O.C.M.W.-DECREET (decreet van 19 DECEMBER 2008) inclusief Memorie van Toelichting

Vergelijkbare documenten
Titel IX. Inwerkingtreding en overgangsbepalingen.

Voorontwerp van decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn DE VLAAMSE REGERING,

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

Voer hier uw titel in

Brussel, 5 juli Mijnheer de minister-president,

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

GEMEENTE LENDELEDE VERSLAG GEMEENTERAADSZITTING VAN 1 MAART 2013

Inhoud. Woord vooraf... 13

Gemeenteraadsvoorzitter

INHOUD. Woord vooraf 17

Omzendbrief BB 2012/2

RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN BORGLOON Verslag van 7 januari 2013 om uur

001 Kennisgeving van de verkiezing van de OCMW-raadsleden en het onderzoek van hun geloofsbrieven door de gemeenteraad

NOTULEN ZITTING VAN 7 JANUARI 2013.

DE RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN VLAAMS-BRABANT. Inzake de O.C.M.W. - raadsverkiezingen van 2 januari 2007 in de gemeente Tielt-Winge.

Vergadering van 02 januari 2019

GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN VAN 14 OKTOBER 2018 B E R I C H T

OCMW-raad van vrijdag 4 januari 2019

POLITIEKE ORGANISATIE

Gemeenteraad VAN donderdag 03 januari 2019

RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN 2 JANUARI 2019 TOELICHTINGSNOTA DIENST SECRETARIE

Art Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de leden van het gemeentepersoneel in contractueel dienstverband.

19 DECEMBER Decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW-decreet)

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

Decreet over het lokaal bestuur

DE RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN VOOR DE PROVINCIE WEST- VLAANDEREN. RvV Norbert Cremery e.a. / Michèle Vandermeeren-OCMW De Panne

DE RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN OOST-VLAANDEREN


Raad 7 januari Kennisgeving van de verkiezing en van het onderzoek van de geloofsbrieven van de OCMWraadsleden

Gemeente-, OCMW- en provinciedecreet gewijzigd voor meer efficiënte Vlaamse lokale besturen

Notulen Zitting van 8 januari 2019

VERKIEZING VAN DE VLAAMSE RAAD VAN 13 JUNI 2004 B E R I C H T

36840 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

Wij hebben de eer U ter bekrachtiging door de Vlaamse Regering het ontwerp van decreet tot wijziging van het Gemeentedecreet, over te zenden.

De raad houdt 1 minuut stilte wegens het overlijden van de heer Etienne Galle, gewezen OCMW-raadslid. Openb aar

STAD ZOUTLEEUW VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD INSTALLATIEVERGADERING 02/01/ UUR NOTULEN

Het Gemeentedecreet - Inhoud

3. Installatie gemeenteraadsleden: afstand van mandaat - onderzoek geloofsbrieven - eedaflegging

Vergadering van

Inhoud. Woord vooraf... 13

Inhoud. Woord vooraf... 13

STAD LEUVEN HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN

VERKIEZING VAN HET VLAAMS PARLEMENT VAN 25 MEI 2014

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

Gemeentesecretaris : Gabriël Acke Afwezig of verontschuldigd : Reinhart Madoc

ORGANISATIE EN WERKING

BS 05/03/2018. In voege vanaf 05/03/2018, tenzij anders bepaald (cf. art. 9)

Over stembussen die moeten kloppen als een bus

TOELICHTENDE NOTA VAN DE GEMEENTERAAD van 4 JANUARI 2019

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

Titel II VASTSTELLING VAN HET AANTAL TE VERKIEZEN VERTEGENWOORDIGERS (art. 7) 5

GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN VAN 8 OKTOBER Voordracht van de kandidaten door de kiezers (Art. 22 en 23 BGKWB) 1

DRAAIBOEK INSTALLATIE POLITIEKE ORGANEN

TITEL I Algemene bepalingen

INHOUD Woord vooral Het Gemeentedecreet algemeen Politieke organisatie

Deontologische commissie huishoudelijk reglement

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST. van 22 februari 2019 met nummer RVERKB/1819/0040 in de zaak met rolnummer 1819-RVERKB-0038

Zitting van de Gemeenteraad van 11 januari 2019

INHOUDSOPGAVE INLEIDING 9 GOED OM TE WETEN 13

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt:

De gemeenten verzekeren een burgernabije, democratische, transparante en doelmatige uitoefening van de gemeentelijke bevoegdheden.

NOTULEN VAN DE INSTALLATIEVERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD 2 JANUARI 2019 OM UUR

OCMW LEUVEN HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN HET VAST BUREAU

Het Groene Gordel Front in Brugge en Ommeland

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

OPENBAAR. Gemeenteraad van dinsdag 22 januari Aanwezig: Kris Swinnen, Voorzitter van de raad

Voorontwerp van decreet over het lokaal bestuur

Notulen van de gemeenteraad van 8 januari 2019

VERKIEZING VAN HET EUROPESE PARLEMENT VAN 13 JUNI B E R I C H T

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de tuchtprocedure voor het statutaire provinciepersoneel

DE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING EN VLAAMS MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

Verslag van 2 januari 2019 om uur. 1 Kennisneming geldigverklaring van de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 juni 2017;

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering. van het ontwerp van decreet

ZITTING VAN 7 JANUARI 2013

Gelet op het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, zoals gewijzigd bij decreet van 2 juni 2006, inzonderheid op de artikelen 129, 136 en 143;

VERKIEZING VAN DE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS VAN 26 MEI 2019

GEMEENTE HOESELT Provincie Limburg - Arrondissement Tongeren. Verslag van de vergadering van de Gemeenteraad van 3 januari 2019

GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN VAN 8 OKTOBER Voordracht van de kandidaten door de uittredende gemeenteraadsleden. (Art.

VERKIEZING VAN HET VLAAMS PARLEMENT VAN 26 MEI 2019

INSTALLATIEVERGADERING O.C.M.W.-Raad

DAGORDE VAN DE GEMEENTERAAD VAN DINSDAG 6 OKTOBER 2015

VERKIEZING VAN HET EUROPESE PARLEMENT VAN 25 MEI 2014 B E R I C H T

Het Gemeentedecreet - Inhoud

Tweede Kamer der Staten-Generaal

- omzendbrief KB / ABB 2018 / 3 van 26 oktober 2018 Start van de lokale en provinciale bestuursperiode

1902 ( ) Nr. 1 5 februari 2013 ( ) stuk ingediend op. Voorstel van decreet. van de heer Filip Dewinter

Gecoördineerde versie van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007 houdende het statuut van de lokale en provinciale mandataris 1

Statuten BEHEERSORGAAN gemeentelijk gemeenschapscentrum van Herne

TOELICHTING BIJ DE AGENDA VAN DE INSTALLATIEVERGADERING VAN DEGEMEENTERAAD OP 2 JANUARI 2013 OPENBARE VERGADERING

Memorie van toelichting van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn van dinsdag 29 januari 2019

GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN VAN 14 OKTOBER 2012

DEONTOLOGIE. Wet van 6 januari 2014 houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie 1 TITEL 1. ALGEMENE BEPALING.

wijziging statuten 2013 Gemeentelijke Sportraad Affligem

Inzake de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006 in de gemeente Hemiksem. Verslaggever voor de Raad: de heer Dimokritos Kavadias.

Aanwezig: Steven Michiels voorzitter

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Transcriptie:

O.C.M.W.-DECREET (decreet van 19 DECEMBER 2008) inclusief Memorie van Toelichting Versie afgesloten op 29 april 2009 O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 1/272

Inhoudsopgave TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN... 6 TITEL II HET BESTUUR VAN HET OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN... 10 HOOFDSTUK I DE RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN...10 AFDELING I De organisatie van de raad voor maatschappelijk welzijn... 10 AFDELING II De werking van de raad voor maatschappelijk welzijn... 41 AFDELING III De bevoegdheden van de raad voor maatschappelijk welzijn... 55 HOOFDSTUK II DE VOORZITTER VAN DE RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN EN DE ONDERVOORZITTER...61 AFDELING I De verkiezing van de voorzitter en de ondervoorzitter... 61 AFDELING II De bevoegdheden van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en van de ondervoorzitter... 69 HOOFDSTUK III HET VAST BUREAU EN DE BIJZONDERE COMITÉS...71 AFDELING I De organisatie van het vast bureau en de bijzondere comités... 71 AFDELING II De werking van het vast bureau en de bijzondere comités... 75 AFDELING III De bevoegdheden van het vast bureau en van de bijzondere comités... 77 HOOFDSTUK IV RECHTSPOSITIE, TUCHT EN AANSPRAKELIJKHEID...78 AFDELING I Rechtspositie... 78 AFDELING II Tucht... 81 AFDELING III Aansprakelijkheid... 82 HOOFDSTUK V DE DIENSTEN VAN HET OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN...84 AFDELING I Algemene bepaling... 84 AFDELING II De secretaris, de financieel beheerder en de maatschappelijk werker van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en het managementteam... 84 AFDELING III Interne controle... 106 TITEL III HET PERSONEEL VAN HET OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN...109 HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED... 109 HOOFDSTUK II DE PERSONEELSFORMATIE... 110 HOOFDSTUK III DE RECHTSPOSITIE VAN HET PERSONEEL... 112 AFDELING I Algemene bepaling... 112 AFDELING II De rechtspositieregeling... 113 AFDELING III Aanstelling, ontslag en eedaflegging van het personeel... 118 AFDELING IV Deontologische rechten en plichten... 119 AFDELING V De evaluatie van het personeel... 122 O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 2/272

HOOFDSTUK IV VERDERE UITVOERINGSMAATREGELEN... 124 HOOFDSTUK V BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE HET BESTUURLIJK TOEZICHT... 125 HOOFDSTUK VI TUCHT... 127 AFDELING I Toepassingsgebied... 127 AFDELING II De tuchtvergrijpen... 127 AFDELING III De tuchtstraffen... 128 AFDELING IV De tuchtoverheid... 130 AFDELING V De tuchtprocedure... 131 AFDELING VI De verjaring van de tuchtvordering... 133 AFDELING VII De preventieve schorsing... 134 AFDELING VIII Beroep... 136 AFDELING IX De doorhaling van de tuchtstraf... 140 TITEL IV FINANCIERING, PLANNING EN FINANCIEEL BEHEER...141 HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN EN FINANCIERING... 141 HOOFDSTUK II STRATEGISCHE MEERJARENPLANNING... 143 HOOFDSTUK III HET BUDGET... 149 HOOFDSTUK IV UITVOERING VAN HET BUDGET, BUDGETHOUDERSCHAP EN BEHEER VAN DE MIDDELEN... 158 AFDELING I Budgethouderschap... 158 AFDELING II Uitvoering van de betalingen, inning van de ontvangsten en beheer van de kasmiddelen... 167 HOOFDSTUK V BOEKHOUDING, FINANCIËLE RAPPORTERING EN KASCONTROLE... 170 HOOFDSTUK VI INVENTARIS, JAARREKENING EN KWIJTING... 177 HOOFDSTUK VII BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE HET BESTUURLIJK TOEZICHT... 183 HOOFDSTUK VIII NADERE UITWERKING DOOR DE VLAAMSE REGERING... 188 TITEL V BEPALINGEN OVER DE WERKING VAN HET OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN...189 HOOFDSTUK I AKTEN VAN HET OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN... 189 AFDELING I Opmaken en ondertekenen van de akten... 189 AFDELING II Bekendmaking en inwerkingtreding... 193 AFDELING III Wijze van kennisgeving... 194 AFDELING IV Briefwisseling aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn 194 HOOFDSTUK II WIJZE VAN BEREKENING VAN TERMIJNEN... 195 HOOFDSTUK III GOEDEREN VAN HET OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN... 196 AFDELING I Algemene bepalingen... 196 AFDELING II Afwijking van het domeinrecht... 198 O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 3/272

HOOFDSTUK IV OPTREDEN IN RECHTE... 199 HOOFDSTUK V DEELNEMING IN EEN GEMEENTELIJK EXTERN VERZELFSTANDIGD AGENTSCHAP IN PRIVAATRECHTELIJKE VORM... 201 TITEL VI PARTICIPATIE VAN DE BURGER...202 HOOFDSTUK I KLACHTENBEHANDELING... 202 HOOFDSTUK II INSPRAAK... 204 HOOFDSTUK III VOORSTELLEN VAN BURGERS... 205 HOOFDSTUK IV VERZOEKSCHRIFTEN AAN DE RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN... 207 TITEL VII DE INTERN VERZELFSTANDIGDE AGENTSCHAPPEN VAN HET OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN...209 HOOFDSTUK I INTERN VERZELFSTANDIGDE AGENTSCHAPPEN DIE GEEN ZIEKENHUIS BEHEREN... 209 HOOFDSTUK II ZIEKENHUIZEN MET AFZONDERLIJK BEHEER... 213 TITEL VIII EXTERNE VERZELFSTANDIGING EN SAMENWERKING...217 HOOFDSTUK I VERENIGINGEN... 217 HOOFDSTUK II VERENIGINGEN VAN PRIVAAT RECHT MET HET OOG OP DE GEHELE OF GEDEELTELIJKE EXPLOITATIE VAN EEN ZIEKENHUIS OF VAN ZIEKENHUISGEBONDEN ACTIVITEITEN... 225 HOOFDSTUK III VERENIGINGEN OF VENNOOTSCHAPPEN VAN PRIVAAT RECHT MET HET OOG OP HET VERVULLEN VAN SOCIALE DOELEINDEN MET UITSLUITING VAN DE GEHELE OF GEDEELTELIJKE EXPLOITATIE VAN EEN ZIEKENHUIS OF VAN ZIEKENHUISGEBONDEN ACTIVITEITEN... 230 TITEL IX BESTUURLIJK TOEZICHT EN EXTERNE AUDIT...234 HOOFDSTUK I BESTUURLIJK TOEZICHT... 234 AFDELING I Algemene bepalingen... 234 AFDELING II Algemeen bestuurlijk toezicht... 239 AFDELING III Dwangtoezicht... 251 HOOFDSTUK II EXTERNE AUDIT... 252 TITEL X SAMENWERKING MET DE GEMEENTE...258 TITEL XI WIJZIGINGSBEPALINGEN...260 TITEL XII SLOTBEPALINGEN...262 HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN... 262 HOOFDSTUK II OPHEFFINGSBEPALINGEN... 263 O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 4/272

HOOFDSTUK III OVERGANGSBEPALINGEN... 268 AFDELING I Overgangsbepalingen inzake de diensten en het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn... 268 AFDELING II Overgangsbepalingen voor de financiën van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn... 269 AFDELING III Overgangsbepalingen voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de gemeenten waar de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn niet aan het college van burgemeester en schepenen is toegevoegd... 270 AFDELING IV Overgangsbepalingen met betrekking tot het toezicht... 270 AFDELING V Overgangsbepalingen met betrekking tot de verenigingen, vermeld in artikel 239... 271 HOOFDSTUK IV INWERKINGTREDINGSBEPALINGEN... 272 O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 5/272

TITEL I Algemene bepalingen Artikel 1 [inwerkingtreding 01/07/2009] Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. M.v.T.: Overeenkomstig artikel 19, 1, tweede lid, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 (hierna BWHI ) dient het ontwerp van decreet te vermelden of het een gewest- of een gemeenschapsaangelegenheid betreft. Huidig ontwerp betreft gewest- en gemeenschapsaangelegenheden. De organieke regeling van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn behoort immers tot de bijstand aan personen en is een gemeenschapsaangelegenheid (artikel 5, 1, II, 2, BWHI). Evenwel is er ook sprake van een gewestelijke bevoegdheid (artikel 6, 1, VIII, 4, BWHI). Bijvoorbeeld betreffen artikel 270, 271 en 273 een gewestaangelegenheid. Artikel 2 [inwerkingtreding 01/07/2009] De openbare centra voor maatschappelijk welzijn beogen om op het lokale niveau duurzaam bij te dragen tot het welzijn van de burgers, met behoud van de opdracht, vermeld in artikelen 1 en 57 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en de andere aangelegenheden die hen door of krachtens een wet of een decreet worden opgelegd. M.v.T : Dit artikel is een gedeeltelijke overname, mutatis mutandis, van artikel 2 van het gemeentedecreet. Deze bepaling bevat een intentieverklaring. Het is evenwel niet de bedoeling dat deze bepaling subjectieve rechten zou doen ontstaan in hoofde van de burgers die onder het bestuur van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ressorteren. Er werd bewust gekozen voor een opdracht van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn inzake het welzijn van de burgers in het algemeen. Deze bevoegdheid geldt dus niet alleen ten aanzien van de inwoners van de gemeenten. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt met behoud van de toepassing van de federale regels geacht tevens het welzijn te bevorderen van andere personen dan inwoners van de gemeente die op het grondgebied van de gemeente, waaronder het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ressorteert, komen. Met de term duurzaam wordt beoogd om tevens het welzijn van de toekomstige generaties voor ogen te hebben. De decreetgever heeft de bevoegdheid om bijkomende en aanvullende rechten toe te kennen aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn met betrekking tot zaken die tot zijn bevoegdheid behoren. Het is uiteraard niet wenselijk dat voor het toekennen van aanvullende rechten van lokaal sociaal belang men verplicht zou worden een tweede lokale overheidsdienst op te O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 6/272

richten die gespecialiseerd is in het welzijn van de burger terwijl elke gemeente al over een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn beschikt. Een dergelijke interpretatie van de bevoegdheidsverdeling zou een gestroomlijnd lokaal sociaal beleid immers in de weg staan en zou vanuit efficiëntieoverwegingen trouwens ook te betreuren zijn. De Vlaamse overheid is dan ook van mening dat zij regelend kan optreden en zich dus geenszins bezondigt aan bevoegdheidsoverschrijding. Immers wordt door het toekennen van deze aanvullende rechten geen afbreuk gedaan aan de bevoegdheid van de federale wetgever om de algemene opdracht en de verschillende concrete taakopdrachten te omschrijven. Het komt aan de federale overheid toe om de minimale basisrechten vast te stellen en ook om het niveau te bepalen, dat als minimum geldt. Het komt evenwel aan de gemeenschappen toe om aanvullende rechten toe te kennen boven of buiten de rechten, die gewaarborgd zijn in de federale regeling. Daarnaast kunnen zij ook buiten het basispakket bijkomende rechten toekennen, al dan niet met tussenkomst van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Dit standpunt ligt in de lijn van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, zoals hierna wordt uiteengezet, en wordt door de Raad van State in haar advies ook gehuldigd. Artikel 23, eerste lid, van de Grondwet bepaalt dat ieder het recht heeft om een menswaardig leven te leiden en het derde lid, 2, vermeldt onder de economische, sociale en culturele rechten «het recht op sociale bijstand». Die bepalingen preciseren niet wat die rechten, waarvan enkel het beginsel wordt uitgedrukt, impliceren, aangezien elke wetgever ermee belast is die rechten te waarborgen, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, «rekening houdend met de overeenkomstige plichten». Die verplichting kan echter niet zo worden begrepen dat ze elke wetgever, in het raam van zijn bevoegdheden, de verplichting oplegt om niet te raken aan de modaliteiten van de maatschappelijke dienstverlening bedoeld in de wet. Zij verbiedt hun om maatregelen aan te nemen die een aanzienlijke achteruitgang zouden betekenen van het in artikel 23, eerste lid, en derde lid, 2, van de Grondwet gewaarborgde recht, maar zij ontzegt hun niet de bevoegdheid om te oordelen hoe dat recht op de meest adequate wijze kan worden gewaarborgd, in dit geval door een nieuwe organieke regeling voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn vast te stellen. (Grondwettelijk Hof, arrest nr. 169/2002, 27 november 2002, B.6.2 tot B.6.6.) Overeenkomstig artikel 5, 1, II, 2, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en artikel 46 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en met toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, oefenen de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ook de bevoegdheden uit die hen door of krachtens de wet of het decreet zijn toevertrouwd. Artikel 3 [inwerkingtreding 01/07/2009] De openbare centra voor maatschappelijk welzijn verzekeren een burgernabije, democratische, transparante en doelmatige uitoefening van hun bevoegdheden. Ze betrekken de inwoners zo veel mogelijk bij het beleid en zorgen voor openheid van bestuur. O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 7/272

M.v.T.: Dit artikel is een overname, mutatis mutandis, van artikel 3 van het gemeentedecreet. Dit artikel geeft een aantal belangrijke principes weer die de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bij de uitoefening van hun bevoegdheden verzekeren. Het betreft ook hier een opdracht- of intentieverklaring, waarbij evenmin als de bepaling in artikel 2 subjectieve rechten worden gecreëerd in hoofde van de burgers. Met de term openheid van bestuur wordt een transparant bestuur bedoeld, zowel in het uittekenen van het beleid als in het toepassen ervan op de burgers. Verwarring met het begrip openbaarheid van bestuur wordt aldus vermeden. Artikel 4 [inwerkingtreding 01/07/2009] Dit decreet is van toepassing op alle openbare centra voor maatschappelijk welzijn in de gemeenten van het Nederlandse taalgebied onder voorbehoud van de toepassing van de regelingen, vermeld in artikel 5, 1, II, 2, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. M.v.T.: Dit artikel is een overname, mutatis mutandis, van artikel 4 van het gemeentedecreet. Dit decreet is van toepassing op alle gemeenten van het Nederlandse taalgebied zonder afbreuk te doen aan de regelingen die krachtens de Pacificatiewet (wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen) opgenomen zijn in de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (artikel 5, 1, II, 2, BWHI). Het betreft onder meer: * de rechtstreekse verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en de leden van het vast bureau in de Brusselse randgemeenten en de gemeente Voeren; * de regeling voor het opnemen van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in het college van burgemeester en schepenen in de zes Vlaamse randgemeenten en Voeren; deze maatregel zou er immers toe leiden dat, in strijd met artikel 15, 2, van de Nieuwe Gemeentewet een nietrechtstreeks verkozen schepen in het college van burgemeester en schepenen zitting heeft; * de verplichte aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in de raad voor maatschappelijk welzijn en in het college van burgemeester en schepenen in de zes Vlaamse randgemeenten en in de gemeente Voeren; * de beslechting van de geschillen over de verkiesbaarheidsvoorwaarden en onverenigbaarheden in de zes Vlaamse randgemeenten en de gemeente Voeren; de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant, voor de zes randgemeenten, en het college van provinciegouverneurs, voor de gemeente Voeren, zijn bevoegd om verkiezingsgeschillen te behandelen; O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 8/272

* de mogelijke beperking van de duur van het ambt van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn alsook de mogelijke aanduiding van een opvolger in de zes Vlaamse randgemeenten en Voeren; * de benoeming van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn door de Vlaamse Regering overeenkomstig artikel 25bis van de organieke wet; *de uitoefening van de bevoegdheden inzake dwangtoezicht in de gemeente Voeren; * het tuchtrecht ten aanzien van de voorzitter en de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn die de gemeente Voeren bedienen; *het vereiste dat het college van provinciegouverneurs in een aantal door de wet bepaalde aangelegenheden aan de provinciegouverneur van Limburg een eensluidend advies moet verstrekken vooraleer deze laatste bepaalde beslissingen kan nemen t.o.v. de gemeente Voeren; *de verplichte kennis van de taal van het taalgebied waarin het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gelegen is voor de mandatarissen in de rand- en taalgrensgemeenten, evenals het vermoeden van taalkennis. *... Deze bepaling moet dus zo gelezen worden dat ze geen afbreuk doet aan de bevoegdheidsverdelende regels. De Raad van State merkt in dat verband bij de toelichting van de artikelen 6, 9 en 10 van het voorontwerp op: Op grond van artikel 5, 1, II, 2/, d), BWHI zijn de gemeenschappen immers niet bevoegd om aan artikel 17bis van de organieke wet te raken aangezien het gaat om bepalingen met betrekking tot de randgemeenten en de gemeenten Komen- Waasten en Voeren. Dat geen afbreuk wordt gedaan aan de bevoegdheid van de federale overheid wordt reeds tot uiting gebracht in artikel 4 van het ontwerp. Deze opmerking is van overeenkomstige toepassing voor de artikelen 15, 22, 53, 1, 57, 60, 1 en 4, 62 en 215, 1, van het ontwerp. Zonder deze terechte opmerking te willen negeren, verkiest de Vlaamse Regering toch om deze bepalingen te behouden, omwille van de duidelijkheid en de leesbaarheid van de bepalingen. O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 9/272

TITEL II Het bestuur van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn HOOFDSTUK I De raad voor maatschappelijk welzijn AFDELING I De organisatie van de raad voor maatschappelijk welzijn Artikel 5 1. [inwerkingtreding 01/07/2009] Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bestuurd door een raad voor maatschappelijk welzijn die bestaat uit : 1 negen leden in de gemeenten met niet meer dan 15 000 inwoners; 2 elf leden in de gemeenten met 15 001 tot en met 50 000 inwoners; 3 dertien leden in de gemeenten met 50 001 tot en met 150 000 inwoners; 4 vijftien leden in de gemeenten met meer dan 150 000 inwoners. [inwerkingtreding 02/01/2013] Als het aantal leden van de gemeenteraad van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend, minder bedraagt dan het aantal leden, vermeld in het eerste lid, wordt het aantal leden van de raad voor maatschappelijk welzijn teruggebracht tot het aantal leden van de gemeenteraad. 2. [inwerkingtreding 01/07/2009] Uiterlijk op 1 juni van het jaar waarin de gemeenteraadsverkiezingen zullen plaatsvinden, stelt de Vlaamse Regering een lijst op van het aantal te verkiezen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend op basis van de bevolkingsaantallen van de gemeenten die, overeenkomstig artikel 5, laatste lid, van de Nieuwe Gemeentewet door de Minister van Binnenlandse Zaken worden vastgesteld en in het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt, en wordt opdracht gegeven tot bekendmaking van de lijst in het Belgisch Staatsblad. Het in aanmerking te nemen inwonertal is het aantal personen dat ingeschreven is in het rijksregister van de natuurlijke personen die op 1 januari van het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen hun hoofdverblijfplaats in de desbetreffende gemeente hadden. [inwerkingtreding 01/01/2009] Het bevolkingsaantal op 1 januari, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, wordt, met behoud van de toepassing van het eerste lid, vanaf 1 januari volgend op de bekendmaking ervan, in aanmerking genomen als bevolkingscijfer in dit decreet. M.v.T.: Dit artikel herneemt integraal 1, eerste lid, en 3 van artikel 6 van de organieke wet. Het herneemt ook in zekere mate artikel 5 van het gemeentedecreet. Het aantal leden van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt in beginsel niet gewijzigd. Het is evenwel zo dat in een gemeente met minder dan 1000 inwoners de gemeenteraad maar uit 7 gemeenteraadsleden bestaat. Het zou dan niet logisch zijn dat de raad voor maatschappelijk welzijn meer leden zou tellen. O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 10/272

Het bevolkingscijfer wordt, voor het gehele decreet afgestemd op het bevolkingscijfer dat in aanmerking wordt genomen voor het bepalen van het aantal leden van de raad voor maatschappelijk welzijn van de gemeente dat door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bediend wordt. Het betreft m.a.w. het bevolkingscijfer op 1 januari van het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen. Artikel 6 [inwerkingtreding 01/07/2009] 1. De raad voor maatschappelijk welzijn wordt om de zes jaar volledig vernieuwd. Met behoud van de toepassing van artikel 17bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, worden de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn verkozen door de gemeenteraadsleden. Zij zijn herverkiesbaar. 2. Naar aanleiding van een algehele vernieuwing van de raad voor maatschappelijk welzijn blijven de uittredende leden van de raad voor maatschappelijk welzijn in functie tot de geloofsbrieven van de nieuw verkozen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn onderzocht zijn en tot de installatie van de meerderheid van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft plaatsgehad. M.v.T.: Dit artikel stemt mutatis mutandis overeen met artikel 6 van het gemeentedecreet. De gemeenteraadsverkiezingen impliceren een algehele vernieuwing van de raad voor maatschappelijk welzijn. Er is sprake van een gedeeltelijke vernieuwing van de raad voor maatschappelijk welzijn bv. in geval van ontslag van een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn. Dit artikel herneemt wat betreft de continuïteit, artikel 19, eerste lid, van de organieke wet. Met installatie van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt, net zoals in het gemeentedecreet, bedoeld dat de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn hun eed hebben afgelegd. De raad voor maatschappelijk welzijn wordt geacht bij haar algehele vernieuwing geïnstalleerd te zijn zodra de op de installatievergadering aanwezige nieuw verkozen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn in de mogelijkheid gesteld zijn om de eed af te leggen en de meerderheid van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn de eed heeft afgelegd. Artikel 7 [inwerkingtreding 01/07/2009] Om tot werkend lid van een raad voor maatschappelijk welzijn of tot opvolger te kunnen worden verkozen, moet iemand op de dag van de algehele verkiezing van de raad voor maatschappelijk welzijn : 1 Belg zijn; 2 de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt; 3 ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend; 4 zich niet bevinden in een van de gevallen van onverkiesbaarheid, vermeld in artikel 65 van de Gemeentekieswet. O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 11/272

Artikel 65, tweede lid, van de Gemeentekieswet is van toepassing als de inbreuken, vermeld in deze bepaling, werden gepleegd tijdens de uitoefening van een ambt binnen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een gemeenteambt. M.v.T.: Dit artikel herneemt integraal artikel 7 van de organieke wet en bepaalt de verkiesbaarheidsvoorwaarden voor kandidaat-leden van de raad voor maatschappelijk welzijn. Verkiesbaarheidsvoorwaarden zijn voorwaarden waaraan de kandidaten moeten voldoen tijdens de uitoefening van het mandaat en op de dag van de algehele verkiezing van de raad voor maatschappelijk welzijn, met andere woorden op de dag van de installatievergadering van de gemeenteraad. De verkiezing van de raad voor maatschappelijk welzijn in zijn geheel wordt bedoeld, niet de verkiezing tot raadslid. Uiteraard zal men ook aan deze voorwaarden moeten voldoen tijdens de effectieve uitoefening van het mandaat van lid van de raad voor maatschappelijk welzijn. Een lid dat niet voldoet aan deze voorwaarden op datum dat hij zijn mandaat opneemt zal de eed niet kunnen afleggen. Een (effectief) lid dat niet meer voldoet aan de voorwaarden vermeld in dit artikel verliest zijn mandaat. Om als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn verkozen te worden zal men dus o.a. Belg moeten zijn op datum van de installatievergadering van de gemeenteraad (en dus niet eerder). Voor de zes randgemeenten en voor Voeren is dat overigens de dag van de gemeenteraadsverkiezingen. Dit heeft onder meer tot gevolg dat Nederlanders in de grensgemeenten kunnen zetelen in de gemeenteraad doch niet in de raad voor maatschappelijk welzijn. Het ligt in de bedoeling dat dit wordt aangepast, zodra de Vlaamse Gemeenschap over de bevoegdheden beschikt ter zake. In het voorontwerp van het minidecreet was ingeschreven dat het lidmaatschap ook voorbehouden was aan onderdanen van een EU-lidstaat. De Raad van State merkte echter terecht op dat de decreetgever hiervoor over onvoldoende bevoegdheid beschikt (Parl. St. Vl. Parl. 2005-2006, nr. 870/1, 49-54). Omdat Vlaanderen het wenselijk acht dat ook EU-onderdanen lid kunnen zijn van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt het engagement genomen hiervoor de nodige initiatieven te nemen zodra dit bij decreet kan ingeschreven worden. Artikel 8 [inwerkingtreding 01/07/2009] De raad voor maatschappelijk welzijn mag ten hoogste voor een derde bestaan uit gemeenteraadsleden die hun mandaat uitoefenen binnen de gebiedsomschrijving van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. [inwerkingtreding 02/01/2013] De raad voor maatschappelijk welzijn mag tevens ten hoogste voor een derde bestaan uit personeelsleden van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend. O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 12/272

[inwerkingtreding 01/07/2009] Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder personeelsleden van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend, de personeelsleden met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden, de leden van de vrijwillige ambulancediensten en het gemeentelijk onderwijzend personeel. [inwerkingtreding 01/07/2009] Als op de installatievergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn meer gemeenteraadsleden of personeelsleden van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend, verkozen werden voor de raad voor maatschappelijk welzijn dan het aantal toegelaten gemeenteraadsleden of personeelsleden, vermeld in het eerste en het tweede lid, geldt de voorrangsregeling, vermeld in artikel 12. [inwerkingtreding 01/07/2009] Het eerste lid heeft geen uitwerking tussen de datum van de installatie van de gemeenteraad, verkozen na een algehele vernieuwing, en de installatie van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 16. [inwerkingtreding 01/07/2009] Het eerste en het tweede lid hebben geen uitwerking als de raad voor maatschappelijk welzijn rechtstreeks verkozen wordt door de vergadering van de gemeenteraadskiezers. [inwerkingtreding 01/07/2009] De procedure, vermeld in artikel 14, tweede lid, is met behoud van de toepassing van artikel 13 van toepassing als ingevolge onvoldoende ontvankelijke voordrachten er bij de algehele vernieuwing van de raad voor maatschappelijk welzijn geen volledige raad voor maatschappelijk welzijn verkozen kon worden. M.v.T.: Dit artikel herneemt integraal artikel 10 van de organieke wet. Concreet betekent dit dat ingeval een raad voor maatschappelijk welzijn 9 of 11 leden telt, er hiervan tegelijk 3 gemeenteraadsleden mogen zijn, voor een raad voor maatschappelijk welzijn van 13 leden is dit maximum gesteld op 4 en voor een raad voor maatschappelijk welzijn van 15 leden is het maximumaantal 5. Er wordt een bijkomende beperking ingevoerd: de raad voor maatschappelijk welzijn mag tevens ten hoogste voor een derde bestaan uit personeelsleden van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend. Voor alle duidelijkheid wordt gespecificeerd dat de vrijwillige brandweerlieden en de leden van de vrijwillige ambulancedienst uitgesloten worden, aangezien zij niet kunnen worden beschouwd als dergelijke personeelsleden in de strikte zin van het woord. Het gemeentelijk onderwijzend personeel daarentegen wordt in dat opzicht evenmin op dezelfde wijze behandeld als het overige gemeentelijk personeel aangezien zij grotendeels onder het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding ressorteren. Het is evenmin te verantwoorden om het gesubsidieerd en het niet-gesubsidieerd personeel afzonderlijk te behandelen. De organieke wet bepaalt in haar huidige libellering nergens expliciet hoe de situatie moet worden geregeld wanneer te veel gemeenteraadsleden worden verkozen tot lid van de raad voor maatschappelijk welzijn. Met de toevoeging in dit artikel wordt dit duidelijk. O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 13/272

Voor de toepassing van dit artikel worden als personeelsleden van de gemeente beschouwd de personeelsleden die door de gemeente betaald worden en ook volledig door hen effectief aangestuurd worden. Personeelsleden van Belgacom, de Post en dergelijke zijn derhalve geen personeelsleden van de gemeente. Het is mogelijk dat meerdere leden van de raad voor maatschappelijk welzijn van de uittredende raad voor maatschappelijk welzijn verkozen en beëdigd worden als gemeenteraadslid, waardoor er meer dan een derde van leden van de uittredende raad voor maatschappelijk welzijn tevens gemeenteraadslid zijn. In het vijfde lid wordt gesteld dat in dat geval de uittredende raad voor maatschappelijk welzijn rechtsgeldig kan blijven zetelen in de korte periode tussen de installatie van de gemeenteraad en de installatie van de nieuwe raad voor maatschappelijk welzijn. Artikel 9 [inwerkingtreding 01/07/2009] Met behoud van de toepassing van artikel 17bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bestaat de raad voor maatschappelijk welzijn uit personen van verschillend geslacht. M.v.T.: Dit artikel herneemt integraal artikel 13bis van de organieke wet. Artikel 17bis van de organieke wet betreft onder meer de randgemeenten en Voeren, meer bepaald over de rechtstreekse verkiezing van de raden voor maatschappelijk welzijn in deze gemeenten. In de stukken betreffende het ontwerp tot invoeging van artikel 11bis G.W. vinden we volgende belangrijke passages. Aldus wordt aan de Senaat voorgesteld een nieuwe bepaling in de Grondwet in te voegen om duidelijk en uitdrukkelijk het beginsel van de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevestigen en te waarborgen. Zij biedt tevens de grondslag voor wetgeving die het mogelijk maakt de gelijkheid in rechte om te zetten in gelijkheid in feite. Zij bepaalt dat de wetgever de maatregelen zal nemen die een gelijke toegang tot de door verkiezing verkregen mandaten en de openbare mandaten bevorderen. Bovendien verbiedt zij de vorming van regeringen en van provinciale en gemeentelijke uitvoerende organen die niet gemengd zijn (Parl. St. Senaat 2000-01, nr. 465/4, 5). Niettegenstaande er in het artikel 11bis, derde lid, G.W. een positieve discriminatie is ingeschreven dat de raad voor maatschappelijk welzijn uit personen van verschillend geslacht moet bestaan, kan hieruit afgeleid worden dat de grondwetgever niet heeft willen eisen dat tot de vervanging bij een tussentijdse vacature van een mandaat van lid van de raad voor maatschappelijk welzijn of in geval van een verhindering aan dat vereiste moet worden voldaan voor zover deze vacature binnen een redelijke termijn wordt ingevuld. Artikel 10 [inwerkingtreding 01/07/2009, met uitzondering van het vereiste dat elke voordrachtsakte een of meer opvolgers moet vermelden, als vermeld in het 1, vierde lid, en dit voor de voordrachtsakten die werden ingediend voor de inwerkingtreding van het artikel] O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 14/272

1. Met behoud van de toepassing van artikel 17bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, worden de kandidaat-werkende leden en de kandidaat-opvolgers, vermeld in het vijfde lid, schriftelijk voorgedragen door de verkozenen voor de gemeenteraad. De kandidaten stemmen in door een ondertekende verklaring op de gedagtekende voordrachtsakte. Om ontvankelijk te zijn, moet de voordrachtsakte ondertekend zijn door ten minste de meerderheid van de verkozenen van eenzelfde lijst die aan de verkiezingen hebben deelgenomen. Als de lijst maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen. Alleen de handtekeningen van de leden van de gemeenteraad die de eed hebben afgelegd, worden daartoe in aanmerking genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de voordrachtsakte hebben ondertekend en die nadien als gemeenteraadslid de eed hebben afgelegd. Niemand van de personen die deelgenomen hebben aan de gemeenteraadsverkiezingen en voorgedragen worden, kan kandidaat zijn op een voordrachtsakte die niet ondertekend is door de meerderheid van de verkozenen van dezelfde lijst die aan de gemeenteraadsverkiezingen hebben deelgenomen. Als de lijst maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen. Alleen de handtekeningen van de leden van de gemeenteraad die de eed hebben afgelegd, worden daartoe in aanmerking genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de voordrachtsakte hebben ondertekend en die nadien als gemeenteraadslid de eed hebben afgelegd. Niemand kan meer dan één voordrachtsakte ondertekenen. De overtreding van dat verbod heeft in alle voordrachtsakten de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dat voorschrift werden geplaatst. Een verkozene die meer dan één voordrachtsakte ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad niet worden benoemd of verkozen als burgemeester, schepen, voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van een gemeenteraadscommissie of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, kan de gemeente niet vertegenwoordigen of namens de gemeente een mandaat bekleden in gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen, en kan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn niet vertegenwoordigen of namens het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een mandaat bekleden in de ziekenhuizen, vermeld in titel VII, hoofdstuk II, of de verenigingen of vennootschappen, vermeld in titel VIII, of in andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Als de betrokkene al een dergelijk mandaat bekleedt, vervalt dat van rechtswege. De voordrachtsakte is alleen ontvankelijk als de voordracht betrekking heeft op kandidaat-werkende leden van verschillend geslacht en als voor elk kandidaatwerkend lid een of meer kandidaat-opvolgers worden vermeld. De voordrachtsakte vermeldt voor elk kandidaat-werkend lid een of meer kandidaat-opvolgers in de precieze volgorde waarin die zijn voorbestemd om het lid op te volgen. Dezelfde persoon kan opvolger zijn van twee of meer werkende leden die op dezelfde akte werden voorgedragen. Dezelfde persoon kan tevens kandidaatwerkend lid en kandidaat-opvolger zijn. De voordrachtsakte kan tevens de einddatum van het mandaat van een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn vermelden, samen met de naam van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 15/272

ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de voordrachtsakte als opvolger is vermeld. Als het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte, neemt de opvolger vervroegd het mandaat op. De voordrachtsakten worden uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad in tweevoud aan de gemeentesecretaris overhandigd. Voordrachtsakten die na die datum zijn ingediend, zijn niet ontvankelijk. De indiener van de voordrachtsakte krijgt het tweede exemplaar terug nadat daarop voor ontvangst getekend werd. 2. Voor de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn worden verkozen, gaat de gemeenteraad na of de voordrachtsakte ontvankelijk is overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in 1. 3. De leden van de raad voor maatschappelijk welzijn worden gekozen door de gemeenteraad van de gemeente die de gebiedsomschrijving van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vormt. De voorzitter van de gemeenteraad kondigt onmiddellijk de verkiezingsuitslag af. 4. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels en de procedure die in acht moeten worden genomen bij de indiening van de voordrachtsakten en bij de verkiezingen. M.v.T.: Dit artikel herneemt integraal artikel 6, 1, tweede lid, en artikel 11, 1 tot en met 3, van de organieke wet. Volledigheidshalve kan op een verschil met de gemeente-, provincie- en districtsraadsverkiezingen worden gewezen. Voor deze verkiezingen is een pariteit vereist tussen mannen en vrouwen; bij een voordrachtsakte voor de raadsverkiezingen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn is dit niet vereist. Het is voldoende dat er een persoon van een ander geslacht als werkend lid wordt voorgedragen. De wet zegt op verschillende plaatsen dat een (kandidaat-) werkend lid een of meer opvolgers heeft. Dit is ook wenselijk, omdat het de continuïteit van het beleid ten goede komt. Een werkend lid dat ontslag neemt kan hierdoor op een eenvoudige manier opgevolgd worden door zijn opvolger. Om het voldoen aan dit vereiste te waarborgen wordt voorgesteld om dit voor te schrijven op straffe van onontvankelijkheid. Ook voor leden van de raad wordt nu ingeschreven dat bij de indiening van de voordrachtsakte een einddatum van het mandaat kan worden vermeld. Dat is echter geen verplichting. Opvolgers kunnen hier rechtsgeldig worden vermeld zonder dat er een einddatum van het mandaat van het kandidaat-werkend lid wordt vermeld. 1 herneemt artikel 16 van de organieke wet, dat de opvolging betrof. Er wordt gespecificeerd dat het in plaats van twee of meer opvolgers, een of meer opvolgers betreft. Dit is echter geen nieuwigheid. Er wordt nu expliciet bepaald dat men tevens kandidaat-werkend lid en kandidaat-opvolger kan zijn. Een 2 werd ingevoegd om de gemeenteraad te verplichten zich uit te spreken over de ontvankelijkheid van de voordrachtakten. Bij die beoordeling wordt onder andere nagegaan dat niemand meer dan een akte mag ondertekend O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 16/272

hebben. Hiermede worden zowel de gemeenteraadsleden als de kandidaten bedoeld. In 3 wordt onder de uitslag afkondigen verstaan dat de voorzitter van de gemeenteraad de uitslag van de verkiezing voorleest. Op dat moment begint de beroepstermijn voor de Raad voor Verkiezingsbetwistingen te lopen. Het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 betreffende de voordrachtsakte en de verkiezing van de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn, dat genomen werd in uitvoering van artikel 11, 3, van de organieke wet, blijft zijn gelding behouden. Het besluit is nog bestaanbaar met de in dit ontwerp voorgestelde regeling. Een bepaling werd ingelast om opportunistisch gedrag te beteugelen. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen kandidaten die niet hebben deelgenomen aan de gemeenteraadsverkiezingen en kandidaten die wel aan deze verkiezingen hebben deelgenomen. De voordrachtsakte van eerstgenoemde kandidaten moet minstens ondertekend worden door de meerderheid van de verkozenen van eenzelfde lijst; de voordrachtsakte van laatstgenoemde kandidaten moet worden ondertekend door de meerderheid van de verkozenen van de lijst waartoe de kandidaat behoorde. Deze laatste categorie misleidt immers de burger nopens zijn voorheen ingenomen politieke inzichten. Vanuit dit oogpunt is er geen ongelijke behandeling van de kandidaten; het uitgangspunt is dat een kandidaat de kiezer niet mag misleiden en alsdusdanig is de gedifferentieerde regeling te verantwoorden. Artikel 11 [inwerkingtreding 01/07/2009] 1. De verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft plaats tijdens de installatievergadering van de gemeenteraad in openbare zitting. Voor de verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft elk gemeenteraadslid : 1 één stem als er minder dan vier leden te verkiezen zijn; 2 drie stemmen als er vier of vijf leden te verkiezen zijn; 3 vier stemmen als er zes of zeven leden te verkiezen zijn; 4 vijf stemmen als er acht of negen leden te verkiezen zijn; 5 zes stemmen als er tien of elf leden te verkiezen zijn; 6 acht stemmen als er twaalf of meer leden te verkiezen zijn. Elk gemeenteraadslid ontvangt zoveel stembiljetten als hij stemmen heeft. Op elk stembiljet brengt hij een stem uit voor een werkend lid. 2. De leden van de raad voor maatschappelijk welzijn worden verkozen bij geheime stemming en in één enkele stemronde. De gemeenteraadsleden kunnen hun stem geldig uitbrengen ten gunste van een bloed- of aanverwant. M.v.T.: Dit artikel herneemt deels artikel 12 en integraal artikel 13 en 14 van de organieke wet. De gemeenteraadsleden kunnen hun stem geldig uitbrengen ten gunste van een bloed- of aanverwant ingevolge 2. Verduidelijkt wordt alzo dat bloed- of O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 17/272

aanverwant zijn met een van de kandidaten geen beletsel vormt om aan de stemming deel te nemen. Artikel 12 [inwerkingtreding 01/07/2009] Met behoud van de toepassing van artikel 13 zijn de kandidaten die de meeste stemmen hebben verkregen, verkozen tot werkende leden. Bij staking van stemmen wordt voorrang verleend in de volgende orde : 1 aan de kandidaat die, op de dag van de verkiezing, een mandaat in een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bekleedt. Als er twee of meer kandidaten in dat geval zijn, dan wordt voorrang verleend aan de kandidaat die zijn mandaat onafgebroken het langst heeft uitgeoefend; 2 aan de kandidaat die vroeger een mandaat in een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn heeft uitgeoefend. Als er twee of meer kandidaten in dat geval zijn, dan wordt voorrang verleend aan de kandidaat die zijn mandaat onafgebroken het langst heeft uitgeoefend en, bij gelijke duur, aan de kandidaat die het laatst is afgetreden; 3 aan de jongste kandidaat in jaren. Als de verkiezing van de verkozene vernietigd wordt wegens onverkiesbaarheid, wordt hij met behoud van de toepassing van artikel 9 vervangen door zijn opvolger. De kandidaten die als opvolgers van een verkozen werkend lid werden voorgedragen, zijn met behoud van de toepassing van artikel 9 de opvolgers van het voormelde lid. M.v.T.: Dit artikel herneemt integraal artikel 15 van de organieke wet. De opvolgers werden vermeld op de voordrachtsakte vermeld in artikel 10. Indien op de oorspronkelijke voordrachtakte geen opvolgers meer beschikbaar zijn die voldoen aan het genderprincipe speelt artikel 14. Artikel 13 [inwerkingtreding 01/07/2009] Als de raad voor maatschappelijk welzijn onmiddellijk na zijn algehele verkiezing niet rechtsgeldig is samengesteld overeenkomstig artikel 9, wordt de, in voorkomend geval met toepassing van artikel 12, tweede lid, laatst verkozen persoon die voorkomt op de voordrachtsakte waarvan het hoogste aantal leden is verkozen, van rechtswege vervangen door de persoon van het andere geslacht die voorkomt op diezelfde voordrachtsakte en die het meeste stemmen heeft behaald en bij gelijk aantal of geen stemmen de eerste persoon van het andere geslacht op die voordrachtsakte. Onder laatst verkozen persoon wordt verstaan de persoon die het minst aantal stemmen heeft gehaald. Als er meerdere voordrachtsakten zijn in de zin van het vorige lid, wordt de, in voorkomend geval met toepassing van artikel 12, tweede lid, laatst verkozen persoon die voorkomt op een van die voordrachtsakten, van rechtswege vervangen door de persoon van het andere geslacht van dezelfde voordrachtsakte als het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat vervangen wordt, die het meeste stemmen heeft behaald en bij gelijk aantal of geen stemmen de eerste persoon van het andere geslacht op die voordrachtsakte. Onder laatst verkozen persoon wordt verstaan de persoon die het minst aantal stemmen heeft gehaald. O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 18/272

Als die persoon van het andere geslacht met een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn een band heeft als vermeld in artikel 20 wordt het oorspronkelijk verkozen lid van de raad voor maatschappelijk welzijn evenwel van rechtswege vervangen door de eerstvolgende persoon van het andere geslacht die op dezelfde voordrachtsakte voorkomt. Als overeenkomstig de vorige leden niet tot vervanging kan worden overgegaan, wordt met toepassing van artikelen 9 en 14, in de vervanging voorzien. M.v.T.: Dit artikel herneemt integraal artikel 15bis van de organieke wet, behoudens dat er wordt verduidelijkt dat deze procedure enkel geldt onmiddellijk na de algehele vernieuwing van de raad. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat deze procedure ook zou gelden gedurende de verdere bestuursperiode. Het principe moet zijn dat de partij die het probleem veroorzaakt, het ook oplost. Na deze periode wordt met toepassing van artikel 9 en 14 in de vervanging voorzien. Artikel 14 [inwerkingtreding 01/07/2009] Als een werkend lid voor zijn mandaat verstreken is, ophoudt deel uit te maken van de raad voor maatschappelijk welzijn of verhinderd is en als hij, met behoud van de toepassing van artikel 9, geen opvolger of opvolgers meer heeft, kunnen alle gemeenteraadsleden die nog in functie zijn en die de voordracht van het te vervangen lid hadden ondertekend, met behoud van de toepassing van artikel 9, gezamenlijk een kandidaat-werkend lid en een of meer kandidaat-opvolgers voordragen. Die voordrachtsakte moet uiterlijk vijf dagen vóór de gemeenteraadszitting waarop de geloofsbrieven van het nieuwe lid van de raad voor maatschappelijk welzijn en de opvolger of opvolgers zullen worden onderzocht aan de gemeentesecretaris worden overhandigd. In dat geval is de kandidaat verkozen verklaard en worden de kandidaat-opvolgers aangesteld in de orde van hun voordracht. Een opvolger die ingevolge zijn geslacht het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat ontslag genomen heeft, niet kon opvolgen, wordt geacht opvolger te zijn van het nieuw verkozen lid van de raad voor maatschappelijk welzijn en neemt rang in vóór de opvolgers, vermeld op de voordrachtsakte. Als er binnen de zestig dagen nadat een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn ophoudt deel uit te maken van de raad voor maatschappelijk welzijn of de datum van zijn verhindering ingaat geen vervanger wordt voorgedragen of als er geen vervanger kan worden voorgedragen, dan wordt met behoud van de toepassing van artikel 9 in de vervanging voorzien bij een geheime stemming waarbij elk gemeenteraadslid over zoveel stemmen beschikt als vermeld in artikel 11 en waarbij de kandidaat of de kandidaten die de meeste stemmen behalen als verkozen worden verklaard. Bij staking van stemmen is artikel 12 van toepassing. De kandidaatwerkende leden en de kandidaat-opvolgers worden met toepassing van artikel 10 voorgedragen, met dien verstande dat de voordrachtsakten op straffe van onontvankelijkheid uiterlijk vijf dagen voor de gemeenteraadszitting waarop het nieuwe lid van de raad voor maatschappelijk welzijn en de opvolger of opvolgers zullen worden verkozen, aan de gemeentesecretaris worden overhandigd. O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 19/272

M.v.T.: Het eerste lid herneemt integraal artikel 17 van de organieke wet. In het tweede lid wordt een oplossing geboden voor de hypothetische situatie dat er onvoldoende voordrachten zijn voor een volledige verkiezing van de raad voor maatschappelijk welzijn. De passage (in het eerste lid) kunnen alle gemeenteraadsleden die nog in functie zijn en die de voordracht van het te vervangen lid hadden ondertekend, met behoud van de toepassing van artikel 9, gezamenlijk een kandidaatwerkend lid en een of meer kandidaat-opvolgers voordragen impliceert dat al die gemeenteraadsleden die voordachtsakte moeten ondertekenen. Verhinderde gemeenteraadsleden worden echter in deze passage niet bedoeld. Indien niet al die gemeenteraadsleden getekend hebben, voldoet de voordachtsakte niet aan het gestelde in dit artikel en zal er, indien niet binnen de zestig dagen vermeld in het tweede lid alsnog een voordrachtsakte wordt ingediend die voldoet aan het vereiste in het eerste lid, tot vervanging worden overgegaan met toepassing van het tweede lid. Artikel 15 [inwerkingtreding 01/07/2009] 1. Met behoud van de toepassing van artikel 18bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wordt het dossier van de verkiezing van de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn en hun opvolgers onverwijld bezorgd aan de Raad voor Verkiezingsbetwistingen. Dat rechtscollege is bevoegd om bezwaren te behandelen die tegen de verkiezing van de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn worden ingebracht. 2. Alleen de gemeenteraadsleden en de personen die voorkomen op de voordrachtsakte, vermeld in artikel 10, 1, en in artikel 14, zijn gerechtigd om bezwaar in te dienen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van onontvankelijkheid, bij het secretariaat van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen worden ingediend, hetzij met een aangetekende brief, hetzij met een brief, afgegeven tegen ontvangstbewijs, uiterlijk de vijfde dag die volgt op de afkondiging van de verkiezingsuitslag. Bij indiening met een aangetekende brief is de datum van het postmerk bepalend. Het is verboden, op straffe van gevangenisstraffen van een maand tot twee jaar, dat ontvangstbewijs te antidateren. 3. Het bezwaar wordt ingesteld met een verzoekschrift, waarin ten minste een feitelijke omschrijving is opgenomen van de ingeroepen argumenten. Het bezwaarschrift wordt gedagtekend en, op straffe van onontvankelijkheid, ondertekend door de verzoeker of zijn raadsman. Het vermeldt : 1 de naam en de woonplaats van de verzoeker. Als woonplaatskeuze wordt gedaan bij de raadsman van de verzoeker, wordt dat in het verzoekschrift aangegeven; 2 het voorwerp van het bezwaar. 4. De verzoeker kan bij zijn verzoekschrift de overtuigingsstukken voegen die hij nodig acht. De verzoeker kan achteraf alleen aanvullende overtuigingsstukken aan het dossier laten toevoegen, als die hem bij de opmaak van het verzoekschrift nog niet bekend waren. De verzoeker bezorgt in dat geval onverwijld een kopie van de aanvullende overtuigingsstukken aan de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. De overtuigingsstukken worden door de verzoeker gebundeld en geïnventariseerd. O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 20/272