Deventer, Nieuwsbrief Land- en Tuinbouw Ontwerp waterschapsreglementen...2 Beheerplannen Natura 2000...2 Actualisatie derde Waterhuishoudingsplan...4 Deze Nieuwsbrief Land- en Tuinbouw is een uitgave van de Land- en Tuinbouw Organisatie Noord (LTO Noord) provincie Gelderland. De Nieuwsbrief bevat informatie over actuele initiatieven die de belangen raken van agrarische bedrijven in Gelderland. De Nieuwsbrief wordt toegezonden aan vertegenwoordigers van overheid en bedrijfsleven. Voor meer informatie: LTO Noord provincie Gelderland, Keulenstraat 12, 7418 ET Deventer ( (088) 888 66 66 (088)888 6 34. 1
Ontwerp waterschapsreglementen LTO Noord Gelderland kan zich vinden in de ontwerp reglementen voor de Gelderse waterschappen behalve in dat van Rijn en IJssel. Wij hebben een zienswijze ingediend. Gedeputeerde Staten hebben onze zienswijze naast zich neergelegd. Naar onze mening onterecht. In het ontwerp besluit wordt bij de geborgde zetels als grondslag gekozen de economische waarde van de onroerende zaak. Toepassing van deze methode leidt tot de volgende verdeling: bedrijven 3, ongebouwd 4 en natuur 1. Vervolgens wordt gesteld dat er bestuurlijke overwegingen zijn om deze verdeling te corrigeren in: bedrijven 3, ongebouwd 3 en natuur 2. Dit met het argument dat het waterschap een sterke verwevenheid kent van natuur en landbouw. Het oppervlaktewaterbeheer heeft in hoge mate effect op deze beide en vergt een samenhangende aanpak. Dit rechtvaardigt een verschuiving tussen de categorieën ongebouwd en natuur om deze samenhangende aanpak te garanderen. Wij kunnen ons niet vinden in deze argumentatie. De grondslag waarde van de onroerende zaak is een juist uitgangspunt om te komen tot de verdeling van de geborgde zetels. Dit geeft in beginsel een goede afspiegeling van de aanwezige belangen. Het argument van een sterke verwevenheid van natuur en landbouw komt ons gekunsteld voor. Deze verwevenheid is aan de orde in veel meer waterschappen; zeker in het Oosten van Nederland. In geen enkel waterschap heeft dat ertoe geleid dat er een geborgde zetel van ongebouwd naar natuur is gegaan. Rijn IJssel is het enige waterschap in het werkgebied van LTO Noord waar 2 geborgde zetels aan de natuur worden toegekend. De agrarische sector heeft een specifieke positie binnen het waterschapsbestel. Boeren en tuinders zijn in grote mate met hun inkomen afhankelijk van een goede waterhuishouding. Een goede drooglegging is een voorwaarde voor een goede gewasopbrengst. Dat bepaalt in zeer sterke mate het inkomen van boeren en tuinders. Geen enkele andere sector verkeert in deze situatie. De provincie onderkent deze situatie ook. Zij stelt dat de grote mate van inkomensafhankelijkheid van het ongebouwd bij de taakuitoefening van het waterschap een extra zetel voor het ongebouwd rechtvaardigt (blz. 3 onder punt b). Bijzonder is nu dat de provincie deze bestuurlijke correctie alleen toepast voor de waterschappen Vallei en Eem, Veluwe en Rivierenland; niet voor het waterschap Rijn en IJssel. Het argument van de grote mate van inkomensafhankelijkheid laat de provincie hier achterwege. Dat is naar onze mening onterecht. Sterker nog: het ongebouwd krijgt zelfs een geborgde zetel minder dan waar zij recht op heeft op basis van de grondslag waarde van de onroerende zaak. Deze redenering is volgens ons inconsequent. De landbouw wordt zo tekort gedaan. De inkomensafhankelijkheid van de landbouw is in het waterschap Rijn en IJssel niet anders dan in de andere Gelderse waterschappen. Daarom bepleiten wij bij Provinciale Staten om het ongebouwd in het waterschapsbestuur Rijn en IJssel 4 geborgde zetels toe te kennen. Blijven de geborgde zetels voor de overige categorieën gehandhaafd, dan levert dat wettelijk gezien geen problemen op. De Waterschapswet bepaalt namelijk dat het aantal geborgde zetels maximaal 9 mag zijn. Beheerplannen Natura 2000 In het coalitieakkoord 2007-2011 van GS Gelderland staat het volgende over Natura 2000 opgenomen: Medio 2008 moeten de 12 beheerplannen gereed zijn. Het is van essentieel belang, voor het draagvlak en de uitvoerbaarheid, dat de totstandkoming langs een zorgvuldig traject tot stand komt. De agrariërs, recreatieondernemers en andere belangenorganisaties worden in dit proces intensief betrokken. 2
Voor elk Natura 2000 gebied moet een beheerplan worden opgesteld. Het beheerplan bevat een beschrijving van het Natura 2000 gebied en geeft aan welke maatregelen nodig zijn om de instandhoudingsdoelen te realiseren. Significant negatieve effecten op het Natura 2000 gebied zijn niet toegestaan. Het beheerplan vormt een belangrijk toetsingskader bij de beoordeling welke activiteiten in en in de omgeving van het Natura 2000 gebied kunnen worden toegestaan. De provincie is verantwoordelijk voor het opstellen van het merendeel van de beheerplannen. Het opstellen van beheerplannen voor de Natura 2000 gebieden is een nieuw en complex proces, waar voor veel partijen veel van afhangt. Dit proces moet zorgvuldig vormgegeven en uitgevoerd worden. LTO Noord Gelderland vindt dat er een uniforme planmatige aanpak moet zijn voor het opstellen van de beheerplannen. Het plan van aanpak van de provincie Gelderland, waarin een programma van eisen voor de beheerplannen is opgenomen, biedt een basis. Het is zeer gewenst dat het initiërend bevoegd gezag (provincie, LNV, Verkeer en Waterstaat) eenzelfde werkwijze hanteert en dat er afstemming plaatsvindt. Wij vinden het noodzakelijk dat in het beheerplan ook een goede beschrijving van de landbouw in en in de omgeving van het Natura 2000 gebied wordt opgenomen. Dan gaat het om zaken als het aantal bedrijven, bedrijfstype, bedrijfsomvang. Niet alleen de huidige situatie maar ook de toekomstige ontwikkeling dient te worden beschreven. Deze informatie is nodig om aan te kunnen geven binnen welk tijdsbestek de instandhoudingsdoelstellingen kunnen worden gerealiseerd, op welke wijze invulling wordt gegeven aan het criterium haalbare en betaalbare doelen en welke consequenties er eventueel zijn voor het bestaand gebruik. LTO Noord Gelderland kan bij de invulling van de landbouwparagraaf een goede inbreng leveren. Een goede betrokkenheid vanuit de landbouw draagt bovendien bij aan versterking van het draagvlak voor het Natura 2000 beheerplan. Daarom zijn wij van mening dat wij niet alleen van de klankbordgroep maar ook van de begeleidingsgroep deel moet uitmaken. De mening van eigenaren en gebruikers van agrarische gronden in en in de omgeving van het Natura 2000 gebied kan prima door ons worden verwoord. Wij vinden het van groot belang dat de provincie een aantal richtinggevende uitspraken doet die sturend zijn voor de inhoud van de beheerplannen. In onze opvatting dienen in ieder geval de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd: Bestaand gebruik in en in de omgeving van Natura 2000 gebieden moet onbelemmerd kunnen worden voortgezet. Het beheerplan moet alle relevante functies in en in de omgeving van het Natura 2000 gebied evenwichtig en compleet in beeld brengen. Het landelijk toetsingskader Ammoniak en Natura 2000 is leidend bij het beheerplan. De volgende overwegingen zijn hierbij te geven: 1. De Natura 2000 gebieden zijn geselecteerd op daadwerkelijk aanwezige natuurwaarden. De bestaande economische functies - zoals landbouw, recreatie - hebben het handhaven dan wel ontwikkelen van deze natuurwaarden niet verhinderd. Er is geen reden deze functies beperkingen op te leggen; zij moeten dan ook onbelemmerd kunnen worden voortgezet. Bovendien wordt op deze manier ondernemers rechtszekerheid geboden over hun bedrijfsperspectief. 2. Economische aspecten spelen een belangrijke rol bij de vaststelling van maatregelen in de beheerplannen. De maatregelen moeten getoetst worden op haalbaarheid en betaalbaarheid. Deze toets kan alleen plaatsvinden als alle relevante belangen compleet in beeld zijn gebracht. 3
Het beheerplan moet naast de ecologie ook de economie beschrijven. Dan gaat het om de positie, structuur en de ontwikkeling van bedrijven zoals die in en in de omgeving van het Natura 2000 gebied voorkomt. Dat is een voorwaarde om beheermaatregelen te kunnen toetsen op de sociaal economische consequenties voor de bedrijven; met andere woorden: zijn de maatregelen haalbaar en betaalbaar. 3. Rijk, provincies en LTO Nederland hebben een toetsingskader Ammoniak en Natura 2000 ontwikkeld. Op basis van dit toetsingskader wordt beoordeeld of uitbreiding van een veehouderijbedrijf in de invloedssfeer van de Natura 2000 gebieden kan worden toegestaan. Het is ongewenst om bij elk beheerplan het ammoniakbeleid opnieuw de bediscussiëren. Dat zou bovendien de voortgang van de beheerplannen sterk vertragen. Opname van het landelijk toetsingskader in het beheerplan moet daarom uitgangspunt zijn. Waar nodig kunnen in het beheerplan een aantal verbijzonderingen worden toegevoegd om zodoende knelsituaties op te lossen. Dat betreft met name de melkveehouderij. Actualisatie derde Waterhuishoudingsplan In het coalitieakkoord heeft de provincie gekozen voor uitvoering van bestaande plannen. Voor het waterhuishoudingsplan betekent dat voortzetting van het ingezette beleid. De provincie kiest hiermee, zoals ze het zelf noemt, voor beleidsrust. LTO Noord Gelderland staat achter deze opstelling. De komende jaren wil de provincie uitvoeren wat afgesproken is. Dat geeft ondernemers duidelijkheid en zekerheid en daaraan is behoefte. Uit de stukken komt naar voren dat het waterbeleid in Gelderland grotendeels op koers ligt. Op slechts een beperkt aantal dossiers is aanvullend beleid nodig; voor het overgrote deel kan het bestaande beleid worden voortgezet. Dat is een geruststellende gedachte. Voor de uitvoering benadrukt de provincie verbetering en intensivering van het overleg met de waterpartners. Onder waterpartners verstaat zij de andere overheden. In dit kader moeten de maatschappelijke organisaties, waaronder de land- en tuinbouw, niet worden vergeten. De land- en tuinbouw levert grote inspanningen op het terrein van water. Het mestbeleid is erop gericht dat er in stappen naar een evenwichtsbemesting wordt toegegaan. Dat traject moet worden voortgezet. In de decembernota 2006 van de Kaderrichtlijn Water is geconcludeerd dat aanscherping van het generieke mestbeleid niet kosteneffectief is. In het landelijk convenant gewasbescherming is een vergaande reductiedoelstelling opgenomen. Dit beleid heeft succes, want de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater verbetert aanzienlijk, zeker boven de grote rivieren. LTO Noord is daarom voor voortzetting van het afgesproken generieke milieubeleid; extra maatregelen hier bovenop zijn niet nodig. Specifieke maatregelen, zoals die voor een aantal grondwaterbeschermingsgebieden om het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen, moeten op vrijwillige basis worden uitgevoerd. Een goede voorlichting naar agrariërs toe, in combinatie met het compenseren van de extra kosten en opbrengstderving, geeft de beste aanpak. Uiteraard moet wel vaststaan dat de maatregelen effectief zijn, dat wil zeggen dat zij bijdragen aan verbetering van de grondwaterkwaliteit. Een zorgpunt blijft de verdrogingsbestrijding in relatie tot Natura 2000. Vaak is moeilijk vast te stellen welk hydrologisch effect bepaalde maatregelen hebben en of hiermee de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000 gebieden kunnen worden gerealiseerd. 4
De meeste Natura 2000 gebieden staan op de TOP-lijst. Als de provincie zich vastlegt op te ambitieuze doelstellingen, dan zal Brussel haar daar niettemin aan houden. Met andere woorden: dat is dan geen inspanningsverplichting, maar een resultaatverplichting. De ervaring heeft inmiddels geleerd dat Brussel geen gedoogbeleid kent, maar wel heel voortvarend is met het uitdelen van boetes. De provincie is van plan om de verdrogingsaanpak niet te rapporteren aan Brussel. Dat lijkt ons een verstandige keuze. Voor een aantal TOP-gebieden zal de EHS moeten worden uitgebreid om de te vernatten gronden binnen de EHS te brengen. Hierdoor komen agrarische bedrijven geheel of gedeeltelijk binnen de EHS te liggen, terwijl dat nu niet het geval is. Op deze bedrijven is straks niet meer het ja, mits maar het zogenaamde nee, tenzij beginsel van toepassing. Dat wil zeggen dat activiteiten moeten worden getoetst aan de kernkwaliteiten van de EHS. Dat is een belangrijke wijziging. Wij vinden dat deze bedrijven niet in een slechtere uitgangspositie terecht mogen komen. Zij moeten perspectief blijven houden. Bedrijfsontwikkeling moet mogelijk blijven. Komt het agrarisch gebruik als gevolg van de vernattingsdoelstellingen in het gedrang, dan moet er flankerend beleid zijn. Dan komt het aan op grondruil, compensatie in grond, aangepast beheer tegen een vergoeding of in het uiterste geval bedrijfsverplaatsing. De ondernemer moet keuzes worden geboden, zodat hij datgene kan doen wat in zijn situatie het beste is. Een integrale gebiedsgerichte aanpak biedt mogelijkheden om verdrogingsbeleid te combineren met versterking van de landbouwstructuur. Wij benadrukken nog eens dat de uitvoering van het verdrogingsbeleid gestoeld moet blijven op vrijwilligheid. Het wijzigen van de bestemming in het gemeentelijk bestemmingsplan mag pas plaatsvinden als er een akkoord is bereikt met de betrokken agrariërs. Dit proces moet bijzonder zorgvuldig gebeuren. Terecht wordt in de notitie geconstateerd dat het perspectief in de land- en tuinbouw verbetert. Mondiaal neemt de vraag naar voedsel en grondstoffen (o.a. biobrandstoffen) toe. Dat heeft ook in Nederland zijn weerslag op de prijsvorming en op de vraag naar landbouwgrond. Nederland kent een goed klimaat voor landbouwproductie en heeft veel goede landbouwgronden. De Nederlandse agrarische export groeide vorig jaar naar 58 miljard euro, wat een handelsoverschot van 24 miljard euro opleverde. Een record. De land- en tuinbouw is dus allerminst een krimpende sector; zij is één van de pijlers onder de Nederlandse economie. LTO Noord Gelderland vindt het van belang dat de provincie de economische betekenis van de agrarische sector voortdurend bij (de uitvoering van) haar beleid betrekt. 5