Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 02/04/2018

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 01/08/2016

Datum van inontvangstneming : 15/09/2014

Datum van inontvangstneming : 15/07/2014

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 15/07/2014

Datum van inontvangstneming : 26/02/2013

Datum van inontvangstneming : 08/11/2013

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 01/05/2013

Datum van inontvangstneming : 09/11/2015

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

Datum van inontvangstneming : 02/09/2016

Datum van inontvangstneming : 04/08/2016

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Datum van inontvangstneming : 23/08/2012

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 25/08/2015

Datum van inontvangstneming : 13/09/2012

Vertaling C-691/13-1. Zaak C-691/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014

Datum van inontvangstne ming : 22/05/2012

Datum van inontvangstneming : 06/02/2014

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Datum van inontvangstneming : 12/05/2014

Datum van inontvangstneming : 07/04/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 10/07/2014

Datum van inontvangstneming : 11/08/2015

Datum van inontvangstneming : 31/07/2015

Datum van inontvangstneming : 10/03/2015

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 *

Datum van inontvangstneming : 29/06/2017

Datum van inontvangstneming : 15/07/2016

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Date de réception : 24/02/2012

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 *

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Vertaling C-41/14-1. Zaak C-41/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 04/04/2016

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Datum van inontvangstneming : 31/08/2015

1 Het geding in feitelijke instanties

Datum van inontvangstneming : 22/11/2018

Datum van inontvangstneming : 05/03/2018

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

Datum van inontvangstneming : 05/09/2016

Datum van inontvangstneming : 15/02/2016

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 17/12/2015

Datum van inontvangstneming : 03/11/2015

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Vertaling 1 A 2012/2/5 ARRET. En cause : BELGACOM. Contre: ALPHACOM. Langue de la procédure : le français ARREST

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 september 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 *

Datum van inontvangstneming : 19/03/2019

BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 januari 2017 (*)

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

Datum van inontvangstneming : 13/10/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 15/12/2015

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Datum van inontvangstneming : 11/07/2013

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Datum van inontvangstneming : 07/04/2017

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 22/04/2013

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 15/05/2015

Datum van inontvangstneming : 21/10/2014

Datum van inontvangstneming : 13/04/2015

Datum van inontvangstneming : 26/04/2016

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Vertaling C-320/17-1 Zaak C-320/17. Verzoek om prejudiciële beslissing Datum van indiening 29 mei 2017 Verwijzende rechter Conseil d État (Frankrijk) Datum van de verwijzingsbeslissing 22 mei 2017 Rekwirante: Marle Participations SARL Verweerder: Ministère de l Économie et des Finances Uitgesproken op 22 mei 2017 De Conseil d État Op 7 en 13 augustus 2012 heeft de vennootschap Marle Participations bij de tribunal administratif de Châlons-en-Champagne (bestuursrechter in eerste aanleg Châlons-en-Champagne, Frankrijk) een beroep ingesteld strekkende tot, enerzijds, terugbetaling van een tegoed aan belasting over de toegevoegde waarde over de maand april 2012, en anderzijds, ontheffing van de navorderingen van belasting over toegevoegde waarde over de perioden van 1 januari tot en met 31 december 2009 en 1 januari tot en met 30 april 2011. Bij vonnis van 15 april 2014 heeft de tribunal administratif de Châlons-en-Champagne deze vorderingen gevoegd en ze vervolgens afgewezen. NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 22. 5. 2017 ZAAK C-320/17 Bij arrest van 10 december 2015 heeft de cour administrative d appel de Nancy (bestuursrechter in tweede aanleg Nancy, Frankrijk) het door de vennootschap tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep afgewezen. Bij beslissing van 17 oktober 2016 heeft de Conseil d Etat (hoogste bestuursrechter, Frankrijk) de door de vennootschap Marle Participations in haar hogere voorziening tegen dat arrest geformuleerde vorderingen toegewezen, doch alleen voor zover in dat arrest uitspraak was gedaan over de navorderingen van belasting over de toegevoegde waarde in verband met de kosten van de verwerving van aandelen. Bij verweerschrift, ingeschreven op 16 december 2016, heeft de ministre de l Économie et des Finances (minister van Economische Zaken en Financiën, Frankrijk) afwijzing van de hogere voorziening gevorderd. Hij betoogt dat de door de vennootschap Marle Participations aangevoerde middelen ongegrond zijn. [Or. 2] Overwegende hetgeen volgt: 1 Uit de aan de rechters ten gronde overgelegde processtukken blijkt dat de vennootschap Marle Participations tot doel heeft, het beheer van deelnemingen in verschillende dochterondernemingen van de groep Marle, aan welke ondernemingen zij overigens ook een gebouw verhuurde. Ten vervolge op een controle van de boekhouding heeft de [belasting]administratie de aftrekbaarheid verworpen van de belasting over de toegevoegde waarde die deze vennootschap bij de betaling van verschillende facturen in 2009 en 2010 had voldaan. Bij beslissing van 17 oktober 2016 heeft de Conseil d État de hogere voorziening die rekwirante had ingesteld tegen het arrest van 10 december 2015 waarbij de cour administrative d appel de Nancy uitspraak had gedaan over bovengenoemde navordering, toegewezen voor zover die navordering betrekking had op de kosten die rekwirante had gemaakt voor de verwerving van aandelen van de vennootschap VMS Plot bij de vennootschap Établissements Maurice Marle, en op de kosten die rekwirante had gemaakt voor de uiteindelijk niet tot stand gekomen verwerving van aandelen van de vennootschappen Financière de Bagan en Visuol Technologies. 2 Uit artikel 168 van richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde volgt dat de enkele aankoop en het enkele houden van aandelen weliswaar niet mogen worden beschouwd als economische activiteiten die aan de koper, respectievelijk de houder, de hoedanigheid van belastingplichtige verlenen, doch dat dit anders ligt wanneer de deelneming gepaard gaat met een rechtstreekse of indirecte inmenging door middel van aan de belasting onderworpen handelingen, zoals het verstrekken van administratieve, [Or. 3], financiële, commerciële en technische diensten aan de betrokken vennootschappen in het beheer van de vennootschappen waarin wordt deelgenomen. In dat geval kan de belasting over de toegevoegde waarde worden afgetrokken, enerzijds, wanneer er een 2

MARLE PARTICIPATIONS rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de in de eerdere stadia verrichte handelingen en handelingen in een later stadium die recht geven op aftrek, en anderzijds, wanneer, ook al bestaat er geen rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen een bepaalde handeling in een eerder stadium en een of meer handelingen in een later stadium die recht geven op aftrek, de betrokken kosten deel uitmaken van de algemene kosten van de belastingplichtige en als zodanig zijn opgenomen in de prijs van de door hem geleverde goederen of verrichte diensten. 3 [In het arrest van 16 juli 2015, Larentia + Minerva en Marenave Schiffahrt, C-108/14 en C-109/14, EU:C:2015:496] heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie voor recht verklaard dat de kosten in verband met de verwerving van deelnemingen in dochterondernemingen, gemaakt door een holding die aan het beheer van die dochterondernemingen deelneemt en aldus een economische activiteit uitoefent, moeten worden geacht deel uit te maken van algemene kosten van die holding, en dat de over die kosten voldane belasting in beginsel volledig moet worden afgetrokken, tenzij bepaalde in een later stadium verrichte economische handelingen zijn vrijgesteld van de belasting. Het recht op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde is niet afhankelijk van de voorwaarde dat deze voor verwerving gemaakte kosten, die kunnen dienen ter voorbereiding van economische handelingen ten aanzien van de dochterondernemingen of kunnen zijn gemaakt met het oog op handelingen die uiteindelijk niet tot stand zijn gekomen, worden voorafgegaan door aan de belasting over de toegevoegde waarde onderworpen transacties tussen de holding en haar dochterondernemingen. Door te oordelen dat de over de in punt 1 vermelde uitgaven voldane belasting over de toegevoegde waarde niet kon worden afgetrokken op grond dat uit het onderzoek niet was gebleken dat de vennootschap Marle Participations op de datum waarop die uitgaven waren gedaan, al administratieve, financiële, commerciële en technische diensten had verstrekt aan haar dochterondernemingen, heeft de cour administrative d appel dus blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Bijgevolg en zonder dat de andere middelen van de hogere voorziening hoeven te worden onderzocht moet het bestreden arrest worden vernietigd voor zover daarin uitspraak is gedaan over de navorderingen van belasting over de toegevoegde waarde over de uitgaven in verband met de verwerving van aandelen door de vennootschap Marle Participations. 4 In de omstandigheden van het concrete geval dient artikel L. 821-2 van de code de justice administrative (wetboek bestuurlijke rechtsvordering, Frankrijk) te worden toegepast en dient de zaak ten gronde te worden afgedaan voor zover dit wegens de vernietiging noodzakelijk is. 5 Uit het onderzoek blijkt dat de enige diensten die de vennootschap Marle Participations heeft verstrekt aan de dochterondernemingen waarvoor zij de litigieuze uitgaven het oog op de verwerving van de aandelen ervan heeft gedaan, of die zij ten aanzien van deze dochterondernemingen heeft proberen op te zetten, bestonden in de verhuur van gebouwen. Bijgevolg rijst de vraag of, en in 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 22. 5. 2017 ZAAK C-320/17 voorkomend geval onder welke voorwaarden, de verhuur van gebouwen door een holding aan een dochteronderneming een rechtstreekse of indirecte inmenging in het beheer van deze dochteronderneming vormt. Deze vraag, die beslissend is voor de beslechting van het geding, en is moeilijk te beantwoorden. Bijgevolg dient deze vraag, overeenkomstig artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te worden voorgelegd, en dient de behandeling van de door de vennootschap Marle Participations in hoger beroep geformuleerde vorderingen tot ontheffing van de navorderingen van belasting over toegevoegde waarde over de uitgaven in verband met de verwerving van aandelen te worden geschorst. [Or. 4] Artikel 1: BESLIST: Artikel 2: De behandeling van de door de vennootschap Marle Participations in hoger beroep geformuleerde vorderingen tot ontheffing van de navorderingen van belasting over de toegevoegde waarde over de uitgaven in verband met de verwerving aan aandelen wordt geschorst tot het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak zal hebben gedaan over de vraag of, en in voorkomend geval onder welke voorwaarden, de verhuur van een gebouw door een holding aan een dochteronderneming een rechtstreekse of indirecte inmenging in het beheer van deze dochteronderneming vormt, die tot gevolg heeft dat het verwerven of het bezit van aandelen van deze dochteronderneming een economische activiteit wordt in de zin van richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde. Artikel 3 [Or. 5] 4