Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBUTR:2010:BL4830

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

Verkort vonnis van de rechtbank 's-hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOVE:2013:320

ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

LJN: BX2217, Rechtbank Almelo, 08/ Print uitspraak. Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284

ECLI:NL:GHARL:2015:2577

ECLI:NL:GHARL:2013:9938

ECLI:NL:RBALM:2010:BM0983

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBHAA:2011:BP8672

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:RBASS:2012:BW7835

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:GHARL:2014:3064

ECLI:NL:GHAMS:2016:709

ECLI:NL:RBOVE:2014:6970

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 februari 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835

ECLI:NL:RBMNE:2016:978

ECLI:NL:RBUTR:2012:BV6656

ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655

ECLI:NL:RBGEL:2017:1090

ECLI:NL:RBOBR:2016:588. Uitspraak RECHTBANK OOST-BRABANT. Datum uitspraak: Datum publicatie: Zaaknummer: 01/

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX2401

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6660

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats].

ECLI:NL:RBOVE:2017:1209

ECLI:NL:RBNHO:2013:11567

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:RBHAA:2006:AX9578

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBOVE:2016:1117

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8054

Transcriptie:

ECLI:NL:RBOVE:2015:5340 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 04-12-2015 Datum publicatie: 04-12-2015 Zaaknummer: 08/760029-15 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig Vindplaatsen: Rechtspraak.nl Uitspraak Rechtbank Overijssel Afdeling Strafrecht Zittingsplaats Almelo Parketnummer: 08/760029-15 Datum vonnis: 4 december 2015 Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen: [verdachte], geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats], wonende in [woonplaats], [adres]. 1 Het onderzoek op de terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 november 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Vloedbeld en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. J. Pieters, advocaat te Sneek, naar voren is gebracht. 2 De tenlastelegging De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: feit 1: zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele uitbuiting van een 17-jarige vrouw; feit 2: kinderpornografisch materiaal heeft verspreid en aangeboden. Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat: 1. zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 mei 2014 t/m 21 mei 2014 te Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, een ander, genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortedag] 1996,

(telkens) heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en/of (telkens) een ander, genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortedag] 1996, ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die ander, te weten die [slachtoffer], geboren op [geboortedag] 1996, enige handelingen, heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handeling(en), terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en/of (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers heeft verdachte - tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij weg moest gaan bij [naam] en dat zij, verdachte, met die [slachtoffer] wilde samenwerken in de prostitutie en/of - tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij in de woning van verdachte, mocht/kon verblijven en (tevens) in die woning klanten kon ontvangen en/of - die [slachtoffer] heeft meegenomen naar haar woning van waaruit de prostitutie werd uitgeoefend en/of kon worden uitgeoefend en/of - die [slachtoffer] een nieuwe simkaart heeft verschaft voor haar werktelefoon en/of - ( een) seksadvertentie(s) voor/van die [slachtoffer] gemaakt op internet (op [website].nl), onder de werknaam [werknaam] en/of - allerhande materialen welke gebruikt worden in de prostitutie (waaronder condooms, glijmiddel) ter beschikking gesteld aan die [slachtoffer] en/of - één of meerdere klant(en) voor die [slachtoffer] geregeld waarmee die [slachtoffer] (al dan niet samen met verdachte) seks heeft gehad en/of seksuele handelingen heeft verricht - die [slachtoffer] bewogen om een gedeelte van het verdiende geld aan haar, verdachte, af te geven door prijsafspraken met haar te maken, hieruit bestaande dat die [slachtoffer] 40% van haar inkomsten uit de prostitutie moest afstaan aan verdachte; 3. zij in of omstreeks de periode van 18 t/m 21 mei 2014 te Groningen, in elk geval in Nederland, een afbeelding, heeft verspreid, aangeboden, openlijk tentoongesteld, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, door het plaatsen van die afbeelding in een seksadvertentie op de website [website].nl, althans door het versturen van deze afbeelding naar de beheerders van de website [website].nl, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is, waarbij een persoon die kennelijk

de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit: het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon gekleed en/of opgemaakt is en/of in een (erotisch getinte) houding poseert die niet bij haar leeftijd past en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de afbeelding nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling; De rechtbank leest het hiervoor onder 3 vermelde feit als feit 2, zijnde hier sprake van een kennelijke misslag. 3 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. Als bijzondere voorwaarden dienen aan het voorwaardelijk deel van de straf te worden verbonden: een meldplicht bij de reclassering van het Leger des Heils en deelnemen aan ambulante woonbegeleiding door de stichting Zienn of een soortgelijke instelling. De officier van justitie is voorts van oordeel dat de civiele vordering van [slachtoffer] kan worden toegewezen tot een bedrag van in totaal 1.050,--, bestaande uit de posten: materiële schade 50,-- en immateriële schade: 1.000,--. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. De benadeelde partij dient voor het resterende deel van de civiele vordering nietontvankelijk te worden verklaard. 4 De voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 5 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte pas op 16 mei 2014 in beeld kwam, dus slechts enkele dagen vóórdat [slachtoffer] door de politie werd aangehouden. De raadsman is van oordeel dat verdachte, die zelf ook een beschadigde jongedame is, uitsluitend heeft geprobeerd [slachtoffer] te helpen door haar uit handen te houden van de medeverdachte [medeverdachte]. Verdachte ontkent dat zij wist dat [slachtoffer] minderjarig was.

Er is slechts één verklaring waaruit het tegendeel zou kunnen blijken, namelijk de verklaring van aangeefster. Dat geldt eveneens voor het maken van afspraken met klanten. Verdachte ontkent dat met klem. Ook heeft verdachte, volgens haar raadsman, niet het oogmerk gehad om voordeel te trekken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer]. Verdachte ontkent ook ten stelligste haar betrokkenheid bij het onder 2 ten laste gelegde feit. Weliswaar zat verdachte naast aangeefster toen deze een afbeelding van zichzelf op de website [website].nl plaatste, maar verdachte heeft daar geen enkele relevante bijdrage aan geleverd. Ook met betrekking tot dit feit is er slechts één belastende verklaring, te weten die van aangeefster. De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van één of beide feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd, die gelijk is aan de duur van de in voorarrest door verdachte doorgebrachte tijd. Daarnaast zou een voorwaardelijke straf geïndiceerd zijn, met oplegging daarbij van de door de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden. De civiele vordering dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard. De raadsman is van mening dat het causaal verband dat mogelijk bestaat tussen de ten laste gelegde gedragingen en de gestelde beschadiging van [slachtoffer] in de periode dat zij te maken had met verdachte, niet eenvoudig is vast te stellen en zich niet leent voor een behandeling in de strafprocedure. 5 De beoordeling van het bewijs De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt dat op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de enkele verklaring van een getuige (in dit geval de verklaring van aangeefster [slachtoffer] ) onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen, tenzij naast betrouwbare verklaringen van het veronderstelde slachtoffer relevant steunbewijs voorhanden is. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt zodanig steunbewijs in aanvulling op de op zichzelf betrouwbaar gebleken verklaring van aangeefster. De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. zij in de periode van 16 mei 2014 t/m 21 mei 2014 te Groningen, handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte wist dat [slachtoffer], geboren op [geboortedag] 1996, zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers heeft verdachte - tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij weg moest gaan bij [naam] en - tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij in de woning van verdachte, mocht/kon verblijven en tevens in die woning klanten kon ontvangen en

- die [slachtoffer] heeft meegenomen naar haar woning van waaruit de prostitutie kon worden uitgeoefend. en: zij in de periode van 16 mei 2014 t/m 21 mei 2014 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten dat [slachtoffer], geboren op [geboortedag] 1996, zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers hebben verdachte en haar mededader een klant voor die [slachtoffer] geregeld waarmee die [slachtoffer] samen met verdachte seks heeft gehad en/of seksuele handelingen heeft verricht. In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad. De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan in zoverre zal vrijspreken. 6 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op: de misdrijven: mensenhandel en mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen. 7 De strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten. 8 De op te leggen straf of maatregel 8.1 De gronden voor een straf of maatregel Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen en medeplegen van mensenhandel door een minderjarige meisje mee te nemen naar haar woning en in haar, verdachtes, woning te laten verblijven, zodat deze minderjarige vanuit die woning de prostitutie kon uitoefenen. Verdachte heeft ook een klant voor die minderjarige geregeld. Hoewel dit op zichzelf ernstige feiten zijn, weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat zij die feiten gedurende slechts enkele dagen heeft gepleegd en de rechtbank niet de overtuiging heeft gekregen dat verdachte die feiten heeft gepleegd met het oogmerk om de minderjarige uit te buiten. Over verdachte is op 18 februari 2015 een (beknopt) reclasseringsrapport uitgebracht door S. Steinau en op 1 juli 2015 is gerapporteerd door [medewerker jeugdbescherming & reclassering], beiden reclasseringswerker van respectievelijk de Reclassering Nederland en de Jeugdbescherming & Reclassering van het Leger des Heils. Uit de inhoud van die rapporten en uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte een beschadigde jonge vrouw is die ten tijde van de feiten nog maar 19 jaar oud was en die thans als jonge moeder haar leven een positieve wending lijkt te hebben gegeven. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zou deze positieve ontwikkeling kunnen doorkruisen, hetgeen onwenselijk is. Overigens ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om het door de reclassering geadviseerde jeugdstrafrecht toe te passen. Uit het uittreksel van de documentatiedienst blijkt nog dat verdachte in 2009 een transactie heeft voldaan ter zake van openlijke geweldpleging, maar dat zij niet eerder is veroordeeld. Ook dat weegt de rechtbank in haar voordeel mee. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat volstaan kan worden met een korte voorwaardelijke vrijheidsstraf, als na te melden. 9 De schade van benadeelden 9.1 De vordering van de benadeelde partij Mr. A. van den Berg, advocaat te Utrecht, heeft zich namens [slachtoffer], voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde vordert een bedrag van 11.500,--, te weten materiële schade ten bedrage van 1.500,-- en immateriële schade ten bedrage van 10.000,-- Ter zitting heeft mr. Van den Berg verzocht, indien de rechtbank het gevorderde materiële deel onvoldoende onderbouwd acht, een bedrag in goede justitie vast te stellen. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De rechtbank overweegt het volgende. Met betrekking tot de materiële schade is niet gebleken dat verdachte, gedurende de bewezenverklaarde periode, inkomsten van het slachtoffer heeft afgenomen. Die schade staat derhalve niet vast.

Met betrekking tot de immateriële schade staat vast dat het slachtoffer voorafgaand aan de periode dat zij bij verdachte verbleef al psychische schade had opgelopen. Het is niet eenvoudig vast te stellen of het handelen van verdachte gedurende die dagen extra schade aan het slachtoffer heeft toegebracht. De rechtbank concludeert dat beide schadeposten door de benadeelde niet verder zijn onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde om haar stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. 10 De toegepaste wettelijke voorschriften De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 57 Sr. 11 De beslissing De rechtbank: vrijspraak/bewezenverklaring - verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij; - verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven; - verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan in zoverre vrij; Strafbaarheid - verklaart het bewezenverklaarde strafbaar; - verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: feit 1: mensenhandel en mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen; - verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezenverklaarde; straf - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren; - bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast: - omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit - bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding - bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer], wonende te [woonplaats],in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2015