ECLI:NL:RBHAA:2010:BN6904

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

LJN: BJ4855,Sector kanton Rechtbank Haarlem, zaak/rolnr.: / CV EXPL

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBARN:2010:BO4467

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

Wederindiensttredingsvoorwaarde Ontslagbesluit; zzp'er; stageovereenkomst

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8462

ECLI:NL:RBALK:2006:AY4703

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:RBZLY:2006:AY7374

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:RBASS:2012:BX2999

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBHAA:2010:BL8963

vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

ECLI:NL:RBLIM:2016:11367

ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1535

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1235

ECLI:NL:RBMAA:2003:AF5395

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:RBNHO:2016:9102

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC9654

ECLI:NL:RBZLY:2006:AZ1779

ECLI:NL:RBUTR:2008:BD1278

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBROT:2016:3340

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:RBDHA:2017:364

ECLI:NL:RBOVE:2017:1417

ECLI:NL:RBOVE:2016:4562

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ5210

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer


ECLI:NL:RBZUT:2002:AF1085

ECLI:NL:RBLIM:2017:3542

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

ECLI:NL:RBLEE:2007:BB5165

ECLI:NL:RBNHO:2016:6590

ECLI:NL:RBROT:2017:886

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBHAA:2006:AV7336

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD4031

ECLI:NL:RBOBR:2016:7513

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBALM:2011:BP3985

ECLI:NL:RBNHO:2014:2890

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBGRO:2011:BU9709

ECLI:NL:RBSGR:2009:BK6030

ECLI:NL:RBGRO:2010:BN3546

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBDOR:2008:BF0767

ECLI:NL:RBZWB:2014:7352

ECLI:NL:RBAMS:2017:2373

ECLI:NL:RBNHO:2013:5999 Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA0254

ECLI:NL:RBDOR:2011:BW2567

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA3002

LJN: CA1235,Sector kanton Rechtbank Alkmaar, CV EXPL

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBROT:2015:8694

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBNNE:2014:1696

ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7462

ECLI:NL:RBGEL:2013:2662

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

LJN: AV7838,Sector kanton Rechtbank Haarlem, / VV EXPL Print uitspraak

ECLI:NL:CRVB:2015:872

ECLI:NL:RBOBR:2017:3330

ECLI:NL:RBNHO:2016:8196

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:RBNHO:2013:8112

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2014:8805

ECLI:NL:RBLIM:2017:2557

ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ3910

ECLI:NL:RBMNE:2016:5693

ECLI:NL:CRVB:2015:196

ECLI:NL:RBAMS:2010:BO3017

ECLI:NL:OGEAC:2017:86

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

Transcriptie:

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN6904 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 09-09-2010 Datum publicatie 20-09-2010 Zaaknummer zaak/rolnr.: 462651 / CV EXPL 10-3046 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ5040, Bekrachtiging/bevestiging Civiel recht Eerste aanleg - enkelvoudig Arbeidsrecht. Eerste aanvrage ontslagvergunning in overleg met UWV gevolgd door een tweede, verbeterde aanvrage. Eerste aanvrage vervolgens buiten behandeling gelaten en ontslagvergunning verleend op de tweede aanvrage. Na eerste aanvrage maar voor tweede aanvrage is werknemer ziek geworden. Opzegverbod tijdens ziekte van toepassing? Ktr: Nee.Tweede aanvrage inhoudelijk aan te merken als voortzetting van de eerste aanvrage. Wetsverwijzingen Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 6 Burgerlijk Wetboek Boek 7 Vindplaatsen Uitspraak Rechtspraak.nl JAR 2010/265 JIN 2010/755 AR-Updates.nl 2010-0759 JAR 2010/265 RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Zaandam zaak/rolnr.: 462651 / CV EXPL 10-3046 datum uitspraak: 9 september 2010 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake [eiser] te [adres]

eisende partij hierna te noemen [eiser] gemachtigde mr. A.C. Rietveld (gepleit door mr. E.M. Govers) tegen [gedaagde] te [adres] gedaagde partij hierna te noemen [gedaagde] gemachtigde J.M. Smit De procedure [eiser] heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde]. Hierop heeft [gedaagde] geantwoord. Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. De gemachtigden hebben de zaak toen tevens bepleit aan de hand van pleitnotities. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt. Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald. De vordering [eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] kort samengevat zal veroordelen aan [eiser] loon c.a. door te betalen, vanaf 1 oktober 2009 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst zal zijn beëindigd, een en ander vermeerderd met wettelijke verhoging, wettelijke rente, alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Deze vordering is hierop gegrond, dat de opzegging van deze arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd wegens schending van het opzegverbod tijdens arbeidsongeschiktheid, gegeven in artikel 7.670 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het verweer Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering. Primair wordt aangevoerd dat [eiser] pas arbeidsongeschikt is geraakt nadat het verzoek om een ontslagvergunning door UWV werkbedrijf was ontvangen. Subsidiair wordt aangevoerd dat op het eventueel door [gedaagde] door te betalen loon in mindering strekt, de ziektewetuitkering die [eiser] over de betreffende periode heeft en/of mocht ontvangen. De feiten In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel

onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven. 1. Met ingang van 8 november 1999 is [eiser] op basis van een arbeidsovereenkomst bij [gedaagde] in dienst getreden als chauffeur. Het laatstverdiende loon bedroeg 1.875,01 bruto per 4 weken. 2. Toepasselijk was de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen. Volgens artikel 15 van deze CAO heeft [eiser] bij arbeidsongeschiktheid gedurende de eerste 52 weken recht op 100% loondoorbetaling. Daarna heeft [eiser] alleen nog recht op 100% doorbetaling indien is voldaan aan een aantal aanvullende voorwaarden. 3. In verband met bedrijfseconomische omstandigheden heeft [gedaagde] op 20 mei 2009 een ontslagvergunning voor een aantal van haar werknemers, waaronder [eiser], aangevraagd bij UWV werkbedrijf. 4. Bij brief van 2 juni 2009 heeft UWV werkbedrijf bevestigd dat zij het hiervoor bedoelde verzoek op 25 mei 2009 had ontvangen. [eiser] was toen niet arbeidsongeschikt. Gevraagd werd om nadere informatie. In reactie hierop heeft [gedaagde] op 11 juni 2009 nadere informatie naar UWV werkbedrijf gefaxt en verstuurd. Bij brief van 14 juni 2009 heeft [gedaagde] UWV werkbedrijf laten weten dat de ontslagaanvraag alleen werd gehandhaafd voor [eiser]. 5. Bij brief van 25 juni 2009 maakte UWV werkbedrijf melding van onduidelijkheid over de werknemers voor wie een ontslagvergunning werd gevraagd, omdat op de aanvraag slechts de namen van [eiser] en zijn collega [collega] voorkwamen, maar uit verdere correspondentie volgde dat ook ontslag werd aangevraagd voor collega s [collega's]. Daarom werd gevraagd alsnog de nodige duidelijkheid te verschaffen. Verder werd weer gevraagd om nadere informatie. 6. Vervolgens is [gedaagde] met UWV werkbedrijf gaan bellen. Bij brief van 29 juni 2009 heeft [gedaagde] schriftelijk bevestigd, dat het ontslagverzoek voor [collega] werd ingetrokken. 7. Nadat [gedaagde] weer met UWV werkbedrijf was gaan bellen, kreeg zij van een (andere) beslisambtenaar te horen, dat het praktischer zou zijn als [gedaagde] een nieuw ontslagverzoek zou indienen, deze keer alleen voor [eiser]. Dat heeft [gedaagde] gedaan bij brief van 2 juli 2009, door UWV werkbedrijf ontvangen op 6 juli 2009. [eiser] was op dat moment echter inmiddels volledig arbeidsongeschikt, vanwege een hem op 4 juni 2009 overkomen ongeval. 8. Bij beschikking gedateerd op 2 juli 2009 heeft UWV werkbedrijf beslist dat de ontslagaanvraag van 20 mei 2009 op grond van het bepaalde in artikel 4.5 vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht niet in behandeling werd genomen. Dit vanwege het niet tijdig verstrekken van de nodige informatie. Tegen deze beschikking stond noch staat enig rechtsmiddel open. 9. Vervolgens is de ontslagaanvraag van 2 juli 2009 wel in behandeling genomen, waarna de gevraagde ontslagvergunning op 14 augustus 2009 is verleend. Met gebruikmaking daarvan is de arbeidsovereenkomst op 19 augustus 2009 opgezegd per 14 oktober 2009. [eiser] was op 19 augustus 2009 nog steeds arbeidsongeschikt. Nadien is hij weliswaar kort hersteld geweest, maar vlak daarna is hij weer arbeidsongeschikt geworden (spanningsklachten) welke arbeidsongeschiktheid tot op heden voortduurt. 10. Bij brief van 14 oktober 2009 is namens [eiser] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van deze opzegging, welke brief [gedaagde] evenwel niet heeft bereikt vanwege een onjuiste adressering. Bij brief van 16 oktober 2009, waarvan de ontvangst op 20 oktober 2009 is bevestigd, is (nogmaals) een beroep gedaan op de vernietigbaarheid. 11. Vanaf 1 oktober 2009 is geen loon c.a. meer uitbetaald. Aan [eiser] is met ingang van 14 oktober 2009 een Ziektewetuitkering toegekend, welke thans nog steeds voortduurt. De beoordeling van het geschil Partijen wensen eerst en vooral van de kantonrechter te vernemen, of het in artikel 7.670 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek neergelegde opzegverbod tijdens arbeidsongeschiktheid in dit geval al dan niet opzij wordt gezet door de in die wetsbepaling genoemde uitzondering, dat de

arbeidsongeschiktheid een aanvang heeft genomen nadat een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 door UWV werkbedrijf is ontvangen. Naar de letter van de wet is dit inderdaad het geval, nu vaststaat dat [eiser] pas arbeidsongeschikt is geworden nadat de ontslagaanvraag van 20 mei 2009 op 25 mei 2009 door UWV werkbedrijf was ontvangen. Blijkens de wetsgeschiedenis moet weliswaar worden aangenomen dat het opzegverbod was herleefd indien de aangevraagde ontslagvergunning was geweigerd, maar dat is in deze zaak niet gebeurd. De aanvraag van 20 mei 2009 is uiteindelijk slechts op formele gronden niet in behandeling genomen, maar gevolgd door een aansluitende, inhoudelijk identieke tweede aanvraag, waarop positief is beslist. [eiser] stelt zich op het standpunt, dat deze tweede aanvraag als nieuwe aanvraag moet worden bezien. Omdat [eiser] ten tijde van de ontvangst daarvan door UWV werkbedrijf nu eenmaal al arbeidsongeschikt was geworden, was de uitzondering niet van toepassing en gold het opzegverbod onverkort. [gedaagde] stelt zich op het standpunt, dat de tweede aanvraag materieel een voortzetting was van de eerste aanvraag. De tweede aanvraag was alleen ingediend omdat de (andere)beslisambtenaar van UWV werkbedrijf dat adviseerde. Dat de eerste aanvraag bij beschikking van 2 juli 2009 buiten behandeling werd gelaten is door [gedaagde] als een vergissing en/of formaliteit beschouwd. Dat ook UWV werkbedrijf er vanuit ging dat het om materieel dezelfde aanvraag ging blijkt wel uit het feit, dat [eiser] met ingang van de datum van ontslag zonder mankeren door UWV werkbedrijf een Ziektwet toegekend heeft gekregen, waarop hij toch geen recht had gehad als UWV werkbedrijf de tweede aanvraag als nieuwe aanvraag had aangemerkt. Naar het oordeel van de kantonrechter is in de onderhavige zaak inhoudelijk geen sprake geweest van een nieuwe aanvraag om een ontslagvergunning, maar van een voortzetting van de eerste aanvraag, die slechts om louter administratieve redenen formeel is aangemerkt als nieuwe aanvraag. De aan het verzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden waren niet gewijzigd. Er was slechts onduidelijkheid gerezen over de vraag, of naast [eiser] ook nog anderen moesten worden ontslagen. Teneinde verdere vertraging in de afhandeling te voorkomen werd [gedaagde] door een beslisambtenaar van UWV werkbedrijf geadviseerd een tweede aanvraag in te dienen. Dat de eerste aanvraag in dat verband buiten behandeling is gelaten laat zich in dat licht verklaren. Dit is óf bewust gebeurd, teneinde behandeling van het tweede verzoek administratief mogelijk te maken, óf onbewust, doordat beslisambtenaren van UWV werkbedrijf langs elkaar heen werkten. Hoe dan ook, niemand heeft er toen kennelijk bij stilgestaan dat dit problemen zou kunnen opleveren vanwege de arbeidsongeschiktheid van [eiser], die inmiddels was ontstaan. Het vervallen van de uitzondering op het opzegverbod tijdens arbeidsongeschiktheid, die onbetwist van toepassing was toen de ontslagprocedure bij UWV werkbedrijf werd ingeleid, door deze louter procedurele gang van zaken, laat zich naar het oordeel van de kantonrechter niet rijmen met de bedoeling van de wetgever, althans met een redelijke uitleg van de wet. Dat heeft ook UWV werkbedrijf kennelijk zo gezien, nu anders niet valt te verklaren waarom [eiser] zonder enig voorbehoud een Ziektewetuitkering kreeg toegekend. Samenvattend moet wordt vastgesteld, dat het primair voorgedragen verweer doel treft en dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. Dat wil zeggen grotendeels, want [eiser] heeft uiteraard wel recht op zijn loon over de periode 1 tot 14 oktober 2009, gedurende welke hij onbetwist niet uitbetaald heeft gekregen. Dit vermeerderd met de vakantiebijslag daarover, die eveneens onbetwist tot 1 oktober 2009 is uitbetaald. Dat komt neer op 14/28 x 1.875,01 + 8% = 1.012,51 bruto vermeerderd met 50% wettelijke verhoging = 1.518,76 met de wettelijke rente daarover vanaf 14 oktober 2009 totdat betaald is. Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna te bepalen.

Beslissing [gedaagde] wordt veroordeeld om aan [eiser] te betalen een bedrag groot 1.518,76 met de wettelijke rente daarover vanaf 14 oktober 2009 totdat betaald is. [eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten welke aan de kant van [gedaagde] tot op heden worden begroot op 50,-- (geen professionele gemachtigde). Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 september 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.