ECLI:NL:GHSHE:2015:4012

Vergelijkbare documenten
Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:GHSHE:2007:BA1899

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

ECLI:NL:GHSHE:2001:AD8580

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:GHARL:2017:6481

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:2577

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:GHSHE:2017:2269

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9850

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2970

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

ECLI:NL:GHAMS:2017:3023 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599

Verkort vonnis van de rechtbank 's-hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ5655

ECLI:NL:GHSHE:2017:1325

LJN: BF8034, Rechtbank Arnhem, 05/

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:GHAMS:2017:2691 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ9218

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284

1. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2013.

Transcriptie:

ECLI:NL:GHSHE:2015:4012 Instantie Datum uitspraak 09-10-2015 Datum publicatie 09-10-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000605-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger beroep Man wordt van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden met het oogmerk om hem te dwingen zijn kleindochter naar Nederland te (doen) brengen. Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er geen sprake is van gijzeling. Het hof veroordeelt de verdachte voor de wederrechtelijke vrijheidsberoving tot een hogere straf dan de rechtbank, namelijk tot een gevangenisstraf voor de duur van 450 dagen, waarvan 280 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Bij de bepaling van die straf heeft het hof enerzijds in aanmerking genomen dat dergelijk, kennelijk op eer gerelateerde gevoelens gebaseerd, gedrag sterk moet worden afgekeurd, maar anderzijds dat sinds het feit inmiddels vijf jaar zijn verstreken en zich diep tragische gebeurtenissen hebben voorgedaan in het leven van de verdachte. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak Afdeling strafrecht Parketnummer : 20-000605-13 Uitspraak : 9 oktober 2015 TEGENSPRAAK Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-hertogenbosch gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 februari 2013 in de strafzaak met parketnummer 02-811163-10 tegen de verdachte: [naam van de verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Afghanistan) in het jaar 1987, wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep Bij voormeld vonnis is de verdachte vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde openlijk geweld, is de onder 1 primair ten laste gelegde gijzeling van [A] bewezen verklaard en is de verdachte daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 190 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij [B] is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. De officier van justitie heeft zijn hoger beroep bij akte d.d. 14 maart 2013 ingetrokken. Omvang van het hoger beroep Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de door de rechtbank gegeven vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover het daartegen is gericht. Gelet daarop is ook de vordering van de benadeelde partij niet aan het oordeel van het hof onderworpen. Die vordering ziet namelijk op het onder 2 ten laste gelegde feit. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de onder 1 primair ten laste gelegde gijzeling bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Subsidiair heeft hij een straftoemetingsverweer gevoerd. Vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, nu het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank. Tenlastelegging Aan de verdachte is - na een toegewezen vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging - onder 1 ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 2 mei 2010 te Ledeacker en/of te Genderen en/of te Steenbergen en/of op (andere) plaatsen in het arrondissement Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [A], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten die [A] en/of diens dochter [C], te dwingen om [D] (zijnde de dochter van [E] en die [C] ) terug te brengen, althans te laten terugkeren, naar Nederland, althans iets te doen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), voornoemde [A] - bij zijn arm(en), althans lichaam, en/of kraag en/of stropdas vastgepakt en/of (vervolgens) - in een auto getrokken/gesleurd/gebracht, althans gedwongen in een auto plaats te nemen, en/of (vervolgens) - (onder bedreiging van een of meer vuurwapen(s) en/of voortbouwend op eerder geweld en/of fysiek dan wel getalsmatig overwicht) in een auto vervoerd en/of (vervolgens) - gedwongen een woning in te gaan en/of aldaar te verblijven en/of (vervolgens) - (onder bedreiging van een of meer vuurwapen(s) en/of voortbouwend op eerder geweld en/of fysiek dan wel getalsmatig overwicht) gedwongen de voeten en/of handen en/of kleding van [F] en/of [G] te kussen en/of (vervolgens) gedwongen op de Koran te beloven dat hij, [A], de dochter van [E] en [C] (zijnde [D] ) terug zou brengen (zulks terwijl een en ander gefilmd werd) en/of (vervolgens) - in een auto (naar Steenbergen) vervoerd; subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij op of omstreeks 2 mei 2010 te Ledeacker en/of te Genderen en/of te Steenbergen en/of op (andere) plaatsen in het arrondissement Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [A], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), voornoemde [A] - bij zijn arm(en), althans lichaam, en/of kraag en/of stropdas vastgepakt en/of (vervolgens) - in een auto getrokken/gesleurd/gebracht, althans gedwongen in een auto plaats te nemen, en/of (vervolgens)

- (onder bedreiging van een of meer vuurwapen(s) en/of voortbouwend op eerder geweld en/of fysiek dan wel getalsmatig overwicht) in een auto vervoerd en/of (vervolgens) - gedwongen een woning in te gaan en/of aldaar te verblijven en/of (vervolgens) - (onder bedreiging van een of meer vuurwapen(s) en/of voortbouwend op eerder geweld en/of fysiek dan wel getalsmatig overwicht) gedwongen de voeten en/of handen en/of kleding van [F] en/of [G] te kussen en/of (vervolgens) gedwongen op de Koran te beloven dat hij, [A], de dochter van [E] en [C] (zijnde [D] ) terug zou brengen (zulks terwijl een en ander gefilmd werd) en/of (vervolgens) - in een auto (naar Steenbergen) vervoerd. De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten en omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de primair ten laste gelegde gijzeling niet kan worden bewezen. Het bewijs schiet tekort om te kunnen vaststellen dat verdachte en zijn medeverdachten bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [A] het oogmerk hebben gehad om [C] te dwingen iets te doen. Wel kan worden vastgesteld dat zij het oogmerk hadden om [A] - de gijzelaar zelf - te dwingen iets te doen, maar dat levert geen gijzeling op. Het delict gijzeling kenmerkt zich immers daardoor dat een ander dan de gijzelaar wordt gedwongen iets te doen of niet te doen; mitsdien kan het ten laste gelegde oogmerk een ander, te weten [A], te dwingen niet worden bewezen. Gelet hierop zal de verdachte van het primair ten laste gelegde feit geheel worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 2 mei 2010 te Ledeacker en te Genderen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een persoon, genaamd [A], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders voornoemde [A] bij zijn arm en kraag en stropdas vastgepakt, gedwongen in een auto plaats te nemen en vervolgens gebruikmakend van fysiek dan wel getalsmatig overwicht in een auto vervoerd en gedwongen in een woning te verblijven. Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Namens de verdachte is ten verweer betoogd, dat deze van de subsidiair ten laste gelegde vrijheidsberoving dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd - kort weergegeven - dat de verklaringen van aangever onbetrouwbaar zijn en voorts dat de rol van verdachte van ondergeschikt belang was en onvoldoende substantieel om te kunnen spreken van medeplegen. Het hof overweegt dienaangaande aan de hand van de bovenbedoelde bewijsmiddelen als volgt. De aangever [A] heeft, voor zover hier van belang, verklaard dat hij - in weerwil van zijn verzet daartegen - door vijf broers [familienaam], waaronder verdachte, in een personenauto is geduwd, dat hij daarbij bij zijn arm, zijn kraag en zijn stropdas is vastgepakt, dat hij daarbij blauwe plekken en kneuzingen heeft opgelopen aan zijn arm en zijn borst en dat hij toen naar de woning van [H] in Genderen is gebracht. Anders dan de verdediging acht het hof de verklaring van [A] betrouwbaar en wel omdat zij steun vindt in het volgende. * De getuige [I] heeft verklaard dat alle mannen aangever vastpakten en hem in de auto zetten, dat deze zijn voet nog tegen de deur van de auto zette om te voorkomen dat zij hem in de auto zouden zetten, maar dat hem dat niet gelukte. * Bij een onderzoek op 6 mei 2010 in een ziekenhuis in Ontario, Canada, is een kneuzing aan de rechterbovenarm van aangever vastgesteld. * Tijdens het verblijf in de woning in Genderen heeft [E] gezegd: Ik heb hem gedwongen om in de auto te gaan zitten. * Het hof heeft aan de hand van videobeelden zomede van vertaalde gesprekken vastgesteld, dat aangever ten huize van [H] omringd werd door een aantal leden van de familie [familienaam], die op luide toon en op dreigende wijze op hem inpraatten. Hij kon - letterlijk en figuurlijk - geen kant op. Uit dit één en ander trekt het hof het gevolg dat [A] opzettelijk wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en beroofd gehouden. Verdachte is gedurende de gehele ontvoering, zowel bij het van zijn vrijheid beroven van aangever als

bij het hem van zijn vrijheid beroofd houden, aanwezig geweest. In het oppakken van aangever in Ledeacker heeft hij een werkzaam aandeel gehad en ook overigens heeft hij steeds deel uitgemaakt van het fysiek dan wel getalsmatig overwicht dat aangever belette daarheen te gaan, waarheen hij wenste. Aldus heeft hij in nauwe en volledige samenwerking, aanvankelijk met zijn broers en vervolgens ook met overige familieleden, de ontvoering uitgevoerd; zijn rol kan dan ook niet anders dan als medeplegen worden aangemerkt. Verdachte heeft een alternatief scenario voor de gebeurtenissen op 2 mei 2010 naar voren gebracht, inhoudende dat de ontmoeting op die dag van de aangever is uitgegaan. Het was namelijk op verzoek van aangever dat verdachte met vier van zijn broers naar Ledeacker is gegaan; aangever had te kennen gegeven dat hij verdachtes broer [E] een paspoort zou brengen, dan wel een paspoort voor hem zou kunnen regelen, waarmee deze naar Canada zou kunnen reizen. Het hof overweegt daaromtrent het volgende. In de eerste plaats past de uit het dossier blijkende toedracht, te weten dat verdachte met zijn broers met een overmacht van vijf man en met toepassing van geweld aangever is gaan ophalen en voorts dat dezen vervolgens door met zeer hoge snelheid te rijden de hen achtervolgende politie hebben afgeschud, in het geheel niet in het beweerde ophalen van [A] op diens verzoek. In de tweede plaats is aan de gesprekken, vervat in de geluidsopnames, die gemaakt zijn in de auto waarin [A] werd vervoerd en in de woning te Genderen waar hij naar toe werd gebracht, geen enkele aanwijzing ervoor te ontlenen dat het hier zou gaan om een paspoort voor [E]. In de derde plaats heeft de verdachte na zijn aanhouding tegenover de politie de door hem gestelde gang van zaken niet naar voren gebracht, hetgeen wel voor de hand zou hebben gelegen, nu die toch voor hem ontlastend was. Eerst vier maanden later heeft hij tegenover de rechter-commissaris daarvan melding gemaakt. Voor die wijziging in zijn proceshouding heeft hij geen aannemelijke uitleg gegeven. In het licht van deze omstandigheden kan het hof aan het door verdachte geschetste alternatieve scenario geen enkel geloof hechten. Het hof heeft uit al het bovenoverwogene de overtuiging bekomen, dat verdachte zich aan het medeplegen van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft schuldig gemaakt. Het verwerpt derhalve het verweer. Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde Het onder 1 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij en strafbaar in artikel 282, eerste lid, juncto artikel 47, eerste lid en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd: Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van dit feit uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Bewezen is verklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen [A] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden. Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dat is begaan, overweegt het hof als volgt. De verdachte en zijn vier broers hebben [A], toen deze een huwelijksfeest van zijn neef bijwoonde, van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Zij hebben, overwegend op een zeer dwingende en dreigende wijze, van hem de verzekering geëist dat hij zijn kleindochter [D] - de dochter van verdachtes broer [E] - naar Nederland zou (doen) brengen. Het hof rekent dat de verdachte aan. Een dergelijk, kennelijk op eer gerelateerde gevoelens gebaseerd, gedrag moet sterk worden afgekeurd. Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dat is begaan, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof is van oordeel dat een en ander in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden rechtvaardigt. Het hof houdt echter ook rekening met het tijdsverloop. Sinds het bewezen verklaarde is inmiddels vijf jaar tijd verstreken. Het hof stelt in dat verband vast dat de redelijke termijn zowel in eerste als in tweede aanleg is overschreden. De verdachte is immers op 26 juli 2010 aangehouden ter zake van het bewezen verklaarde feit en diens zaak is in eerste aanleg niet binnen twee jaar met een eindvonnis afgerond, terwijl de behandeling in tweede aanleg na het instellen van het hoger beroep door de verdachte eveneens langer dan twee jaar heeft geduurd. De overschrijding van de redelijke termijn is mede (maar niet uitsluitend) te verklaren door onderzoek in het buitenland dat op het

verzoek van de verdediging heeft plaatsgevonden. Het hof is van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn in dit geval tot strafvermindering moet leiden, in die zin dat voormelde 18 maanden gevangenisstraf zal worden verlaagd tot 15 maanden gevangenisstraf. Het hof heeft zich vervolgens voor de vraag gesteld in hoeverre een verdere verlaging van de op te leggen straf op zijn plaats is gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Onmiskenbaar is namelijk dat zich diep tragische gebeurtenissen hebben voorgedaan in het leven van de verdachte. Zo pleegde zijn broer [E] zelfmoord tijdens diens voorarrest en deden zijn broer [H] en zijn moeder datzelfde in een later stadium. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte niet in de gelegenheid is gesteld de begrafenis van zijn broer [E] bij te wonen en afscheid van hem te nemen. Opgemerkt wordt voorts dat de verdachte, die eerder door een strafrechter onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven, sinds de uitspraak van de rechtbank niet meer met politie en justitie in aanmerking is gekomen. Het hof is, na een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat het bij deze stand van zaken niet meer opportuun is een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel het voorarrest van de verdachte (170 dagen) overstijgt. In zoverre slaagt het straftoemetingsverweer van de raadsman. Gelet op het voorgaande zal het hof een gevangenisstraf opleggen voor duur van 450 dagen (15 maanden), waarvan 280 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij merkt het hof op dat met de oplegging van deze deels voorwaardelijke straf enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking wordt gebracht en anderzijds de strafoplegging dienstbaar wordt gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 63 en 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover het is gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit; vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan zijn oordeel onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht;

verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dat als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar; veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 450 (vierhonderdvijftig) dagen; bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 280 (tweehonderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Aldus gewezen door mr. F. van Es, voorzitter, mr. H.D. Bergkotte en mr. J. Huurman-van Asten, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh, griffier, en op 9 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.