ECLI:NL:RBOBR:2016:4076

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ2894

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOBR:2015:6365

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ9968

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

Verkort vonnis van de rechtbank 's-hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBOBR:2015:3466

ECLI:NL:RBOBR:2016:62

ECLI:NL:RBSHE:2010:BL6745

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:OGEAA:2017:430

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6694

ECLI:NL:RBMAA:2011:BT7627

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:RBOBR:2014:1214

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

1. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2013.

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBNHO:2017:2863

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

onder parketnummer 01/ dat: hij in of omstreeks de periode van 12 december 2005 tot en met 19 december 2005 te Helmond, in elk geval in Neder

redelijk vermoeden van schuld uitdrukkelijk onderbouwd verweer met conclusie

ECLI:NL:RBGEL:2016:5380

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9598

ECLI:NL:RBHAA:2006:AX9578

ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ7318

ECLI:NL:RBZUT:2008:BD0696

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:RBOBR:2016:6592

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

vonnis van de meervoudige strafkamer van 13 februari 2013

ECLI:NL:RBHAA:2011:BU4938

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

ECLI:NL:RBROT:2017:6214

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM3897

Transcriptie:

ECLI:NL:RBOBR:2016:4076 Instantie Datum uitspraak 01-08-2016 Datum publicatie 01-08-2016 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/993245-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste aanleg - meervoudig De rechtbank legt een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek voorarrest op voor het vervoeren van een aanmerkelijke hoeveelheid amfetamine en/of MDMA en het voorhanden hebben van een aanmerkelijke hoeveelheid MDMA, 7 zegels LSD en een hoeveelheid hennep/hasjiesj. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak vonnis RECHTBANK OOST-BRABANT Strafrecht Parketnummer: 01/993245-16 Datum uitspraak: 01 augustus 2016 Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] ( [land] op [geboortedatum] 1963, wonende te [adresgegevens], thans preventief gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B). Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2016.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 juni 2016. Nadat de tenlastelegging op 18 juli 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 2 juni 2015 te Best en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA (14.000 tabletten), althans een hoeveelheid van een stof genoemd op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of een (grote) hoeveelheid van een materiaal, bevattende hennep en/of hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het 5e lid van artikel 3a van die wet; art. 3 ahf/ond B/C Opiumwet, art 11 lid 2 Opiumwet; 2. hij op of omstreeks 04 april 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad - (een totaal van) ongeveer 756,4 gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal (poeder en/of brokken en/of korrels) bevattende MDMA en/of - (een totaal van) ongeveer 110 gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en), aan pillen en/of tabletten bevattende MDMA en/of - een totaal van 8.201, in elk geval een hoeveelheid, aan zegels/papertrips bevattende LSD, zijnde MDMA en/of LSD (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 3. hij op of omstreeks 04 april 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 133,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. Bewijs Inleiding. De vraag moet worden beantwoord of verdachte op 2 juni 2015 te Best opzettelijk amfetamine en/of MDMA en/of hennep/hasjiesj heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig gehad. Daarnaast dient de vraag te worden beantwoord of verdachte op 4 april 2016 in zijn woning te [gemeente 1] de onder 2 en 3 ten laste gelegde drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 acht de officier van justitie bewezen dat verdachte op 2 juni 2015 een hoeveelheid MDMA en amfetamine ( snelle ) heeft afgenomen en heeft vervoerd. Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie het opzettelijk aanwezig hebben van in totaal 649,1 gram poeder en/of brokken en/of korrels bevattende MDMA, ongeveer 110 gram pillen bevattende MDMA en 7 zegels LSD bewezen. Ten aanzien van feit 3 vindt de officier van justitie het opzettelijk aanwezig hebben van in totaal 131,5 gram hennep/hasjiesj bewezen. Het standpunt van de verdediging. De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit van het vervoeren en voorhanden hebben van de harddrugs wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 2 juni 2015 in de loods aan [adres 1] is geweest, waarbij hij geld heeft meegenomen om hennep/marihuana daar op te halen om deze vervolgens weer ergens af te leveren. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet met overtuiging kan worden gezegd dat verdachte wist dat de ten laste gelegde harddrugs in de woning waren. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw zich, afwijkend van de pleitnota, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het oordeel van de rechtbank. De bewijsmiddelen Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A (pag. 11 tot en met 16) bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot de feiten waarop deze in het bijzonder betrekking hebben. Nadere bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling. Ten aanzien van feit 1. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 2 juni 2015 in de loods aan de [adres 1] is geweest om daar iets op te halen. Hij heeft daar die dag geld afgegeven en een tas met inhoud meegekregen en deze tas naar een andere locatie gebracht. Hij heeft voorts verklaard dat er in de loods gezegd kan zijn: Dit is 50.000 en dat dat betrekking kon hebben op geld, alsmede dat er in de loods over roze of blauwe pillen kan zijn gesproken. Verdachte heeft vaker drugs in de loods te Best opgehaald, waarbij het misschien een of twee keer om MDMA of speed is gegaan. Verdachte ontkent dat het op 2 juni 2015 om speed en/of MDMA ging, maar zegt dat hij denkt in de tas hennep/hasjiesj te hebben meegenomen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij hennep/hasjiesj heeft opgehaald niet wordt ondersteund door de inhoud van het dossier. Dat het gaat om hasjiesj wordt met name weersproken door de inhoud van de OVC-gesprekken op 1 juni 2015, waarbij duidelijk en onmiskenbaar wordt gesproken over Snelle en pillen en het OVC-gesprek tussen verdachte en een persoon in de loods te [gemeente 2] op 2 juni 2015 omstreeks 16.09 uur, waarbij tegen verdachte wordt gezegd: Neem deze maar mee. Dat is M. Snelle, ( ) tabletjes. Waarop verdachte vraagt: Dit is M? Waarop door een persoon wordt gezegd: nee die ja dat is MDMA. Verdachte zegt: is goed, die roze. De andere persoon zegt: nee die blauwe. 2000. De afgelopen keer van deze dingen. Verdachte zegt: 65 centen. Waarop de persoon zegt: is 5000 is 57.605. Verdachte zegt: dit is 50.000. Vervolgens wordt op videobeelden gezien dat die dag om 16.13.24 uur verdachte het pand aan de [adres 1] verlaat met een sporttas. In voornoemde gesprekken wordt duidelijk gesproken over M, MDMA of Snelle. Uit het dossier is gebleken dat met Snelle amfetamine of speed wordt bedoeld en met M MDMA. In de woning van verdachte is op 4 april 2016 MDMA aangetroffen. Hierna zal, ten aanzien van feit 2, worden overwogen dat de rechtbank deze aangetroffen harddrugs aan verdachte toerekent. Het aantreffen van deze drugs is voor de rechtbank een aanwijzing te meer dat verdachte zich niet verre houdt van deze drugs. Daarbij komt dat verdachte bij de politie met betrekking tot het bezoek aan de loods in [gemeente 2] zich in eerste instantie heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte op 7 april 2016 verklaard dat hij in [gemeente 2] is geweest om zijn auto te keuren, maar niet bij de [bedrijf] is geweest, zijnde het bedrijf in de hiervoor genoemde loods te Best. Eerst op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de loods aan de [adres 1] is geweest, maar daar geen (in eerste instantie, vóór de wijziging tenlastelegging, uitsluitend ten laste gelegde) MDMA en/of amfetamine heeft opgehaald, maar hasjiesj. Kennelijk heeft verdachte zijn verklaring bijgesteld om de waarheid te bemantelen.

Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat het niet waarschijnlijk is dat een hoeveelheid hennep en/of hasjiesj voor een (inkoop-)bedrag van 50.000,--, zijnde het bedrag dat tijdens het OVCgesprek kort voor de overdracht wordt genoemd, in de door verdachte gebruikte sporttas past. De rechtbank vindt, gelet op het hiervoor overwogene, de verklaring van verdachte dat hij op 2 juni 2015 hasjiesj/hennep heeft opgehaald volstrekt ongeloofwaardig en stelt de verklaring van verdachte op dat punt terzijde. De rechtbank acht, gelet op de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 2 juni 2015 in de loods in [gemeente 2] een hoeveelheid amfetamine en/of een hoeveelheid MDMA heeft opgehaald en deze amfetamine en/of MDMA vervolgens heeft vervoerd. Ten aanzien van feit 2. Op 4 april 2016 zijn in de woning van verdachte te [gemeente 1] in de woonkamer en in een kamer die grenst aan de woonkamer in totaal 649,1 gram poeder en/of brokken en/of korrels van een materiaal bevattende MDMA, ongeveer 110 gram pillen en/of tabletten bevattende MDMA en 7 zegels bevattende LSD aangetroffen. In de woonkamer zijn meerdere kleine hoeveelheden MDMA aangetroffen. Het merendeel van de harddrugs is in de bijkamer verdeeld over meerdere opbergdozen aangetroffen. In deze opbergdozen bevonden zich eveneens goederen die te maken hadden met de handel in sieraden, welke handel verdachte gewoonlijk bedrijft. Deze bijkamer is alleen toegankelijk via de woonkamer van verdachte. Op 4 april 2016 is verdachte tijdens de doorzoeking in zijn woning aangetroffen. Verdachte is naar eigen zeggen de enige bewoner van deze woning. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat deze drugs daar lagen. Verdachte heeft voorts ter terechtzitting aangevoerd dat er veel mensen in zijn woning komen en dat iemand de drugs daar in zijn woning moet hebben neergelegd zonder zijn toestemming. Verdachte kan echter geen namen noemen van de mensen die de drugs daar mogelijk hebben achtergelaten. Gelet op de plaats waar en de omstandigheden waaronder de drugs zijn aangetroffen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat de drugs daar lagen volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het door hem geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk heeft gemaakt. Het dossier biedt voor de juistheid van deze verklaring geen enkel aanknopingspunt. De rechtbank constateert dat verdachte wisselend heeft verklaard over de persoon/personen die de drugs zou(den) hebben achtergelaten. In eerste instantie oppert verdachte de mogelijkheid dat de bouwvakkers van de renovatie ermee te maken kunnen hebben, nu zij een sleutel van het pand hadden. De aannemer en de beheerder van de woning zijn als getuige bij de rechter-commissaris gehoord en naar aanleiding van deze verhoren is geenszins aannemelijk geworden dat de drugs door de bouwvakkers tijdens de renovatie in het betreffende pand zijn achtergelaten. Op de zitting heeft verdachte de algemene mogelijkheid geopperd dat bezoekers van zijn woning, waaronder criminelen en toeristen, de drugs zonder zijn toestemming in de woning hebben achtergelaten. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat bezoekers van de woning harddrugs met een aanzienlijke waarde in de woning achterlaten zonder medeweten van verdachte, nog daargelaten de vaagheid van deze verklaring van verdachte.

Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat alles erop wijst dat de in de woning van verdachte aangetroffen harddrugs van verdachte zijn en dat verdachte deze opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, voor zover hierna onder 2 bewezen is verklaard. Ten aanzien van feit 3. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard de onder 3 genoemde hoeveelheid hennep op 4 april 2016 in zijn woning in [gemeente 1] aanwezig te hebben gehad. Deze hennep was voor eigen gebruik. De rechtbank acht op grond van de in de bewijsbijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 april 2016 ongeveer 133,6 gram hennep en/of hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad. Voor zover de verdachte en/of de verdediging heeft/hebben bedoeld te zeggen dat verdachte niet wist van de in de bijkamer aangetroffen 82,64 gram hennep en/of hasjiesj, overweegt de rechtbank dat ook deze hoeveelheid, gelet op het hiervoor onder feit 2 overwogene, aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, voor zover hierna onder de bewezenverklaring is vermeld. De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen eventueel in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte: 1. op 2 juni 2015 te Best opzettelijk heeft vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. 2. op 04 april 2016 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad - een totaal van ongeveer 649,1 gram, van een materiaal (poeder en/of brokken en/of korrels) bevattende MDMA en - een totaal van ongeveer 110 gram aan pillen en/of tabletten bevattende MDMA en - een totaal van 7 zegels/papertrips bevattende LSD, zijnde MDMA en LSD telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. 3. op 04 april 2016 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 133,6 gram, in hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit. Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De strafbaarheid van verdachte. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard. Oplegging van straf en/of maatregel. De eis van de officier van justitie. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3: - een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van het voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht. Het standpunt van de verdediging. De hele gang van zaken heeft het leven van verdachte een zeer negatieve wending gegeven. Verdachte heeft alles te verliezen, niet alleen zijn woning raakt hij waarschijnlijk kwijt, maar ook zijn marktvergunning wordt waarschijnlijk ingetrokken. Deze strafzaak heeft al een enorme impact gehad. Deze buitensporige gevolgen dienen te leiden tot strafmatiging. Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het reclasseringsrapport van Novadic-Kentron d.d. 14 juli 2016, betreffende verdachte, alsmede met het feit dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie niet eerder is veroordeeld voor delicten in de sfeer van de Opiumwet.

De rechtbank heeft voorts het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een aanmerkelijke hoeveelheid amfetamine en/of MDMA. Daarnaast heeft hij in zijn woning een aanmerkelijke hoeveelheid MDMA, 7 zegels LSD en een hoeveelheid hennep/hasjiesj voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat die verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers van harddrugs het gebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Dat verdachte meerdere soorten drugs voorhanden heeft gehad, vindt de rechtbank een strafverzwarende factor. Verdachte heeft voorts ter terechtzitting niet de indruk gewekt dat hij het laakbare van zijn handelen inziet. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank voorts geen rekening gehouden met de mogelijke gevolgen van deze strafzaak voor verdachte met betrekking tot zijn woning en/of marktkoopvergunning, zoals door de raadsvrouw van verdachte is aangevoerd. De rechtbank begrijpt dat deze eventuele consequenties heel vervelend zijn voor verdachte. Verdachte heeft zich echter bewust met het vervoer en het aanwezig hebben van meerdere soorten harddrugs beziggehouden. Deze gevolgen van zijn handelen laat de rechtbank daarom voor zijn eigen risico. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De eis van de officier van justitie komt de rechtbank, mede gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken doorgaans worden opgelegd, bovenmatig voor. De rechtbank is, alles overziend, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, Opiumwet art. 2, 3, 10, 11. DE UITSPRAAK

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven: T.a.v. feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod. T.a.v. feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd T.a.v. feit 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf. T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3: Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. Dit vonnis is gewezen door: mr. I.L.A. Boer, voorzitter, mr. L.G.J.M. van Ekert en mr. T. van de Woestijne, leden, in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier, en is uitgesproken op 1 augustus 2016. [bewijsbijlage]