ECLI:NL:RBDHA:2016:1836

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBDHA:2014:11422

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

ECLI:NL:RBDHA:2016:13341

ECLI:NL:RBDHA:2017:6614

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

ECLI:NL:RBSGR:2012:25290

ECLI:NL:RBDHA:2017:3957

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

ECLI:NL:RBDHA:2015:2826

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0950

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:RBNHO:2013:10520

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

ECLI:NL:RBMNE:2017:2134

ECLI:NL:GHDHA:2013:591

ECLI:NL:RBDHA:2015:10214

ECLI:NL:GHSHE:2017:146

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMNE:2017:386

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHAMS:2015:3435 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:RBAMS:2017:2967

ECLI:NL:RBDHA:2017:6795

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/ FA RK ; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2010/53 Rechtbank 's-gravenhage 17 december 2009, FA/RK ; FA RK ; LJN BL0773. ( Mr. De Lange-Tegelaar )

ECLI:NL:RBDHA:2013:8822

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366

ECLI:NL:RBDHA:2016:8079

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2016:2674

ECLI:NL:GHLEE:2003:AL3148 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rekestnummer

ECLI:NL:RBASS:2011:BP3458

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6197 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:GHSHE:2005:AS9756

ECLI:NL:RBHAA:2001:AD7176

ECLI:NL:RBDHA:2017:5150

ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0577

ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7496

ECLI:NL:GHDHA:2014:935

ECLI:NL:GHSHE:2014:4990

ECLI:NL:RBDHA:2013:13810

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/01/ / FA RK

JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, /FA RK ; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart )

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBDHA:2015:14419

ECLI:NL:RBOVE:2015:3739

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

ECLI:NL:RBOVE:2016:649

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

1.1. De man heeft op 17 januari 2013 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend en op 27 februari 2013 een brief met bijlagen.

ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616

ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

Zoekresultaat - inzien document

ECLI:NL:RBALK:2009:BH5268

ECLI:NL:RBDHA:2017:4043

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:OGEAA:2017:172

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

ECLI:NL:RBDOR:2012:BW9587

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594

ECLI:NL:RBHAA:2012:2572

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770

ECLI:NL:GHSHE:2006:AV4210

ECLI:NL:GHARN:2009:BK7549

ECLI:NL:RBOVE:2013:856

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6006

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808

ECLI:NL:GHSGR:2006:AV2657

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBDHA:2017:1797

ECLI:NL:RBDHA:2016:13772

ECLI:NL:GHAMS:2017:1855 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:CRVB:2016:3181

ECLI:NL:GHAMS:2013:3051 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

Transcriptie:

ECLI:NL:RBDHA:2016:1836 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29012016 Datum publicatie 01032016 Zaaknummer 490662 en 498112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen en familierecht Eerste aanleg meervoudig Ten aanzien van de in het ouderschapsplan te regelen onderwerpen doorgaans aangeduid met de term 'ouderlijke verantwoordelijkheid' komt de Nederlandse rechter ingevolge art. 8 Brussel IIbis in onderhavige zaak geen rechtsmacht toe. Niet kan worden verlangd dat een ouderschapsplan bij het echtscheidingsverzoek wordt overgelegd. Vindplaatsen Rechtspraak.nl FJR 2016/72.30 Uitspraak Rechtbank DEN HAAG Meervoudige Kamer Rekestnummer: FA RK 15/4606 en FA RK 15/8030 Zaaknummer: C/09/490662 en C/09/498112 Datum beschikking: 29 januari 2016 Scheiding Beschikking op het op 16 juni 2015 ingekomen verzoek van: [de man], de man, wonende te [woonplaats], advocaat: mr. J. Kalkman te sgravenhage. Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw], de vrouw, wonende te [woonplaats], NieuwZeeland, advocaat: mr. L.J.W. Govers te sgravenhage. Procedure De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder: het verzoekschrift; het verweerschrift; het F9formulier d.d. 26 juni 2015 met bijlagen van de zijde van de man. Op 5 januari 2016 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man, de advocaten van partijen en [naam], tolk. De vrouw heeft aan de zitting deelgenomen door middel van een door haar advocaat verzorgde geluidsverbinding via Skype. De man heeft verklaard hiertegen geen bezwaar te hebben. Verzoek en verweer Het verzoek zoals dat thans luidt strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot: vaststelling van de hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind van partijen bij de vrouw, totdat de minderjarige aangeeft liever bij de man te willen wonen; vaststelling dat de man het gezag over het minderjarige kind van partijen behoudt; vaststelling van een verdeling van de zorg en opvoedingstaken over het minderjarige kind van partijen; bepaling dat de man, nu hij de schulden van de huwelijksgemeenschap afbetaalt, een vordering op de vrouw heeft van 4.000,, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De vrouw voert verweer tegen het door de man verzochte, behalve voor zover het de echtscheiding betreft, welk verweer hierna voor zover nodig zal worden besproken. Feiten Partijen zijn gehuwd op [datum huwelijk] te [plaats huwelijk], China. Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind: [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], België. De minderjarige verblijft thans bij de vrouw in NieuwZeeland. De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft de ZuidAfrikaanse nationaliteit.

Beoordeling Echtscheiding Rechtsmacht Nu de gewone verblijfplaats van de man zich in Nederland bevindt, hij daar sedert ten minste zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek verblijft en onderdaan van Nederland is, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding. Toepasselijk recht De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen. Inhoudelijke beoordeling Zoals blijkt uit artikel 815 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het verzoekschrift een door beide echtgenoten ondertekend ouderschapsplan ten aanzien van de minderjarigen te bevatten. Ontbreekt het ouderschapsplan, dan kan de rechtbank besluiten de verzoeker niet in zijn verzoek te ontvangen. Gebleken is echter dat de minderjarige ten tijde van de indiening van het verzoekschrift zijn gewone verblijfplaats in NieuwZeeland had en dat hij zijn gewone verblijfplaats daar nog steeds heeft. Ten aanzien van de in het ouderschapsplan te regelen onderwerpen die doorgaans worden aangeduid met de term ouderlijke verantwoordelijkheid, komt de Nederlandse rechter ingevolge artikel 8 van de EGVerordening nr. 2201/2003 van 27 november 2003 (hierna: Brussel IIbis) derhalve geen rechtsmacht toe. Van de man kan daarom niet worden verlangd dat hij een ouderschapsplan overlegt. Dit brengt mee dat de man kan worden ontvangen in zijn verzoek tot echtscheiding. Aan de wettelijke formaliteiten is verder voldaan. De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat het daarop steunende niet weersproken verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is. Hoofdverblijfplaats, gezag en verdeling zorg en opvoedingstaken Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige buiten Nederland is, komt de Nederlandse rechter ingevolge artikel 8 Brussel IIbis geen rechtsmacht toe om te oordelen over de nevenverzoeken met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, het gezag en de verdeling van zorg en opvoedingstaken. Bij de bespreking ter zitting van de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, heeft de man nog verwezen naar artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Zonder nadere toelichting, die de man niet heeft gegeven, valt evenwel niet

in te zien hoe de Nederlandse rechter aan deze bepaling rechtsmacht kan ontlenen in deze zaak. De vordering van 4.000, Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het nevenverzoek tot bepaling dat de man een vordering op de vrouw heeft van 4.000,. Niet gebleken is dat de echtgenoten vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen. Krachtens artikel 4, eerste lid, van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130, wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het Chinese recht, nu de echtgenoten kennelijk hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijkssluiting hebben gevestigd in China en zich geen van de in artikel 4, tweede lid, van dat verdrag genoemde uitzonderingen voordoet. Ter onderbouwing van zijn verzoek voert de man, samengevat, het volgende aan. In 2013 heeft hij 9.930, geleend van Renault Credit Car (hierna: Renault) in België voor de aankoop van een auto. Op deze schuld heeft hij 4.000, afgelost toen de auto in 2013 is verkocht, zodat een schuld van 5.930, resteerde. Nu het gaat om een schuld die volgens het Chinese huwelijksvermogensrecht voor rekening van beide echtgenoten komt, dient de vrouw hem de helft derhalve 2.965, te betalen. Voorts heeft de man voor de aanschaf van een auto in NieuwZeeland een kredietovereenkomst gesloten met Turners Finance Limited (hierna: Turners). Ook deze auto is inmiddels verkocht. Partijen hebben bij Turners een openstaande schuld van NZD 3.359,25, welk bedrag overeenkomt met (ongeveer) 2.082,15. Partijen moeten deze schuld bij helfte delen, aldus de man, en daarom is de vrouw hem 1.041, verschuldigd. De vrouw bestrijdt de vordering op de navolgende, samengevatte, gronden. Op grond van het toepasselijke Chinese huwelijksvermogensrecht kunnen de schulden niet worden beschouwd als gemeenschappelijke schulden die omdat het geleende ten behoeve van het gezin is aangewend mede voor rekening van de vrouw komen. De schulden, die betrekking hebben op door de man gekochte auto s, zijn uitsluitend door de man aangegaan, achter de rug van de vrouw om. De vrouw heeft de kredietovereenkomsten niet ondertekend. Uitsluitend de man heeft van de auto s gebruik gemaakt voor woonwerkverkeer en derhalve zakelijke activiteiten van de man die niet het gemeenschappelijke leven betreffen. De aankoop van beide auto s was onnodig, nu partijen zowel in België als in NieuwZeeland al een auto hadden. Voor de schuld aan Turners blijkt uit een bericht van Turners dat de vrouw niet aansprakelijk is. Ten slotte is de vordering onvoldoende onderbouwd, aldus de vrouw. De rechtbank oordeelt als volgt. Tussen partijen staat vast dat de beide leningen door de man zijn aangegaan. De man heeft nagelaten, hoewel dat in het licht van de betwisting door de vrouw op zijn weg had gelegen de hoogte van het bedrag dat ter gelegenheid van de verkoop van de auto s op de schuld aan Renault is afgelost, nader te onderbouwen. Voorts heeft de man nagelaten duidelijk te maken met welke bedragen hij voorts nog al dan niet in overeenstemming met de overgelegde aflossingstabel bij de kredietovereenkomst met Renault op de schulden heeft afgelost. Daardoor kan niet worden vastgesteld wat de omvang van de schulden was op het tijdstip van indiening van het verzoekschrift, het tijdstip dat beide partijen aanhouden als peilmoment ter bepaling welke goederen

en schulden op grond van hun huwelijk gemeenschappelijk zijn dan wel voor gemeenschappelijke rekening komen. Anders dan de man kennelijk meent, is die omvang voor zijn vordering van belang. Mogelijk heeft de man immers vóór dat tijdstip op de schulden afgelost uit middelen die beide partijen gezamenlijk toekwamen waaronder de gedurende het huwelijk genoten lonen en bedrijfswinsten, zo volgt uit artikel 17 van de Chinese huwelijkswet, weergegeven in het rapport van het Internationaal Juridisch Instituut dat de vrouw heeft overgelegd, waarvan de juistheid door de man niet is bestreden. Voor zover aflossingen uit gezamenlijke middelen hebben plaatsgevonden, heeft de man van de vrouw niets meer te vorderen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de man zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd, zodat deze zal worden afgewezen. Uitvoerbaarheid bij voorraad De rechtbank zal de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren, nu zij geen beslissingen neemt die zich lenen voor uitvoering bij voorraad. Beslissing De rechtbank: spreekt uit de echtscheiding tussen: [de man] en [de vrouw], gehuwd op [datum huwelijk] in [plaats huwelijk], China; verklaart dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind van partijen, het verzoek tot vaststelling dat de man het gezag over het minderjarige kind van partijen behoudt en het verzoek tot vaststelling van een verdeling van de zorg en opvoedingstaken; wijst af het meer of anders verzochte; bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mrs. F.R. Salomons, A. Zonneveld en J.C. Sluymer, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. I. van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2016.