ECLI:NL:HR:2012:BX4448

Vergelijkbare documenten
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 21 juni 2013, nummer 22/ , in de strafzaak tegen:

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733

ECLI:NL:HR:2013: Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9850

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

ECLI:NL:HR:2012:BT8778

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:OGEAA:2015:384

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372

ECLI:NL:HR:2013:1173. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1169, Gevolgd

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1055, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:1429, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 maart 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:602, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2014:6178, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:948, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:938, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ9968

ECLI:NL:HR:2015:955. Uitspraak

2. Mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg, heeft cassatie ingesteld en namens de verdachte bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 31 januari 2014, nummer 22/ , in de strafzaak tegen:

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX4733

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

Uitspraak Datum uitspraak: 29 maart 2016 Strafkamer

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:HR:2006:AU8286

ECLI:NL:GHARN:2007:208

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:GHDHA:2014:1798

ECLI:NL:OGHNAA:2008:BD8940

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0508

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:PHR:2009:BG5966 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01971/07

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHDHA:2016:4346

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

2. Mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, heeft cassatie ingesteld en namens de verdachte bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5211

ECLI:NL:HR:2006:AV4834

ECLI:NL:HR:2011:BT2169

ECLI:NL:HR:2016:2460. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00945

3.3. Aan de bewezenverklaring van de feiten heeft het hof nog een nadere bewijsoverweging toegevoegd met de volgende inhoud:

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBMNE:2016:7618

ECLI:NL:RBALM:2009:BK1269

ECLI:NL:GHARL:2015:2014

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:959. Wetboek van Strafvordering 51f

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

Transcriptie:

ECLI:NL:HR:2012:BX4448 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 11-09-2012 Datum publicatie 11-09-2012 Zaaknummer 10/02743 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BX4448 In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2010:BQ4782, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen Strafrecht Cassatie Slagende bewijsklachten. Vindplaatsen Rechtspraak.nl RvdW 2012/1117 Uitspraak 11 september 2012 Strafkamer nr. S 10/02743 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 11 juni 2010, nummer 22/005889-09, in de strafzaak tegen: [Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, wonende te [woonplaats]. 1. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-gravenhage teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan. 2. Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1. Ten laste van de verdachte is onder 1, 3 en 4 bewezenverklaard dat: "1. hij op 7 april 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sloffen sigaretten, toebehorende aan [A], welke diefstal werd vooraf gegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond uit het meermalen, - tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes aan [betrokkene 1] en - op de grond duwen van [betrokkene 1] en vervolgens - plaatsen van een knie op de rug van [betrokkene 1] en - op [betrokkene 1] blijven zitten en (het gezicht van) [betrokkene 1] tegen de grond drukken en gedrukt houden en - op dreigende toon aan [betrokkene 1] toevoegen van de woorden: "Geef het geld" en "Geef de kluissleutel" en "Geef de kluissleutel, anders maak ik je dood" en "Geef de sleutel, anders steek ik je neer" en/of "Als we toch een sleutel van de kluis vinden, maak ik je alsnog dood" en "Je moet de sleutel geven", en - op dreigende toon aan [betrokkene 2] toevoegen van de woorden: "Geef me je portemonnee" en "Schieten, pak je pistool, schieten", en - tonen van een op een vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan [betrokkene 2] en het maken van een slaande beweging in de richting van [betrokkene 2]. 3. hij op 7 april 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een nabootsing van een pistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een Smith & Wesson, model 5904, kaliber 9x19 mm, voorhanden heeft gehad. 4. hij op 23 maart 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sloffen sigaretten, toebehorende aan [B], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond uit het - tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [betrokkene 3] en/of - op de grond drukken en gedrukt houden van [betrokkene 3] en - (met kracht) plaatsen van de loop van het (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op de wang van [betrokkene 3] en - op dreigende toon aan [betrokkene 3] toevoegen van de woorden: "Kluis, kluis, waar is de kluissleutel"." 2.2. Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsvoering: "Door het hof op basis van de wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden A. Ten aanzien van feit 1 en 3

Op 7 april 2009 werd "[A]" aan de [a-straat 1] te Rotterdam overvallen door vier personen. Aangeefster [betrokkene 1] werd daarbij door één van de daders bedreigd met een vuurwapen en een mes. De daders hebben tevens [betrokkene 2], een klant, met een vuurwapen bedreigd en een aantal sloffen sigaretten weggenomen. [Betrokkene 2] is nadat de overvallers de winkel hadden verlaten in zijn auto gestapt en is de daders gevolgd. Hij zag de daders de Rusthofstraat in rennen en is daarna direct de [b-straat] ingereden. Daar is hij de daders uit het oog verloren. Getuige [getuige 1] ziet vier jongens de Rusthofstraat in rennen, volgt ze en ziet ze de [b-straat] in gaan. Getuige [getuige 2] verklaart dat zij heeft gezien dat vier jongens met een Marokkaans uiterlijk de [b-straat] in renden en binnen gingen op nummer [1]. Haar man, getuige [getuige 3], heeft de verbalisanten die inmiddels ter plaatse waren gezegd dat zijn vrouw hem had gezegd gezien te hebben dat vier jongens de woning aan de [b-straat] nummer [1] binnen gingen. Kort na de overval werd door de meldkamer van de politie een melding uitgegeven van een gewapende overval op de [a-straat 1] te Rotterdam, waarop twee verbalisanten kort na deze melding ter plaatse kwamen en via de Rusthoflaan de [b-straat] in reden. Twee andere verbalisanten ontvingen dezelfde melding en begaven zich daarop naar de [b-straat]. Deze verbalisanten hoorden via de portofoon dat bij deze overval vier Marokkaans uitziende mannen waren weggelopen en dat zij een woning aan de [b-straat] nummer [1] waren binnengegaan. De verbalisanten hebben vervolgens vanuit een andere woning in de [b-straat] constant zicht gehad op het tuinencomplex aan de achterzijde van de woning op nummer [1]. Later op de dag werden vier Marokkaanse jongens, waaronder de verdachte, aangehouden in de woning aan de [b-straat] nummer [1]. Bij de doorzoeking van de woning aan de [b-straat] nummer [1] werd op het balkon twee vuilniszakken en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een zogenaamd balletjespistool, aangetroffen en inbeslaggenomen. Het balletjes pistool is gebruikt bij de overval. In de twee vuilniszakken werden kledingstukken aangetroffen en inbeslaggenomen. In de woning zijn ook enkele kledingstukken aangetroffen en inbeslaggenomen. Enkele inbeslaggenomen kledingstukken vertoonden sterke gelijkenis met de kledingstukken die tijdens de overval gedragen werden door de overvallers. Op het dak grenzend aan het balkon werden in een postzak plastic vuilniszakken met daarin een aantal sloffen sigaretten aangetroffen en inbeslaggenomen. De aangetroffen vuilniszakken en het wapen zijn bemonsterd en onderzocht. Er is een dactyloscopisch spoor (vingerafdruk) van de verdachte aangetroffen op één van de vuilniszakken met daarin sloffen sigaretten. Voorts is er een dactyloscopisch spoor (vingerafdruk) van de verdachte aangetroffen op één van de vuilniszakken waarin kledingstukken zijn aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft als getuige ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij betrokken was bij de gewapende overval op [A] d.d. 7 april 2009 en dat hierbij door hem een nepwapen - het op het balkon van de woning aan de [b-straat] nummer [1] aangetroffen balletjespistool - is gebruikt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep voorts verklaard dat hij medeverdachte [verdachte] en medeverdachte een persoon zich noemende [medeverdachte 2] kent. B. Ten aanzien van feit 4 Op 23 maart 2009 is [B] overvallen door drie personen. Eigenaar [betrokkene 3] werd tijdens deze overval met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd. De loop van dat wapen werd op zijn wang geplaatst, hij werd op de grond gedrukt en gedrukt gehouden en er werd tegen hem geroepen: "Kluis, kluis, waar is de kluissleutel". De daders hebben een rol duct-tape, twee vuilniszakken en een plastic tas achtergelaten. De rol duct-tape, de twee vuilniszakken en de plastic tas zijn bemonsterd en onderzocht. Op de ducttape werd één dactyloscopisch spoor aangetroffen. Dit spoor was van de verdachte. Op de vuilniszakken werden meerdere dactyloscopische sporen aangetroffen. Op beide vuilniszakken werd een spoor van de verdachte aangetroffen. Tevens werden sporen aangetroffen van medeverdachten [medeverdachte 1] en van de persoon zich noemende [medeverdachte 2]. Ook is een dactyloscopisch

spoor aangetroffen (AAAJ7122) dat na onderzoek van geen van deze drie verdachten bleek te zijn. (...) Oordeel van het hof Ten aanzien van feit 1 Een aantal inbeslaggenomen kledingstukken vertoont sterke gelijkenis met de kledingstukken die gedragen is door de overvallers tijdens de overval. Onder de inbeslaggenomen kledingstukken bevonden zich voorts bivakmutsen; twee van de overvallers droegen een bivakmuts. Tenslotte bevonden zich onder de inbeslaggenomen kledingstukken ook twee paar handschoenen en drie losse handschoenen. Alle vier de overvallers droegen tijdens de overval handschoenen. Gelet hierop en gezien het feit dat de kleding is aangetroffen in een vuilniszak op dezelfde plek als waar de buit is gevonden - eveneens in vuilniszakken verpakt - én het bij de overval gebruikte nepvuurwapen, is het hof van oordeel dat een deel van de kleding die is aangetroffen in een vuilniszak op het balkon, gedragen is door de overvallers. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - als verklaring voor het aantreffen van zijn vingerafdrukken op de inbeslaggenomen vuilniszakken - aangevoerd dat hij met grote regelmaat in de woning aan de [b-straat] nummer [1] verblijft en dat de aangetroffen sporen op deze vuilniszakken terecht kunnen zijn gekomen, doordat hij in een eerder stadium mogelijk een vuilniszak van dezelfde rol heeft afgescheurd. Het hof acht deze verklaring niet aannemelijk allereerst omdat de verdachte dit pas in hoger beroep voor het eerst heeft verklaard en bovendien omdat zijn verklaring - wat betreft zijn regelmatig verblijf in de genoemde woning - geen steun lijkt te vinden in de verklaringen van zijn broer, [betrokkene 4], en zijn zus, [betrokkene 5], beiden hoofdbewoners van de woning aan de [b-straat] nummer [1]. Op de vragen wie er allemaal op de [b-straat] komen en wie er buiten hem en [betrokkene 5] wel eens op de [b-straat 1] komen, heeft [betrokkene 4] als antwoord gegeven: "Geen commentaar". Op de vraag wie er allemaal bij haar in de woning komen, heeft [betrokkene 5] als antwoord gegeven: [verdachte] kwam er ook wel eens. Het feit dat iemand wel eens in de woning van zijn broer of zus komt, verklaart nog niet de aanwezigheid van zijn vingerafdrukken op eerdergenoemde meerdere vuilniszakken die zich buiten de woning op het balkon of op het daaraangrenzende dak bevonden, en waarin zich de buitgemaakte sloffen sigaretten en kledingstukken met sterke gelijkenis met de kledingstukken die tijdens de overval gedragen werden door de overvallers, bevonden. Gelet op de bovenstaande feiten en omstandigheden, alsmede op hetgeen hiervoor onder A als vastgestelde feiten en omstandigheden is vermeld, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte één van de daders is van de gewapende overval op "[A]" te Rotterdam d.d. 7 april 2009. Ten aanzien van feit 3 Nu medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend dat het aangetroffen balletjespistool het pistool is dat is gebruikt tijdens de overval en het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, kan naar het oordeel van het hof tevens wettig en overtuigend bewezen worden hetgeen aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd. Ten aanzien van feit 4 De verklaring van de getuige [getuige 4] sluit de betrokkenheid van de verdachte bij de overval niet uit, nu deze al voor 08:00 uur heeft plaatsgevonden. Op drie zaken, achtergelaten bij de overval, zijn sporen (vingerafdrukken) van de verdachte aangetroffen. Op de in de sigarenwinkel aangetroffen door de overvallers achtergelaten duct-tape is geen ander dactyloscopisch spoor dan het spoor van de verdachte aangetroffen; ook op de eveneens daar aangetroffen en door de overvallers achtergelaten vuilniszakken zijn zijn dactyloscopische sporen aangetroffen. De verdachte heeft voor de aanwezigheid van al deze sporen geen aannemelijke verklaring gegeven. Dat al deze sporen op een eerder tijdstip dan in verband met de overval op de inbeslaggenomen duct-tape en vuilniszakken zijn terechtgekomen - als door de verdediging gesteld - acht het hof niet aannemelijk, gezien het feit dat zijn sporen op drie afzonderlijke bij de overval achtergelaten spullen zijn aangetroffen, hetgeen moeilijpk anders is te

verklaren dan dat dit ten tijde van de overval moet zijn gebeurd. Gelet hierop en op hetgeen hierboven onder B als vastgestelde feiten en omstandigheden is vermeld, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om de verdachte ten aanzien van het hem onder 4 tenlastegelegde te veroordelen." 3. Beoordeling van het eerste, het derde en het vierde middel 3.1. De middelen klagen dat de bewezenverklaringen van de feiten 1, 3 en 4 op onderdelen niet kunnen volgen uit hetgeen het Hof heeft vastgesteld blijkens de bewijsvoering, zodat de bewezenverklaringen telkens ontoereikend zijn gemotiveerd. 3.2. Aangezien de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde, voor zover behelzende dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangeefster [betrokkene 1] op de grond hebben geduwd, een knie op de rug van [betrokkene 1] hebben geplaatst, op [betrokkene 1] zijn blijven zitten, [betrokkene 1] tegen de grond hebben gedrukt en gedrukt gehouden en haar op dreigende toon de in de bewezenverklaring genoemde woorden hebben toegevoegd, niet zonder meer uit de bewijsvoering kan worden afgeleid, is de bestreden uitspraak in dit opzicht niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Ditzelfde geldt voor de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde, voor zover behelzende dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen een wapen voorhanden heeft gehad "als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie jo. art. 3 onder a van de Regeling wapens en munitie, welk wapen door diens vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een Smith en Wesson, model 5904, kaliber 9 x 19 mm", alsmede voor de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde, voor zover behelzende dat dit feit in Rotterdam is gepleegd. Ook in zoverre is de bewezenverklaring derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed. 3.3. De middelen slagen. 4. Slotsom Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist. 5. Beslissing De Hoge Raad: vernietigt de bestreden uitspraak; wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 11 september 2012.