Nederlandse vertaling van het F.I.G. WEDSTRIJDREGLEMENT PER , editie januari 2011

Vergelijkbare documenten
FIG WEDSTRIJDREGLEMENT Code of Points Trampoline (augustus 2013) NIVEAU 1

Nederlandse vertaling van het F.I.G. WEDSTRIJDREGLEMENT CODE OFF POINTS

FIG WEDSTRIJDREGLEMENT Code of Points Trampoline (februari 2017) NIVEAU cop 17-20

FIG WEDSTRIJDREGLEMENT Code of Points Trampoline (februari 2017)

FIG WEDSTRIJDREGLEMENT Code of Points Dubbel Mini-Trampoline. Geldig van

FIG Code of Points Trampoline Gymnastics TRAMPOLINE GYMNASTICS

Reglement Trampoline en Luchttumbling

Nationaal Verplichte sprongen in verplichte oefening Max. Mlh. Instap/benjamins salto a.o. C of barani C

Reglement Minitrampoline (groepsspringen)

Deze wedstrijd is toegankelijk voor zowel sporters met als zonder wedstrijdpaspoort.

Reglement Minitrampoline (groepsspringen)

Nederlandse Studenten Turnbond

Nederlandse Studenten Turnbond. Reglementen Individueel Springen

2006 I 10 jaar 2005 A 11 jaar B 11 JAAR C 11 JAAR 2004 A 12 jaar B 12 JAAR C 12 JAAR A jaar B JAAR C JAAR

Minitrampoline Reglement: Groepsspringen

WEDSTRIJDSTRUCTUUR...

BIJLAGEN BIJ TECHNISCH REGLEMENT TRAMPOLINESPRINGEN

FIG-puntencode Dubbele minitrampoline 2017 / 2020

15 de AKTIVA CUP. Zaterdag 22 JUNI 2019 DUBBEL MINI TRAMPOLINE TUMBLING

INDIVIDUEEL SPRINGEN ZWN

11 de AKTIVA CUP. Zaterdag 27 JUNI 2015 DUBBEL MINI TRAMPOLINE TUMBLING

Technisch Reglement. Tumbling - wedstrijdsport GymFed

13 de AKTIVA CUP. Zaterdag 24 JUNI 2017 DUBBEL MINI TRAMPOLINE TUMBLING

De wedstrijd zal gehouden worden in sporthal de Rusheuvel, Rusheuvelsestraat te Oss.

INDIVIDUEEL SPRINGEN RAYON ROTTERDAM ZUID

INDIVIDUEEL SPRINGEN DISTRICT OOST

BIJLAGE 4 TECHNISCH REGLEMENT GROEPSSPRINGEN. D/E reglement WEDSTRIJDREGLEMENT

PROGRAMMA Trampoline

TECHNISCHE REGLEMENT NOORDELIJKE KAMPIOENSCHAPPEN MICROTEAMGYM 2018

4.7.1 Wedstrijd 1&2&3 bij 5 wedstrijden (wedstrijd 1&2 bij 4 wedstrijden): E-groep D-groep C-groep B-groep A - groep Masters

Kwalificatieprocedure WAGC 2018 Trampolinespringen

Wedstrijdreglement Acrobatische Gymnastiek Aanvulling op A-B-C niveau. Pupillen reglement Versie oktober 2016

INDIVIDUEEL SPRINGEN RAYON ROTTERDAM ZUID

De derde editie van de Jeugd Olympische Spelen worden van 1 tot en met 12 Oktober gehouden in Buenos Aires, Argentinië.

Nederlandse Studenten Turn Bond

NTS Helpdesk Voorgeschreven Oefenstof

Trampoline, Dubbele minitrampoline en Minitrampoline

Nederlandse Studenten Turn Bond

KWALIFICATIEPROCEDURE WERELDKAMPIOENSCHAPPEN TRAMPOLINESPRINGEN Versie: d.d. 28 februari 2019

Velserbroek, juni Beste sportliefhebbers,

5. De indeling geschiedt op basis van de uitslagen van het afgelopen wedstrijdseizoen. Alle ploegen dienen elk jaar opnieuw te worden ingeschreven.

6 e editie. Jump O lientje. Zaterdag 16 november Reglementen. Interclub Turnkring Ontvoogding

Reglement airtumblingspringen individueel

HELPDESK. Keuze oefenstof

3, 4 & 5 JUNI STUDENTEN TURN GROEP GRONINGEN

Nieuwsbrief 3 Oktober 2018

Nieuwsbrief Trampolinespringen

Bijlage. Activiteitenboek. Regionale Technische Commissie Turnen Dames Midden Nederland

Nederlandse Studenten TurnBond

BIJLAGE 3 TECHNISCH REGLEMENT GROEPSSPRINGEN. Micro Teamgym WEDSTRIJDREGLEMENT

s-hertogenbosch, Nederland 27 mei 2017

Nieuwsbrief Trampolinespringen

Trampoline Workplan V.1 13/11/2014 (Voorlopig)

Praktijkdag Sprong - Brug TD1 Jurycursus NTS Voorgeschreven Oefenstof Niveau D2/D3

HELPDESK keuze oefenstof

Programma. Introductiebijeenkomst TD1 Jurycursus NTS Voorgeschreven Oefenstof Niveau D2/D3. Opbouw van de cursus. Programma.

WEDSTRIJDSTRUCTUUR TRAMPOLINE INDIVIDUEEL OVERZICHT ALGEMEENHEDEN MINIMALE EN MAXIMALE MOEIILIJKHEDEN...

Nieuwsbrief Trampolinespringen

GROEPSSPRINGWEDSTRIJDEN D+E REGIO MIDDEN NEDERLAND

Acrobatische gymnastiek, Vertaling FIG nieuwsbrieven nummer 1, 2, 3 en 4 cyclus 13 EN aanvulling voor in Nederland

VJF REGLEMENT KATA Tornooien.

BIJLAGE 3 TECHNISCH REGLEMENT. GROEPSSPRINGEN Micro Teamgym WEDSTRIJDREGLEMENT

Kwalificatieprocedure EK2020 Gotenburg (Zweden) t/m

BIJLAGE 1 TECHNISCH REGLEMENT GROEPSSPRINGEN WEDSTRIJDREGLEMENT. Algemeen

Handleiding voor Tafelofficials

BMX FREESTYLE REGLEMENT 2018 ROADMAP CONTESTS BELGIUM

F.E.I. REGLEMENT JUMPING

LEERLIJN TUMBLING LEVEL 2 Vertaling leerlijn GBR (level 2)

Technisch Reglement. Rhönradturnen

Competitiereglement Run Bike Run Series 2017

Senioren geboren in 1998 of eerder. Dubbele minitrampoline

Nederlandse Studenten TurnBond

ALGEMENE NEDERLANDSE SJOELBOND

ALGEMENE NEDERLANDSE SJOELBOND

Nederlandse Studenten TurnBond

KNAU Wedstrijdreglement

Uitnodiging. 23 November -25 November 2018 Breda-NEDERLAND. 7 th international Breda Open Acrobatics Cup. Acrobatic Gymnastics

Competitiereglement Run Bike Run Series

petitie Competitiereglement Run Bike Run Series

Artikel 301 Nederlandse kampioenschappen. Artikel 302 Nederlandse kampioenschappen aflossing. Artikel 303 Nederlandse Kampioenschappen afstanden

KNSB selectieprocedure shorttrack junioren seizoen

Reglement Clubkampioenschappen Golfclub Bentwoud

TECHNISCH REGLEMENT GROEPSSPRINGEN

BIJLAGE 1 TECHNISCH REGLEMENT GROEPSSPRINGEN WEDSTRIJDREGLEMENT. Algemeen

Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie District Oost Gelderland Midden. TOESTELTURNEN DAMES 3 e divisie

Uitleg voor niveau 3 en 4

Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie

Nieuwsbrief 6 ( FIG september 2014 ) In AcroNieuwsbrief Nederland december 2014 ) Nieuwsbrief 7 ( FIG december 2014 ) Acronieuwsbrief december 2014

Normstelling voor selectie deelname WAGC 2017

ALGEMENE NEDERLANDSE SJOELBOND

Voorwoord 4 1. Algemene bepalingen 5 Deelname en leeftijd 5 Aanmelding en inschrijfgeld 5 Leiding 5 Hulpverlenen 5 Kleding en sieraden 5 Balletvormen

KNHS-Indoorkampioenschappen 2017 ZZ-Zwaar - Lichte Tour Junioren Young Riders Zware Tour Versie

Nederlandse Studenten TurnBond. Technisch Reglement Groepsspringen

Reglement - Atletiek Vijfkamp

Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie District Oost Gelderland Midden. TOESTELTURNEN DAMES 3 e divisie

Programma Praktijkdag Balk - Vloer TD1 Jurycursus NTS Voorgeschreven Oefenstof Niveau D2/D3

in te schrijven in het loket van de KNGU. Het inschrijfgeld bedraagt 25,00 per team.

Oefenstof Vaardigheidseisen

TRICKSPARTY. De algemene regels van een wedstrijd: ALGEMENE VOORWAARDEN

BIJLAGE 3 TECHNISCH REGLEMENT GROEPSSPRINGEN. Micro Teamgym WEDSTRIJDREGLEMENT

Transcriptie:

Nederlandse vertaling van het F.I.G. WEDSTRIJDREGLEMENT PER 01-01-2009, editie januari 2011 1

Inhoud A. ALGEMEEN REGLEMENT... 3 1. INDIVIDUELE WEDSTRIJD... 3 2. TEAM-WEDSTRIJD... 4 4. OVERWINNING... 4 6. KLEDING VOOR DEELNEMERS EN VANGERS... 5 7. WEDSTRIJDKAARTEN... 5 8. TRAMPOLINES... 5 10. TELCOMMISSIE EN SECRETARIAAT... 6 11. OPPERJURY EN JURY VAN PROTEST... 6 B. WEDSTRIJDVERLOOP... 6 12. INSPRINGEN... 6 13. BEGIN VAN DE OEFENING... 7 14. HOUDINGSEISEN TIJDENS EEN OEFENING... 7 15. HERHALING VAN SPRONGFIGUREN... 7 16. ONDERBREKING VAN EEN OEFENING... 8 17. EINDE VAN EEN OEFENING... 8 18. PUNTENTELLING... 8 C. JURY... 9 19. JURYPANEL... 9 20. TAKEN VAN HET HOOFDJURYLID... 10 21. TAKEN VAN DE UITVOERINGSJURYLEDEN (NR. 1-5)... 10 22. TAKEN VAN DE MOEILIJKHEIDSGRAADJURYLEDEN (NR. 6 & 7)... 11 23. TAKEN VAN DE ASSISTENT VAN HET HOOFDJURYLID... 11 24. TAKEN VAN DE SYNCHROONJURYLEDEN (NR. 8, 9 & 10)... 11 25. TAKEN VAN HET VLUCHTTIJDJURYLID (NR. 8)... 11 PART II - JURY AANWIJZINGEN... 12 A. INTERPRETATIES ALGEMEEN... 12 B. INTERPRETATIES VOOR TRAMPOLINE... 14 PART III - APPENDICES... 15 M. Rekenvoorbeelden en afronding... 15 N. Tie-breakregels... 16 2

Deze wedstrijd reglementen zijn bindend voor alle wedstrijden en kampioenschappen van de Internationale Gymnastiek Federation (F.I.G.) en zijn leden. In geval van tegenstellingen tussen dit reglement en het Technisch Reglement, heeft het Technisch Reglement de voorkeur. Bij het vertalen van dit reglement is uiterste zorgvuldigheid betracht. Mocht er echter toch discussie ontstaan is de Engelse versie van het reglement leidend Nationale bonden zijn vrij om onder hun verantwoording wijzigingen in dit reglement aan te brengen als zij dit noodzakelijk achten om het Trampoline Springen in hun land verder te ontwikkelen. 1. INDIVIDUELE WEDSTRIJD TRAMPOLINE A. ALGEMEEN REGLEMENT 1.1 Trampoline wedstrijden bestaan uit 3 oefeningen met 10 sprongfiguren in elke oefening. 1.1.1 Een trampoline oefening kenmerkt zich door een continue ritmische reeks sprongfiguren van voet naar voet en voet naar rug, buik of zit, zonder aarzelingen of rechtstandige tussensprongen. 1.1.2 Een trampoline oefening moet uit een verscheidenheid aan voorwaartse en achterwaartse sprongfiguren, met of zonder schroeven bestaan. De oefening moet een goede controle, houding, uitvoering, hoogte en behoud van hoogte tonen. 1.2 Voorronde 1.2.1 De voorronde bestaat uit 2 oefeningen. De eerste oefening moet aan vooraf vastgestelde voorwaarden voldoen, zoals beschreven in 5.1.1. De tweede oefening is een keuze oefening, zoals beschreven in 5.1.3. 1.2.1.1 Het staat landen vrij om bij de door haar te houden wedstrijden de eerste oefening te vervangen door een voorgeschreven (verplichte) oefening. Zie ook 16.1.10. 1.2.2 De startvolgorde voor de voorronde wordt bepaald door loting. De deelnemers worden in groepen van niet meer dan 16 personen verdeeld, waarbij elke groep hun eerste en tweede oefening uitvoert voordat de volgende groep met de voorronde begint. 1.2.2.1 De startvolgorde van de tweede oefening is hetzelfde als bij de eerste oefening. 1.2.2.1.1 Bij Wereld Kampioenschappen dient de voorronde als kwalificatie voor zowel de Individuele als de Team Finale en de startvolgorde wordt bepaald zoals beschreven in Artikel 4.3.1.1 van het Technisch Reglement (TR), Sectie 4 1.3 Finale 1.3.1 De finale bestaat uit 1 keuze oefening volgens 5.1.3. 1.3.2 De deelnemers ( paren bij synchroonwedstrijden ) met de hoogste acht scores van de voorronde, gaan door naar de finale. 1.3.2.1 Bij FIG wedstrijden mogen er slechts 2 deelnemers en 1 synchroonpaar per land deelnemen aan de finale (zie Artikel 4.3.1.2. TR, Sectie 4). In de finale starten de deelnemers met 0 punten. 1.3.3 Bij de finale wordt gestart in de volgorde van het klassement, de deelnemer met het laagste puntentotaal na de voorronde begint. In geval van gelijk puntentotaal wordt de startvolgorde volgens Artikel 4.3.1.1 TR, Sectie 4, bepaald. 3

2. TEAM-WEDSTRIJD 2.1 Een trampoline-team bestaat uit minimaal drie dames of drie heren en maximaal uit vier dames of vier heren. 2.2 Ieder lid van het team moet 2 oefeningen uitvoeren volgens 1.2.1 en 1 oefening volgens 1.3.1. 2.2.1 Bij Wereldkampioenschappen zal ieder teamlid twee oefeningen uitvoeren volgens 1.2.1. In de teamfinale voeren drie leden van ieder team een keuzeoefening uit. Zie ook Artikel 4.3.1.2 van TR, Sectie 4. 2.3 Score-systeem 2.3.1 De teamscore per ronde wordt verkregen door de drie hoogst behaalde scores van de teamleden in elke ronde op te tellen. 2.3.1.1 Bij Wereld Kampioenschappen plaatsen de 5 teams met de hoogste score na de voorronde zich voor de finale. In de team finale voeren 3 deelnemers van elk team 1 keuze oefening uit. Alle 3 de scores tellen. In de teamfinale starten de teams met een score van 0 punten. (zie Artikel 4.3.1.2. TR, Sectie 4). 3. SYNCHROONWEDSTRIJDEN 3.1 Een synchroonpaar bestaat uit twee dames of twee heren. 3.2 Een deelnemer mag slechts deel uitmaken van één synchroonpaar. 3.3 Synchroonwedstrijden bestaan uit een voorronde en een finale overeenkomstig 1. 3.4 De leden van een synchroonpaar moeten hetzelfde element gelijktijdig uitvoeren (zie ook 16.1.9.1) en moeten met het gezicht in dezelfde richting beginnen. Ze behoeven niet in dezelfde richting te schroeven. 4. OVERWINNING 4.1 Winnaar is de deelnemer, het synchroonpaar of team met het hoogste puntentotaal. 4.2 Medailles en plaatsen worden toegekend overeenkomstig Artikel 10.3 van het TR, Sectie 1. 5. OEFENINGEN 5.1 Elke oefening bestaat uit tien sprongfiguren / elementen. 5.1.1 De eerste oefening van de voorronde bestaat uit vrij te kiezen sprongfiguren en verplichte elementen. De volgorde waarin deze elementen worden uitgevoerd is aan de keuze van de deelnemer (zie 7.3 en de uitzonderingen in 1.2.1.1). Alleen de uitvoeringsscore en de vluchttijd van deze oefening tellen (zie de uitzondering in 5.3). 5.1.2 Veranderingen in de voorgeschreven voorwaarden worden minimaal 1 jaar voor de volgende Wereld Kampioenschappen bekend gemaakt door de FIG en zullen gelden vanaf 1 januari in het jaar van die Kampioenschappen. 5.1.3 De tweede oefening en de finale oefening zijn keuze oefeningen. De uitvoeringsscore, moeilijkheidswaarde en vluchttijd worden bij elkaar opgeteld en geven de totaal score van de oefening. 5.2 Tweede pogingen van oefeningen zijn niet toegestaan. 5.2.1 Ingeval een deelnemer tijdens de uitvoering van zijn oefening duidelijk wordt gestoord (b.v. door materiaalgebreken of door invloeden van buitenaf) kan het hoofdjurylid een tweede poging toestaan. Kleding van deelnemers wordt niet als materiaal gezien. 5.2.2 Lawaai van toeschouwers, applaus e.d. wordt doorgaans niet als storing aangemerkt. 5.3 Bij FIG wedstrijden (senioren categorie), als aanvulling op 1.2, 5.1.1, 5.1.2 en 5.1.3, moet aan de volgende verplichtingen worden voldaan in de voorronde : 5.3.1 De eerste oefening van de voorronde bevat sprongen, aangegeven met een asterisk (*), waarvan de moeilijkheid telt. De moeilijkheidswaarde van deze sprongen wordt opgeteld bij de uitvoeringsscore. Het aantal van deze elementen wordt vastgesteld door de TRA TC ( zie 5.1.2 ). 5.3.2 Men mag in de tweede oefening geen van de sprongen waarvan de moeilijkheid in de eerste oefening telden herhalen, anders zal de moeilijkheidswaarde van deze sprongen niet meegenomen worden in de score (zie 15.4) van de tweede oefening. 5.3.3 In de finale mag elke sprong uit de eerste en tweede oefening herhaald worden. 4

6. KLEDING VOOR DEELNEMERS EN VANGERS 6.1 Mannelijke deelnemers: o Turnhemd zonder mouwen o Lange turnbroek in één kleur. o Trampolineschoenen en/of voetbekleding in dezelfde kleur als de turnbroek of wit van kleur. 6.2 Vrouwelijke deelnemers: o Turnpakje met of zonder mouwen (moet nauw aansluitend zijn) o Lange broek mag gedragen worden (moet nauw aansluitend zijn) o Een eendelig full-body turnpak mag gedragen worden (moet nauw aansluitend zijn) o Elk ander kledingstuk dat niet nauw aansluitend is, mag niet gedragen worden. o Uit veiligheidsoverwegingen is geen enkele vorm van gezichts- en of hoofdbedekking toegestaan. o Trampolineschoenen en/of witte voetbekleding (bij het dragen van lange beenbekleding mag de voetbekleding in de kleur van de broek zijn). 6.3 Sierraden en horloges mogen tijdens de wedstrijden niet worden gedragen. Het dragen van ringen zonder siersteen is toegestaan mits deze met tape zijn omwikkeld. 6.4 Elke overtreding van 6.1, 6.2 of 6.3 kan resulteren in diskwalificatie voor de ronde waarin de overtreding plaatsvond. Deze beslissing wordt genomen door het hoofdjurylid. 6.5 Teams: Leden van een team of synchroonpaar moeten uniform gekleed gaan. Elke overtreding van deze regel resulteert in diskwalificatie van het team of synchroonpaar voor de wedstrijd. Deze beslissing wordt genomen door het hoofdjurylid. 6.6 Nationaal embleem of Bonds embleem: Bij FIG wedstrijden moet een nationaal embleem gedragen worden, (dit moet voldoen aan de geldende FIG regels) anders zal een vermindering van 0,1 punt van de totaalscore van elke oefening waarin de overtreding plaatsvond toegepast worden. Deze beslissing wordt genomen door het Hoofd van de Jury. 6.7 Vangers: Trainingspak en sportschoenen of gelijkwaardig. 7. WEDSTRIJDKAARTEN 7.1 De sprongen van de eerste oefening moet op de wedstrijdkaart worden ingevuld. Sprongfiguren die aan de voorgeschreven voorwaarden (zie 5.1.1, 5.3.1.) moeten voldoen, moeten met een asterisk (*) gekenmerkt worden. De sprongen van de tweede oefening moeten, met vermelding van de moeilijkheidswaarde, ook op de wedstrijdkaart worden ingevuld. 7.1.1 Bij F.I.G. wedstrijden mag de beschrijving van de sprongfiguren alleen geschieden met erkende terminologie of het numerieke F.I.G. systeem, anders zal de kaart niet geaccepteerd worden. 7.2 De wedstrijdkaarten moeten op de door het Organisatie comité bepaalde tijd en plaats worden ingeleverd, anders mag de deelnemer niet starten. De wedstrijd- secretaris draagt zorg dat ze minimaal twee uur voor aanvang van de wedstrijd aan de moeilijkheidsgraadjuryleden worden overhandigd. 7.3 De deelnemer moet de eerste oefening uitvoeren zoals beschreven op de wedstrijdkaart, wijzigingen hebben echter geen consequenties. Indien de oefening niet aan alle voorgeschreven voorwaarden voldoet, geeft dit per ontbrekende voorwaarde een extra aftrek van 1.0 punt per uitvoeringsjurylid (zie 21.4.4). Deze veranderingen zullen door de moeilijkheidsgraadjuryleden op de wedstrijdkaart vermeld worden. 7.3.1 Ingeval een verplichte oefening i.p.v. een eerste keuze oefening wordt gehanteerd, zal elke verandering leiden tot een oefeningsonderbreking volgens 16.1.10. 7.4 Zowel de tweede oefening als de finale oefening mag afwijkend van de op de wedstrijdkaart vermelde oefening worden uitgevoerd. Dit heeft geen puntenvermindering tot gevolg. 8. TRAMPOLINES 8.1 Zie hiervoor de F.I.G. normen voor Trampoline, Tumbling en Dubbel Mini Trampoline. 5

9. VEILIGHEID 9.1 Zie Artikel 5.1 van het TR, Sectie 4. 9.1.1 Een deelnemer mag 1 of 2 eigen vangers opstellen, deze vervangen dan hetzelfde aantal door de organisatie opgestelde vangers. In geen geval mogen er meer dan 4 vangers rondom de trampoline staan. 9.1.2 Een spottermat mag alleen door een eigen vanger gebruikt worden aan de zijde van de trampoline tegenover het jurypanel. 10. TELCOMMISSIE EN SECRETARIAAT 10.1 Bij FIG wedstrijden moet voor het registreren en afdrukken van de uitslagen een door de F.I.G. goedgekeurd computerprogramma gebruikt worden. 10.2 Bij alle F.I.G. en internationale wedstrijden moet aan de algemeen secretaris van de F.I.G. een kopie van de volledige uitslagenlijst worden gezonden. 10.3 Taken van de wedstrijdsecretaris: 10.3.1 Verzamelen en uitdelen van wedstrijdkaarten zoals aangegeven in 7.2, en het loten voor de springvolgorde (zie ook 1.2.2 en 1.3.3). 10.3.2 Toezicht houden op de telcommissieleden. 10.3.3 Bepalen van de startvolgorde van elke oefening en samenstellen van de inspringgroepen. 10.3.4 Invullen van de uitvoerings-, synchroon-, vluchttijd- en moeilijkheidsgraadscores, en de puntenverminderingen. 10.3.5 Nauwkeurig nakijken en controleren van de berekeningen op de wedstrijdkaart en telstaten. 10.3.6 Ervoor zorgen dat alle jurycijfers, puntenverminderingen en totaalscore van een oefening worden getoond. 10.3.7 Samenstellen van een volledige uitslagenlijst, waarop ten minste vermeld staat het totaalcijfer, de moeilijkheidsscore, de synchroonscore, de totale extra aftrek van elke oefening, de rangvolgorde en het eindtotaal. 11. OPPERJURY EN JURY VAN PROTEST 11.1 Zie hiervoor Artikel 7.8.1 en 7.8.3 van het TR, Sectie 1. 11.2 Alleen bij Wereld Kampioenschappen, Olympische Spelen, World Games en World Cup wedstrijden is er een opperjury. B. WEDSTRIJDVERLOOP 12. INSPRINGEN 12.1 De voor de wedstrijd geselecteerde apparatuur moet tenminste twee uur voor aanvang van de wedstrijd in de wedstrijdhal worden geplaatst, teneinde de deelnemers in de gelegenheid te stellen op de wedstrijdtrampolines in te springen. (zie ook Artikel 4.11.6 van het TR, Sectie 1). 12.2 Onmiddellijk voorafgaand aan de voorronde en de finale krijgt elke deelnemer 30 seconden warming-up tijd op de wedstrijd trampoline. Ingeval een deelnemer deze tijd misbruikt, kan het Hoofdjurylid de wedstrijdsecretaris instrueren een aftrek van 0,3 punten op het cijfer van de komende oefening toe te passen (zie 20.13) 12.2.1 Inspringtijd op de wedstrijdapparatuur tijdens de eigenlijke wedstrijd kan vervallen indien gelijkwaardige apparatuur in een aangrenzende hal, met minimaal 8 mtr. inwendige hoogte, beschikbaar is. 6

13. BEGIN VAN DE OEFENING 13.1 De deelnemer zal op teken van het hoofdjurylid beginnen. 13.2 Nadat het teken (genoemd in 13.1), is gegeven moet de deelnemer binnen een minuut met de eerste sprongfiguur beginnen. Niet nakomen hiervan heeft de volgende aftrek tot gevolg, gegeven door ieder uitvoeringsjurylid (zie 21.4.3): o 61 seconden : aftrek 0,1 punt o 91 seconden : aftrek 0,2 punt o 121 seconden : aftrek 0,3 punt Indien deze tijd wordt overschreden tengevolge van materiaalgebreken of andere wezenlijke oorzaken, zal er geen aftrek worden toegepast. De beslissing hierover wordt genomen door het hoofdjurylid. 13.3 Bij een mislukt oefeningsbegin, mag de deelnemer op een teken van het hoofdjurylid opnieuw beginnen. 14. HOUDINGSEISEN TIJDENS EEN OEFENING 14.1 In alle houdingen moeten de voeten en benen aaneengesloten zijn (uitgezonderd spreidsprongen), en de voeten en tenen doorgestrekt worden. 14.2 Afhankelijk van de criteria van het sprongfiguur dient het lichaam duidelijk gehurkt, gehoekt of gestrekt te zijn. 14.3 In gehurkte en gehoekte houdingen moeten de bovenbenen zich dicht bij het bovenlichaam bevinden, uitgezonderd in de schroeffase van meervoudige salto s (zie 14.7). 14.4 Bij de gehurkte houding dienen de benen onder de knie met de handen te worden aangeraakt, uitgezonderd in de schroeffase van meervoudige salto s (zie 14.7). 14.5 Waar mogelijk dienen de armen gestrekt te zijn en/of dicht tegen het lichaam te worden gehouden. 14.6 De minimale eisen voor de specifieke lichaamshoudingen worden onderstaand gedefinieerd: 14.6.1 Gestrekte houding: De hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen moet groter zijn dan 135 graden. 14.6.2 Gehoekte houding: De hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen moet gelijk of kleiner zijn dan 135 graden en de hoek tussen boven- en onderbenen moet groter zijn dan 135 graden. 14.6.3 Gehurkte houding: De hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen en de hoek tussen boven- en onderbenen moet kleiner of gelijk zijn dan 135 graden. 14.7 In meervoudige salto s met schroeven is het gedurende de schroeffase toegestaan de hurk- en hoekhouding uit te voren zoals aangegeven in de Jury aanwijzingen. 15. HERHALING VAN SPRONGFIGUREN 15.1 Tijdens een oefening mag een sprongfiguur niet worden herhaald, anders zal de moeilijkheidswaarde van de herhaalde sprong niet meetellen. Herhaling van een sprongfiguur in de eerste oefening zal bovendien resulteren in een aftrek van van 1.0 pnt door elk uitvoeringsjurylid voor elke herhaling (zie 21.4.5). 15.2 Sprongen met een gelijk aantal schroeven, maar uitgevoerd in gehurkte, gehoekt een gestrekte houding worden als verschillende sprongfiguren beschouwd en gelden niet als herhalingen. 15.2.1 De hurkhouding en puckhouding gelden als dezelfde houding. 15.3 Meervoudige salto s (van 630 graden of meer) met een gelijk aantal schroeven en salto s worden niet als herhaling beschouwd indien de schroef in verschillende fasen van de sprongfiguur wordt uitgevoerd. 15.4 Bij FIG wedstrijden (senioren categorie) mag een sprongfiguur waarvan in de eerste oefening de moeilijkheidswaarde meetelde, niet in de tweede oefening van de voorronde herhaald worden volgens 5.3.2, anders zal de moeilijkheidswaarde van het herhaalde sprongfiguur niet meegeteld worden in de tweede oefening. 7

16. ONDERBREKING VAN EEN OEFENING 16.1 Een oefening wordt beschouwd als zijnde onderbroken indien de deelnemer : 16.1.1 Duidelijk niet met beide voeten gelijktijdig op de springmatras landt. 16.1.2 Na een landing de vering van de trampoline niet gebruikt voor de onmiddellijke afzet van de volgende sprongfiguur. 16.1.3 Een rechtstandige tussensprong maakt. 16.1.4 Wanneer een deelnemer op een ander lichaamsdeel landt dan voeten, zitvlak, buik of rug. 16.1.5 Een sprongfiguur niet volledig tot een goed eind brengt. 16.1.6 Met enig lichaamsdeel iets anders dan de trampolinemat aanraakt. 16.1.7 Door een vanger of schuifmat ( spottermat ) wordt aangeraakt. 16.1.8 De trampoline ten gevolge van onzekerheid verlaat. 16.1.9 Bij het synchroonspringen een andere sprongfiguur uitvoert dan de partner. 16.1.9.1 Als een van de deelnemers meer dan een halve sprong voor is op de partner, wordt dit aangemerkt als het uitvoeren van verschillende sprongfiguren. 16.1.10 Zijn verplichte oefening niet uitvoert zoals voorgeschreven (zie 1.2.1.1). 16.2 Het sprongfiguur waarin de onderbreking plaatsvindt, wordt niet gewaardeerd. 16.3 De oefening wordt slechts beoordeeld over het aantal op de trampolinemat beëindigde sprongen. 16.4 Het hoofdjurylid stelt het maximum cijfer vast. 17. EINDE VAN EEN OEFENING 17.1 Een oefening moet onder controle worden beëindigd in rechtopstaande houding met beide voeten op de trampolinemat. Anders wordt er een aftrek gegeven (zie 21.3.2). 17.2 Na de laatste landing op de trampolinemat moet de deelnemer ongeveer drie seconden rechtop en onder controle blijven staan. Anders wordt een aftrek voor gebrek aan stabiliteit gegeven (zie 21.3.2). 17.3 Het is de deelnemer bij een individuele wedstrijd toegestaan na de laatste sprongfiguur, één extra rechtstandige sprong te maken, met gebruikmaking van de vering van de trampolinemat. 17.4 Bij synchroon wedstrijden moeten beide deelnemers een extra rechtstandige sprong maken (nasprong), of zij moeten beiden tot stilstand landen. Afwijking hierop zal een aftrek van 0.2 punt van de synchroonjuryleden tot gevolg hebben (zie 24.3.3). Deze beslissing wordt genomen door het Hoofdjurylid. 17.5 Ingeval een deelnemer meer dan tien sprongen uitvoert, moet een aftrek van 1.0 punt worden toegepast (zie 21.4.2). 18. PUNTENTELLING Er worden vier soorten scores gebruikt, de D-score (Difficulty) = de moeilijkheidsgraad, de E-score (Execution) = de uitvoeringsscore, T-score (Time of Flight) = de vluchttijd en eventueel de S-score = de synchroonscore. 18.1 Moeilijkheidsgraad In principe is de moeilijkheidsgraad in de A-klasse ongelimiteerd, bij B- t/m E-klasse is er sprake van een maximale moeilijkheidsgraad. Bij Jeugd Olympische Spelen en bij de WAGC is er sprake van een maximale moeilijkheidsgraad. Terug te vinden in de reglementen van de desbetreffende wedstrijd. 18.1.1 De moeilijkheid van elke sprongfiguur wordt berekend op basis van de hoeveelheid schroef- en saltorotatie. 18.1.1.1 per ¼ salto (90 ) 0,1 punt 18.1.1.2 volledige enkelvoudige salto (360 ) 0,5 punt 18.1.1.3 volledige tweevoudige salto (720 ) 1,0 punt 18.1.1.4 volledige drievoudige salto (1080 ) 1,6 punt 18.1.1.5 volledige viervoudige salto (1440 ) 2,2 punt 18.1.1.6 per ½ schroef (180 ) 0,1 punt 18.1.2 Zijwaartse salto s en sprongfiguren zonder schroef- of saltorotatie hebben geen moeilijkheidswaarde. 18.1.3 Bij salto s met schroeven worden de moeilijkheidswaarden van salto s en schroeven bij elkaar opgeteld. 18.1.4 Enkelvoudige salto s (360-630 graden) zonder schroeven, uitgevoerd in gestrekte of gehoekte houding krijgen 0.1 punt extra. 18.1.5 Meervoudige salto s van 720 graden of meer met en zonder schroeven, uitgevoerd in gehoekte of gestrekte houding, worden met 0.1 punt extra per complete salto gewaardeerd. 8

18.2 Score-systeem 18.2.1 De waardebepaling van uitvoering, moeilijkheid en synchronisatie geschiedt in tienden van punten. De vluchttijd wordt gemeten in 1/1000 van seconden en afgerond tot 5/1000 (zie appendix M) 18.2.2 Juryleden moeten hun aftrek onafhankelijk van elkaar noteren. 18.2.3 Op een teken van het hoofdjurylid moeten de cijfers van de uitvoerings- en synchroonjuryleden gelijktijdig getoond worden. 18.2.4 Indien uitvoerings- of synchroonjuryleden verzuimen hun cijfer op teken van het hoofdjurylid te tonen, dan geldt het gemiddelde van de andere cijfers als ontbrekende cijfer(s). Deze beslissing wordt genomen door het hoofdjurylid. 18.2.5 Bepaling van de uitvoeringsscore (E-score): 18.2.5.1 De aftrek voor uitvoeringstekortkomingen volgens 21.3 en de extra aftrek op aangeven van het hoofdjurylid volgens 21.4 wordt in mindering gebracht op het maximum cijfer dat door het hoofdjurylid vastgesteld is (zie 16.4). 18.2.5.2 Bij de individuele wedstrijd: Het hoogste en laagste cijfer van de uitvoeringsjuryleden wordt geschrapt. De som van de drie resterende cijfers vormt de uitvoeringsscore van de oefening (E+E+E). 18.2.5.3 Bij het synchroonspringen: Het hoogste en laagste cijfer van de 4 uitvoeringsjuryleden wordt geschrapt. De uitvoeringsscore van de oefening wordt verkregen door de beide resterende cijfers op te tellen (E+E). 18.2.6 Bepaling van de moeilijkheidsscore (D-score): 18.2.6.1 De moeilijkheidsgraadjuryleden berekenen de moeilijkheidsgraad van een oefening overeenkomstig 18.1 en vullen deze in op de wedstrijdkaart (D-score). 18.2.7 Bepaling van de vluchttijd (T-score): 18.2.7.1 De bepaling van de vluchttijd score gebeurt elektronisch. Het aangewezen jurylid nr. 8 is verantwoordelijk voor de controle op deze elektronische stopwatch. 18.2.7.1.1 Als het elektronisch systeem uitvalt, wordt het cijfer bepaald door analyse van de officiële video door jurylid r. 8 onder toezicht van het hoofdjurylid. 18.2.8 Bepaling van de synchroonscore (S-score): 18.2.8.1 De bepaling van het synchrooncijfer gebeurt elektronisch. Het aangewezen jurylid nr. 8 is verantwoordelijk voor de controle op dit electronisch bepaalde cijfer. 18.2.8.1.1 Als het elektronisch systeem uitvalt, wordt het cijfer bepaald door een analyse van de officiële video door jurylid nr. 8 onder toezicht van het hoofdjurylid. 18.2.8.2 De aftrekken voor synchronisatietekortkomingen worden in mindering gebracht op het maximumcijfer dat door het hoofdjurylid is vastgesteld (zie 16.4). Dit cijfer wordt dan verdubbeld en geeft dan de synchroonscore van de oefening (2xS). 18.2.8.3 Als een electronisch systeem niet beschikbaar is, wordt het middelste cijfer van de synchroonjuryleden (nr. 8, 9 en 10) verdubbeld en gebruikt als synchrooncijfer. 18.2.9 Bepaling van de door een deelnemer behaalde totaalscore in een oefening : 18.2.9.1 Bij individuele wedstrijden wordt de totaalscore berekend door het optellen van de E-score (uitvoeringsscore), T-score (vluchttijd) en indien van toepassing D-score (moeilijkheidsgraad), verminderd met de extra aftrekken volgens 6.6 en 12.2. 18.2.9.2 Bij synchroon wedstrijd wordt de totaalscore berekend door het optellen van de E-score (uitvoeringsscore), S-score (synchroonscore) en indien van toepassing D-score (moeilijkheidsgraad), verminderd met de extra aftrekken volgens 6.6 en 12.2. 18.2.10 Alle scores worden op 3 (drie) cijfers achter de komma afgerond. Deze afronding wordt alleen toegepast op de door de deelnemer behaalde totaalscore voor een oefening. 18.2.11 De wedstrijdsecretaris moet de totaalscores op de telstaten controleren. 18.2.12 Het hoofdjurylid is verantwoordelijk voor het vaststellen van de geldigheid van de eindscores. C. JURY 19. JURYPANEL 19.1 Jurysamenstelling : Individueel Synchroon 19.1.1 Hoofdjurylid 1 1 19.1.2 Uitvoeringsjuryleden - Bij individuele wedstrijden (nr. 1-5) 5 - Bij synchroon wedstrijden 4 (Trampoline 1: jury nr 1 & 3) (Trampoline 2: jury nr 2 & 4) 19.1.3 Moeilijkheidsgraadjuryleden (nr. 6 & 7) 2 2 19.1.4 Synchroon- en Tijdjuryleden (nr. 8 (9 & 10)) 1 1 (of 3) 19.1.5 Assistent hoofdjurylid 1 19.1.6 Totaal 9 9 (of 11) 9

19.2 Bij synchroonwedstrijden zal het assistent hoofdjurylid naast de moeilijkheidsjuryleden zitten. 19.3 Juryleden 1-7 moeten op jurypodium zitten op een afstand van 5 tot 7 meter van trampoline 1 op een hoogte van minimaal 1 meter en maximaal 2 meter. 19.4 Juryleden 8-10 zijn zodanig bij het jurypodium geplaatst zodat de trampoline op ooghoogte is. 19.5 Indien een jurylid te kort schiet in een bevredigende uitvoering van zijn taak, moet hij worden vervangen. Deze beslissing wordt genomen door de opperjury (of indien deze er niet is door het hoofdjurylid) zie 7.8.1 van de TR, Sectie 1 en 11.2 van dit reglement. 19.5.1 Indien een uitvoeringsjurylid of synchroonjurylid wordt vervangen, kan het hoofdjurylid beslissen dat de door hem gegeven cijfers worden vervangen door het gemiddelde van de overgebleven cijfers (zie 18.2.4). 19.6 Indien het synchrooncijfer elektronisch wordt bepaald, is het aangewezen jurylid nr. 8 verantwoordelijk voor het controleren van het electronische systeem. 20. TAKEN VAN HET HOOFDJURYLID 20.1 Controleren van de wedstrijdvoorzieningen. 20.2 Organiseren van de jurybespreking en de proefjurering. (Zie 7.9 van de TR, Sectie 1) 20.3 Plaatsbepalen van en toezien op alle juryleden, vangers en telcommissieleden. 20.4 Leiden van de wedstrijd. 20.5 Bijeenroepen van de jury. 20.6 Beslissen of een tweede poging is toegestaan (zie 5.2). 20.7 Beslissen over de kleding van een deelnemer (zie 6). 20.8 Beslissen of de door een vanger verleende hulp noodzakelijk was (zie 5.1 van de TR, Sectie 4). 20.9 Het maximum cijfer bekend maken in geval van een oefeningsonderbreking(zie 16). 20.10 De uitvoeringsjuryleden en synchroonjuryleden informeren over extra aftrek (zie 21.3.2.2, 21.3.2.4, 21.4 en 24.3.3). 20.11 Beslissen in geval een jurylid verzuimt zijn cijfer onmiddellijk te tonen (zie 18.2.4). 20.12 Controleren van jurylid nr. 8 tijdens het jureren vanaf video indien de elektronische apparatuur uitvalt. 20.13 Beslissen over aftrekken volgens 6.6 en 12.2 en de wedstrijdsecretaris informeren. 20.14 Toezien op en controleren van alle scores, berekeningen en eindtotalen en ingrijpen als hij/zij duidelijk rekenfouten ontdekt aangaande de uitvoering-, synchroon- of moeilijkheidscore. 20.15 Indien benaderd door een officiele vertegenwoordiger van een land of een jurylid, over een duidelijke fout in de moeilijkheidsgraad berekening of een rekenfout in de bepaling van de uitvoerings- of synchroonscore, moet hij voor het einde van de betreffende ronde een beslissing hierover nemen. 21. TAKEN VAN DE UITVOERINGSJURYLEDEN (NR. 1-5) 21.1 Beoordelen van de uitvoering van een oefening van 0,0-0,5 punten volgens 21.3 en hun aftrek noteren. 21.2 Brengen hun aftrek in mindering op het door het hoofdjurylid aangegeven maximum cijfer (zie 16.4). 21.3 Aftrek voor uitvoering : 21.3.1 gebrek aan houding, gelijkblijvende hoogte en aan controle tijdens elke 0,0-0,5 punt sprongfiguur: 21.3.2 gebrek aan stabiliteit na de laatste (10 e ) sprongfiguur: (alleen aftrek geven voor de grootste fout): 21.3.2.1 landen op beide voeten, echter met gebrekkige stabiliteit en/of niet stilstaan gedurende ongeveer drie seconden 0,1-0,2 punt of op aangeven van het hoofdjurylid de volgende aftrek toepassen : 21.3.2.2 aanraken van de trampolinemat met de knieën, handen of vallen tot 0,5 punt zit, buik of rug 21.3.2.3 aanraken van of stappen op iets anders dan de trampolinemat 0,5 punt 21.3.2.4 landen of vallen op iets anders dan de trampolinemat, de trampoline door onzekerheid verlaten of het maken van een extra salto 1,0 punt 21.4 Op aanwijzing van het hoofdjurylid de volgende extra aftrek toepassen : 21.4.1 Spreken tegen een deelnemer of het geven van enige vorm van een teken 0,3 punt door eigen vangers of coach gedurende de oefening, bij elke gelegenheid 21.4.2 Teveel uitgevoerde sprongen overeenkomstig 17.5 1,0 punt 21.4.3 Overschrijding van de tijdslimiet overeenkomstig 13.2 0,1-0,3 punt 21.4.4 Ontbrekende verplichte elementen in de eerste oefening, overeenkomstig 1,0 punt 7.3, per element 21.4.5 Herhaling van een sprongfiguur in de eerste oefening, overeenkomstig 15.1, per herhaling 1,0 punt 10

21.5 Bij synchroon wedstrijden beoordelen de juryleden 1 en 3 de uitvoering van de oefening op trampoline 1, juryleden 2 en 4 beoordelen de uitvoering van de oefening op trampoline 2. 21.6 De beoordeling van de uitvoering bij synchroon wedstrijden gebeurt op dezelfde wijze als bij individuele wedstrijden. 22. TAKEN VAN DE MOEILIJKHEIDSGRAADJURYLEDEN (NR. 6 & 7) 22.1 Ophalen van de wedstrijdkaarten bij de wedstrijdsecretaris minstens twee uur voor aanvang van de wedstrijd. 22.2 Controleren van de sprongfiguren en moeilijkheidswaarde zoals ingevuld op de wedstrijdkaarten. 22.3 Controleren of de eerste oefening voldoet aan de verplichte elementen volgens 7.1, 7.3 en 5.3 en het hoofdjurylid informeren over het aantal gewijzigde/ontbrekende elementen (zie ook 21.4.4 + 16.1.10). 22.3.1 Tonen wanneer een deelnemer sprongen heeft uitgevoerd die afwijken van de oefening zoals opgegeven op de wedstrijdkaart, wanneer dit consequenties heeft voor de moeilijkheidsgraad. 22.4 Bepalen van de moeilijkheidsgraad van ieder sprongfiguur van de tweede en finale oefening en deze noteren op de wedstrijdkaart. 22.4.1 Bij FIG-wedstrijden (senioren categorie), bepalen van de moeilijkheidswaarde van iedere verplichte sprong in de eerste oefening volgens 18.1+ 15.1, en of een sprong van de eerste oefening herhaald is in de tweede oefening van de voorronde volgens 15.4. 22.5 Bepalen of één van de sprongen gezien kan worden als rechtstandige sprong en dit doorgeven aan het hoofdjurylid (zie 16.1.3). 22.6 Controleren of de deelnemers bij het synchroonspringen dezelfde sprongfiguren op hetzelfde moment uitvoeren volgens 16.1.9 en het hoofdjurylid hierover informeren. 22.7 Tonen van de moeilijkheidsscore. 23. TAKEN VAN DE ASSISTENT VAN HET HOOFDJURYLID 23.1 Assisteert het hoofdjurylid bij het toezicht houden op trampoline 1 gedurende de synchroonwedstrijd. 23.2 Assisteert de moeilijkheidsgraadjuryleden en controleert dat beide deelnemers bij de synchroonwedstrijd gelijktijdig dezelfde sprongfiguur uitvoeren volgens 16.1.9 en informeert hierover het hoofdjurylid. 24. TAKEN VAN DE SYNCHROONJURYLEDEN (NR. 8, 9 & 10) 24.1 Beoordelen van de synchronisatie van een oefeningen van 0,0 0,5 punten volgens 24.3 en hun aftrek noteren. 24.2 Brengen hun aftrek in mindering op het door het hoofdjurylid aangegeven maximum cijfer (zie 16.4). 24.3 Bepalen en noteren de volgende aftrek voor iedere niet-synchrone landing. 24.3.1 landingsverschillen van minder dan 80 cm. hoogte 0,1-0,3 punt 24.3.2 landingsverschillen van meer dan 80 cm. hoogte 0,4-0,5 punt 24.3.3 niet dezelfde oefeningsbeëindiging na de tiende sprongfiguur (rechtstandige opsprong of stilstand, op aangeven van het hoofdjurylid) 0,2 punt 24.4 Indien de synchroonscores elektronisch worden vastgesteld, houdt het aangewezen jurylid nr. 8 toezicht op het elektronisch systeem (zie 18.2.7). 24.5 Tonen van de synchroonscore 25. TAKEN VAN HET VLUCHTTIJDJURYLID (NR. 8) 25.1 Meten van de vluchttijd van een oefening met behulp van elektronische meetapparatuur of in geval van het uitvallen van de meetapparatuur met behulp van videoanalyse (volgens 18.2.7). 25.2 Bepalen van de vluchttijd over het aantal sprongen dat is aangegeven door het hoofdjurylid (zie 16.4) Zie voor nadere uitleg van alle bovenstaande regels de F.I.G. Juryaanwijzingen. 11

PART II - JURY AANWIJZINGEN PER 01-01-2009 editie januari 2011 A. INTERPRETATIES ALGEMEEN NOOT : Deze interpretaties zijn uitgegeven door de Technische Commissie van de F.I.G. als leiddraad en nadere uitleg. In gevallen waarbij de interpretatie van de regels discutabel is, neemt het Hoofdjurylid de definitieve beslissing. De tekeningen in Deel 2 zijn bedoeld als handleiding en moeten niet letterlijk genomen worden. 1.2.2 Startgroepen 16 sporters per groep is het maximum, de TC adviseert 8 12 per groep. 6. Kleding Haar moet dicht bij het hoofd beschermd worden. Los haar is voor het risico van de deelnemer. Los haar kan veiligheidsproblemen veroorzaken en kan tot een oefeningsonderbreking leiden volgens 16.1.3. 14. Houdingseisen Algemene richtlijn : Om de lichaamshouding (hurk / hoek / gestrekt) van een sprongfiguur door de moeilijkheidsjuryleden vast te stellen, zal in algemene termen de minst moeilijke houding tijdens de middenfase van de sprongfiguur bepalend zijn (gestrekt wordt hier als moeilijkste en gehurkt als minst moeilijke houding aangemerkt). Zie voor meervoudige salto s 15 van deze interpretaties. 15. Herhalingen Als een sprongfiguur wordt uitgevoerd in verschillende lichaamshoudingen, is de beslissing of er sprake is van een herhaling afhankelijk van twee factoren, aantal en fase van schroeven en het aantal salto s. 1. Schroeven van 0 180 graden Drie posities zijn mogelijk, mits er 270 graden of meer saltorotatie is Voorbeelden : ¾ salto achterover (schr = 0 ; sal = 270) 3 posities mogelijk ½ draai vanuit rug tot stand (schr = 180 ; sal = 90 ) 1 positie mogelijk barani vanuit rug (schr = 180 ; sal = 450) 3 posities mogelijk 2. Schroeven van 360 graden of meer Drie posities zijn mogelijk, mits er meer dan 450 graden saltorotatie is Voorbeelden : 1¼ salto vw met 1½ schroef (schr = 540 ; sal = 450) 1 positie mogelijk 1/1 salto met hele schroef (schr = 360 ; sal = 360) 1 positie mogelijk 2/1 salto met dubbele schroef (schr = 720 : sal = 720) 3 posities mogelijk 12

3. Meervoudige salto s Bij meervoudige salto s kan een deelnemer slechts aanspraak maken op één lichaamshouding per sprong (gehurkt, gehoekt of gestrekt). De moeilijkheidgraadjuryleden zullen de sprong inschatten op basis van de minst moeilijke lichaamshouding. Voorbeeld Triffis barani out Indien de eerste salto gehoekt en de tweede gehurkt wordt uitgevoerd, wordt de sprong beoordeeld als zijnde uitgevoerd in de gehurkte houding. Bij het synchroonspringen worden voor het vaststellen van de lichaamshouding dezelfde criteria toegepast. Indien een lid van een synchroonpaar een halve draai tot stand in gehurkte en het andere lid deze sprong in gestrekte houding uitvoert, is er geen sprake van een oefeningsonderbreking. Bij een barani daarentegen zijn verschillende posities mogelijk, beide leden van het synchroonpaar moeten dus dezelfde positie (gehurkt, gehoekt of gestrekt) aannemen, anders wordt de sprong als anders uitgevoerd beoordeeld en is de oefening onderbroken (zie 16.1.6) 4. Schroeven in verschillende fasen van de salto - Bij salto s van 540 graden of minder is slechts één fase mogelijk. Een sprong wordt als een herhaling gezien indien niet wordt voldaan aan de hierboven genoemde lichaamshoudingen. - Bij salto s van 630 900 graden zijn twee fasen mogelijk, een vroege en een late fase. - Voor alle tweevoudige salto s met meervoudige schroeven in gestrekte of gehoekte houding geldt het volgende: Is er géén sprake van een herkenbare pauze in de verschillende schroefmomenten óf is de gehoekte/gestrekte houding niet duidelijk aangegeven dan zullen ze worden gezien als herhaling wanneer ze meer dan eenmaal worden uitgevoerd. - Bij salto s van meer dan 900 graden is het aantal fasen gelijk aan het aantal salto s, dus één fase voor elke complete 360 graden saltorotatie. Voorbeelden 1 ¼ salto uit rug, 450 graden 1 fase 2/1 salto achterover, 720 graden 2 fasen 3/1 salto achterover, 1080 graden 3 fasen : 0-360, 360-720 en 720-1080 graden 17. Beëindiging van een oefening Met landing op beide voeten wordt bedoeld de zool van de voet. Indien een deelnemer de trampolinemat aanraakt met de voeten, maar er geen herkenbare voorbereiding op een landing plaatsvindt en daarbij zijn handen nodig heeft om een val op gezicht of buik te voorkomen, of daadwerkelijk valt op het gezicht, knieën, handen, rug of buik in dezelfde beweging, dan zal deze sprongfiguur niet worden meegerekend. Er zal geen extra aftrek voor de val worden toegepast. 18.1 Moeilijkheid Bij een verschil van mening tussen de moeilijkheidsgraadjuryleden, neemt het hoofdjurylid de beslissing. 20.15 Taken van het hoofdjurylid In geval van duidelijke fouten in de berekening van de moeilijkheids- of uitvoeringsscore, mag een jurylid, deelnemer, coach of andere official die dit opmerkt, het hoofdjurylid hiervan voor het einde van de betreffende ronde op een professionele en vriendelijke wijze op de hoogte brengen, zodat het hoofdjurylid dit voor het begin van de volgende ronde kan oplossen. 21.3.1 Beoordeling van de uitvoering (houding, behoud van hoogte en zekerheid in iedere sprong) 0.0 0.5 punt houding van de armen 0,0-0,1 punt houding van de benen 0,0-0,2 punt houding van het lichaam 0,0-0,3 punt verlies van hoogte 0,0-0,2 punt uitstrekken na de salto 0,0-0,2 punt (helemaal niet uitstrekken geeft een aftrek van 0.3 punt) horizontale verplaatsing 0,0-0,2 punt Per sprongfiguur mag niet meer dan 0.5 punt worden afgetrokken voor de uitvoering. 21.3.2 Extra aftrek voor/bij landing Er wordt geen aftrek toegepast wanneer een oefening wordt onderbroken. 13

B. INTERPRETATIES VOOR TRAMPOLINE ALLEEN sprongfiguren waarbij op beide voeten, rug, buik of tot zit geland wordt zijn toegestaan. 16.1.1 Landen op één voet Het sprongfiguur waarbij op één voet geland wordt, wordt niet als sprong gerekend en de oefening is afgebroken bij die landing. Deze regel is alleen van toepassing bij ongelijktijdige voetlandingen. Indien bij een rug- of buiklanding de voeten ongelijktijdig de springmatras raken, leidt dit niet tot een oefeningsonderbreking. 21.3.2 Gebrek aan stabiliteit bij of na het laatste sprongfiguur Als de springer vergeet stil te staan en de trampoline binnen ongeveer drie seconden na de landing verlaat, moet het Hoofdjurylid beslissen of dit het gevolg was van gebrek aan stabiliteit (aftrek 0.5-1.0 punt) of dat dit kwam doordat hij vergat stil te staan (aftrek 0.2 punt). 21.3.2.4 Extra sprongen Wanneer een deelnemer niet in staat is de vering van de trampoline te stoppen na de 10 e sprongfiguur of na de extra rechtstandige opsprong en een extra salto maakt, heeft dit een extra aftrek van 1.0 punt tot gevolg. 24.3.3 Niet dezelfde oefenings beëindiging (gestrekte nasprong of stilstand) In geval bij synchroonspringen één deelnemer compleet en onmiddellijk stopt terwijl de ander slechts gedeeltelijk stopt, leidt dit niet tot een overtreding van dit Artikel aangezien de gedeeltelijke stop niet wordt gezien als een nasprong volgens 17.5. 14

M. Rekenvoorbeelden en afronding PART III - APPENDICES PER 01-01-2009 editie januari 2011 1. Totaalscore van een oefening 18.2.9.1 Bij individuele wedstrijden wordt de totaalscore berekend door het optellen van de E-score (uitvoeringsscore), T-score (vluchttijd) en indien van toepassing D-score (moeilijkheidsgraad), verminderd met de extra aftrekken volgens 6.6 en 12.2. 18.2.9.2 Bij synchroon wedstrijd wordt de totaalscore berekend door het optellen van de E-score (uitvoeringsscore), S-score (synchroonscore) en indien van toepassing D-score (moeilijkheidsgraad), verminderd met de extra aftrekken volgens 6.6 en 12.2. 2.3.1 De teamscore per ronde wordt verkregen door de drie hoogst behaalde scores van de teamleden in elke ronde op te tellen Voorbeeld Individueel E1 E2 E3 E4 E5 D6 D7 T8 8,7 8,5 8,6 8,5 7,7 10,1 10,1 14,650 E-score E1 E2 E3 E4 E5 E-score 8,7 8,5 8,6 8,5 7,7 = 25,60 Totaalscore Totaalscore = E-score + D-score + T-score 50,350 25,60 10,1 14,650 Synchroon E1 E2 E3 E4 D6 D7 S8 S9 S10 9,1 8,1 8,7 8,3 2,9 2,9 9,4 9,6 9,1 E-score E1 E2 E3 E4 E-score 9,1 8,1 8,7 8,3 = 17,00 S-score S8 S9 S10 S-score 9,4 9,6 9,1 = 2x 9,4 = 18,80 Totaalscore Totaalscore = E-score + D-score + S-score 38,70 17,00 2,90 18,80 Team Naam Verplichte oefening 1 e keuze 2 e keuze Totaal Suzanne 25,90 32,40 33,00 91,30 Denise 25,60 29,20 32,50 87,30 Romee 25,40 32,40 31,90 89,70 Carlijn 24,20 30,70 28,80 83,70 76,90 95,50 97,40 Totaalscore Team Totaalscore = score VP + score 1 e Keuze + score 2 e Keuze 269,80 76,90 95,50 97,40 2. Missende E-score 18.2.4 Indien uitvoerings- of synchroonjuryleden verzuimen hun cijfer op teken van het hoofdjurylid te tonen, dan geldt het gemiddelde van de andere cijfers als ontbrekende cijfer(s). Deze beslissing wordt genomen door het hoofdjurylid. Voorbeeld E1 E2 E3 E4 E5 9,1 9,1 9,2 9,2 In dit geval wordt het missende cijfer vervangen door het gemiddelde van de vier getoonde cijfers: (9,1+9,1+9,2+9,2)/4 = 9,15 De E-score voor de oefening wordt: E1 E2 E3 E4 E5 E-score 9,1 9,1 9,2 9,15 9,2 = 27,35 3. Vluchttijd score 18.2.1 De waardebepaling van uitvoering, moeilijkheid en synchronisatie geschiedt in tienden van punten. De vluchttijd wordt gemeten in 1/1000 van seconden en afgerond tot 5/1000 Voorbeeld Vluchttijd score 1: 16,233 Na afronding: 16,230 Vluchttijd score 2: 17,196 Na afronding: 17,195 Vluchttijd score 3: 14,978 Na afronding: 14,975 15

N. Tie-breakregels 1. Individueel Trampolinespringen Plaatsingswedstrijden (stand wordt opgemaakt op basis van totaalscore van 3 oefeningen) In geval van een gelijke totaalscore wordt de plaats bepaald aan de hand van de volgende tiebreakregels: 1. De hoogste som van alle tellende uitvoeringscores van alle 3 de oefeningen. (Som van 9 uitvoeringsscores: 3 van de 1 ste oefening, 3 van de 2 de oefening en 3 van de finale oefening) 2. De hoogste totaalscore van de finale oefening. 3. De hoogste som van alle tellende uitvoeringsscores van de finale oefening (= totaalscore - moeilijkheid - vluchttijd). Finale/NK (stand wordt opgemaakt na voorronde en na de finale) In geval van een gelijke score in de voorronde wordt de plaats bepaald aan de hand van de volgende tiebreakregels: 1. De hoogste som van alle tellende uitvoeringscores van beide oefeningen in de voorronde. (Som van 6 uitvoeringscores: 3 van de 1 ste oefening en 3 van de 2 de oefening) 2. De hoogste totaalscore van de 2 de oefening. 3. De hoogste som van alle tellende uitvoeringscores van de 2 de oefening (= totaalscore - moeilijkheid - vluchttijd). In geval van gelijke score in de finale wordt de plaats bepaald aan de hand van de volgende tiebreakregels: 1. De hoogste som van alle tellende uitvoeringscores van de finale oefening (= totaalscore - moeilijkheid - vluchttijd). 2. De hoogste vluchttijd score van de finale oefening (= hoogste T-score). 2. Synchroon Trampolinespringen Plaatsingswedstrijden (stand wordt opgemaakt op basis van totaalscore van 3 oefeningen) In geval van een gelijke totaalscore wordt de plaats bepaald aan de hand van de volgende tiebreakregels: 1. De hoogste totaalscore van de finale oefening 2. De hoogste synchroonscore van de finale oefening 3. De hoogste som van de synchroonscore van de 3 oefeningen Finale/NK (stand wordt opgemaakt na voorronde en na de finale) In geval van een gelijke score in de voorronde wordt de plaats bepaald aan de hand van de volgende tiebreakregels: 1. De hoogste totaalscore van de 2 de oefening 2. De hoogste synchroonscore van de 2 de oefening 3. De hoogste som van de synchroonscore van de eerste 2 oefeningen In geval van gelijke score in de finale wordt de plaats bepaald aan de hand van de volgende tiebreakregels: 1. De hoogste synchroonscore van de finale oefening 2. De hoogste totaalscore in de voorronde 3. Dubbelminitrampoline springen Plaatsingswedstrijden (stand wordt opgemaakt op basis van totaalscore van 4 doorgangen) In geval van een gelijke totaalscore wordt de plaats bepaald aan de hand van de volgende tiebreakregels: 1. Hoogste totaalscore in de 4 de doorgang 2. De hoogste som van alle tellende uitvoeringscores van de 4 de doorgang (= totaalscore - moeilijkheid) 3. De hoogste som van alle 5 uitvoeringscores van de 4 de doorgang 4. De hoogste som van de 4 hoogste uitvoeringscores van de 4 de doorgang 5. De hoogste som van de 3 hoogste uitvoeringscores van de 4 de doorgang 6. De hoogste som van de 2 hoogste uitvoeringscores van de 4 de doorgang 7. Het hoogste uitvoeringcijfer van de 4 de doorgang. Finale/NK (stand wordt opgemaakt na voorronde en na de finale) In geval van een gelijke score in de voorronde wordt de plaats bepaald aan de hand van de volgende tiebreakregels: 1. Hoogste totaal score in de 2 de doorgang 2. De hoogste som van alle tellende uitvoeringscores van de 2 de doorgang (= totaalscore - moeilijkheid) 3. De hoogste som van alle 5 uitvoeringscores van de 2 de doorgang. 4. De hoogste som van de 4 hoogste uitvoeringscores van de 2 de doorgang. 5. De hoogste som van de 3 hoogste uitvoeringscores van de 2 de doorgang. 6. De hoogste som van de 2 hoogste uitvoeringscores van de 2 de doorgang. 7. Het hoogste uitvoeringcijfer van de 2 de doorgang. In geval van gelijke score in de finale wordt de plaats bepaald aan de hand van de volgende tiebreakregels: 16

1. Hoogste totaal score in de 2 de finale doorgang 2. De hoogste som van alle tellende uitvoeringscores van de 2 de finale doorgang (= totaalscore - moeilijkheid) 3. De hoogste som van alle 5 uitvoeringscores van de 2 de finale doorgang. 4. De hoogste som van de 4 hoogste uitvoeringscores van de 2 de finale doorgang. 5. De hoogste som van de 3 hoogste uitvoeringscores van de 2 de finale doorgang. 6. De hoogste som van de 2 hoogste uitvoeringscores van de 2 de finale doorgang. 7. Het hoogste uitvoeringcijfer van de 2 de finale doorgang. 4. Team Trampolinespringen Plaatsingswedstrijden (stand wordt opgemaakt op basis van totaalscore van 3 oefeningen) In geval van een gelijke totaalscore wordt de plaats bepaald aan de hand van de volgende tiebreakregels: 1. De hoogste som van de 3 hoogste finale oefeningen 2. De hoogste som van de 2 hoogste finale oefening 3. De hoogste score van de finale oefening Finale/NK (stand wordt opgemaakt na voorronde en na de finale) In geval van een gelijke score in de voorronde wordt de plaats bepaald aan de hand van de volgende tiebreakregels: 1. De hoogste som van de 3 hoogste 2 de oefeningen 2. De hoogste som van de 2 hoogste 2 de oefeningen 3. De hoogste score van de 2 de oefening In geval van gelijke score in de finale wordt de plaats bepaald aan de hand van de volgende tiebreakregels: 1. De hoogste totaalscore in de voorronde 17