Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

VOORSTEL VAN RIJKSWET. Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van de Mijnbouwwet (aanpassing van het vergunningsstelsel voor opsporen en winnen van aardwarmte)

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wijziging van de Wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

(B vervallen) Artikel I. De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd: Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 297 25 171 Wijziging van de Wet op de telecommunicatie-voorzieningen in verband met de invoering van het veilen van schaarse frequenties voor systemen van digitale mobiele telecommunicatie (veilen frequenties mobiele telecommunicatie) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 17 juni 1997 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om regels te geven met betrekking tot het veilen van schaarse radio-frequenties ten behoeve van de vergunningverlening voor technische systemen voor digitale mobiele telecommunicatiediensten en met betrekking tot het in rekening brengen van vergoedingen voor het gebruik van schaarse radio-frequenties voor het aanbod van vergelijkbare diensten door houders van een vergunning of machtiging, die het gebruiksrecht niet via een veiling hebben verworven; dat het wenselijk is het mogelijk te maken houders van een vergunning tijdelijk uit te sluiten van de verkrijging van een vergunning voor bepaalde technische systemen; dat voorts nog enkele onderdelen van richtlijn nr. 96/2/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 16 januari 1996 tot wijziging van richtlijn nr. 90/388/EEG met betrekking tot mobiele en persoonlijke communicatie (PbEG L 20) in regelgeving hun neerslag moeten vinden; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I A De Wet op de telecommunicatievoorzieningen wordt als volgt gewijzigd: Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ii door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: jja. veiling: gelegenheid waarbij eenieder die voldoet aan door Onze Minister vast te stellen eisen, de mogelijkheid heeft te bieden, af te mijnen 7K2138 ISSN 0921-7363 Sdu Uitgevers s-gravenhage 1997 Eerste Kamer, vergaderjaar 1996 1997, 25 171, nr. 297 1

of in te schrijven op het recht om een of meer radio-frequenties te gebruiken. B Artikel 13a wordt als volgt gewijzigd: 1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onze Minister stelt vast welke radio-frequenties voor elk aangewezen technisch systeem worden bestemd. 2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde lid, worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende: 2. Bij ministeriële regeling kunnen houders van een vergunning gedurende een bij die regeling vast te stellen periode worden uitgesloten van vergunningverlening, bedoeld in het eerste lid. De in de eerste volzin bedoelde uitsluiting kan slechts geschieden om daadwerkelijke mededinging in het aanbod van de bij een vergunning opgelegde diensten tot stand te brengen. 3. Onze Minister bepaalt of vergunningverlening, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt na veiling van het gebruiksrecht op de betreffende radio-frequenties op de wijze van artikel 13h, dan wel na een vergelijkende toets op de wijze van artikel 13ha. Vergunningverlening volgens artikel 13ha vindt enkel plaats vanwege redenen van algemeen maatschappelijk en economisch belang. C Aan artikel 13b wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij of krachtens de in de eerste volzin bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt voor elke te verlenen vergunning bepaald welke radio-frequenties voor de uitvoering van die vergunning ter beschikking zijn. D E De artikelen 13d en 13e vervallen. Artikel 13g, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. In de vierde volzin wordt «Deze betreffen:» vervangen door: Deze kunnen uitsluitend betreffen:. 2. Onder vervanging van de punt door een komma aan het slot van onderdeel f, wordt een nieuw onderdeel g toegevoegd, luidende: g. voor zover de houder van een vergunning in Nederland of in een andere lid-staat van de Europese Unie bijzondere of uitsluitende rechten heeft op andere gebieden dan telecommunicatie en zodra hij een jaaromzet in telecommunicatie-activiteiten binnen de Europese Unie van meer dan vijftig miljoen ecu behaalt, het opstellen van een financiële verantwoording van activiteiten, bedoeld in artikel 13c, eerste lid, welke gescheiden is van die voor andere activiteiten. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de uitvoering van deze verplichting. Eerste Kamer, vergaderjaar 1996 1997, 25 171, nr. 297 2

F Het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk IIA komt te luiden: Verlening van vergunningen na veiling G Onder vernummering van artikel 13h tot artikel 13ha, wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 13h 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de inhoud van de aanvragen om een vergunning en de daarbij te overleggen gegevens. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de procedure betreffende de indiening en behandeling van aanvragen om een vergunning en de wijze waarop de veiling zal plaatsvinden. De procedure van behandeling is ingericht op een per technisch systeem gelijktijdige verlening van het beschikbare aantal vergunningen. 3. Een vergunning wordt door Onze Minister geweigerd indien niet aan alle door Onze Minister op grond van artikel 1, eerste lid, onderdeel jja, te stellen eisen wordt voldaan. Deze eisen hebben betrekking op: a. de rechtspersoonlijkheid, b. de financiële positie, c. de kennis en ervaring benodigd om de continuïteit van aanleg, instandhouding en exploitatie van de desbetreffende telecommunicatieinfrastructuur te waarborgen, d. de verwachting dat de aanvrager kan voldoen aan het met betrekking tot de vergunningen bepaalde, en e. het naar het oordeel van Onze Minister aannemelijk zijn dat door vergunningverlening aan de betreffende aanvrager geen afbreuk zal worden gedaan aan de doelmatige verzorging van de telecommunicatie en de tot stand te brengen mededinging. 4. Indien het aantal aanvragers die voldoen aan het derde lid, het aantal te verlenen vergunningen niet overtreft, wordt aan elk van deze aanvragers een vergunning verleend. 5. Indien wordt vastgesteld dat het aantal aanvragers die voldoen aan het derde lid, het aantal te verlenen vergunningen overtreft, zal het gebruiksrecht op de radio-frequenties, bepaald bij of krachtens de in artikel 13b bedoelde algemene maatregel van bestuur, via een veiling worden toegekend. Tot de veiling worden toegelaten de aanvragers die voldoen aan het derde lid. 6. De veiling zal binnen drie maanden na de in het vijfde lid bedoelde vaststelling een aanvang nemen. Onze Minister maakt in de Staatscourant de datum bekend waarop de veiling een aanvang neemt. 7. Met elk van de aanvragers die via een veiling het recht hebben verworven om bij uitsluiting van anderen de geveilde radio-frequenties, die nodig zijn voor de vergunning, te gebruiken, wordt een standaardovereenkomst gesloten. 8. Onze Minister verleent de vergunning onverwijld aan elk van de aanvragers, bedoeld in het zevende lid. 9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze van betaling van het verschuldigde bedrag. Eerste Kamer, vergaderjaar 1996 1997, 25 171, nr. 297 3

H Na artikel 13h wordt het opschrift van een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende: 2a. Verlening van vergunningen na een vergelijkende toets I Artikel 13ha wordt als volgt gewijzigd: 1. Het derde lid vervalt. 2. Toegevoegd worden drie nieuwe leden, luidende: 3. Een vergunning wordt geweigerd indien niet aan alle door Onze Minister te stellen eisen wordt voldaan. Deze eisen hebben betrekking op: a. de rechtspersoonlijkheid, b. de financiële positie, c. de technische middelen, de kennis en ervaring benodigd om de continuïteit van aanleg, instandhouding en exploitatie van de desbetreffende telecommunicatie-infrastructuur te waarborgen, d. de verwachting dat de aanvrager kan voldoen aan het met betrekking tot de vergunningen bepaalde, en e. het naar het oordeel van Onze Minister aannemelijk zijn dat door vergunningverlening aan de betreffende aanvrager geen afbreuk zal worden gedaan aan de doelmatige verzorging van de telecommunicatie en de tot stand te brengen mededinging. 4. Indien het aantal aanvragers die voldoen aan het derde lid, het aantal te verlenen vergunningen niet overtreft, wordt aan elk van deze aanvragers een vergunning verleend. 5. Indien het aantal aanvragers die voldoen aan het gestelde in het derde lid, het aantal te verlenen vergunningen overtreft, wordt de vergunning alsnog geweigerd indien niet ten genoegen van Onze Minister wordt doorstaan een vergelijkende toets tussen die aanvragers en tussen de overeenkomstig het tweede lid bij de aanvragen ingediende plannen op kwaliteitsaspecten, welke in elk geval betreffen: a. de eisen, bedoeld in het derde lid, b. de kwaliteit van de te bieden telecommunicatie-infrastructuur, c. het voorgenomen gebruik van de beschikbare radio-frequenties, d. de diensten die de aanvrager zal aanbieden, en e. de tarieven die de aanvrager zal toepassen voor de door hem te leveren diensten. J Na artikel 13ha wordt het opschrift van een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende: 2b. Overige bepalingen in verband met verlening van vergunningen K Artikel 13i wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «artikel 13h» vervangen door: de artikelen 13h en 13ha. L 2. In het derde lid, tweede volzin, vervalt: 13d, 13e. Artikel 13k wordt als volgt gewijzigd: Eerste Kamer, vergaderjaar 1996 1997, 25 171, nr. 297 4

1. Onder vernummering van het eerste lid tot vierde lid en het tweede tot het zesde lid worden vier nieuwe leden ingevoegd, luidende: 1. Indien een vergunning wordt verleend op grond van artikel 13h, vierde lid, en artikel 13ha, vierde en vijfde lid, kent Onze Minister tegelijkertijd bij beschikking de radio-frequenties toe die nodig zijn voor het uitvoeren van de vergunning. De vergunning en de beschikking treden op hetzelfde moment in werking. 2. Een via een veiling te verwerven gebruiksrecht op radio-frequenties gaat in op de dag van verlening van de vergunning ter uitvoering waarvan dit gebruiksrecht dient. 3. De in het eerste lid bedoelde radio-frequenties en het in het tweede lid bedoelde gebruiksrecht worden toegekend voor een periode die gelijk is aan de duur van de vergunning. Het gebruiksrecht op alle in de eerste volzin bedoelde radio-frequenties vervalt op het moment waarop de vergunning haar geldigheid verliest. 5. Tijdens de looptijd van een vergunning kan Onze Minister bij beschikking wijzigingen aanbrengen in de toegekende radio-frequenties dan wel in de radio-frequenties waarop het gebruiksrecht via een veiling is verworven. De in de eerste volzin bedoelde wijzigingen zijn geen wijzigingen in de hoeveelheid toegekende radio-frequenties. De kosten die hieruit kunnen voortvloeien voor de vergunninghouder, komen geheel voor diens rekening. 2. In het zesde lid wordt «twee jaar» vervangen door: drie jaar. 3. Na het zesde lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende: 7. Indien met toepassing van artikel 13i aan Koninklijke PTT Nederland N.V. een vergunning wordt verleend, wordt onder een toekenning als bedoeld in het eerste lid mede verstaan de beschikking van Onze Minister dat reeds eerder aan Koninklijke PTT Nederland N.V. als concessiehouder toegekende radio-frequenties kunnen worden aangewend voor de uitvoering van die vergunning. M In artikel 13l, tweede lid, komt de aanhef te luiden: De voorschriften kunnen betrekking hebben op:. N Na artikel 13o wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende: 3a. Delen van antenne-opstelpunten Artikel 13oa 1. De houders van een vergunning onderling en de houder van een vergunning en de houder van de machtiging krachtens artikel 17 van deze wet voor de dienst met betrekking tot het directe transport van spraak van en naar mobiele gebruikers, genaamd ATF 3, zijn over en weer verplicht te voldoen aan redelijke verzoeken tot het medegebruik van antenneopstelpunten. Hierbij worden in ieder geval de technische mogelijkheden in acht genomen. 2. In het geval dat voor het verlenen van medegebruik toestemming van een derde is vereist, is deze daartoe slechts gehouden indien het een redelijk verzoek betreft en hij: a. direct of indirect een relevant economisch belang heeft in de houder van een vergunning of de machtiging voor ATF 3 tot wie het verzoek is gericht, of b. deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 Eerste Kamer, vergaderjaar 1996 1997, 25 171, nr. 297 5

van het Burgerlijk Wetboek waartoe een andere groepsmaatschappij als bedoeld in dat artikel behoort, die een direct of indirect relevant economisch belang heeft in de houder van een vergunning of machtiging voor ATF 3 tot wie het verzoek is gericht. 3. De houder van een vergunning, de houder van de machtiging voor ATF 3, en, indien het tweede lid van toepassing is, de derde, die op grond van dat lid gehouden is toestemming te verlenen, stellen het medegebruik ter beschikking tegen een redelijke vergoeding. 4. Indien de houder van een vergunning of de houder van de machtiging voor ATF 3 of de derde, die op grond van het tweede lid gehouden is toestemming te verlenen, onderling geen overeenstemming bereiken over het medegebruik, kunnen zij Onze Minister verzoeken hierover een oordeel te geven. Artikel 13q, tweede, derde en vierde lid, is op hen van overeenkomstige toepassing. O P In artikel 13s vervalt het vijfde lid. Artikel 13u, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. Onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel e, worden twee nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende: c. de houder van een vergunning, die op grond van artikel 13a, tweede lid, van vergunningverlening is uitgesloten; d. een aanvrager van een vergunning voor hetzelfde technische systeem, die niet aan de op grond van artikel 1, eerste lid, onderdeel jja, gestelde eisen voldoet. 2. Onder vervanging van de punt door een komma aan het slot van onderdeel e, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende: f. een derde, indien naar het oordeel van Onze Minister aannemelijk is dat door de overdracht van de vergunning afbreuk wordt gedaan aan de met deze wet beoogde doelmatige verzorging van telecommunicatie en de daartoe tot stand te brengen mededinging in het aanbod van diensten. Q Na artikel 13x wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 13ij Onze Minister kan aan artikel 13x ook toepassing geven in de verhouding tussen elk van de vergunninghouders voor een bepaald technisch systeem enerzijds en de houder van een later verleende vergunning voor een technisch systeem waarmee vergelijkbare diensten worden aangeboden anderzijds, doch alleen op verzoek van de houder van de later verleende vergunning. De in de eerste volzin bedoelde toepassing geschiedt om de ongelijkwaardigheid in de mededingingspositie te verminderen, welke het gevolg is van de eerdere vergunningverlening en daardoor eerdere aanleg en exploitatie van telecommunicatie-infrastructuur voor een van de systemen. R Na artikel 13ij wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende: 8. Experimenten Eerste Kamer, vergaderjaar 1996 1997, 25 171, nr. 297 6

Artikel 13z Ten behoeve van experimenten in het belang van een doelmatige verzorging van de in artikel 13a, eerste lid, bedoelde diensten, kan bij ministeriële regeling voor een bij die regeling vast te stellen periode worden afgeweken van het bij of krachtens deze wet bepaalde. S Aan artikel 41 wordt een derde lid toegevoegd, luidende: 3. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels kan, ingeval vergunningverlening plaats vindt op de wijze van artikel 13h, een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd zijn door de houders van een vergunning ter dekking van de kosten van de veiling. ARTIKEL II 1. Indien het gebruiksrecht op de radio-frequenties, die bestemd zijn voor de uitvoering van de te verlenen vergunning voor het systeem voor openbare digitale cellulaire mobiele telecommunicatie te land, zoals gestandaardiseerd door het Europese Telecommunicatie Standaardisatie Instituut (DCS 1800), gecombineerd met GSM, wordt geveild op grond van artikel 13h, vijfde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, zijn de houders van de vergunningen voor het technische systeem, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Besluit vergunningen mobiele telecommunicatie, die op het moment van de inwerkingtreding van deze wet zijn verleend, een vergoeding verschuldigd voor de radio-frequenties die zij ten behoeve van de uitvoering van hun vergunning toegewezen hebben gekregen dan wel nog toegewezen zullen krijgen. 2. De vergoeding is eenmalig verschuldigd na de veiling voor DCS 1800 gecombineerd met GSM over de reeds toegewezen radio-frequenties alsmede telkens als er meer radio-frequenties ter beschikking worden gesteld op grond van het zesde lid. 3. De verschuldigde eenmalige vergoeding bedraagt voor elke houder van de vergunning, bedoeld in het eerste lid, het aantal toegewezen radio-frequenties, vermenigvuldigd met het bedrag dat voor de verwerving van het gebruiksrecht op de radio-frequenties voor DCS 1800 gecombineerd met GSM per radio-frequentie per jaar wordt betaald, maal de resterende looptijd van de vergunning vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, uitgedrukt in jaren en tiende delen daarvan. Het bedrag dat voor de radio-frequenties voor DCS 1800 gecombineerd met GSM per radio-frequentie per jaar wordt betaald, is het betaalde bedrag of, indien het om verschillende bedragen gaat, het gemiddelde van de betaalde bedragen voor de verwerving van het gebruiksrecht op de radio-frequenties voor DCS 1800 gecombineerd met GSM, per radiofrequentie, gedeeld door vijftien. 4. Het eerste, tweede en derde lid zijn wat betreft de eenmalige vergoeding van overeenkomstige toepassing op de dienst met betrekking tot het directe transport van spraak van en naar mobiele gebruikers, genaamd ATF 3, die Koninklijke PTT Nederland N.V. krachtens artikel 17 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen gemachtigd is aan te bieden, met dien verstande dat bij de toepassing van het derde lid het bedrag per radio-frequentie per jaar vermenigvuldigd wordt met tien, minus het aantal jaren, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet sinds 1 september 1994 is verstreken. 5. Indien de radio-frequenties die zijn toegewezen ten behoeve van de in het vierde lid bedoelde dienst binnen tien jaar na de inwerkingtreding Eerste Kamer, vergaderjaar 1996 1997, 25 171, nr. 297 7

van de in dat lid bedoelde machtiging ter beschikking worden gesteld aan Onze Minister, vindt teruggave van de op grond van het vierde lid betaalde vergoeding plaats naar rato van het aantal jaren dat deze radio-frequentie niet ten behoeve van ATF 3 gebruikt wordt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen hierover nadere regels worden gesteld. 6. Telkenmale indien de in het vijfde lid bedoelde radio-frequenties ter beschikking worden gesteld aan een houder van een vergunning voor het technische systeem, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Besluit vergunningen mobiele telecommunicatie, is deze een vergoeding verschuldigd die berekend wordt op de wijze van het derde lid, naar rato van het aantal jaren dat deze radio-frequenties ten behoeve van dit technische systeem gebruikt worden. 7. De in dit artikel bedoelde vergoedingen zijn verschuldigd overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels. ARTIKEL III Indien het bij koninklijke boodschap van 29 november 1996 ingediende voorstel van wet, houdende regels inzake instelling van een college voor de post- en telecommunicatiemarkt (Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit) tot wet wordt verheven en in werking is getreden op een eerder tijdstip dan de onderhavige wet, wordt in artikel 13oa, vierde lid, van deze wet «Onze Minister» vervangen door: het college. ARTIKEL IV 1. Indien het bij koninklijke boodschap van 29 november 1996 ingediende voorstel van wet, houdende regels inzake instelling van een college voor de post- en telecommunicatiemarkt (Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit), en deze wet, eerder in werking zijn getreden dan de wet van 21 februari 1997, houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en het Wetboek van Strafvordering in verband met de volledige wederzijdse erkenning van goedkeuringen van randapparatuur en van apparatuur voor satellietgrondstations (Stb. 124), komt artikel 41, eerste lid, onderdeel a, en het tweede tot en met het vierde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen te luiden als volgt: a. de concessie, bedoeld in artikel 3, een registratie als bedoeld in artikel 4ac, 7a, 22a, eerste lid, of 23a, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 13a, een toestemming als bedoeld in artikel 13r, eerste lid, een oordeel als bedoeld in de artikelen 4c of 13q, dan wel een machtiging als bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, 19, derde lid, onder a, 21, eerste lid en derde lid, 23, eerste lid, en 30b, tweede lid, onder c, dan wel een toekenning van radio-frequenties als bedoeld in artikel 21 van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, welke vergoeding verschuldigd is voor de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de concessie, een registratie, een vergunning, een machtiging onderscheidenlijk een toekenning van radio-frequenties als bedoeld in artikel 21 van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, en het toezicht op de naleving door de houder van de concessie, de houder van een registratie, de houder van een vergunning dan wel de houder van een machtiging van de bij of krachtens deze wet gegeven regels, voorschriften en beperkingen; 2. Voor zover de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op door het college te verrichten taken, stelt Onze Minister de vergoeding Eerste Kamer, vergaderjaar 1996 1997, 25 171, nr. 297 8

vast op een daartoe strekkend voorstel van het college. Deze vergoeding wordt opgelegd door het college en voldaan aan het college. 3. Overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels wordt van de gebruikers van zendinrichtingen een door Onze Minister vast te stellen jaarlijkse bijdrage geheven ter dekking van de kosten die voor de overheid voortvloeien uit de toepassing van het bij of krachtens deze wet ter zake van de elektromagnetische compatibiliteit bepaalde, voorzover deze kosten niet reeds krachtens het eerste lid verschuldigd zijn. 4. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels kan, ingeval vergunningverlening plaats vindt op de wijze van artikel 13h, een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd zijn door de houders van een vergunning ter dekking van de kosten van de veiling. 2. Indien de wet van 21 februari 1997, houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en het Wetboek van Strafvordering in verband met de volledige wederzijdse erkenning van goedkeuringen van randapparatuur en van apparatuur voor satellietgrondstations (Stb. 124), en deze wet, eerder in werking zijn getreden dan het bij koninklijke boodschap van 29 november 1996 ingediende voorstel van wet, houdende regels inzake instelling van een college voor de post- en telecommunicatiemarkt (Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit), komt artikel 41, eerste lid, onderdeel a, en het tweede tot en met het vijfde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen te luiden als volgt: a. de concessie, bedoeld in artikel 3, een registratie als bedoeld in artikel 4ac, 7a, 22a, eerste lid, of 23a, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 13a, een ontheffing als bedoeld in artikel 13p, vierde lid, een toestemming als bedoeld in artikel 13r, eerste lid, een oordeel als bedoeld in de artikelen 4c of 13q, dan wel een machtiging als bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, 19, derde lid, onder a, 21, eerste lid en derde lid, 23, eerste lid, en 30b, tweede lid, onder c, dan wel een toekenning van radio-frequenties als bedoeld in artikel 21 van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, welke vergoeding verschuldigd is voor de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de concessie, een registratie, een vergunning, een machtiging onderscheidenlijk een toekenning van radio-frequenties als bedoeld in artikel 21 van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, en het toezicht op de naleving door de houder van de concessie, de houder van een registratie, de houder van een vergunning dan wel de houder van een machtiging van de bij of krachtens deze wet gegeven regels, voorschriften en beperkingen; 2. Overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels wordt van de gebruikers van zendinrichtingen een door Onze Minister vast te stellen jaarlijkse bijdrage geheven ter dekking van de kosten die voor de overheid voortvloeien uit de toepassing van het bij of krachtens deze wet ter zake van de elektromagnetische compatibiliteit bepaalde, voorzover deze kosten niet reeds krachtens het eerste lid verschuldigd zijn. 3. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels kan, ingeval vergunningverlening plaats vindt op de wijze van artikel 13h, een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd zijn door de houders van een vergunning ter dekking van de kosten van de veiling. 4. Overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels wordt van de houder van de concessie, van de houder van een vergunning alsmede van de houders van een openbaar telecommunicatienet een door Onze Minister vast te stellen jaarlijkse Eerste Kamer, vergaderjaar 1996 1997, 25 171, nr. 297 9

bijdrage geheven ter dekking van de kosten die voor de overheid voortvloeien uit de toepassing van het bij of krachtens deze wet ter zake van randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations bepaalde, voorzover deze kosten niet reeds krachtens het eerste of het derde lid verschuldigd zijn. 5. Voor de werkzaamheden van de instanties, bedoeld in artikel 29a, tweede lid, onder 3, is een door die instanties vast te stellen vergoeding verschuldigd. ARTIKEL V Indien zowel de wet van 21 februari 1997, houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en het Wetboek van Strafvordering in verband met de volledige wederzijdse erkenning van goedkeuringen van randapparatuur en van apparatuur voor satellietgrondstations (Stb. 124), als het bij koninklijke boodschap van 29 november 1996 ingediende voorstel van wet, houdende regels inzake instelling van een college voor de post- en telecommunicatiemarkt (Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit), en deze wet, in werking zijn getreden, komt artikel 41, eerste lid, onderdeel a, en het tweede tot en met het zesde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen te luiden als volgt: a. de concessie, bedoeld in artikel 3, een registratie als bedoeld in artikel 4ac, 7a, 22a, eerste lid, of 23a, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 13a, een toestemming als bedoeld in artikel 13r, eerste lid, een oordeel als bedoeld in de artikelen 4c of 13q, dan wel een machtiging als bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, 19, derde lid, onder a, 21, eerste lid en derde lid, 23, eerste lid, en 30b, tweede lid, onder c, dan wel een toekenning van radio-frequenties als bedoeld in artikel 21 van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, welke vergoeding verschuldigd is voor de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de concessie, een registratie, een vergunning, een machtiging onderscheidenlijk een toekenning van radio-frequenties als bedoeld in artikel 21 van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, en het toezicht op de naleving door de houder van de concessie, de houder van een registratie, de houder van een vergunning dan wel de houder van een machtiging van de bij of krachtens deze wet gegeven regels, voorschriften en beperkingen; 2. Voor zover de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op door het college te verrichten taken, stelt Onze Minister de vergoeding vast op een daartoe strekkend voorstel van het college. Deze vergoeding wordt opgelegd door het college en voldaan aan het college. 3. Overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels wordt van de gebruikers van zendinrichtingen een door Onze Minister vast te stellen jaarlijkse bijdrage geheven ter dekking van de kosten die voor de overheid voortvloeien uit de toepassing van het bij of krachtens deze wet ter zake van de elektromagnetische compatibiliteit bepaalde, voorzover deze kosten niet reeds krachtens het eerste lid verschuldigd zijn. 4. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels kan, ingeval vergunningverlening plaats vindt op de wijze van artikel 13h, een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd zijn door de houders van een vergunning ter dekking van de kosten van de veiling. 5. Overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels wordt van de houder van de concessie, van de houder van een vergunning alsmede van de houders van een openbaar telecommunicatienet een door Onze Minister vast te stellen jaarlijkse Eerste Kamer, vergaderjaar 1996 1997, 25 171, nr. 297 10

bijdrage geheven ter dekking van de kosten die voor de overheid voortvloeien uit de toepassing van het bij of krachtens deze wet ter zake van randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations bepaalde, voorzover deze kosten niet reeds krachtens het eerste of het derde lid verschuldigd zijn. 6. Voor de werkzaamheden van de instanties, bedoeld in artikel 29a, tweede lid, onder 3, is een door die instanties vast te stellen vergoeding verschuldigd. ARTIKEL VI Indien het bij koninklijke boodschap van 29 april 1997 ingediende voorstel van wet, houdende regels inzake wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in verband met de liberalisering van de spraaktelefoondienst (25 331) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt in artikel II van die wet «artikel 4ab» vervangen door: artikel 4ac. ARTIKEL VII Indien het bij koninklijke boodschap van 29 april 1997 ingediende voorstel van wet, houdende regels inzake wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in verband met de liberalisering van de spraaktelefoondienst (25 331) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt de Wet op de telecommunicatievoorzieningen als volgt gewijzigd: A In het opschrift van 2 van hoofdstuk IX wordt «artikel 4ab» vervangen door: artikel 4ac. B In de artikelen 44 en 48b wordt «4ab» vervangen door: 4ac. ARTIKEL VIII Indien het bij koninklijke boodschap van 29 november 1996 ingediende voorstel van wet, houdende regels inzake instelling van een college voor de post- en telecommunicatiemarkt (Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt in artikel 4ab van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen «het college» telkens vervangen door: Onze Minister. ARTIKEL IX De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Eerste Kamer, vergaderjaar 1996 1997, 25 171, nr. 297 11

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Minister van Verkeer en Waterstaat, Eerste Kamer, vergaderjaar 1996 1997, 25 171, nr. 297 12