Beleidsregel Peuteropvang Koggenland 2017. Inleiding Algemeen Deze beleidsregel is een uitwerking van de Algemene Subsidieverordening Koggenland (ASV). Zij wordt (ingevolge artikel 2 lid 4 ASV) vastgesteld door het college. In de ASV is bepaald dat het college belast is met de uitvoering van de ASV en beleidsregels kan opstellen waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de criteria voor de verdeling per beleidsterrein zijn omschreven. Daarbij is zij gebonden aan het jaarlijks door de gemeenteraad vast te stellen subsidieplafond. Dit budget mag niet worden overschreden (art. 4:25 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Wel kan de gemeenteraad een nieuw besluit nemen om het budget te verhogen. Het subsidieplafond is daarom een van de grondslagen die van toepassing is op de te verlenen subsidies voor kinderopvang. In deze beleidsregel zijn de specifieke subsidiecriteria opgenomen voor peuteropvang, gevolgd door een indicatieve financiële vertaling. Het college vertaalt deze beleidsregel en het budget naar het subsidieprogramma.de uiteindelijke bedragen worden bepaald door de gemeenteraad die de begroting en het subsidieplafond vaststelt. Algemene Subsidieverordening Koggenland. Normaliter wordt slechts subsidie verleend aan rechtspersonen. Ingevolge artikel 3 lid 3 ASV kan het college, in bijzondere gevallen, subsidie verlenen aan natuurlijke personen. Gelet op de intentie van deze beleidsregel (zo groot mogelijk bereik van de peuters) en het niet langer subsidiëren van peuteropvangorganisaties, maakt het college gebruik van deze bevoegdheid. In artikel 10 lid 1a ASV is opgenomen dat een aanvraag tot verlening van structurele subsidie moet worden ingediend vóór 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar. Toepassing van dit artikel is voor deze beleidsregel echter niet haalbaar, omdat peuters gedurende het hele kalenderjaar kunnen instromen. Instroom is namelijk afhankelijk van de geboortedag. Om die reden wordt dit artikel buiten toepassing verklaard voor deze beleidsregel. Relatie met de Nota Subsidiebeleid en de Beleidsregel Subsidieverstrekking. Deze beleidsregel beschrijft de specifieke subsidievoorwaarden voor peuteropvang. In de Beleidsregel Subsidieverstrekking 2016 is het Peuterspeelzaalwerk opgenomen als budgetsubsidie. Dit onderdeel uit die beleidsregel komt te vervallen zodra de nu voorliggende beleidsregel in werking treedt. De algemene subsidievoorwaarden, die van toepassing zijn op alle door de gemeente Koggenland te verstrekken subsidies, zijn namelijk beschreven in de Nota Subsidiebeleid 2016. Deze is onverkort van toepassing op hetgeen beschreven is in deze beleidsregel. Nadere regelgeving Het college is bevoegd aanvullende regels vast te stellen of gemotiveerd- af te wijken van deze beleidsregel. Citeertitel en inwerkingtreding Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Peuteropvang Koggenland 2017 en is van toepassing op de aanvragen die worden ingediend voor peuteropvang met ingang van 1 januari 2017.
Beleidsregel Peuteropvang Koggenland 2017. Beleidsuitgangspunten Werkende ouders/verzorgers kunnen voor hun kinderen die de peuteropvang bezoeken, (onder voorwaarden) een beroep doen op een kinderopvangtoeslag (KOT). Met ingang van 1 januari 2018 wordt de huidige Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen waarschijnlijk gewijzigd, waardoor ook het peuterspeelzaalwerk onder de wettelijke regeling van de kinderopvang gaat vallen. Daardoor kunnen werkende ouders ook voor hun kinderen die de peuterspeelzaal bezoeken, (onder voorwaarden) een beroep doen op een kinderopvangtoeslag. Met betrekking tot deze harmonisatie heeft het college met de aanbieders voor peuter-/ en kinderopvang in Koggenland afgesproken dat deze wijziging reeds met ingang van 1 januari 2017 wordt ingevoerd en dat de gemeente daartoe budget beschikbaar stelt. De subsidieregeling staat open voor alle organisaties die binnen de gemeente Koggenland peuteropvang aanbieden en voldoen aan de gestelde subsidievoorwaarden. Uitwerking uitgangspunten 1. Doelstelling activiteiten: Zoveel mogelijk peuters van 2 en 3 jaar gebruik laten maken van peuteropvang door de financiële belemmeringen weg te nemen. 2. Producten / activiteiten / diensten: Het verzorgen van peuteropvang gedurende twee dagdelen per week voor peuters die niet geïndiceerd zijn als doelgroeppeuter of vier dagdelen per week voor kinderen die geïndiceerd zijn als doelgroeppeuter. 3. Subsidiegrondslagen: 1. Het aantal dagdelen waarop de kinderen de peuteropvang bezoeken; 2. Het al dan niet geïndiceerd zijn van de peuter als doelgroepkind; 3. De inkomensverklaring(en) van de ouder(s)/verzorger(s); 4. De beschikkingen van de Belastingdienst met betrekking tot de kinderopvangtoeslag; 5. Het beschikbare budget; 6. De regeling kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst; 7. Het expertmodel kostprijzen kinderopvang zoals dat wordt gepubliceerd door de MOgroep; 8. De VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk, zoals die jaarlijks wordt vastgesteld; 4. Subsidievoorwaarden: Subsidieverlening is slechts mogelijk: 1. Aan ouders/verzorgers ten behoeve van peuters van 2 en 3 jaar die zijn ingeschreven bij een peuter-/kinderopvangorganisatie die voldoet aan de nadere subsidievoorwaarden als bedoeld onder punt 5 van deze beleidsregel; 2. Aan ouders/verzorgers die van de Belastingdienst een kinderopvangtoeslag ontvangen en waarvan het gezamenlijk toetsingsinkomen lager is dan het maximum van schaal 3 van de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk. 3. Aan ouders/verzorgers die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.
4. Ten behoeve van in Koggenland wonende kinderen in de leeftijd van 2 tot en met 3 jaar, tenzij het Zorgteam van de gemeente, in overleg met de peuter-/kinderopvang organisatie, heeft bepaald dat toelating tot het onderwijs nog niet in het belang van de ontwikkeling van het kind is; 5. Voor twee dagdelen (zes uur) per week, tenzij de peuter door GGD Hollands Noorden is geïndiceerd (de zogenaamde doelgroeppeuter). In die gevallen wordt vier dagdelen (twaalf uur) kinderopvang per week gesubsidieerd; 6. Over maximaal 40 weken per kalenderjaar; 7. Vanaf het moment van plaatsing indien de ouder de aanvraag niet later heeft ingediend dan drie maanden nadat de peuter daadwerkelijk de opvang bezoekt. Het niet toekennen van kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst over een bepaalde periode omdat de aanvraag te laat is ingediend (later dan 3 maanden nadat de peuter voor het eerst naar de opvang is gegaan), wordt niet gecompenseerd door deze beleidsregel; 8. Indien de peuter-/kinderopvangorganisatie voldoet aan de hieronder vermelde nadere subsidievoorwaarden. 5. Nadere subsidievoorwaarden: Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidieverlening dient de peuter- /kinderopvangorganisatie: 1. een rechtspersoon te zijn aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregistratiewet toebehoort, waarbij onder onderneming wordt begrepen een in Koggenland gevestigde locatie voor kinderopvang waar kinderopvang wordt uitgevoerd en die in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) staat geregistreerd als kinderopvang; 2. te voldoen aan de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; 3. te voldoen aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie; 4. te voldoen aan het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; 5. zich te houden aan de afspraken zoals vastgelegd in het convenant Vooren vroegschoolse educatie van september 2012; 6. Het product peuteropvang gedurende 40 weken op jaarbasis aan te bieden voor drie uur per dagdeel gedurende twee dagdelen per week. In het geval van doelgroeppeuters dient gedurende vier dagdelen per week drie uur opvang te worden aangeboden. Dit product mag geen onderdeel uitmaken van een ander product. 7. gebruik te maken van een observatiesysteem en maakt bij de overdracht naar de basisschool gebruik van het formulier overdracht voorschoolbasisschool gemeente Koggenland ; 8. de ouders/verzorgers voor de peuteropvang de kostprijs per bezet uur in rekening te brengen zoals die is opgenomen in het Expertmodel Kostprijs Peuteropvang. Daarbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen wel en niet doelgroeppeuters. 9. een administratie bij te houden van de documenten aan de hand waarvan de toetsing op een gesubsidieerde plek is gedaan alsmede van de bevindingen van deze toetsing;
Vereisten bij de aanvraag: Voor de aanvraag is het vereist dat de ouder/verzorger het volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier, voorzien van de benodigde bijlage, inlevert bij de peuter-/kinderopvangorganisatie. Wijze van berekening van de subsidie: Voor het berekenen van de subsidies zijn drie zaken van belang, te weten of een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst wordt ontvangen, of de peuter een doelgroepkind is en het inkomen van de ouders. De volgende situaties kunnen voorkomen: 1. De ouder ontvangt een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, de peuter is niet geïndiceerd als doelgroepkind en het inkomen van de ouder is lager dan het maximale bedrag van schaal 3 als vermeld in de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk. De subsidie bedraagt het verschil tussen de maximale kostprijs per uur, zoals voor deze categorie is vastgesteld in het Expertmodel Kostprijzen Kinderopvang (2017: 8,84) en het op basis van de jaarlijks vast te stellen VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk vastgestelde tarief (2017: 7,18. Per peuter wordt per week 6 uur x ( 8,84 7,18 =) 1,66 = 9,96 gesubsidieerd). Indien het inkomen van de ouder hoger is dan het maximale bedrag van schaal 3 van de VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk, wordt geen gemeentelijke subsidie verstrekt. 2. De ouder ontvangt een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, de peuter is geïndiceerd als doelgroepkind en het inkomen van de ouder is lager dan het maximale bedrag van schaal 3 als vermeld in de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk. De subsidie bedraagt het verschil tussen de maximale kostprijs per uur, zoals voor deze categorie is vastgesteld in het Expertmodel Kostprijzen Kinderopvang (2017: 9,54) en het op basis van de jaarlijks vast te stellen VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk vastgestelde tarief (2017: 7,18. Per peuter wordt per week 12 uur x ( 9,54 7,18 =) 2,36 = 28,32 gesubsidieerd.) Indien het inkomen van de ouder hoger is dan het maximale bedrag van schaal 3 van de VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk, wordt geen subsidie verstrekt. 3. De ouder ontvangt géén kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst en de peuter is niet geïndiceerd als doelgroepkind. Indien de ouder niet voldoet aan de voorwaarden voor kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst kan een gemeentelijke subsidie worden gevraagd. Deze subsidie is inkomensafhankelijk. De subsidie bedraagt dan het verschil tussen het jaarlijks bij Expertmodel Kostprijzen Kinderopvang vastgestelde maximale kostprijs per uur (2017: 8,84) minus de ouderbijdrage peuterwerk per uur volgens de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk. Per peuter wordt per week 6 uur gesubsidieerd.
4. De ouder ontvangt géén kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst en de peuter is geïndiceerd als doelgroepkind. Indien de ouder niet voldoet aan de voorwaarden voor kinderopvang van de Belastingdienst kan een gemeentelijke subsidie worden gevraagd. Deze subsidie is inkomensafhankelijk. De subsidie bedraagt dan het verschil tussen het jaarlijks bij Expertmodel Kostprijzen Kinderopvang vastgestelde maximale kostprijs per uur (2017: 9,54) minus de ouderbijdrage peuterwerk per uur volgens de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk. Per peuter wordt per week 12 uur gesubsidieerd. Subsidiebudget en - relaties Het budget voor deze beleidsregel bedraagt maximaal 202.700,-. De subsidie wordt op basis van de door de ouder/verzorger ondertekende verklaring rechtstreeks betaald aan de in Koggenland gevestigde locatie voor peuter-/ kinderopvang waar peuteropvang ten behoeve van 2- en 3-jarigen wordt uitgevoerd in groepsverband, indien die voldoet aan de nadere subsidievoorwaarden als beschreven in punt 5 onder het kopje uitwerking uitgangspunten. Gastouders voldoen niet aan deze voorwaarden
Toelichting op de Beleidsregel Peuteropvang Koggenland 2017. Algemeen Een ouder die gebruik maakt van peuteropvang kan, mits aan de voorwaarden wordt voldaan, bij de Belastingdienst een inkomensafhankelijke kinderopvangtoeslag aanvragen. In sommige gevallen kan naast de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst een gemeentelijke subsidie worden aangevraagd. Ook is het in bepaalde gevallen mogelijk om, indien niet aan de voorwaarden van de Belastingdienst wordt voldaan, toch een gemeentelijke subsidie te verkrijgen. Voor bepaling van het recht op subsidieverlening op grond van deze beleidsregel, is de woonsituatie van het kind het uitgangspunt. Indien het bij beide ouders woont, dienen beide ouders de gevraagde gegevens te verstrekken. Indien het kind bij één van de ouders woont, dient alleen die ouder de gevraagde gegevens te verstrekken. Wijze van indienen en berekenen Voor de aanvraag is het vereist dat de ouder/verzorger het volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier, voorzien van de benodigde bijlage(n), inlevert bij de peuter-/kinderopvangorganisatie. Deze zendt de stukken naar de gemeente die op basis daarvan een subsidiebeschikking afgeeft aan de ouders. De gemeente verstrekt de peuter-/kinderopvangorganisatie daarvan een afschrift. De gemeente verstrekt de organisatie per kwartaal een voorschot op basis van de door de ouders/verzorgers ingediende subsidieaanvragen. De organisatie verrekent de verstrekte subsidie met de ouders/verzorgers. Voor het toetsingsinkomen sluit deze beleidsregel aan bij de definitie zoals die door de Belastingdienst wordt gehanteerd. De ouder dient een inkomensverklaring te verstrekken over het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van plaatsing (= T -2). Bijvoorbeeld, het jaar van aanvragen is 2017, de inkomensverklaring dient te worden verstrekt over het jaar 2015. Na afloop van het kalenderjaar verrekent de gemeente met de peuter/kinderopvangorganisatie het totaalbedrag van de verstrekte voorschotten met het totaalbedrag van de aan de ouders afgegeven beschikkingen. Nieuw kalenderjaar In het eerste kwartaal van het nieuwe kalenderjaar dient de ouder/verzorger de peuter/kinderopvangorganisatie een inkomensverklaring te verstrekken over het dan geldende jaar T-2, óf de meest recente door de Belastingdienst afgegeven beschikking kinderopvangtoeslag. De organisatie stuurt deze stukken digitaal door naar de gemeente die vervolgens een herbeoordeling maakt van de aanvraag. Op basis daarvan geeft de gemeente een nieuwe beschikking af. Wijzigingen in de situatie Wijzigingen in de situatie die optreden nadat de subsidieaanvraag is ingediend en die van invloed kunnen zijn op het recht op subsidie, dienen onmiddellijk te worden doorgegeven aan de peuter/kinderopvangorganisatie. Slechts wijzigingen in gezinssamenstelling en/of inkomen zouden van invloed kunnen zijn op de te verstrekken subsidie. Dit is maatwerk en wordt ter beoordeling voorgelegd aan het college.
De Inkomensverklaring: Er zijn drie situaties mogelijk: 1. De ouder doet aangifte inkomstenbelasting In dit geval is het verzamelinkomen zoals vermeld op de aanslag het zogenaamde toetsingsinkomen. De ouder hoeft dan geen inkomensverklaring bij de belastingdienst op te vragen, omdat daarop dezelfde gegevens staan als op de aanslag. 2. De ouder doet geen aangifte inkomstenbelasting Bij de BelastingTelefoon (0800-0543 (gratis)) van de Belastingdienst dient een inkomensverklaring (voorheen IB-60 verklaring) worden opgevraagd. Dat is een officiële verklaring met de inkomensgegevens van de werkgever of uitkeringsinstantie over het gevraagde belastingjaar. 3. De ouder is ondernemer Is de ouder ondernemer, dan geldt hetgeen bij de punt 1 is vermeld. Daarop staan alle gegevens die nodig zijn voor de berekening. De regelgeving omtrent de kinderopvangtoeslag staat vermeld op de website van de Belastingdienst.