Nota Minimabeleid Sluis 2013
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 : Inleiding Hoofdstuk 2 : minimabeleid gemeente Sluis 2013 2.1. : Algemene bepalingen 2.1.1. : Rechthebbenden 2.1.2. : Inkomensbegrip 2.1.3. : Vermogensbegrip 2.1.4. : Draagkrachtbepalingen 2.2. : Gemeentelijk minimabeleid 2.2.1. : Sociaal culturele activiteiten 2.2.2 : Het verstrekken van gratis computerlessen 2.2.3. : Het ter beschikking stellen van computers 2.2.4. : Kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2.2.5. : Schuldhulpverlening ` 2.3. : Bijzondere bijstand 2.3.1. : Bijzondere bijstand algemeen 2.3.2. : Categoriale bijzondere bijstand 2.3.3. : Bijzondere bijstand ziektekosten 2.3.4. : Scholingskosten 2.3.5. : Duurzame gebruiksgoederen 2.3.6. : Bijzondere bijstand Kinderopvang 2.4. : Slotbepalingen 2.4.1. : Herziening en Terugvordering 2.4.2. : Overgangsrecht 2.4.3. : Hardheidsclausule Hoodstuk 3 : Wijzigingen ten aanzien van huidig beleid 2
Hoofdstuk 1 Inleiding De huidige vigerende nota dateert van 1 januari 2012. Er is bijna een jaar verstreken en er hebben een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden die het noodzakelijk maken deze nota te herzien. Het herzien van de nota minimabeleid is het gevolg van een wijziging in de Wet Kinderopvang, ervaringen vanuit de praktijk en op advies van de adviesraad Sociale Zaken. In de nota zijn drie inhoudelijke artikelen gewijzigd ten aanzien van de huidige nota: Op verzoek van de adviesraad is de leeftijd verruimd van 12 tot 18 jaar naar 10 tot 18 jaar, voor het beschikbaar stellen van computers. Door deze verruiming dient ook de Verordening Maatschappelijke participatie Sluis 2012 te worden gewijzigd; Het artikel met betrekking tot bijzonder bijstand vervoerskosten is verduidelijkt ten aanzien van bijzondere bijstand ten behoeve van reiskosten van ten laste komende kinderen in het voortgezet- en beroepsonderwijs; Er is een nieuw artikel toegevoegd naar aanleiding van de wijzigingen in de Wet Kinderopvang. De kinderopvangtoeslag is per 1 januari 2013 volledig inkomensafhankelijk. De regeling wordt voortaan volledig uitgevoerd door de Belastingdienst. De toeslag van de Belastingdienst dekt echter niet de volledige kosten van de kinderopvang, waardoor minima in de problemen kunnen komen. Om dit te voorkomen is in de nota de volgende nieuwe regeling opgenomen: Minima kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding van 10% (van het totaalbedrag kinderopvangkosten) voor het eerste kind en 5% voor het tweede kind en verder. Er is voor een vast percentage gekozen om enerzijds de armoedeval zoveel mogelijk tegen te gaan en anderzijds een praktisch uitvoerbare regeling te hebben. De opbouw van deze nota ziet er als volgt uit. In hoofdstuk 2 wordt het volledige nieuwe minimabeleid vanaf 2013 beschreven en in hoofdstuk 3 wordt een korte toelichting gegeven op de wijzigingen ten aanzien van de nota minimabeleid 2012. Wij zijn van mening dat deze nieuwe nota voldoet aan de eisen die de Wet werk en bijstand (hierna: Wwb) stelt en tevens recht doet aan de wens van de Gemeenteraad om een ruimhartig en adequaat minimabeleid te voeren. Wij stellen u voor: deze nota (Nota minimabeleid Gemeente Sluis 2013) vast te stellen en inwerking te laten treden per 1 januari 2013; de huidige nota (Nota minimabeleid Gemeente Sluis 2012) in te trekken per 1 januari 2013. Oostburg, november 2012. 3
Hoofdstuk 2: minimabeleid gemeente Sluis 2013 2.1. Algemene bepalingen Voor de algemene bepalingen sluiten we aan bij de Wet werk en bijstand (Wwb) en de verordening Maatschappelijke participatie Sluis 2013. 2.1.1. Rechthebbenden Voor de bepaling van de kring van rechthebbenden wordt aangesloten bij de bepalingen in artikel 11 Wwb. Daarnaast dient de rechthebbende ten tijde van de aanvraag woonachtig te zijn in de gemeente Sluis. Hiervoor wordt aansluiting gezocht bij de Gemeentelijke Basisadministratie. 2.1.2. Inkomensbegrip Op grond van artikel 35 lid 1 Wwb is het aan het College om de draagkracht van een belanghebbende te bepalen voor het recht op bijzondere bijstand. Er wordt voor gekozen één uniform inkomensbegrip te hanteren voor de uitvoering van alle in deze nota genoemde regelingen, tenzij expliciet anders vermeld. Voor de bepaling van het inkomen wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 31 lid 1 Wwb. De inkomsten bedoeld in artikel 31 lid 2 Wwb worden bij de bepaling van dit inkomen buiten beschouwing gelaten. 2.1.3. Vermogensbegrip Voor de bepaling van het vermogen wordt aangesloten bij het gestelde in artikel 34 lid 1 en 2 Wwb. 2.1.4. Draagkrachtbepalingen Er wordt geacht geen draagkracht aanwezig te zijn indien: Het inkomen als bedoeld in paragraaf 2.1.2 niet hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, betreffende de paragrafen 2.2.1, 2.2.2, 2.2.3, 2.3.2, of Het inkomen als bedoeld in paragraaf 2.1.2 niet hoger is dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, betreffende de paragrafen 2.3.1, 2.3.3, 2.3.4, 2.3.5, 2.3.6 en Er geen vermogen als bedoeld in paragraaf 2.1.3 aanwezig is. Met de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt hier bedoeld de van toepassing zijnde normen als bedoeld in paragraaf 3.2 Wwb verhoogd met de van toepassing zijnde toeslag als bedoeld in paragraaf 3.3 Wwb en de geldende Toeslagenverordening als bedoeld in artikel 8 lid 1 onder c en artikel 30 Wwb. Indien er draagkracht aanwezig is bestaat geen recht op een voorziening zoals genoemd in deze nota, tenzij expliciet anders aangegeven. 4
2.2. Gemeentelijk minimabeleid 2.2.1. Sociaal culturele activiteiten Een van de doelstellingen van het minimabeleid is het bevorderen van de sociale participatie. Onder sociaal culturele activiteiten verstaan we alle activiteiten die burgers ondernemen om deel te nemen aan de maatschappij. Kosten die voortvloeien uit die activiteiten komen ook in aanmerking voor vergoeding. De vergoeding bedraagt, op aanvraag, voor belanghebbenden die geen draagkracht hebben als bedoeld in paragraaf 2.1.4: 125,- per jaar per gezinslid van 18 jaar of ouder; 175,- per jaar per gezinslid jonger dan 18 jaar. De vergoeding is persoonsgebonden en wordt, na toekenning, volledig betaalbaar gesteld. Het college heeft het recht om steekproefsgewijs na te gaan of de toegekende vergoeding voor sociaal culturele activiteiten wordt ingezet. Dit mede ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van middelen en ter voorkoming van doorkruising van het rijksbeleid inzake inkomenspolitiek. Het college behoudt het recht om de bijdrage per gezinslid jonger dan 18 jaar beschikbaar te stellen via het jeugdsport- en het jeugdcultuurfonds. De toekenning geschiedt per de eerste dag van de maand waarin de aanvraag door het College ontvangen is, tenzij de aanvraag is ontvangen binnen twee maanden na afloop van de vorige toekenningsperiode. In dat geval kan bij de nieuwe toekenning worden aangesloten op de einddatum van de vorige periode. 2.2.2. Het verstrekken van gratis computerlessen Iedere belanghebbende van 18 jaar of ouder die in aanmerking komt voor de onder paragraaf 2.2.1 genoemde voorziening kan tevens, op aanvraag, in aanmerking voor gratis computerlessen. Deze voorziening wordt in natura aangeboden. De cursus bestaat uit 12 computerlessen. De inhoud van de cursus is een basiscursus waarin mensen leren omgaan met een computer. 2.2.3. Het ter beschikking stellen van computers Gezinnen met kinderen van 10 tot 18 jaar, die geen draagkracht hebben als bedoeld in paragraaf 2.1.4, komen in aanmerking om, op aanvraag, één keer in de zes jaar een gratis computer of laptop in natura te krijgen. De aanvraag geschiedt door of namens de ouders of verzorgers. Eisen aan de aanvrager: Er dient op de aanvraagdatum minimaal één schoolgaand kind in de leeftijd van 10 tot 18 jaar op uw adres ingeschreven te staan; De computer of laptop dient noodzakelijk te zijn voor studiedoeleinden van het kind/de kinderen; Het College heeft voor deze regeling een overeenkomst gesloten met een bedrijf dat deze computers en laptops inclusief een basis aan software bij betrokkenen thuis levert 5
en installeert. Daarnaast is datzelfde bedrijf verantwoordelijk voor de service. De computer of laptop wordt in eigendom verstrekt. 2.2.4. Kwijtschelding gemeentelijke belastingen De kwijtschelding gemeentelijke belastingen wordt uitgevoerd door Sabewa Zeeland conform de hiervoor geldende wet- en regelgeving. 2.2.5. Schuldhulpverlening De toegang tot schuldhulpverlening is in principe vrij toegankelijk voor alle inwoners van de gemeente met problematische schulden. Hierbij wordt geen inkomens- en vermogenstoets gehanteerd. De uitvoering van de schuldhulpverlening wordt namens de gemeente gedaan door het Bureau Schuldhulpverlening en Budgetbeheer (BSB). De toegang tot BSB verloopt via een aanmelding bij Stichting Maatschappelijk Werk Zeeuws-Vlaanderen (AMW), onderdeel van Porthos. 2.3. Bijzondere bijstand 2.3.1. Bijzondere bijstand algemeen Voor de bepaling van het recht op individuele bijzondere bijstand moet de aanvraag voldoen aan een aantal voorwaarden: 1. De kosten moeten daadwerkelijk gemaakt worden; 2. Het moet gaan om noodzakelijke kosten; 3. Het moet gaan om bijzondere kosten c.q. om kosten die voortkomen uit bijzondere omstandigheden; 4. Er is geen passende en toereikende voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 Wwb. Indien aan alle voorwaarden voldaan is zal bekeken moeten worden of er draagkracht aanwezig is zoals bedoeld in paragraaf 2.1.4. Zo ja, dan is er geen recht (*). Zo nee, dan kan bijzondere bijstand verstrekt worden. Bijzondere bijstand wordt, tenzij anders vermeld, in hoofdregel om niet verstrekt. (*) Bij de beoordeling van een aanvraag om individuele bijzondere bijstand kan bijzondere bijstand verleend worden voor het bedrag dat boven de draagkracht (op jaarbasis) uit komt. Er kan, in principe, geen bijzondere bijstand verleend worden voor kosten die gemaakt zijn voor de aanvraagdatum. 2.3.2. Categoriale bijzondere bijstand Categoriale bijzondere bijstand is een vorm van bijzondere bijstandsverlening met een afwijkend karakter. Het afwijkende karakter van categoriale bijstand is gelegen in het feit dat voor belanghebbende die behoort tot de aangewezen categorie niet nagegaan hoeft te worden of ten aanzien van die persoon de bedoelde kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn. Door te behoren tot een aangewezen categorie is het reeds aannemelijk dat die persoon zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan. Wel is vereist dat de aannemelijke kosten concreet zijn. Bij de toepassing van categoriale bijzondere bijstand geldt namelijk als randvoorwaarde onder meer dat de tegemoetkoming betrekking dient 6
te hebben op het bestrijden van extra kosten; ongerichte inkomenssuppleties zijn dus niet toegestaan. Het categoriaal toekennen van bijzondere bijstand moet op grond van de WWB beperkt blijven tot de volgende groepen of kostensoort: aangewezen groepen personen die de pensioensgerechtigde leeftijd hebben bereikt; chronische zieken en gehandicapten; collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. 2.3.2.1. Categoriale bijzonder bijstand voor ouderen en chronisch zieken en gehandicapten Deze bijstand wordt verleend omdat deze doelgroep geacht wordt hogere kosten van het bestaan te hebben, omdat zij extra kosten moeten maken voor: telefonie, alarmering, maaltijdvoorzieningen, eigen bijdrage AWBZ en eigen bijdrage WMO, energielasten, bijdrage aan mantelzorg en andere extra van toepassing zijnde kosten die ouderen of chronisch zieken maken. Tot de doelgroep behoren personen die geen draagkracht hebben als bedoeld in paragraaf 2.1.4 en daarbij op de aanvraagdatum aan minimaal één van de volgende voorwaarden voldoen: Betrokkene heeft de pensioensgerechtigde leeftijd bereikt; Betrokkene heeft op grond van de Wmo een huishoudelijke voorziening voor langere tijd, d.w.z. voor een periode van minimaal 52 aaneengesloten weken; Betrokkene heeft op grond van de Wmo een voorziening voor wonen, vervoer of rolstoel; Betrokkene is in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart (GPK); Betrokkene is door het UWV volledig en duurzaam arbeidsongeschikt verklaard; Betrokkene lijdt aan een chronische aandoening. Hierbij valt te denken aan cara, cystic fibrosis, chronische artritis, diabetes mellitus, hartafwijkingen, hemofilie, kanker, multiple sclerose of de ziekte van Parkinson. Niet tot de doelgroep behoort de betrokkene die verblijft in een AWBZ instelling en de betrokkene jonger dan 18 jaar. De aanvrager dient te beschikken over een zelfstandige woonruimte en een zelfstandige huishouding te voeren. Om te kunnen vaststellen of men tot de doelgroep behoort dient men hiervoor een bewijsstuk te overleggen, zoals: - Voor betrokkenen die lijden aan een chronische aandoening: een bewijsstuk van de huisarts en/of specialist met de ingangsdatum en naam van de ziekte; - Voor betrokkenen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn verklaard een bewijs van arbeidsongeschiktheid van het UWV. De bijstand wordt één maal per jaar verstrekt. De toekenning geschiedt per de eerste dag van de maand waarin de aanvraag door het College ontvangen is, tenzij de aanvraag is ontvangen binnen twee maanden na afloop van de vorige toekenningsperiode. In dat geval kan bij de nieuwe toekenning worden aangesloten op de einddatum van de vorige periode. 7
Aan de doelgroep wordt categoriale bijzondere bijstand verstrekt ter hoogte van: 250,- voor een alleenstaande; 375,- voor een alleenstaande ouder of gezin, in dit verband is van belang dat recht op de bijdrage bestaat als minimaal één van de gezinsleden tot de doelgroep behoort. 2.3.2.2 Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering De gemeente Sluis is een collectieve overeenkomst aangegaan met zorgverzekeraar CZ (CZ gemeenten extra). Tot de doelgroep behoren personen die geen draagkracht hebben als bedoeld in paragraaf 2.1.4. De gemeente Sluis geeft maandelijks een vergoeding van 8,85 als bijzondere bijstand ten behoeve van het aanvullende gemeentepakket extra. 2.3.3. Bijzondere bijstand ziektekosten Van toepassing is het gestelde in paragraaf 2.3.1. De Zvw, AWBZ en een collectieve aanvullende verzekering (zoals CZ gemeenten extra) vormen in principe voor alle kosten een passende en toereikende voorliggende voorziening, die aan bijstandsverlening in de weg staat. Kosten welke niet door deze voorzieningen worden vergoed komen, behoudens zeer dringende redenen, niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Medische kosten die zijn uitgesloten van vergoeding op grond van de Zvw of AWBZ worden soms toch vergoed op grond van een aanvullende of collectieve verzekering. Daarbij geldt dan meestal een eigen bijdrage. Omdat de kosten buiten het vergoedingenpakket van Zvw en AWBZ vallen, komen deze eigen bijdragen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Het feit dat kosten uit de aanvullende verzekering worden vergoed betekent namelijk niet dat de voorliggende voorziening deze kosten noodzakelijk acht. De verzekeraar vergoedt deze kosten enkel en alleen op grond van een extra verzekering, die bij hem is afgesloten om voor vergoeding van niet noodzakelijke, maar wel regelmatig voorkomende kosten in aanmerking te komen. Een aantal medische kosten komen echter wel voor bijzondere bijstand in aanmerking, omdat deze op grond van de Zvw en AWBZ noodzakelijk worden geacht, maar om financiële redenen toch niet volledig worden vergoed. In onderstaande, uitputtende, lijst is uitgewerkt welke medische kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Daarnaast is een aparte paragraaf, paragraaf 2.3.3.1, gewijd aan de bijzondere bijstand voor brillen, monturen en contactlenzen. Schema medische kosten/bijzondere Bijstand (BB): Tandheelkundige hulp: preventief periodiek onderzoek, incidenteel consult, extractie en de eigen bijdrage voor de uitneembare volledige prothetische voorziening voor de boven-en/of onderkaak ( kunstgebit ); De eigen bijdrage in de kosten van psychotherapie die op grond van de AWBZ wordt opgelegd; De kosten van de eerste twintig behandelingen fysiotherapie en oefentherapie, met een maximum van 550,00; 8
Eigen bijdrage voor een pruik; Eigen bijdrage in orthopedisch schoeisel (verminderd met de besparing); Eigen bijdrage in kraamzorg; Eigen bijdrage in ziekenvervoer. Hierbij dient opgemerkt te worden dat enkel de eigen bijdrage vergoed wordt indien de zorgverzekeraar ook een deel van de kosten voor haar rekening neemt; Dieetkosten voor zover dit betreft de meerkosten ten opzichte van de kosten van normale gezonde voeding, die voortvloeien uit het volgen van een (aantoonbaar medisch noodzakelijk) dieet. Wil een dieet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan horen dan zal een deskundige de (medische) noodzaak van het dieet moeten kunnen vaststellen. Het feit dat een dieet door een diëtist is opgesteld maakt niet dat dit per definitie medisch noodzakelijk is; Eigen bijdrage op gehoortoestellen wordt vergoed inclusief onderhouds- en reparatiekosten, hierbij uitgaande van de goedkoopst adequate oplossing. Geen bijzondere bijstand wordt verleend voor kosten voor batterijen en een onderhouds- en reparatiecontract. De hoogte van de bijzondere bijstand is maximaal de eigen bijdrage die resteert voor een verzekerde op grond van de AWBZ en de Zvw gecombineerd met de aanvullende collectieve verzekering CZ gemeenten extra zoals wij die aanbieden aan de doelgroep. Schematisch ziet dit er als volgt uit: Een belanghebbende vraagt bijzondere bijstand aan en is: Verzekerd? Kostensoort? Gevolg. Enkel basis (Zvw) Wel vermeld in schema medische kosten /BB Wel bijzondere bijstand tot maximaal de eigen bijdrage die geldt voor iemand die aanvullend verzekerd is via CZ gemeenten Enkel basis (Zvw) Zvw + aanvullende verzekering (CZ gemeenten extra) Zvw + aanvullende verzekering (CZ gemeenten extra) Niet vermeld in schema medische kosten/bb Wel vermeld in schema medische kosten /BB Niet vermeld in schema medische kosten/bb extra. Geen bijzondere bijstand. Kosten die door de basisverzekering als niet- noodzakelijk worden beschouwd en niet in het schema medische kosten/bb voorkomen zijn niet noodzakelijk. Afwijzen op artikel 15 Wwb. Wel bijzondere bijstand. Geen bijzondere bijstand. Kosten die door de basisverzekering als niet- noodzakelijk worden beschouwd en niet in het schema medische kosten/bb voorkomen zijn niet noodzakelijk. Afwijzen op artikel 15 Wwb. 9
2.3.3.1. Bijzondere bijstand voor brillen, monturen en contactlenzen Van toepassing is het gestelde in paragraaf 2.3.1. De Zvw, AWBZ en een collectieve aanvullende verzekering (zoals CZ gemeenten extra) vormen in principe voor alle kosten een passende en toereikende voorliggende voorziening, die aan bijstandsverlening in de weg staat. Kosten welke niet door deze voorzieningen worden vergoed komen, behoudens zeer dringende redenen, niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Richtlijn voor de kosten van brillen, monturen en contactlenzen: De kosten van een standaardmontuur en standaardglazen behoren tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Voor het vaststellen van de medische noodzaak is het niet verplicht dat de belanghebbende een recept van de oogarts moet overleggen. Als uit een oogmeting van de opticien blijkt dat een bril noodzakelijk is dan staat de medische noodzaak vast. Er moet wel een gespecificeerde nota van de opticien worden overgelegd. Bijzondere glazen kunnen alleen voor volledige vergoeding in aanmerking komen, wanneer deze zijn voorgeschreven door een oogarts dan wel de noodzaak is vastgesteld door de (GGD-)arts. Bijstand voor de kosten van een bril, montuur en contactlenzen is in beginsel mogelijk eens per twee jaar of vaker in het geval van bijzondere omstandigheden. Er wordt uitgegaan van ongekleurde glazen, waarbij de goedkoopste kunststof glazen niet worden aangemerkt als luxe. Ook multifocale glazen, ontspiegelde glazen en kunststofglazen met een hardingslaag voor kinderen worden niet als luxe aangemerkt. Hoogte van bijzondere bijstand Voor een complete bril tot sterkte -6/+6 met additie tot -4/+4 gelden de volgende richtbedragen: montuur met enkelvoudige glazen : 120,- montuur met multifocale glazen : 200,- montuur zonder glazen : 50,- per contactlens maximaal : 60,- Bovenstaande bedragen gelden enkel voor de betrokkenen die een basisverzekering hebben. Voor betrokkenen met een aanvullende verzekering wordt geacht dat deze verzekering een passende en toereikende voorliggende voorziening is. Voor hen is dus geen bijzondere bijstand mogelijk. 2.3.4. Scholingskosten Van toepassing is het gestelde in paragraaf 2.3.1. Kosten voor schoolgaande kinderen kunnen via een aanvraag bijzondere bijstand worden verstrekt. Voor de bijzondere bijstandsverlening voor schoolkosten worden de volgende richtlijnen gehanteerd: Omschrijving van de kosten. Indirecte studiekosten van ten laste komende kinderen in het voortgezet- en beroepsonderwijs, te weten: 10
Reiskosten; Kosten excursies, werkweken etc. Voorliggende voorzieningen. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een toereikende voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Denk in dit geval aan: tegemoetkoming krachtens hoofdstuk 3 van de Wtos; door de school gehanteerde regelingen inzake vrijstelling van betaling kosten excursies, werkweken etc; Bijzondere bijstand ten behoeve van reiskosten van ten laste komende kinderen in het voortgezet- en beroepsonderwijs kan worden verleend ten behoeve van kinderen indien de dichtstbijzijnde school van het gewenste onderwijstype buiten de gemeente is gelegen en er naar het oordeel van het college geen passende en toereikende voorliggende voorziening is binnen onze gemeente. De hoogte van de bijzondere bijstand voor reiskosten wordt gebaseerd op de kosten van de goedkoopste wijze van reizen per openbaar vervoer naar de dichtstbijzijnde school van het gewenste onderwijstype buiten de gemeente, c.q. naar de school voor welke de reiskosten het geringst zijn. Is betreffende school niet per openbaar vervoer te bereiken dan wordt de vergoeding gesteld op 0,19 per kilometer. Dit is de onbelaste vergoeding vastgesteld door de Belastingdienst. De hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van excursies, werkweken etc. wordt gebaseerd op de werkelijke kosten, doch maximaal 300,- voor een afzonderlijke activiteit. 2.3.5. Duurzame gebruiksgoederen Van toepassing is het gestelde in paragraaf 2.3.1. Voor duurzame gebruiksgoederen kan via een aanvraag bijzondere bijstand worden verstrekt. Indien en voor zover de kosten van de duurzame gebruiksgoederen meer dan 1.250,- bedragen, geldt een lening via de Kredietbank West Brabant als een voorliggende voorziening. Bedragen tot 1.250,- kunnen voor bijstand, in de hoofdregel in de vorm van een renteloze geldlening, in aanmerking komen. 2.3.6. Bijzondere bijstand Kinderopvang Van toepassing is het gestelde in paragraaf 2.3.1. De kinderopvangtoeslag is per 1 januari 2013 volledig inkomensafhankelijk. De regeling wordt voortaan volledig uitgevoerd door de Belastingdienst. De toeslag van de belastingdienst dekt echter niet de volledige kosten van de kinderopvang, waardoor minima in de problemen kunnen komen. Voor het resterende deel kan bijzondere bijstand worden verstrekt. 10% van het totaalbedrag van de kinderopvangkosten van het eerste kind (Het eerste kind is het kind met de meeste opvanguren); 5% van het totaalbedrag van de kinderopvangkosten van het tweede kind en volgend. Voorwaarden 11
Een, door beide partijen ondertekende, overeenkomst tussen een erkende kinderopvanginstelling en de ouder(s); Uitbetaling geschiedt maandelijks op basis van een door de erkende kinderopvanginstelling overgelegd bewijsstuk; Bijdrage wordt maximaal voor één kalenderjaar toegekend. 2.4 Slotbepalingen 2.4.1. Herziening en Terugvordering Voor verstrekkingen in het kader van de bijzondere bijstand zijn de bepalingen uit de Wet werk en bijstand (WWB) en de Beleidsregels en Uitvoeringsvoorschriften Terugvordering en Verhaal Wet werk en bijstand gemeente Sluis van toepassing. Onterecht verstrekte voorzieningen in het kader van het gemeentelijk minimabeleid kunnen via de weg van onverschuldigde betaling, conform de regels uit het Burgerlijk Wetboek, teruggevorderd worden. 2.4.2. Overgangsrecht Indien op grond van de huidige Nota Minimabeleid ultimo 2012 een voorziening is verstrekt die doorloopt in 2013, kan gedurende de looptijd van deze voorziening niet een zelfde voorziening worden verstrekt op basis van deze nota. 2.4.3. Hardheidsclausule In bijzondere gevallen kan worden afgeweken van de bepalingen in deze nota, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid. Hoofdstuk 3: Wijzigingen ten aanzien van huidig beleid 12
Het ter beschikking stellen van computers (artikel 2.2.3) In de huidige situatie kan een gezin met kinderen van 12 tot 18 jaar in aanmerking komen om, één keer in de zes jaar, een gratis computer in natura te krijgen. Op advies van de adviesraad Sociale zaken is de leeftijd verlaagd naar 10 jaar. In de hoogste klassen van het basisonderwijs wordt de computer ook steeds vaker ingezet ten behoeve van studiedoeleinden. Tevens krijgt de aanvrager de vrijheid of gekozen wordt voor een computer of een laptop. Bijzondere bijstand vervoerskosten (artikel 2.3.4) In dit artikel is verduidelijkt wanneer er recht bestaat op bijzondere bijstand ten behoeve van reiskosten van ten laste komende kinderen in het voortgezet- en beroepsonderwijs. Bijzondere bijstand kinderopvang (artikel 2.3.6) De kinderopvangtoeslag is per 1 januari 2013 volledig inkomensafhankelijk. De regeling wordt voortaan volledig uitgevoerd door de Belastingdienst. De toeslag van de belastingdienst dekt echter niet de volledige kosten van de kinderopvang, waardoor minima in de problemen kunnen komen. Om dit te voorkomen is in de nota de volgende regeling opgenomen. Minima kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding van 10% van het totaalbedrag van de kinderopvangkosten voor het eerste kind en 5% voor het tweede kind en volgend. 13