Geleidbaarheid. Ministerieel besluit van 29 jan Belgisch Staatsblad van 18 feb 2015

Vergelijkbare documenten
ANORGANISCHE ANALYSEMETHODEN/WATER GELEIDBAARHEID

Bepaling van de elektrische geleidbaarheid

Bepaling van de elektrische geleidbaarheid

Meting ter plaatse van temperatuur, ph, elektrische geleidbaarheid, opgeloste zuurstof, vrije chloor en gebonden chloor

ANORGANISCHE ANALYSEMETHODEN/WATER BEPALING VAN DE PH. De ph wordt gedefinieerd als het negatieve logaritme van de waterstofionen activiteit:

Meting ter plaatse van temperatuur, ph, elektrische geleidbaarheid, opgeloste zuurstof, vrije chloor en gebonden chloor

Bepaling van vaste stoffen in suspensie. Methode door filtratie op glasvezelfilter

Bepaling van vaste stoffen in suspensie. Methode door filtratie op glasvezelfilter

Bepaling van de ph. Ministerieel besluit van 15 april Belgisch Staatsblad van 20 mei 2009 WAC

ANORGANISCHE ANALYSEMETHODEN/WATER GELEIDBAARHEID. = gekende spanning = corresponderende gemeten stroom als maat voor de geleidbaarheid.

Bepaling van de oxideerbaarheid bij warmte

Bepaling van de oxideerbaarheid bij warmte

Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat met behulp van doorstroomanalyse

Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat met behulp van doorstroomanalyse

Bepaling van de buffercapaciteit

Fotometrische bepaling van fluoride mbv een doorstroomanalysesysteem (CFA)

Bepaling van de oxideerbaarheid bij warmte

Bepaling van de buffercapaciteit

Totaal cyanide met behulp van continue doorstroomanalyse

Bepaling van Totaal Organische Koolstof (TOC) en/of Opgeloste Organische Koolstof (DOC) in water

Raming van de kleur volgens de Pt-Co schaal

Purgeerbare organische halogeenverbindingen (POX) in water

FOTOMETRISCHE BEPALING VAN FLUORIDE MBV EEN DOORSTROOMANALYSESYSTEEM (CFA)

Spectofotometrische bepaling van nietchlooroxydeerbare

Purgeerbare organische halogeenverbindingen (POX) in water

Bepaling van ammoniakale stikstof door destillatie en titratie

Bepaling van ammoniakale stikstof door destillatie en titratie

Bepaling van petroleumetherextraheerbare stoffen in water

Bepaling van het gehalte aan ammoniakale stikstof met behulp van doorstroomanalyse

Conductometrie 1 R. Waarin [R] = Ω en [G]= Ω -1 = S (Siemens)

Bepaling van opgelost chroom VI in water door ionenchromatografie

Bepaling van opgelost en totaal anorganisch gebonden fluoride met doorstroomanalyse

Bepaling van de droogrest

Bepaling van de alkaliniteit en de buffercapaciteit

Vaste mest en vaste behandelde mest Ammoniumstikstof

Fluoride na hydropyrolyse

Bepaling van opgelost en totaal anorganisch gebonden fluoride met doorstroomanalyse

Bepaling van het gehalte aan vrij cyanide met behulp van continue doorstroomanalyse

Ontsluitingsmethode voor olie

CIE 1976 totaal kleurverschil - ΔE*ab

Bepaling van ammoniakale stikstof door manuele spectrofotometrie

Bepaling van petroleumether extraheerbare stoffen in water

ZOUTGEHALTESENSOR BT78i

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor bodem in het kader van het mestdecreet Bodem Bepaling van nitraatstikstof

Bepaling van de totale organische koolstof (TOC) en/of de opgeloste organische koolstof (DOC) in water

SPECTROFOTOMETRISCHE BEPALING VAN HET ORGANISCH KOOLSTOFGEHALTE IN BODEM

Oplossing examenoefening 2 :

Potentiometrische bepaling van sulfide

Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water salpeterzuurontsluiting

Hoofdstuk 25 Elektrische stroom en weerstand

FOTOMETRISCHE BEPALING VAN FLUORIDE IN WATER M.B.V. EEN DOORSTROOMANALYSESYSTEEM

Ionenbalans. Ministerieel besluit van 4 maart Belgisch Staatsblad van 25 maart 2016

ALKALINITEIT/ZUURTEGRAAD (BUFFERCAPACITEIT)

Bepaling van anorganisch gebonden totaal fluoride met ISE na digestie en stoomdestillatie

Shredder. Ministerieel besluit van 4 maart Belgisch Staatsblad van 25 maart 2016

Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (CZV)

FLUORIDE NA DESTILLATIE EN METING MET ION SELECTIEVE ELECTRODE

Antimoon, arseen en seleen met hydrideatomaire absorptie spectrometrie (Hydride-AAS)

Bepaling van het stofgehalte in een gaskanaal

Waterbodem. Ministerieel besluit van 10 maart Belgisch Staatsblad van 3 april 2014

Bepaling van het stofgehalte in een gaskanaal

Vlottende, niet-vlottende verontreinigingen en glas op sorteer- en brekerzeefzand

Granulaten/as en slakken

2 Concentratie in oplossingen

Berekening van de saturatie-index

BEPALING VAN DE UITLOGING VAN ANORGANISCHE COMPONENTEN UIT POEDER- EN KORRELVORMIGE MATERIALEN MET DE KOLOMPROEF

Potentiometrische bepaling van opgelost en in zuur milieu oplosbare sulfiden

OXYDEERBAARHEID BIJ WARMTE

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph

Waterbodem. Ministerieel besluit van 06 februari Belgisch Staatsblad van 08 maart 2018

Vloeibare mest en vloeibare behandelde mest Monstervoorbehandeling

1.8 Stroomsterkte; geleiding.

Vlottende, niet-vlottende verontreinigingen en glas op fijnkorrelig granulaire materialen

Het geheim van de vierkants weerstand.

Uitloging van anorganische componenten uit uitgegraven bodem met de enkelvoudige schudproef

Vaste mest en vaste behandelde mest Monstervoorbehandeling

Vloeibare mest en vloeibare behandelde mest Ammoniumstikstof

Tentamen Statistische Thermodynamica MST 19/6/2014

5 Water, het begrip ph

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

SPECTROFOTOMETRISCHE BEPALING VAN DE FENOLINDEX MET EEN DOORSTROOMANALYSESYSTEEM

Bepaling van het gehalte aan nitrietstikstof en nitraatstikstof en de som van beide met behulp van doorstroomanalyse

Profielwerkstuk Natuurkunde Weerstand en temperatuur

Bepaling van het totale gehalte (som van de stofvormige- en gasvormige fractie) aan metalen in een gaskanaal

Kleurencode van weerstanden.

Potentiometrische bepaling van opgelost en zuur milieu oplosbare sulfiden

Zelfs zuiver water geleidt in zeer kleine mate elektrische stroom en dus wijst dit op de aanwezigheid van geladen deeltjes.

Zoutafleiding Bijlage bij de RWS Standaard

Versie 03 Datum van toepassing

Verzadigde hydraulische geleidbaarheid

Geleidbaarheidsensor 0382

Handleiding HI96821 Digitale refractometer voor de bepaling van Natriumchloride in waterige oplossingen

Inhoudsopgave De weerstand

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Extraheerbare organische halogeenverbindingen (EOX) in water

Uitloging van anorganische componenten uit uitgegraven bodem met de enkelvoudige schudproef

Hoofdstuk 3 Samenstellen dialysevloeistof in de AK 200U S

Transcriptie:

Compendium voor monsterneming en analyse in uitvoering van het Materialendecreet en het Bodemdecreet Versie april 2006 CMA/2/I/A.2

Inhoud INHOUD 1 Toepassingsgebied 3 2 Definities 3 2.1 Specifieke geleidbaarheid, elektrische geleidbaarheid (γ) 3 2.2 Celconstante (K) 4 2.3 Temperatuurscoëfficiënt (α) 4 2.4 Temperatuurscorrectiefaktor (f) 5 3 Opmerkingen 5 4 Monsterbehandeling 5 5 Apparatuur en materiaal 5 5.1 Apparatuur 5 6 Reagentia en oplossingen 6 6.1 Reagentia 6 6.2 Oplossingen 6 7 Procedure 7 7.1 Controle van de celconstante 7 7.2 Meten van de monsters 7 7.3 Temperatuurscorrectie 7 8 Uitdrukking van de resultaten 8 9 Referenties 8

1 TOEPASSINGSGEBIED Deze procedure beschrijft de bepaling van de elektrische geleidbaarheid in water (bijvoorbeeld grondwater, eluaten, ). De beschreven methode is bruikbaar voor alle types water in een gebied van 1 tot 20 000 ms/m. De geleidbaarheid is een maatstaf voor de ionenactiviteit in water of voor de aanwezigheid van gedissocieerde stoffen in een waterige oplossing. Oplossingen van de meeste anorganische zuren, basen en zouten zijn relatief goede geleiders. Organische bestanddelen, niet gedissocieerd in waterige oplossingen, zijn zwakke stroomgeleiders. 2 DEFINITIES 2.1 SPECIFIEKE GELEIDBAARHEID, ELEKTRISCHE GELEIDBAARHEID (γ) Sterke zuren, basen en de meeste zouten zijn, wanneer ze opgelost zijn in een relatief groot volume water, praktisch volledig gesplitst in ionen. Deze ionen zijn in staat elektrische stroom te geleiden, vandaar dat dergelijke oplossingen goede geleiders zijn van de elektrische stroom (elektrolyten). De geleidbaarheid van een oplossing is eigenlijk niets anders dan de omgekeerde waarde van de elektrische weerstand en wordt daarom uitgedrukt in omgekeerde ohm (ohm -1 ) of siemens (S). Onderstaande formules verduidelijken het begrip elektrische weerstand en geleidbaarheid: I = E R hierin is: I E R R = ρ stroomsterkte (A) spanning (V) weerstand (Ω) l s hierin is: R weerstand (Ω) ρ specifieke weerstand afhankelijk van het soort elektrolyten (Ωm) l afstand tussen de elektroden (m) s oppervlakte van de elektroden (m 2 ) l/s celconstante (m -1 ) Formule 1: Wet van Ohm Formule 2 De specifieke weerstand is de weerstand van een elektrolytoplossing, die zich bevindt tussen twee elektroden van elk 1 cm 2 oppervlakte en 1 cm van elkaar geplaatst. ρ = s l versie april 2006 3 van 8 CMA/2/I/A.2

Formule 3 De specifieke geleidbaarheid (elektrische geleidbaarheid) (γ) is het omgekeerde van de specifieke weerstand (ρ). Ze wordt uitgedrukt in siemens per meter. γ 1 = (Ω -1 /m of S/m = 10 3 ms/m = 10 4 µs/cm) ρ Formule 4 We kunnen zeggen dat de geleidbaarheid van een oplossing gelijk is aan de som van de beweeglijkheden van de samenstellende ionen, wanneer de oplossing in een elektrisch veld wordt geplaatst. Indien er een gekende potentiaal aanwezig is tussen twee elektroden in een geleidbaarheidscel, dan zal de corresponderende stroom een maat zijn voor de geleidbaarheid. De hoeveelheid van de stroom is afhankelijk van de concentratie van de ionen, van de aard van de ionen, van de temperatuur van de oplossing en van de viscositeit van de oplossing. Omwille van de grote invloed van temperatuursschommelingen op de geleidbaarheid, is het noodzakelijk dat de metingen gebeuren bij een constante temperatuur of dat er een temperatuurscorrectie wordt toegepast. 2.2 CELCONSTANTE (K) De celconstante is de waarde als resultaat van de volgende vergelijking: l K = (m -1 ) A hierin is: l de lengte van een elektrische geleider, de afstand tussen de elektroden (m) A de oppervlakte van een elektrische geleider, de oppervlakte van de elektroden (m 2 ) De celconstante is dus afhankelijk van de geometrie van de cel. 2.3 Temperatuurscoëfficiënt (α) Formule 5 De temperatuurscoëfficiënt van de geleidbaarheid, α θ,25 wordt gegeven door de volgende vergelijking: 1 γ θ γ 25 αθ, 25 = 100 (%K -1 of % C -1 ) γ 25 θ 25 Formule 6 hierin zijn θ en 25 C de temperaturen, waarbij de geleidbaarheden γ θ en γ 25 respectievelijk werden gemeten. versie april 2006 4 van 8 CMA/2/I/A.2

2.4 TEMPERATUURSCORRECTIEFAKTOR (F) De temperatuurscorrectiefaktor is een factor die gebruikt wordt om de temperatuursafhankelijkheid van de geleidbaarheid te corrigeren. Als men meetresultaten met elkaar wil gaan vergelijken is het noodzakelijk dat deze gecorrigeerd worden naar een op voorhand gekozen referentietemperatuur (25 C), ook al verschilt de temperatuur van het watermonster maar gering met deze referentietemperatuur. Het omrekenen van de geleidbaarheid bij een welbepaalde temperatuur naar de geleidbaarheid bij 25 C (γ 25 ) kan met de volgende formule: γ θ γ 25 = 1+ ( α /100)( θ 25) Formule 7 hierin is: α γ θ θ de temperatuurscoëfficiënt de geleidbaarheid bij de specifieke meettemperatuur de meettemperatuur ( C) 3 OPMERKINGEN Richtlijn voor de conservering en behandeling van watermonsters wordt gegeven in WAC/I/A/010. De geleidbaarheidsmeting kan gestoord worden door de aanwezigheid van onopgeloste stoffen (vetten, oliën, minerale stoffen, metaaldeeltjes, enz). Eventuele luchtbellen tussen de elektroden kunnen de meting storen. Bij monsters waarvan de geleidbaarheid kleiner is dan 1 ms/m wordt de meting gestoord door de invloed van de lucht (eventuele opname van CO 2 ). Na de monstername dient de geleidbaarheid zo snel mogelijk gemeten te worden. Tijdens het transport en het bewaren van het monster zijn veranderingen mogelijk. Voor het bewaren, conditioneren, reinigen en regenereren van de elektrode wordt verwezen naar de aanbevelingen van de producent. 4 MONSTERBEHANDELING Tijdens het transport en het bewaren van het monster zijn veranderingen in de elektrische geleidbaarheid mogelijk. De meting ervan moet daarom direct bij de monstername, of zo snel mogelijk (binnen 24 u) gebeuren zodat veranderingen tijdens het transport en de eventuele bewaring minimaal zijn. 5 APPARATUUR EN MATERIAAL 5.1 APPARATUUR 5.1.1 geleidbaarheidsmeter voorzien van een geleidbaarheidscel en een temperatuurssensor (5.1.2) voor temperatuurscorrectie. Bij voorkeur is de geleidbaarheidsmeter uitgerust met een regeleenheid voor de celconstante. Vele toestellen bevatten een correctie voor de versie april 2006 5 van 8 CMA/2/I/A.2

celconstante als een integrale functie. Daardoor bekomt men een directe uitlezing van de elektrische geleidbaarheid. Indien dit niet het geval is, moet de uitlezing op het toestel vermenigvuldigd worden met de celconstante om de exacte geleidbaarheid te bekomen; 5.1.2 temperatuurssensor tot op 0,1 C nauwkeurig. Voor routinematige metingen wordt een tolerantie van 0,5 C toegelaten; 5.1.3 thermostatisch waterbad waarin men de temperatuur stabiel kan houden op 25 C ± 0,1 C. Voor routinematige metingen wordt een tolerantie van 0,5 C toegelaten. 6 REAGENTIA EN OPLOSSINGEN 6.1 REAGENTIA 6.1.1 ultra puur water, elektrische geleidbaarheid kleiner dan 0,1 ms/m, equivalent met een weerstand groter dan 0,01 MΏ m bij 25 C. Het wordt aangeraden water te gebruiken van een waterzuiveringssysteem dat ultra puur water levert met een weerstand groter dan 0,18 MΏm (doorgaan door leveranciers uitgedrukt als 18 MΏcm). Wanneer men van waters met een zeer lage ionenactiviteit de geleidbaarheid wil meten, dan moet men toch rekening houden met de bijdrage (< 0,1 ms/m) van het ultra puur water. 6.2 OPLOSSINGEN 6.2.1 Kaliumchloride, KCl, 0,1 mol/l Droog enkele grammen kaliumchloride bij 105 C gedurende 2 uur, los vervolgens 7,456 g van het gedroogde kaliumchloride op in water (6.1.1) en leng aan tot 1000 ml. De geleidbaarheid van deze oplossing bij 25 C bedraagt 1290 ms/m; 6.2.2 Kaliumchloride, KCl, 0,01 mol/l Leng 100 ml kaliumchloride oplossing 0,1 mol/l (6.2.1) met water (6.1.1) aan tot 1000 ml. De geleidbaarheid van deze oplossing bij 25 C bedraagt 141 ms/m; 6.2.3 Kaliumchloride, KCl, 0,001 mol/l Leng 100 ml kaliumchloride oplossing 0,01 mol/l (6.2.2) met water (6.1.1) aan tot 1000 ml. De geleidbaarheid van deze oplossing bij 25 C bedraagt 14,7 ms/m; 6.2.4 In Tabel 1 worden kaliumchloride oplossingen van verschillende concentratie weergegeven met hun respectievelijke geleidbaarheid bij 25 C. Deze oplossingen kunnen als alternatief voor de bovenstaande kaliumchloride oplossingen (6.2.1 tot 6.2.3) als standaarden gebruikt worden. Concentratie KCl (mol/l) bij 25 C (ms/m) 0,0001 1,49 0,0005 7,39 0,001 14,7 0,005 72,0 0,01 141 0,02 277 0,05 670 0,1 1290 0,2 2480 Tabel 1: De elektrische geleidbaarheid van kaliumchloride oplossingen van verschillende concentraties 6.2.5 Natriumchloride, NaCl, 0,05 % Deze oplossing kan als alternatief voor de kaliumchloride oplossingen (6.2.1 tot 6.2.4) versie april 2006 6 van 8 CMA/2/I/A.2

gebruikt worden om de celconstante te controleren. De geleidbaarheid van deze oplossing bij 25 C bedraagt 101,5 ms/m. 7 PROCEDURE 7.1 CONTROLE VAN DE CELCONSTANTE De celconstante van de meetcel wijzigt in de loop van de tijd tengevolge van contaminatie. Om de celconstante te controleren maakt men gebruik van de kaliumchloride oplossingen (6.2.1 tot 6.2.4) of van de natriumchloride oplossing (6.2.5) waarvan de geleidbaarheid gekend is. Gebruik een oplossing waarvan de geleidbaarheid in de buurt ligt van de geleidbaarheid van de te meten monsters. Meet de geleidbaarheid van deze oplossing. De gemeten geleidbaarheid mag maximaal 5 % afwijken van de theoretische geleidbaarheid. Indien de afwijking groter is wordt de celconstante op de geleidbaarheidsmeter aangepast. Voor een gedetailleerde werkbeschrijving wordt verwezen naar de instructies van de fabrikant. Controleer de celconstante minstens éénmaal om de 6 maanden. 7.2 METEN VAN DE MONSTERS Men brengt de monsters in evenwicht bij de temperatuur van 25 C in een thermostatisch waterbad. Eens het evenwicht bereikt is wordt de meetcel gespoeld met meerdere kleine hoeveelheden van het monster vooraleer de meting aanvangt. Men dompelt de meetcel en de temperatuurssensor in het meetvat en wacht tot een constante uitlezing op het toestel wordt verkregen. Men noteert de uitgelezen waarde voor de geleidbaarheid samen met de temperatuur van het monster. Indien noodzakelijk wordt gecorrigeerd voor de celconstante (zie paragraaf 5.1.1). Wanneer metingen bij 25 C niet mogelijk zijn (b.v. ter velde), dan wordt de geleidbaarheid van het staal gemeten bij een gekende temperatuur θ en gaat men het resultaat corrigeren naar de referentietemperatuur van 25 C (zie paragraaf 7.3). 7.3 TEMPERATUURSCORRECTIE Wanneer metingen bij 25 C niet mogelijk zijn (b.v. ter velde), dan wordt de geleidbaarheid van het staal gemeten bij een gekende temperatuur θ en gaat men het resultaat corrigeren naar de referentietemperatuur van 25 C. Wanneer geleidbaarheidsmetingen gecorrigeerd worden t.o.v. de referentietemperatuur, dan is het noodzakelijk om de temperatuurscoëfficiënt van het monster te kennen. Deze is specifiek voor ieder monster. Indien de temperatuurscoëfficiënt van de monsters niet gekend is, kan deze experimenteel bepaald worden. De temperatuurscoëfficiënt mag afgeleid worden uit de geleidbaarheden experimenteel bepaald bij 25 C ± 0,1 C en bij temperaturen θ ± 0,1 C (zie paragraaf 2.3). Voor de bepaling van de temperatuurscoëfficiënt wordt het monster gethermostatiseerd op de referentietemperatuur. Na indompelen van de geleidbaarheidscel en temperatuursensor in het te meten monster wordt de geleidbaarheid bij een constante uitlezing genoteerd. Vervolgens wordt het monster verwarmd of gekoeld tot op een meettemperatuur θ en de geleidbaarheid wordt opnieuw gemeten. Met behulp van Formule 6 wordt de temperatuurscoëfficiënt berekend. Door gebruik te maken van de juiste temperatuurscorrectiefactor (zie paragraaf 2.4) kan de gemeten geleidbaarheid bij een temperatuur θ gecorrigeerd worden naar de geleidbaarheid bij de referentietemperatuur van 25 C. Met behulp van Formule 7 kan de temperatuurscorrectiefactor berekend worden. versie april 2006 7 van 8 CMA/2/I/A.2

Opmerking: De temperatuurscoëfficiënt (en bijgevolg ook de temperatuurscorrectiefactoren) is (zijn) specifiek voor ieder monster. In de praktijk echter blijken de verschillen verwaarloosbaar klein te zijn. Daarom wordt voor de temperatuurscoëfficiënt een vaste waarde van 1,9 tot 2 % gehanteerd. Een automatische temperatuurscorrectie module op de geleidbaarheidsmeter laat toe om de gemeten geleidbaarheid bij een temperatuur θ automatisch naar de elektrische geleidbaarheid bij 25 C om te rekenen. Om deze toestellen te kalibreren moeten de instructies van de fabrikant nauwlettend opgevolgd worden. 8 UITDRUKKING VAN DE RESULTATEN Het resultaat wordt uitgedrukt als de elektrische geleidbaarheid (in ms/m of een andere geldige eenheid (zie paragraaf 2.1)) bij de referentietemperatuur van 25 C. Voor metingen die niet bij deze temperatuur zijn uitgevoerd, wordt de gecorrigeerde waarde gerapporteerd en wordt eveneens de effectieve temperatuur waarbij de meting werd uitgevoerd, meegegeven. 9 REFERENTIES ISO 7888:1985 Water quality Determination of electrical conductivity NBN EN 27888:1994 Waterkwaliteit - Bepaling van de elektrische geleidbaarheid Handbook of chemistry and physics (CRC) 56 th edition versie april 2006 8 van 8 CMA/2/I/A.2