ECLI:NL:RBAMS:2014:3529

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBAMS:2015:3633

Rechtbank Amsterdam C HA RK Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5965

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1890

beschikking RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht zaaknummer / rekestnummer: C/13/ / HA RK Beschikking van 21 mei 2015 in de zaak van

Beschikking van de meervoudige kamer in de rechtbank Almelo op het verzoek van:

2.2. ASR heeft aansprakelijkheid van haar verzekerde voor het ongeval erkend.

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217

ECLI:NL:RBAMS:2016:4523

ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7062

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

schikking AFSCHRIFT RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Handelsrecht Middelburg zaaknummer / rekestnummer: C/02/ / HA RK

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBMNE:2016:7598

ECLI:NL:CRVB:2014:1613

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

Partijen worden hierna [VERZOEKER] en [VERZEKERAAR] genoemd.

ECLI:NL:RBAMS:2017:3179

JA 2013/70 Rechtbank Amsterdam, , /HA RK ,

zaaknummer / rekestnummer: C/16/ / HA RK MAR

ECLI:NL:RBMNE:2016:5654

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

Partijen zullen hierna [BETROKKENE] en [VERZEKERAAR] genoemd worden.

ECLI:NL:RBMNE:2014:4759

beschikking AFSCH In? md, oil P - 101/1 RECHTBANK LIMBURG Burgerlijk recht Zittingsplaats Maastricht zaaknummer: C / HA RK 13-10

Zaaknummers: VZ VERZ VZ VERZ beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBAMS:2014:8614

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:CRVB:2014:2743

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:RBARN:2011:BT2615

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBDHA:2015:3937

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:RBROT:2011:BU4625

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

Partijen zullen hierna "[BETROKKENE] q.q." en "Reaal" genoemd worden.

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678


ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBMNE:2017:2000

ECLI:NL:RBAMS:2013:6267

ECLI:NL:RBAMS:2017:1538

ECLI:NL:RBDHA:2017:5387

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBALK:2009:BH5268

ECLI:NL:RBDHA:2017:4885

Letselschade whiplash; deelgeschil; bestaan van klachten; causaal verband tussen klachten en ongeval

ECLI:NL:RBLIM:2016:661

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

ECLI:NL:RBROT:2015:8694

ECLI:NL:RBOVE:2017:2573

ECLI:NL:RBZLY:2006:AY7374

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706

: BNP Paribas Cardif Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Oosterhout, verder te noemen Verzekeraar.

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP9690 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:11422

ECLI:NL:RBARN:2011:BU6743

ECLI:NL:RBAMS:2011:BS8906

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:RBOVE:2016:4562

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

«JA» Deelgeschillen. 1.De procedure (...; red.)

ECLI:NL:GHAMS:2014:3092

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBGEL:2013:2662

ECLI:NL:OGEAM:2016:86

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

mr. A. Rutten-Roos, mr. A. Bus, mr. C.A. Joustra, mr. F.J.H. Mijnssen en mr. F. Peijster.

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

de stichting STICHTING UNION DES VICTIMES DES DÉCHETS TOXIQUES D'ABIDJAN ET BANLIEUES, gevestigd te Nijmegen, verzoekster,

I 179 I De nieuwe deelgeschilprocedure: de eerste oogst

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0950

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

Transcriptie:

ECLI:NL:RBAMS:2014:3529 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 19-06-2014 Datum publicatie 01-07-2014 Zaaknummer C-13-555765 - HA RK 13-396 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg - enkelvoudig Deelgeschil. Verzoek afgewezen op grond van artikel 1019z omdat voorgelegde vraag niet leidt tot beslechting kern geschilpunt tussen partijen Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak beschikking RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht zaaknummer / rekestnummer: C/13/555765 / HA RK 13-396 Beschikking van 19 juni 2014 in de zaak van [verzoekster] wonende te [woonplaats], verzoekster, advocaat mr. E.F. Klungers te Alkmaar, en

1. de stichting STICHTING ROZENTHEATER, gevestigd te Amsterdam, 2. de naamloze vennootschap ASR SCHADEVERZEKERING N.V, gevestigd te Utrecht, verweersters, advocaat mr. J. Meyst-Michels te Utrecht. Partijen zullen hierna [verzoekster], Rozentheater en ASR worden genoemd. 1 De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het verzoekschrift deelgeschil betreffende letsel- en overlijdensschade ex artikel 1019w Rv met producties, - het verweerschrift met producties, - de tussenbeschikking van 23 januari 2014, waarin een mondelinge behandeling is bepaald, - het proces-verbaal van behandeling van een verzoekschrift, gehouden op 15 april 2014 en de daarin genoemde stukken. 1.2. Nadat de zaak korte tijd is aangehouden om de mogelijkheid van een minnelijke regeling te onderzoeken, hebben partijen om een beschikking gevraagd, die is bepaald op heden. 2 De feiten 2.1. Op 12 december 2007 bevond [verzoekster] zich in het gebouw van Rozentheater, alwaar zij uit hoofde van haar werk als theaterproducent bij Stichting Likeminds bij de opening van een festival aanwezig was. [verzoekster] stond onder het balkon van het theater toen een beamer van het balkon op haar hoofd viel (hierna: het ongeval). 2.2. ASR heeft in haar hoedanigheid van verzekeraar van Rozentheater aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. 2.3. Op 17 maart 2008 heeft [naam 1], schaderegelaar bij ASR, in het kader van de schaderegeling een huisbezoek afgelegd bij [verzoekster]. Het verslag dat hiervan is opgemaakt luidt, voor zover thans van belang, als volgt: Medisch Letsel Post commotioneel syndroom

( ) Preëxistentie Mw. [verzoekster] deelde desgevraagd mee voor ongeval in goede gezondheid te verkeren. Zij maakte niet eerder een ongeval mee en ziekteverzuim voor ongeval was nihil. ( ) 2.4. Op 15 mei 2008 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de in gezamenlijk overleg benaderde arbeidsdeskundige[arbeidsdeskundige] en [verzoekster], in aanwezigheid van haar advocaat. Het verslag van dat gesprek luidt, voor zover thans van belang, als volgt: De belastbaarheid van cliënt [[verzoekster], rb] is in ieder opzicht, zowel fysiek, arbeidsgerelateerd als in sociale contacten, nog laag. Zij heeft snel weer klachten. Sinds oktober 2007 wordt cliënt behandeld door osteopaat [osteopaat] (aanvankelijk vanwege een nierprobleem (?), nu ook in het kader van het post commotioneel syndroom). ( ) Bedrijfsarts [bedrijfsarts] van arbodienst Novamedixx acht cliënt momenteel volledig arbeidsongeschikt (voor haar werkzaamheden bij de Stichting Likeminds). Zij wordt wel gestimuleerd arbeidstherapeutisch te gaan opstarten. ( ) Het gevaar bestaat wel dat cliënt van huis uit gewend is hoog in te zetten en dus vatbaar is voor overbelasten en forceren, hetgeen geen geleidelijke groei en geen solide basis oplevert. ( ) 2.5. Bij brief van 4 oktober 2010 heeft de advocaat van [verzoekster] een afschrift uit het huisartsendossier met betrekking tot [verzoekster] aan ASR toegestuurd. Hierin bevindt zich onder meer een brief van de uroloog uit het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis, gedateerd 11 mei 2007, waarin voor zover thans van belang het volgende staat: Patiënte meldde zich op 03/05/2007 op de spoedeisende hulp in verband met sinds twee dagen toenemende pijn rechts in de buik, uitstralend naar de rug. ( ) Daags na opname werd een CTscan van het abdomen verricht, waarbij eveneens geen afwijkingen werden geconstateerd ( ). In verband met koorts en pijnlocatie ter hoogte van de rechter nier alsmede leukocyten in het urinesediment werd patiënte uiteindelijk behandeld voor een pyelonefritis [nierbekkenontsteking, rb] ( ). Na voldoende herstel kon zij op 08-05-07 in goede conditie koortsvrij worden ontslagen ( ). Voorts blijkt uit het huisartsenjournaal dat [verzoekster] op 27 en 31 juli 2007 de huisarts heeft bezocht met aanhoudende pijnklachten in rechterflank, arm, rechterbeen tot in de tenen en dat zij in verband met die aanhoudende klachten op haar verzoek in augustus 2007 een neuroloog heeft bezocht die onder meer een MRI-scan heeft uitgevoerd. 2.6. Op 8 februari 2013 hebben partijen in gezamenlijk overleg neuroloog [neuroloog] (hierna: [neuroloog]) verzocht een onderzoek bij [verzoekster] te verrichten. Het rapport van [neuroloog], gedateerd 1 augustus 2013, luidt, voor zover thans van belang, als volgt: Overwegingen ( ) het [is] aannemelijk dat er sprake is geweest van een licht hoofd/hersenletsel ( ). Dit is in overeenstemming met de conclusie, die op de polikliniek neurologie van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis is gesteld. In latere medische correspondentie wordt gesproken over zwaar hersenletsel, maar voor deze conclusie bestaat geen enkel argument.

Zowel de CT hersenen na het ongeval als de MRI hersenen, die later is verricht, tonen geen intracerebrale afwijkingen, met neme geen aanwijzingen voor (post)traumatische afwijkingen. Het is aannemelijk dat de klachten over hoofdpijn, die in aansluiting op het ongeval zijn ontstaan, zijn veroorzaak door dit hoofd/hersenletsel. ( ) Betrokkene heeft blijkens de medische correspondentie uit het OLVG in 2010 vermoedelijk een migraine aanval doorgemaakt, bij positieve familieanamnese, waarbij een oorzakelijke relatie met het ongeval, mede gezien het late ontstaan, niet waarschijnlijk is. ( ) Postcommotionele klachten kunnen gepaard gaan met klachten over verminderde concentratie, verminderde energie of overgevoeligheid voor licht en geluidsprikkels. In 2008 is er in de revalidatiekliniek een neuropsychologisch onderzoek verricht, waarbij stoornissen zijn gemeld in de aandacht en concentratie, het geheugen en het tempo. ( ) Omdat betrokkene thans nog klachten heeft op cognitief gebied is mede gezien dit eerder verrichte neuropsychologisch onderzoek opnieuw neuropsychologisch onderzoek verricht door [dokter]. Concluderend wordt in dit rapport gesteld dat er sprake is van onderpresteren op grond van een validiteittest en dat het tempo van werken sterk wisselt, waarbij tests die nu traag gaan in 2008 goed werden gedaan en omgekeerd. Ook zijn sommige andere resultaten in 2008 beter, hetgeen niet kan worden verklaard door eventueel hersenletsel. Er wordt gesteld dat er geen consistente stoornissen in het cognitief functioneren zijn gevonden. De klachten over pijn in de nek kunnen niet worden verklaard als gevolg van het ongeval. Het zou mogelijk geweest kunnen zijn dat er een contusie van de nek is geweest, maar er is geen uitwendig letsel is waargenomen op de spoedeisende hulp. ( ) De nekpijn straalt niet uit, er is geen bewegingsbeperking. ( ) Bij het onderzoek kunnen geen coördinatiestoornissen of gezichtsvelddefecten worden geobjectiveerd. ( ) Klachten over verminderde energie kunnen voorkomen na een licht hoofd/hersenletsel. Er bestaat in casu wel een sterke discrepantie tussen de ernst van de thans aangegeven klachten en de daarbij door betrokkene vermelde beperkingen en de ernst van het doorgemaakte trauma. Daarbij dient tevens te worden overwogen dat betrokkene blijkens het journaal van de huisarts eind 2006 de huisarts nog heeft geconsulteerd in verband met vermoeidheidsklachten, en tevens dat vermoeidheidsklachten in een niet getraumatiseerde populatie niet zeldzaam zijn en vele oorzaken kunnen hebben, waarbij echter in de meeste gevallen geen oorzaak kan worden gevonden, zodat niet met zekerheid valt te zeggen of de door betrokkene klachten over verminderde energie het gevolg zijn van het ongeval en zo ja, in welke mate. Beantwoording van de vragen ( ) Vraag 1g Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de ( ) (AMA-guides 6e druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging? Antwoord ( ) Persisterende hoofdpijnklachten kunnen worden gewaardeerd met een percentage functieverlies van maximaal 2 % van de persoon. In casu zou dit kunnen worden geschat op 2 % van de persoon, rekening houdend met de anamnese. De oorzaak van de nekklachten is onduidelijk. Indien de klachten toch zijn veroorzaakt door een contusie als gevolg van het ongeval kunnen persisterende nekklachten na een specifiek nektrauma worden geëvalueerd ( ). Er kan daarbij alleen functieverlies worden toegekend indien de nekklachten vergezeld gaan van irradiatie ( ), hetgeen bij betrokkene niet het geval is, zodat

in het (niet waarschijnlijke) geval van chronische pijn na een nekcontusie er geen functieverlies zou worden toegekend. Uitgaande van de Richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie kan geen functieverlies worden toegekend bij persisterende hoofdpijnklachten na een licht hoofd/hersenletsel of nektrauma. Vraag 1h Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? ( ) Antwoord Als gevolg van de nekklachten bestaat er een lichte beperking bij werkzaamheden of activiteiten, waarbij het hoofd regelmatig maximaal dient te worden geëxtendeerd dan wel te worden geroteerd naar rechts tot in de eindstand. Als gevolg van de hoofdpijn en vermoeidheid is het aannemelijk dat betrokkene een lichte beperking ondervindt bij werkzaamheden of activiteiten, die qua energie belastend zijn, die verricht dienen te worden in een rumoerige omgeving of die een langdurige concentratie vereisen. ( ) 2.7. In totaal heeft ASR aan [verzoekster] een bedrag van 95.000,00 aan voorschotten betaald. 3 Het deelgeschil 3.1. [verzoekster] verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat sprake is van causaal verband tussen haar klachten en beperkingen en het ongeval en dat Rozentheater en ASR hoofdelijk de daaruit voortvloeiende schade dienen te vergoeden. Voorts verzoekt [verzoekster] de rechtbank de kosten van de deelgeschilprocedure te begroten en Rozentheater en ASR te veroordelen in die kosten. 3.2. [verzoekster] legt aan haar verzoek kort gezegd ten grondslag dat partijen van mening verschillen over het causale verband tussen het ongeval en de klachten. Een rechterlijke uitspraak over dit geschilpunt zal partijen verder kunnen helpen in het onderhandelingstraject, zo stelt [verzoekster]. 3.3. Rozentheater en ASR voeren verweer. Volgens hen verschillen partijen van mening over het bestaan van zodanige beperkingen als gevolg van het ongeval dat deze ertoe zouden leiden dat [verzoekster] niet meer in staat zou zijn tot het verrichten van loonvormende arbeid. Deze zijn volgens hen niet (langer) aanwezig en met het door ASR betaalde voorschot van 95.000,00 hebben Rozentheater en ASR aan hun verplichtingen jegens [verzoekster] voldaan. 4 De beoordeling Leent het verzoek zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure? 4.1. De deelgeschilprocedure is bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen kunnen in een deelgeschilprocedure de rechter vragen om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen, met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Artikel 1019z Rv bepaalt dat het verzoek wordt

afgewezen indien de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat daarbij geldt dat de investering in tijd, geld en moeite moet worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18). 4.2. In beginsel kan de vraag naar causaal verband tussen ongeval en schade in een deelgeschilprocedure aan de orde komen. De rechtbank is echter van oordeel dat het verzoek zoals dat thans voorligt zich niet leent voor behandeling in een deelgeschil. Daartoe wordt als volgt overwogen. Tussen partijen bestaat verschil van mening over de (aanwezigheid van) beperkingen bij [verzoekster]. Uit het rapport van de in gezamenlijk overleg benaderde neuroloog [neuroloog] volgt dat volgens hem niet alle beperkingen die [verzoekster] ondervindt, ongevalsgevolg zijn. Hij heeft immers geoordeeld dat de klachten over pijn in de nek niet kunnen worden verklaard als gevolg van het ongeval. Reeds daarom is het verzoek om een verklaring voor recht, inhoudende dat er sprake is van causaal verband tussen de klachten en beperkingen van [verzoekster] en het ongeval, zonder nadere omschrijving van die beperkingen niet zonder meer toewijsbaar. Daarnaast bestaat verschil van mening over de vraag of de eventuele beperkingen de ernstige gevolgen hebben die [verzoekster] schetst. Rozentheater en ASR stellen daar hun vraagtekens bij en stellen dat geen sprake (meer) is van zodanige beperkingen dat [verzoekster] niet in staat zou zijn tot loonvormende arbeid. Naar het oordeel van de rechtbank vormt dit punt de kern van het geschil tussen partijen. De voorgelegde vraag leidt niet tot beslechting van dat geschilpunt. In het kader van het hiervoor geschetste toetsingskader in een deelgeschilprocedure is de rechtbank dan ook van oordeel dat indien het al mogelijk zou zijn op het verzoek te beslissen, de gevraagde beslissing onvoldoende zal kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek om een verklaring voor recht dat sprake is van causaal verband tussen de klachten en beperkingen van verzoekster en het ongeval zal dan ook worden afgewezen. Kosten 4.3. [verzoekster] heeft verzocht de kosten van deze procedure te begroten op negentien uur tegen een uurtarief van 230,00, exclusief btw en kantoorkosten en Rozentheater en ASR te veroordelen tot betaling van deze kosten. 4.4. Rozentheater en ASR voeren verweer tegen de verzochte begroting en veroordeling in de kosten. Volgens hen zijn de kosten nodeloos gemaakt, omdat [verzoekster] had kunnen weten dat het verzoek niet kon worden toegewezen. Subsidiair stellen Rozentheater en ASR zich op het standpunt dat de geschreven uren bovenmatig zijn, zeker in verhouding tot het gehanteerde uurtarief. 4.5. De rechtbank volgt Rozentheater en ASR niet in hun stelling dat de verzochte kostenbegroting moet worden afgewezen. Ook indien het verzoek wordt afgewezen omdat de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, worden de kosten in beginsel begroot. Dit is slechts anders indien het verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingediend. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval geen sprake. Het verzochte aantal uren komt de rechtbank niet bovenmatig voor, net zo min als het gehanteerde uurtarief. Aldus zal de rechtbank de kosten begroten op 4.370,00 (19 x 230,00), te vermeerderen met btw en kantoorkosten. De verzochte veroordeling in de kosten wordt afgewezen, aangezien het primaire verzoek eveneens wordt afgewezen. 5 De beslissing

De rechtbank 5.1. wijst het verzochte af; 5.2. begroot de kosten van deze procedure aan de zijde van [verzoekster] op 4.370,00, te vermeerderen met btw en kantoorkosten. Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Aalders en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2014.