Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347



Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Rapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Rapport. Datum: 19 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/229

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205

Rapport. Datum: 8 mei 2007 Rapportnummer: 2007/087

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 31 december 2002 Rapportnummer: 2002/399

Samenvatting 1 Klacht 2 Beoordeling 2 Conclusie 4 Aanbeveling 5 Onderzoek 5 Bevindingen 5

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 2 juni 2004 Rapportnummer: 2004/206

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/086

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Datum: 20 december 2005 Rapportnummer: 2005/389

Rapport. Rapport over een klacht over de heer mr. H., notaris te M. Rapportnummer: 2011/285

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 5 september 2006 Rapportnummer: 2006/306

Rapport. Datum: 9 februari 2007 Rapportnummer: 2007/027

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 11 maart 1999 Rapportnummer: 1999/100

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep):

Rapport. Datum: 23 februari 1999 Rapportnummer: 1999/065

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 28 januari 2011 Rapportnummer: 2011/026

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Datum: 24 januari 2006 Rapportnummer: 2006/024

Rapport. Datum: 25 januari 2001 Rapportnummer: 2001/023

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Rapport over een klacht over het gerechtsdeurwaarderskantoor S. te P. Datum: 17 oktober Rapportnummer: 2012/172

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/103

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Datum: 29 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/262

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Centrale Administratie te Apeldoorn. Datum: 28 december Rapportnummer: 2011/366

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Rapport. Rapport over een klacht over het CAK te Den Haag. Datum: 14 augustus Rapportnummer: 2013/099

Rapport. Rapport over een klacht over het College bescherming persoonsgegevens. Datum: 29 december Rapportnummer: 2011/368

Rapport. Datum: 28 november 2000 Rapportnummer: 2000/361

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Beoordeling. h2>klacht

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Rotterdam:

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/259

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Rapport. Datum: 5 januari 2000 Rapportnummer: 2000/003

Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Rapport. Rapport over een klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) te Amsterdam. Datum: 24 oktober 2012

Rapport. Datum: 4 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/304

Rapport. Datum: 13 oktober 2003 Rapportnummer: 2003/348

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen uit Utrecht. Datum: 22 november Rapportnummer: 2011/346

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Rapport. Datum: 27 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/181

Rapport. Datum: 26 april 2007 Rapportnummer: 2007/077

Rapport. Datum: 21 januari 2005 Rapportnummer: 2005/020

Rapport. Datum: 22 november 2010 Rapportnummer: 2010/332

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) uit Rijswijk

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Datum: 8 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/237

Rapport. Datum: 25 januari 2001 Rapportnummer: 2001/024

Transcriptie:

Rapport Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

2 Klacht Verzoekster klaagt over de wijze waarop notaris X te Q bij gelegenheid van de afwikkeling van haar echtscheiding heeft gehandeld met een in depot staand bedrag. Zij klaagt er met name over dat de notaris het depotbedrag aan haar ex-echtgenoot heeft overgemaakt, zonder haar daarvan van tevoren op de hoogte te stellen. Beoordeling Algemeen 1. Verzoekster en haar toenmalige echtgenoot hebben op respectievelijk 18 en 6 augustus 2003 het echtscheidingsconvenant getekend. In dat convenant was onder punt 4.6 bepaald dat de polis van de levensverzekering die ze hadden afgesloten op het huis, zou toekomen aan verzoekster op voorwaarde dat ze de helft van de waarde van het huis aan de man zou voldoen. In het convenant was onder punt 4.8 bepaald dat de verdeling zoals in 4.6 was bepaald, zou plaatsvinden bij het transport van de woning op 1 september 2003 bij notaris X te Q. Onder punt 4.11 was opgenomen dat de vorderingen voortvloeiende uit de levensverzekering zouden worden geleverd aan verzoekster, gevolgd door mededeling daarvan door partijen aan de verzekeraar. Aansluitend stond onder punt 4.11 vermeld dat partijen zich verplichten alle door de levensverzekeringsmaatschappij in verband met deze levering verlangde stukken te ondertekenen. 2. Op 18 augustus 2003 heeft verzoekster de notaris naar aanleiding van de verkoop van de woning per 1 september 2003 een brief geschreven. Daarin schreef verzoekster, onder verwijzing naar punt 4.6 van het echtscheidingsconvenant, dat er onder meer verrekening diende plaats te vinden van de kwestie van de levensverzekering. De verzekeringspolis zou op haar naam worden gezet en daartoe zou ze de helft van de waarde van de polis aan haar ex-echtgenoot betalen. 3. Op 1 september 2003 hebben verzoekster en haar ex-echtgenoot er bij de notaris voor getekend dat de notaris een bepaald bedrag in depot zou houden, totdat de polis van de levensverzekering op naam van verzoekster zou zijn gesteld. Het in depot gestorte bedrag bestond uit gelden uit de verkoop van de woning, die aan verzoekster toekwamen. Die voorwaarde is zowel op het verrekeningsoverzicht van verzoekster als op dat van haar ex-echtgenoot handmatig erbij geschreven, waarbij op het overzicht van verzoekster stond geschreven "minus depot ivm polis (afkoop overname)" en op dat van de ex-echtgenoot "bedrag zal worden uitbetaald nadat polis op naam van (verzoekster; N.o.) is gesteld". 4. Verzoekster heeft de notaris op 19 september 2003 geschreven dat ze de week daarvoor telefonisch met haar ex-echtgenoot was overeengekomen dat ze de kwestie van de polis pas zou afhandelen en het depotbedrag hem pas zou toekomen, nadat haar ex-echtgenoot twee verplichtingen uit het echtscheidingsconvenant was nagekomen.

3 Verzoekster gaf daarbij aan de notaris op de hoogte te houden. 5. Verzoekster heeft de notaris op 29 december 2004 schriftelijk geïnformeerd dat overmaking van het depotbedrag aan haar ex-echtgenoot nog niet aan de orde was, nu hij nog niet aan beide voorwaardelijk gestelde verplichtingen tegenover verzoekster had voldaan. Verzoekster gaf aan de notaris op de hoogte te blijven houden van eventuele nieuwe ontwikkelingen en verzocht de notaris haar te informeren ingeval haar ex-echtgenoot contact met hem zou opnemen over het depotbedrag. 6. In reactie daarop heeft de notaris verzoekster op 5 januari 2005 laten weten dat het depotbedrag was overgemaakt naar haar ex-echtgenoot. Als reden daarvoor gaf de notaris op dat hij op 3 september 2003 van assurantietussenpersoon B. de door haar ex-echtgenoot de die dag ondertekende afstandsverklaring gefaxt had gekregen. Die afstandsverklaring hield in dat de ex-echtgenoot afstand had gedaan van de polis van de levensverzekering, dat hij aan de polis geen enkel recht meer kon ontlenen en dat hij de polis volledig overdroeg aan verzoekster. Vervolgens had de assurantietussenpersoon B. de notaris op 16 september 2003 laten weten zowel namens verzoekster als namens haar ex-echtgenoot op te treden, alsmede dat hij zou zorgdragen voor de verdere afwikkeling, waaronder de juiste tenaamstelling van de polis. De notaris liet verzoekster weten dat hij aannam dat B. daarvoor had zorggedragen. 7. Op 31 januari 2005 heeft verzoekster een klacht ingediend bij de notaris. Verzoekster klaagde erover dat de notaris haar pas per brief van 5 januari 2005 had bericht dat hij het depotbedrag (zonder haar medeweten) had uitgekeerd. Verzoekster verweet de notaris enkel te zijn afgegaan op hetgeen assurantietussenpersoon B. hem had medegedeeld, terwijl haar ex-echtgenoot op dat moment nog niet aan de beide daarvoor voorwaardelijk gestelde verplichtingen uit het echtscheidingsconvenant had voldaan. 8. De notaris heeft de klacht op 20 april 2005 (impliciet) ongegrond verklaard door te stellen dat hij terecht tot uitbetaling was overgegaan, omdat volgens hem aan de daartoe gestelde voorwaarde was voldaan. Hij voerde hiertoe aan dat de door verzoekster vermelde verrekenpost van punt 4.6 uit het convenant in eerste instantie niet was meegenomen bij de afrekening. Voorts gaf hij aan dat verzoekster en haar ex-echtgenoot na het passeren van de akte van levering van de woning op zijn kantoor waren overeengekomen dat een deel van het bedrag dat verzoekster toekwam bij de notaris in depot zou blijven totdat de ex-echtgenoot zijn rechten inzake de levensverzekering aan haar zou hebben overgedragen. De notaris verwees daarbij naar hetgeen verzoekster hem daarover op 18 augustus 2003 had geschreven. De notaris verwees daarbij ook naar de afstandsverklaring en gaf aan dat haar ex-echtgenoot hem op 16 september 2003 had verzocht tot uitbetaling van het depotbedrag over te gaan. De notaris refereerde voorts aan het telefonisch contact met assurantietussenpersoon B. dat daarop was gevolgd.

4 9. Omdat verzoekster zich niet kon vinden in de reactie van de notaris, heeft ze zich op 6 mei 2005 tot de Nationale ombudsman gewend, waarbij verzoekster onder meer aangaf dat haar ex-echtgenoot het mutatieformulier eerst op 29 december 2003 had verstuurd naar de levensverzekeringsmaatschappij. Tevens merkte verzoekster op dat zij in augustus 2003 het contact met de assurantietussenpersoon B. had verbroken, waarna ze zelf rechtstreeks de contacten met de levensverzekeringsmaatschappij had onderhouden. Verzoekster stelde dat de polis op 16 september 2003 nog niet was overgezet op haar naam, hetgeen zij had afgeleid uit een mutatieformulier van 6 oktober 2003 van de levensverzekeringsmaatschappij en op de daarmee samenhangende brieven die assurantietussenpersoon B. haar op 13 oktober en 31 december 2003 had gestuurd. Verzoekster bleef van mening dat de notaris ten onrechte tot betaling was overgegaan, waarbij hij had nagelaten haar daarover te informeren. I. Bevindingen 1. Naar aanleiding van de brief van 6 mei 2005 van verzoekster stelde de Nationale ombudsman een onderzoek in naar de hierboven omschreven klacht. De notaris refereerde in zijn reactie van 7 juli 2005 aan de Nationale ombudsman wat betreft de beantwoording van de door de Nationale ombudsman gestelde feitelijke vragen over de uitbetaling naar hetgeen hij in zijn brief van 20 april 2005 aan verzoekster had opgemerkt. De notaris benadrukte in reactie op de klacht dat de enige voorwaarde om tot uitkering over te gaan door verzoekster en haar ex-echtgenoot was overeengekomen in het bijzijn van een medewerker van de notaris. Die voorwaarde hield volgens de notaris in dat er tot uitbetaling zou worden overgegaan, nadat vast zou staan dat de polis op verzoeksters naam zou worden gesteld. Voorts gaf de notaris aan dat hij een verzoek tot uitbetaling van de ex-echtgenoot had ontvangen omdat die van mening was dat hij aan zijn verplichtingen inzake de tenaamstelling van de polis had voldaan. De notaris stelde daarna contact te hebben opgenomen met de assurantietussenpersoon B. om na te gaan of de ex-echtgenoot inderdaad aan de vereiste formaliteiten had voldaan in verband waarmee de notaris refereerde aan de ondertekende afstandsverklaring. Tevens had de assurantietussenpersoon desgevraagd bevestigd mede namens verzoekster op te treden, aldus de notaris. Nadat hem daarmee was gebleken dat aan de voorwaarde was voldaan, is het depotbedrag op 16 september 2003 uitgekeerd aan de ex-echtgenoot, aldus de notaris. Verder stelde de notaris dat de levensverzekeraar de polis op naam van verzoekster had gesteld nadat bij de verzekeraar de zaak administratief was afgehandeld. 2. Verzoekster heeft de Nationale ombudsman in reactie op het standpunt van de notaris op 16 augustus 2005 bericht dat zij degene is geweest die het bedrag in het depot had laten zetten, omdat haar ex-echtgenoot bepaalde punten uit het echtscheidingsconvenant nog niet was nagekomen. Voorts benadrukte ze dat zij op een gegeven moment rechtstreeks in contact is getreden met de levensverzekeringsmaatschappij en dat de polis na haar aandringen in december 2003 op haar naam was gezet. Verzoekster handhaafde haar standpunt dat de notaris niet zonder meer had moeten afgaan op de verklaring van

5 de assurantietussenpersoon B. dat hij alles had geregeld, temeer daar zij de contacten met B. had verbroken. De notaris had op 16 september 2003 niet tot uitkering van het depotbedrag mogen overgaan en al helemaal niet zonder haar daarover te informeren, aldus verzoekster. 3. Op 20 september 2005 heeft de notaris schriftelijk antwoord gegeven op de door de Nationale ombudsman nader gestelde vragen en heeft hij de Nationale ombudsman desgevraagd een afschrift gestuurd van de afstandsverklaring. In reactie daarop heeft verzoekster de Nationale ombudsman op 3 oktober 2005 telefonisch te kennen gegeven bij haar standpunt te blijven. II. Beoordeling 4. Het vereiste van professionaliteit houdt in dat ambtenaren met een bijzondere training of opleiding jegens burgers overeenkomstig de standaarden van hun beroepsgroep handelen. 5. Voor de Nationale ombudsman is van belang op basis van welke informatie de notaris op 16 september 2003 heeft besloten tot uitkering van het depotbedrag over te gaan. Daarbij dient de brief van verzoekster van 19 september 2003 aan de notaris om chronologische redenen buiten beschouwing te worden gelaten. Eerst middels die brief had verzoekster de notaris geïnformeerd over de door haar gestelde telefonische afspraak die ze met haar ex-echtgenoot zou hebben gemaakt, waarbij kennelijk nadere voorwaarden waren overeengekomen omtrent de afhandeling van de levensverzekering. Van deze later overeengekomen extra voorwaarden was de notaris op 16 september 2003 derhalve niet op de hoogte. Evenmin was het de notaris toen bekend dat verzoekster stelt in augustus 2003 het contact met assurantietussenpersoon B. te hebben verbroken. 6. De enige voorwaarde die de notaris op dat moment bekend was, was de voorwaarde die beide ex-echtgenoten bij hem op kantoor waren overeengekomen: het depotbedrag kon aan de ex-echtgenoot worden uitgekeerd nadat de levensverzekeringspolis op naam van verzoekster was gesteld of dat zeker was dat de polis op haar naam zou worden gesteld. Deze voorwaarde vloeide voort uit de strekking van het bepaalde in de artikelen 4.6, 4.8 en 4.11 uit het echtscheidingsconvenant in onderlinge samenhang bezien en voor deze voorwaarde hadden zowel verzoekster als haar ex-echtgenoot op 1 september 2003 getekend. Voorts had verzoekster deze voorwaarde in haar brief van 18 augustus 2003 aan de notaris genoemd. 7. Beoordeeld dient te worden of de notaris op 16 september 2003 vanuit de waarborgen die zijn specifieke professie aan zijn klanten behoort te bieden, al dan niet terecht tot de conclusie had kunnen komen dat aan die voorwaarde was voldaan.

6 8. Door de afstandsverklaring te ondertekenen, had de ex-echtgenoot afstand gedaan van alle uit de polis voortvloeiende rechten ten behoeve van verzoekster, hetgeen de strekking was van de gestelde voorwaarde. Nadat hij het verzoek van de ex-echtgenoot had ontvangen heeft de notaris bovendien nog contact opgenomen met assurantietussenpersoon B., die hem desgevraagd liet weten mede namens verzoekster op te treden en voor de verdere administratieve afhandeling van het overzetten van de polis te zorgen. Door in contact te treden met de assurantietussenpersoon B. heeft de notaris de extra zorgvuldigheid betracht die vanuit zijn professie van hem verwacht had mogen worden. Nu B. had aangegeven ook de belangen van verzoekster te behartigen, en de notaris geen reden kon hebben om te twijfelen aan de juistheid van die mededeling, vindt de Nationale ombudsman dat in redelijkheid niet van de notaris had kunnen worden verwacht dat hij de door B. verschafte informatie zou checken bij verzoekster. Gelet op voornoemde omstandigheden kan het de notaris evenmin worden aangerekend dat hij verzoekster niet tevoren heeft ingelicht over de uitbetaling. Volgens de Nationale ombudsman is er geen sprake van handelen in strijd met het vereiste van professionaliteit. De onderzochte gedraging is behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van notariskantoor X te Q, is niet gegrond. Onderzoek Op 9 mei 2006 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw M. te Best, met een klacht over een gedraging van notariskantoor X te Q. Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de notaris verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren en hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt. Tevens werd de notaris een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoekster gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen. De reactie van de notaris gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen/aan te vullen. Informatieoverzicht

7 De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: 1. Verzoekschrift van verzoeker van 6 mei 2005. 2. Openingsbrieven van de Nationale ombudsman van 9 juni 2005. 3. Reactie van de notaris van 8 juli 2005. 4. Reactie van verzoekster van 16 augustus 2005. 5. Verzoek om nadere informatie van de Nationale ombudsman van 24 augustus 2005. 6. Nadere informatie van de notaris van 20 september 2005. 7. Telefoonnotitie reactie verzoekster van 3 oktober 2005. Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond