief vennoot van een rijschool die zich stelselmatig en beroepsmatig bezig hield met het stelen van examenvragen om deze openlijk te gebruiken bij theoriecursussen. Verdachte deelde in de winst die daarmee werd behaald. De bewuste en nauwe samenwerking is daarmee vastgesteld. Indien de rechtbank tot een ander oordeel komt acht de officier van justitie ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste legde de medeplichtigheid bewezen. Verdachte heeft door actief vennoot te zijn en te blijven, expliciet dan wel impliciet bijgedragen, dan wel goedkeuring verleend aan de misdrijven en de strafbare feiten bevorderd en vergemakkelijkt. De verdediging stelt zich ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde op het standpunt dat er geen sprake is van een inbreuk op het auteursrecht van het CBR. Het enkele filmen levert nog geen inbreuk op van het auteursrecht, nu daarmee nog geen informatie is verspreid, verveelvoudigd of geopenbaard. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de informatie ten behoeve van zichzelf gebruikt teneinde een lesmethode te creëren. Met betrekking tot verdachte is er voorts geen bewijs voor betrokkenheid bij het onder 1 ten laste gelegde. Op grond van het dossier is immers geen materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht vast te stellen. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid, stelt de verdediging dat wetenschap omtrent de inbreuk op het auteursrecht niet alleen kan blijken uit het gegeven dat verdachte beperkt vennoot is. Voorts dient de medeplichtigheid meer dan de wetenschap te bevatten. De door de officier van justitie gestelde rol van verdachte bij de onder feit 5 ten laste gelegde poging tot diefstal op 9 oktober 2013 als daar al sprake van is levert geen medeplichtigheid op voor eventuele overige inbreuken op het auteursrecht in de periode van 3 april 2013 tot en met 22 september 2014. Ten aanzien van de onder feit 2 primair ten laste gelegde diefstal in vereniging van examenvragen bij het CBR, herhaalt de verdediging het standpunt ten aanzien van feit 1, inhoudende dat uit het dossier geen betrokkenheid van verdachte kan worden herleid. Dit geldt ook voor de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid, nu betrokkenheid van verdachte bij de onder feit 5 ten laste gelegde poging tot diefstal op 9 oktober 2013 als daar al sprake van is geen medeplichtigheid oplevert bij de voltooide diefstallen. Voorts merkt de verdediging op dat er indien de rechtbank tot een ander oordeel komt geen sprake is van diefstal nu het CBR nimmer de feitelijk heerschappij over het goed kwijt is geweest. Betrokkenheid verdachte De verdachte dient van het onder 1 en 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Uit de registers van de Kamer van Koophandel is gebleken dat de [verkeersschool] staat ingeschreven als vennootschap onder firma (vof). De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte als actief vennoot op de hoogte was van de inbreuk op het auteursrecht van het CBR alsmede de diefstal van de examenvragen bij het CBR. De rechtbank heeft voor haar oordeel aansluiting gezocht bij de bepalingen omtrent feitelijk leidinggeven. In de Slavenburg-arresten (HR 16 december 1987, NJ 1987,

321/322) heeft de Hoge Raad een ondergrens voor feitelijk leidinggeven vastgesteld. Van feitelijk leidinggeven aan verboden gedragingen kan onder omstandigheden sprake zijn indien de functionaris hoewel daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden maatregelen ter voorkoming van deze gedragingen achterwege laat en bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zullen voordoen. In deze situatie wordt de functionaris geacht de verboden gedraging opzettelijk te bevorderen. De rechtbank stelt vast dat er binnen de vof van [verkeersschool] sprake is van één volledig bevoegde vennoot, te weten medeverdachte [medeverdachte 1], en twee beperkte vennoten, te weten verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. De constructie van de vof houdt in dat de vennoten extern gelijk zijn, maar dit laat onverlet dat de machtsverdeling intern kan verschillen. De invloed en macht tussen de vennoten is immers onderdeel van een vrije overeenkomst tussen de vennoten. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de verklaringen in het dossier maakt de rechtbank op dat de beslissingsmacht ten aanzien van [verkeersschool] bij medeverdachte [medeverdachte 1] lag. Voldoende aannemelijk is geworden dat de verhoudingen binnen de vennootschap zodanig waren, dat verdachte buiten de besluitvorming werd gelaten. Zij deed niet meer dan het geven van rijlessen. Gelet op haar geringe rol binnen de vennootschap, was zij niet in de positie die haar volgens het hiervoor vermelde criterium van de Slavenburg-arresten tot ingrijpen had moeten brengen. Dat leidt ertoe dat haar noch het medeplegen noch de medeplichtigheid aan de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde examenfraude mag worden verweten. De rechtbank merkt voorts op dat in de tenlastelegging niet is opgenomen dat verdachte als vennoot heeft nagelaten in te grijpen in de verboden gedragingen van de vennootschap onder firma. Ten aanzien van het onder feit 5 ten laste gelegde: De betrokkenheid van verdachte bij de onder feit 5 ten laste gelegde poging tot diefstal van examenvragen van het CBR op 9 oktober 2013 volgt volgens de officier van justitie uit het aangetroffen filmpje op de spybril waarin verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] uitleg geeft over de werking van de spybril. Op grond van de uitgekeken beelden acht de officier van justitie een bewuste en nauwe samenwerking aanwezig. Indien de rechtbank tot een ander oordeel komt acht de officier van justitie de medeplichtigheid bewezen. Ten aanzien van het onder feit 5 ten laste gelegde herhaalt de verdediging dat er bij het maken van opnamen nog geen sprake is van diefstal, nu het CBR nimmer de feitelijk heerschappij over het goed kwijt is geweest. Op grond hiervan is er ook geen sprake van een poging tot diefstal en dient verdachte te worden vrijgesproken. Betrokkenheid verdachte Met de officier van justitie heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte zichtbaar is op de beelden die op de SD-kaart van de spybril zijn aangetroffen. De verdachte heeft dit ter terechtzitting ook niet ontkend. Op de uitgekeken beelden zijn eveneens medeverdachte [medeverdachte 1] en een leerling van [verkeersschool], mevrouw [persoon], te zien. Uit in het dossier aanwezige informatie van het CBR volgt dat mevrouw [persoon] op verschillende momenten theorie-examens heeft afgelegd bij het CBR, waaronder op 8 en 9 oktober 2013. De reservering voor deze twee genoemde data is verlopen via [verkeersschool]. Op 9 oktober 2013 is mevrouw [persoon] door een CBR medewerker uit het theorie-examen gehaald nadat zij op heterdaad was betrapt bij het gebruiken van de spybril. Onderzoek naar de spybril heeft uitgewezen dat de beelden op de SD-kaart als laatst zijn geopend op 8 oktober 2013. De onderzoeker heeft niet kunnen vaststellen of de op de spybril aangeduide datum overeenkomt met de werkelijke datum. In de bijlage bij dit proces-verbaal zijn de stills van de beelden gevoegd en in een apart proces-verbaal van bevindingen zijn de beelden beschreven. Uit het laatste genoemde proces-verbaal volgt dat ook de beelden niet zijn voorzien van een datum en/of tijdsaanduiding. Op de beelden is wel het genoemde gesprek tussen [medeverdachte 1], [persoon] en verdachte te zien. Nu onvoldoende is vastgesteld wat de exacte data van de opgenomen beelden

is geweest, kan de rechtbank niet vaststellen of verdachte op 9 oktober 2013 betrokken is geweest bij een poging tot diefstal van examenvragen bij het CBR. Indien zoals uit de gegevens van de spybril blijkt het bestand voor het laatste is geopend op 8 oktober 2013, is het mogelijk dat het opgenomen gesprek tussen verdachte en [persoon] op deze datum is gemaakt. Uit de gegevens van het CBR blijkt immers dat [persoon] ook op die dag bij het CBR aanwezig was voor een theorieexamen. Nu [persoon] op 8 oktober 2013 niet is betrapt, heeft er op 8 oktober 2013 mogelijk een voltooid delict plaatsgevonden. De hiermee gerezen twijfel omtrent de datum van de gemaakte beelden op de spybril staat daarmee een bewezenverklaring van (medeplichtigheid aan) een poging tot diefstal in vereniging op of omstreeks 9 oktober 2013 in de weg. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder feit 5 primair en subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder feit 7 ten laste gelegde. De officier van justitie acht het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in vereniging wettig en overtuigend bewezen. Op grond van de verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat verdachte verantwoordelijk was voor het wassen van de kleding en het terugplaatsen van de kleding in de kledingkast waarin het wapen is aangetroffen, is het ongeloofwaardig dat verdachte geen wetenschap heeft gehad van het vuurwapen. De raadsvrouw verzoekt verdachte vrij te spreken voor het onder feit 7 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Verdachte had geen wetenschap omtrent het vuurwapen en haar verklaring ter terechtzitting maakt dit niet anders. Voorts zijn er geen forensische sporen op het wapen aangetroffen die te herleiden zijn naar verdachte. Wetenschap omtrent vuurwapen en munitie De rechtbank stelt vast dat het wapen en de bijhorende munitie zijn aangetroffen in de mede door verdachte bewoonde woning aan het [GBA-adres] in Amsterdam. Het wapen en de munitie zijn aangetroffen in een kledingkast op de slaapkamer. De rechtbank is van oordeel dat de ter terechtzitting gegeven verklaring van verdachte, inhoudende dat verdachte verantwoordelijk was voor het wassen van de kleding en het terugplaatsen van de kleding in de kledingkast, onvoldoende is om de wetenschap van verdachte ten aanzien van het vuurwapen en de munitie vast te stellen. Verdachte heeft ter terechtzitting immers ook verklaard dat het een hoge kledingkast betreft en zij ook bij het terugplaatsen van de kleding van medeverdachte [medeverdachte 1] geen zicht had op de plank waar het wapen en de munitie zijn aangetroffen. In het dossier, in het bijzonder het procesverbaal van doorzoeking ter inbeslagname, is geen specifieke informatie te vinden waaruit kan worden afgeleid of het wapen dat lag op een gereedschapskist op de tweede plank van boven, ook direct zichtbaar was voor een persoon met de lengte van verdachte bij het openen en bekijken van de inhoud van de kledingkast. Onderzoek naar het wapen heeft geen forensische sporen van verdachte op het wapen naar voren gebracht. Onder deze omstandigheden moet verdachte van het onder feit 7 ten laste gelegde worden vrijgesproken. 5 Beslissing De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart het ten onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 3, 4, 5 primair, 5 subsidiair, 6 en 7 laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. F. Wieland, voorzitter, mrs. D.J. Cohen Tervaert en B.M. van Heemst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Lier, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2017.