VOORTOETS RADARTOREN NOORDLAND- BUITEN (NEELTJE JANS)

Vergelijkbare documenten
Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura gebieden

10 Wettelijke toetsingskaders natuur

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Bekendmaking aanwijzingsbesluiten Natura 2000 in het Waddengebied

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur

Watervogels en kustbroedvogels tussen Breskens en Braakmanhaven

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Natura 2000 gebied Voordelta

1. Inleiding 1.1. Aanleiding

Projectnummer: B Opgesteld door: Gijs Kos. Ons kenmerk: :A PZDB-M Kopieën aan:

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Natura 2000 gebied 7 Noordzeekustzone

ico)j'rp.aëti~ ~ ::f:;; jp";:,g;';::;r:;'",----~-4-!

Projectnummer: :0.4

Projectnummer: C Opgesteld door: drs. A.J.J. Schoenmakers. Ons kenmerk: :0.4. Kopieën aan:

BEOORDELING EFFECTEN OPSCHALING EN UITBREIDING WIND- PARK SLUFTER

Natura 2000 gebied Markiezaat

Projectnummer: Ons kenmerk: :0.8 PZDB-M Kopieën aan: Provincie Zeeland Waterschap Scheldestromen

Natura 2000 gebied Grevelingen

Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Projectnummer: B Opgesteld door: Ons kenmerk: :0.2. Kenmerk PBZ: PZDB-M-1nS3. Kopieën aan:

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda

Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht. Opdrachtgever:

Referentienummer Datum Kenmerk ehv.N februari 2012 SKu/RvS

VOORTOETS DIJKWERKZAAMHEDEN HANSWEERT WESTERSCHELDE - DEELPRODUCT

^^^^^<^3^ der Wal 'htinsen bij Bolt. Nederlandse Vissersbond De heer D.J.T. Berends Postbus AB EMMELOORD. Geachte heer Berends,

Ontwikkeling van een intergetijdengebied in Hedwige- en Prosperpolder: nota impact stikstofdepositie werkverkeer op Natura gebieden

Recente trends in de vogelstand nabij de Eerste Bathpolder en mogelijke effecten van verlengde assimilatiebelichting

Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, Volendam

Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

PASSENDE BEOORDELING DIJKTRAJECT SLAAKDAM PRINS HENDRIKPOLDER, KRABBENKREEKDAM [25]


Projectnummer: Gijs Kos. Ons kenmerk: :0.3. Kenmerk F![ojectbureau Zeeweringen: PZDB-M-ll036. Kopieën aan:

Besluit. TenneT TSO BV. Postbus AS Arnhem

Bijlage(n) Rijkswaterstaat Zeeland Telefoon (0118)

De Marne. Bestemmingsplan Lauwersoog e.o. Bijlage 4. Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet

Nederlandse Aardoliemaatschappij bv T.a.v.: dhr. J.P. van de Water Postbus HH ASSEN. Leeuwarden, 23 december 2010 Verzonden,

Windpark Krammer Natuurtoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998

Watervogels Zeedijk St Pieterspolder

Documentnummer AMMD ( )

Notitie. Voortoets Spoorallee Zevenaar

~o\- S~ 23 Middelburg, 22 dec~~~ '::_ Jl.-.._j ONTVANGEN 2 2 DEC. 2011

Ecologische toetsing dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl

Ontwerp-wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta

Reimerswaal. Jachthaven Yerseke. Voortoets definitief. ir. H.G. van der Aa. mw. drs. L.M. de Ruijter

VOORTOETS NATUURBESCHERMINGSWET IN VERBAND MET DE AANLEG VAN EEN RESTSTOFFEN ENERGIECENTRALE TE HARLINGEN

Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/

Wnb; overwegingen vergunning; Bochtafsnijding vloedgeul vaarverbinding Holwerd Ameland; Waddenzee

bijlage Inhoud 4 INHOUDELIJKE BEOORDELING 4 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedseikwaliteit

Programma publieke avond 26 januari 2012

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Hoofdzaken. Beheerplan Natura 2000 Schiermonnikoog. Informatiebijeenkomst juni (handout)

Ruimte, Milieu en Water. .1 c I '.. f No. 1.0G ~ (j, ~'11,('-"J- r : C~L/\S.S. /':Jo. J ~,... ~._... _... _ _ Inleiding. 2.

UITBREIDING GASSTATION ZUIDWENDING NATUURASPECTEN NUON ZUIDWENDING GASUNIE ZUIDWENDING. 18 september 2009 B01053/CE9/075/300023/ws

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Voortoets Wet natuurbescherming

PASSENDE BEOORDELING DOKKERSHAVEN EN HET EDISONGEBIED

Projectnummer: B Opgesteld door: GijsKos. Ons kenmerk: :0.14. Kopieën aan: Peter Meininger

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Voordelta Een bijzondere zee

De rustende grote meeuwen zijn deze keer niet op de parkeerplaats te vinden. Het ziet er heel verlaten uit.

Voortoets Natuurbeschermingswet Planstudie Projectplan en Legger Terschelling. Documentcode: 14M3041.RAP001.AC

- r-- ~ OMG - PROJECTSE J CONTRAC ~ TECHNIEKDisc :InlwmI

omgevingsdienst HAAGLANDEN

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

Natura 2000 gebied 122 Westerschelde & Saeftinghe

Natura 2000 gebied 101 Duinen Goeree & Kwade Hoek

Besluit. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Datum Wnb; goedkeuring gewijzigde uitvoering project Zandwinning Prins Hendrik Zanddijk Texel

Gemeente Den Helder. Structuurvisie Den Helder bijlage V Passende beoordeling Structuurvisie Den Helder

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

JURIDISCHE RISICOANALYSE BELEIDSBESLUIT SCHELPDIERVISSERIJ MET HET OOG OP TOETSING AAN DE VOGEL- EN HABITATRICHTLIJN

Verslag project bontbekplevier Wilhelminadorp 2010 en tevens afsluiting monitoring gedurende 5 jaar.

Natuureffect plaatsing windturbines Bouwdokken, Neeltje Jans

Beoordeling ganzenbeheermaatregelen en externe werking: analyse van acht Natura gebieden in Noord-Holland

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

PASSENDE BEOORDELING IN HET KADER VAN DE NATUURBESCHERMINGSWET IN VERBAND MET DE AANLEG VAN EEN MULTI-FUEL ENERGIECENTRALE IN DE EEMSHAVEN.

Stappenplan vergunningaanvraag

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110)

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

Voortoets Spuimonding West

Het belang van Griend voor de Waddenzee A&W-rapport 2088

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Samenvatting aanvulling op Milieueffectrapport bij de Rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer

Natuurtoets Zonnepark Ceresweg Tholen Toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en Natuurnetwerk Nederland

De Branding en Strandhotel

Voordelta Een bijzondere zee

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

PROVINCIE FLEVOLAND. Wat. Gedeputeerde Staten van Flevoland afdeling Gebiedsprogramma's en Europa Mevrouw M.F.A. Haselager.

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

: Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Natura-2000 gebied IJsselmeer

Bij de brief van 10 januari 2006 hebben wij de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.

Natura 2000 gebied Oosterschelde

Overwegingen; Snelheidsverhoging traject Naarden- Bussum; Naardermeer 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER...

NADERE EFFECTENANALYSE WADDENZEE EN NOORDZEEKUSTZONE II DEELRAPPORT EXTERNE WERKING

be\ b2~l ~~;~:soi\o/ ~ 4 DEC. 200~ / Directie Ruimte, Milieu en Water WJ\TE1:_1.-;:CH/\P I ZEEU\fI/SE f::i(,,/\i\joen '

De wijziging betreft een verlenging van de periode dat werkzaamheden worden uitgevoerd.

Transcriptie:

VOORTOETS RADARTOREN NOORDLAND- BUITEN (NEELTJE JANS) RIJKSWATERSTAAT ZEELAND 18 december 2012 076806253:0.15 Definitief, vertrouwelijk B02043.000133.0200

Inhoud 1 Inleiding... 3 1.1 Aanleiding... 3 1.2 Leeswijzer... 3 2 Projectomschrijving... 5 2.1 Ligging projectgebied... 5 2.2 Huidige situatie... 6 2.3 Ontwerp radartoren... 6 2.4 Werkzaamheden... 7 2.5 Uitgangspunten... 8 3 Afbakening van effecten... 9 3.1 Inleiding... 9 3.2 Mogelijke effecten... 9 3.3 Tijdelijke effecten... 9 3.3.1 Betreding van leefgebieden (fysieke verstoring)... 9 3.3.2 Geluidsverstoring... 10 3.3.3 Visuele verstoring (beweging)... 10 3.3.4 Verlichtingsverstoring... 10 3.3.5 Verstoring door trilling... 10 3.3.6 Vermesting en verzuring (stikstofdepositie)... 11 3.4 Permanente effecten... 11 3.4.1 Geluidsverstoring... 11 3.4.2 Visuele verstoring (beweging)... 12 3.4.3 Verlichtingsverstoring... 12 3.5 Reikwijdte van effecten... 12 4 Beoordelingskader... 15 4.1 Inleiding... 15 4.2 Instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000 gebieden... 15 4.2.1 Voordelta... 15 4.2.2 Oosterschelde... 17 4.3 Beoordelingskader... 20 5 Aanwezigheid beschermde natuurwaarden in studiegebied... 23 5.1 Inleiding... 23 5.2 Voordelta... 23 5.2.1 Niet broedvogels... 23 5.2.2 Zeezoogdieren... 25 5.3 Oosterschelde... 26 5.3.1 Broedvogels... 26 5.3.2 Niet broedvogels... 26 6 Effect en beoordeling... 27 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 1

6.1 Inleiding... 27 6.2 Voordelta... 27 6.2.1 Niet broedvogels... 27 6.2.2 Zeezoogdieren... 28 6.3 Oosterschelde... 29 6.3.1 Broedvogels... 29 6.3.2 Niet broedvogels... 29 6.4 Cumulatie van effecten... 29 7 Conclusie... 31 8 Bronnen... 33 Bijlage 1 Wettelijk kader... 35 Colofon... 39 2 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

1 Inleiding 1.1 AANLEIDING Rijkswaterstaat voorziet de bouw van een radartoren op de strekdam van Noordland Buiten (ten westen van de Roompotsluis). De radartoren is voorzien binnen de Schelderadarketen als oplossing voor een lacune in de aanloopgebieden van de loodsposten Wandelaar (West) en Steenbank (Noord) (RBOI, 2011). De locatiekeuze is mede gebaseerd op een locatiestudie die is gemaakt voor de radartoren (Bosch Slabbers, 2011; Stabel, 2011). De radartoren is voorzien nabij twee Natura 2000 gebieden. Gezien de ligging is het aannemelijk dat Natura 2000 gebieden in de verstoringszone tijdens de bouw of exploitatie van de radartoren liggen. In dat geval zijn effecten op beschermde waarden niet ondenkbaar en is het verplicht een toetsing aan de vigerende wet en regelgeving te doen. In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is deze oriënterende toetsing uitgevoerd naar de effecten op Natura 2000 gebieden. Het doel van deze voortoets is niet alleen inzicht te verschaffen in de effecten van de ontwikkeling, maar ook duidelijkheid te geven voor het vervolgtraject. Voor het bestemmingsplan is al eerder een voortoets uitgevoerd (Koks & Braad, 2011). De uitkomsten en aanbevelingen hiervan zijn in deze tweede toetsing meegenomen. Deze toetsing gaat nader in op het project, waarin openstaande aspecten uit de vorige voortoets verder zijn uitgewerkt. Gezien de verwachte beperkte effecten is wederom gekozen voor een voortoets. In deze toets is de laatste versie van het projectplan onderzocht en wordt definitief geconcludeerd of wel of geen vergunning of nadere toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is vereist. 1.2 LEESWIJZER In de Voortoets vindt een trechtering plaats, waarbij aan de hand van effecten en beoordelingskader relevante zaken steeds verder toegespitst worden op die natuurwaarden en die gevolgen die relevant zijn. Soorten die niet binnen de invloedsfeer voorkomen en effecten die verwaarloosbaar zijn, worden in het rapport uitgesloten, zodat alleen relevante natuurwaarden overblijven, voor welke gevolgen van het initiatief zijn voorzien. Deze effecten worden vervolgens getoetst. Een schematische weergave van de trechtering zoals gedaan in deze Voortoets is weergegeven in afbeelding 1. In hoofdstuk 2 wordt een projectbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 3 volgt een afbakening van effecten, waarna in hoofdstuk 4 het beoordelingskader volgt. Hoofdstuk 5 beschrijft de aanwezigheid van beschermde natuurwaarden in het relevante studiegebied. Hoofdstuk 6 is een effectbeoordeling waarna de conclusies volgen in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 geeft de gebruikte bronnen. Het relevante wettelijke kader is samengevat in Bijlage 1. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 3

Afbeelding 1: Schematische weergave van de toetsing zoals deze in dit rapport plaatsvindt. De groene tekstvakken worden in het rapport behandeld en beschrijven de blauwe tekstvakken. 4 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

2 Projectomschrijving 2.1 LIGGING PROJECTGEBIED De bouw van de radartoren is voorzien aan de zuidkant van Neeltje Jans op de noordelijke strekdam van Noordland Buiten ten noordwesten van de Roompotsluis, zie Afbeelding 2. Het projectgebied bestaat echter niet alleen uit de locatie van de radartoren, maar ook uit het leidingentracé en de transportroute naar de toren. Afbeelding 2: Ligging projectgebied bestaande uit: 1) locatie van de radartoren (groene ster) en 2) ligging van transportroute (blauwe onderbroken lijn). Natura 2000 gebieden zijn ook op de kaart aangegeven (geel). Kaart afkomstig van ministerie van EZ. Bovenstaande afbeelding laat zien dat nabij het projectgebied twee Natura 2000 gebieden liggen. Het projectgebied grenst aan het Natura 2000 gebied Voordelta. Op een afstand van ongeveer 1,5 km ten westen ligt het Natura 2000 gebied Oosterschelde. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 5

2.2 HUIDIGE SITUATIE In de huidige situatie is de strekdam bekleed met stenige bekleding. Zowel op de noordelijke als de zuidelijke strekdam staan windmolens, zie Afbeelding 3. De vlakte gelegen tussen de strekdam en de N57 is een spaarzaam begroeide plateau met steenslag en kleine breuksteen. Opgaande vegetatie ontbreekt grotendeels op dit plateau. Het plateau is uitgezonderd van de randen niet toegankelijk voor recreanten (borden met broedgebied, verboden te betreden ). Hoewel toegankelijk, zijn auto s niet toegestaan op de (onderhouds)wegen. Het nabijgelegen strand is wel toegankelijk voor recreanten (fietsers en wandelaars) en vooral in trek bij windsurfers. Afbeelding 3: Toekomstige positie radartoren en windmolens rond de westzijde van de Roompotsluis (Bosch Slabbers, 2011). 2.3 ONTWERP RADARTOREN Afbeelding 4 geeft een beeld van de te realiseren radartoren. In het ontwerp is aangegeven dat de toren 113 meter hoog wordt en bestaat uit een cilindrische toren met de radar op de top van de toren. Geringe aanpassingen aan hoogte en ontwerp zijn nog mogelijk, maar onderstaande afbeelding geeft een beeld van de toren. Bijgebouwen zijn echter niet voorzien voor deze radartoren. In tegenstelling tot wat in het bestemmingsplan is opgenomen, is niet voorzien in de bouw van een tweede hulpradartoren (RBOI, 2011). 6 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

Afbeelding 4: Ontwerp van de radartoren (RBOI, 2011) en foto s van vergelijkbare radartorens (Bosch Slabbers, 2011). 2.4 WERKZAAMHEDEN Voor de bouw van de radartoren is voorzien in de volgende werkzaamheden (niet noodzakelijkerwijs in deze volgorde): Aanvoer van materiaal is mogelijk over zowel land als water. Een loswal is reeds aanwezig in de voorhaven van de Roompotsluis. Transport vindt plaats over bestaande wegen of de verharde strekdam. Aanleggen van een fundering. Hiervoor is het noodzakelijk om de steenbekleding van de strekdam te openen. Bouw van de radartoren. Aanleggen van leidingen. Het gaat hierbij niet om een nieuw tracé maar om reeds bestaand leidingentracé, zie voor het tracé ter hoogte van het plateau Afbeelding 5. De te vervangen kabels lopen vanaf het havenlicht op de kop van de strekdam naar het elektriciteitshuisje in de zuidoosthoek van het plateau. De kabels in de strekdam liggen in een betonnen kabelgoot. Vanaf circa de eerste windmolen liggen de kabels in het open veld aan de rand van het plateau. De goot wordt geopend of een goot wordt gegraven. De oude leidingen worden vervangen en de nieuwe leidingen worden in een buis gelegd, waarna de goot wordt gesloten of dichtgegooid. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 7

Afbeelding 5: Ligging van kabels in en rond het plateau van Noordland Buiten. Binnen het groene kader liggen de kabels die vervangen worden. 2.5 UITGANGSPUNTEN Bij de toetsing is uitgegaan van de volgende uitgangspunten, afwijking van deze punten vereist mogelijk een aanvullende toetsing: De werkzaamheden aan de primaire waterkering worden uitgevoerd buiten het stormseizoen (loopt van 1 oktober tot 1 april). Om effecten op broedende vogels te voorkomen, beginnen de voorbereidende werkzaamheden uiterlijk op 15 maart. De werkzaamheden duren circa drie maanden (ten tijde van het opstellen van deze toetsing is uitgegaan van de periode april juni 2014). Heien is niet toegestaan. Trillen en boren zijn wel toegestaan, maar er moet trillingsarm gewerkt worden om de fundering van de windmolens niet aan te tasten. De opdracht wordt met een zogenoemd D&C contract op de markt gezet. Dit betekent dat de aannemer bepaalt hoe hij het werk uitvoert (aan de hand van het hiervoor gegeven ontwerp en randvoorwaarden). Indien relevant geeft deze toetsing wel randvoorwaarden of maatregelen aan, om op die manier effecten op beschermde natuurwaarden te voorkomen. Gebruikte verlichting wordt naar de grond gericht, zodat er zo min mogelijk uitstraling is naar de omgeving. Permanente verlichting is alleen voorzien in de vorm van een lamp boven de deur van de radartoren. 8 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

3 Afbakening van effecten 3.1 INLEIDING In dit hoofdstuk zijn de mogelijke typen effecten in beginsel als gevolg van de radartoren geïdentificeerd. 3.2 MOGELIJKE EFFECTEN Als gevolg van de inrichting en gebruik van het projectgebied zijn tijdelijke en permanente effecten voorzien. Tabel 1 geeft de voorziene ontwikkelingen en gerelateerde verstoringen. In de volgende paragraaf vindt per verstoringsfactor een beschrijving van relevantie plaats. Tabel 1: Mogelijke effecten van de bouw en exploitatie van de radartoren. Kwalificerende waarden Activiteit Bouw en aanvoer materiaal (tijdelijk) Exploitatie (permanent) Effecten Habitattypen en planten 1. Betreding leefgebieden (fysieke verstoring) X X 2. Toename geluid X X X 3. Toename beweging X X X 4. Toename verlichting X X 5. Toename van trilling X X X 6. Toename emissies eutrofiërende stoffen X 7. Toename geluid X X X 8. Toename beweging X X X 9. Toename verlichting X X Vissen Zeezoogdieren Broedvogels Niet-broedvogels 3.3 TIJDELIJKE EFFECTEN Tijdelijke effecten hangen samen met bouwwerkzaamheden. 3.3.1 BETREDING VAN LEEFGEBIEDEN (FYSIEKE VERSTORING) De werkzaamheden zijn voorzien aan de rand van het plateau dat voor verschillende vogels in gebruik is als broedgebied. De werkzaamheden vinden plaats aan de rand van het plateau en beginnen buiten het broedseizoen. Dit betekent dat verstoring van vogels niet is voorzien: deze gaan buiten de verstoringszone zitten indien zij de werkzaamheden als verstorend ervaren. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 9

Wanneer materieel van het bestaande projectgebied afwijkt, dan is het mogelijk dat een betreding van leefgebieden van kwalificerende soorten plaatsvindt. De werkzaamheden beperken zich echter tot de randen van het plateau, die vrij toegankelijk zijn voor recreanten. Bovendien beginnen de werkzaamheden voor aanvang van het broedseizoen. Dit betekent dat betreding van potentiële leefgebieden van soorten, wat bijvoorbeeld leidt tot de vernietiging van nesten, is uitgesloten. Dit effect is in de beoordeling dan ook niet meegenomen. 3.3.2 GELUIDSVERSTORING De werkzaamheden leiden tot een tijdelijke verandering van geluidsverstoring voor de omgeving. De bouwwerkzaamheden en aanvoer van materiaal leiden tot geluidsverstoring over de volledige lengte van de strekdam, waarbij het zwaartepunt van de verstoring ligt aan het einde waar de radartoren gebouwd wordt. Vooral trillen (hoewel trillingsarm gewerkt wordt) is een activiteit die leidt tot veel geluid. Dit leidt mogelijk tot effecten op soorten die in de omgeving voorkomen. Dit effect is in de volgende beoordeling wel meegenomen. 3.3.3 VISUELE VERSTORING (BEWEGING) In de huidige situatie vinden (beperkt) bewegingen plaats in het projectgebied en de aanliggende wegen. Bouwwerkzaamheden leiden tot een tijdelijke verandering van de verkeersstromen, maar de bewegingen blijven plaatsvinden op de bestaande wegen en op de strekdam. Het aantal bewegingen in het projectgebied en ter plaatse van de aanvoerroutes neemt wel tijdelijk toe. Gezien de afstand tot Natura 2000 gebied is het mogelijk dat soorten verstoord raken. Het effect van de tijdelijke verandering van beweging is in de beoordeling wel meegenomen. 3.3.4 VERLICHTINGSVERSTORING Tijdens de bouw is voorzien in verlichting van het projectgebied. Deze verlichting heeft uitstraling naar de omgeving. Neeltje Jans is geen bijzonder verlichte omgeving, zo is er geen verlichting van de snelweg en is de sluis ook beperkt verlicht. Op de strekdammen zijn geen lichtmasten aanwezig, verspreid staan enkele lantaarnpalen langs de taluds van de haven. Gezien de beperkte verlichting in de omgeving is een effect niet zonder meer uitgesloten. Dit effect is in de beoordeling wel meegenomen. 3.3.5 VERSTORING DOOR TRILLING Het is noodzakelijk om een stevige fundering voor de radartoren aan te leggen. Heien is niet voorzien, mogelijk wordt wel getrild. De effecten hiervan zijn echter zeer beperkt, omdat de zekerheid gegeven moet worden dat door de werkzaamheden aan de fundering het functioneren van aanwezige windmolens niet wordt aangetast. Daarnaast zorgt de ondergrond ook voor demping van trilling naar het water (Koks & Braad, 2011). Een toename van trilling in het water is in het meest extreme geval zeer beperkt gezien de randvoorwaarden. Een effect van trilling is uitgesloten en daarom in de beoordeling niet meegenomen. 10 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

3.3.6 VERMESTING EN VERZURING (STIKSTOFDEPOSITIE) Het gebruik van materieel tijdens de werkzaamheden leidt tot een veranderende depositie van stikstof. Depositie van stikstof heeft effecten op stikstofgevoelige planten en habitattypen, in het bijzonder in een overbelaste situatie (zie het volgende tekstkader Effecten van stikstofdepositie). In het verleden heeft ARCADIS proefberekeningen uitgevoerd naar de uitstoot van stikstof door verkeer tijdens werkzaamheden. Uit deze berekeningen kwam naar voren dat het verkeer leidt tot een geringe toename in de omgeving tot slechts 1 km afstand 1. De emissie vindt laag bij de grond plaats, waardoor verspreiding zeer beperkt is. De tijdelijke toename van verkeer is in vergelijking met het hoofdwegennet niet onderscheidend. Dit is slechts een indicatie gebaseerd op expert judgement, maar het geeft wel aan dat voor bronnen laag bij de grond de toename van stikstofdepositie nihil is. De toename als gevolg van werkverkeer is tijdelijk en niet structureel. Waarschijnlijk is voor de werkzaamheden zoals voorzien minder materieel nodig dan in de hiervoor geschetste situatie. De tijdelijke toename van stikstofdepositie ligt daarom onder de 0,04 mol N/(ha jr). Een dergelijke hoeveelheid is niet te onderscheiden van de emissie door verkeer van de wegen nabij. Gezien de tijdelijke aard en de geringe hoeveelheid is de extra depositie als gevolg van de bouw in de beoordeling niet meegenomen. Effecten van stikstofdepositie Stikstof is een essentiële voedingsstof voor planten. In natuurgebieden wordt de plantengroei normaal gesproken beperkt door stikstof. Hierdoor zijn voor soorten van schrale condities (die zeldzamer zijn dan voedselrijke condities) groeiplaatsen aanwezig in natuurgebieden. Stikstof neemt in deze gebieden echter toe als gevolg van stikstofdepositie, dit leidt tot vermesting. Dit heeft tot gevolg dat snelgroeiende stikstofminnende planten de concurrentiestrijd winnen van de zeldzame (gewenste) plantensoorten van schrale omstandigheden. De verandering in concurrentie ligt voor verzuring anders. Daar waar bij vermesting sommige soorten sneller van stikstof kunnen profiteren, gaat het bij verzuring om tolerantie voor verzuring. Sommige planten kunnen verzuring beter verdragen dan andere soorten. Onder verzuring wordt ook het verlies aan buffercapaciteit voor zuur gerekend. Dit is de capaciteit van de bodem of basenrijk grondwater om de toevoer van verzurende stoffen te neutraliseren. Zolang de bodem nog voldoende buffercapaciteit bezit, ondervinden planten geen hinder van verzuring (Planbureau voor de Leefomgeving, 2008). Het veranderen van de vegetaties heeft mogelijk effect op voorkomende soorten, die afhankelijk zijn van de vegetatiesamenstelling. Dergelijke veranderingen leiden tot een kwaliteitsverlies of zelfs het verdwijnen van aanwezige habitattypen. 3.4 PERMANENTE EFFECTEN Permanente effecten zijn het gevolg van de exploitatie van de radartoren. 3.4.1 GELUIDSVERSTORING De radartoren is geen geluidsproducerend object. De exploitatie van de radartoren gaat gepaard met geluid van het draaien van de radar. Dit leidt echter niet tot een daadwerkelijke toename van geluid in de omgeving. De toren is voorzien in een rustige omgeving en beoordeeld is dat dit verder geen effecten heeft (Stabel, 2011). Effecten als gevolg van een permanente geluidstoename zijn uitgesloten en in de beoordeling niet meegenomen. 1 Uit een proefberekening voor werkzaamheden in het natuurgebied Rammegors door een milieudeskundige van ARCADIS kwam naar voren dat 500 vrachtwagens per etmaal, rijdend met een snelheid van 80 km/uur in open gebied een toename van circa 0,04 mol N/(ha jr) tot gevolg hebben binnen 1 km afstand. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 11

3.4.2 VISUELE VERSTORING (BEWEGING) Op een hoogte van ongeveer 113 meter draait de radar. Dit is echter op aanzienlijke hoogte en heeft een beperkte invloed (zeker vergeleken met de windmolens op de strekdam). Effecten zijn uitgesloten en in de boordeling dan ook niet meegenomen. 3.4.3 VERLICHTINGSVERSTORING In de permanente situatie is voorzien in slechts een lamp boven de deur van de radartoren. De toren wordt verder niet verlicht. De uitstraling van een dergelijke lamp is verwaarloosbaar. Op de kop van de strekdam is reeds een havenlicht aanwezig, de uitstraling zal niet meer zijn dan dit licht. Effecten zijn uitgesloten en dit effect is in de beoordeling dan ook niet meegenomen. 3.5 REIKWIJDTE VAN EFFECTEN De begrenzing van het studiegebied wordt bepaald door de reikwijdte van effecten. De begrenzing van het studiegebied wordt bepaald door de reikwijdte van effecten. De volgende tabel geeft een overzicht van de voorziene effecten en de soortgroepen waar effecten op te verwachten zijn. Tabel 2: Overzicht van mogelijke effecten en kwalificerende soorten waar deze mogelijk effect op hebben. Kwalificerende waarden Activiteit Bouw en aanvoer materiaal (tijdelijk) Effecten Zeezoogdieren Broedvogels Niet-broedvogels 2. Toename geluid X X X 3. Toename beweging X X X 4. Toename verlichting X X De reikwijdte verschilt per type effect. In onderstaande tekst is de reikwijdte per effect beschreven. Aanwezige soorten raken mogelijk verstoord door de aanwezigheid en gebruik materiaal, materieel en personeel. Dit geldt alleen voor de werkzaamheden. Voor de nadere beoordeling is gekozen om de tijdelijke effecten als gevolg van geluid en visuele prikkels samen te nemen. Het gebied is open en in dit geval gaan de visuele prikkels gepaard met geluid. De relevante effecten zijn relevant voor zeezoogdieren en vogelsoorten. Soorten onder water (vissen) en aanwezige vegetaties (habitattypen) ondervinden geen hinder van geluid. Geluid heeft een verstorende invloed op vogels. Het broedsucces van vogels vermindert als gevolg van geluidsverstoring en rustende of foeragerende vogels vliegen op. Voor verstoring is een afstand aan te houden van 200 meter (naar aanleiding van onderzoek naar invloed van recreatie op vogels, zie Krijgsveld et al., 2004; 2008). Bij het gebruik van trilapparatuur is de verstoringszone overigens groter dan 200 meter. Hiermee wordt in de beoordeling rekening gehouden. Het ministerie van EZ (voorheen LNV)hanteert verstoringsafstanden voor zeehonden in de Waddenzee van 1500 m (Ministerie van LNV, 2009a). Voor dit project is alleen voorzien in een toename van geluid boven water. Trillingen onder water zijn niet voorzien. Overigens geldt voor zeehonden dat bij het optreden van geluids en visuele verstoring, de visuele verstoring bepalend is. 12 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

De invloed van verlichting is afhankelijk van de uitstraling. Wanneer de verlichting wordt gericht en alleen aanwezig is tijdens de werkzaamheden, zijn het geluid en de visuele prikkels meer bepalend dan de verlichting zelf. Wij gaan uit dat de verstoring van de naar beneden gerichte verlichting valt binnen de verstoringsafstanden die hierboven zijn aangehouden. Bovenstaande verstoringsafstanden gelden alleen aan de westkant van de N57. Over de N57 rijdt dusdanig veel verkeer, dat verstoring van werkzaamheden en transport van materiaal aan de oostkant wegvalt door de verstoring van de weg. Dit betekent dat niet is voorzien in directe verstoring van het Natura 2000 gebied Oosterschelde. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 13

14 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

4 Beoordelingskader 4.1 INLEIDING Afbeelding 2 in 2.1 laat zien dat het projectgebied nabij twee Natura 2000 gebieden is gelegen; de Voordelta en de Oosterschelde. Natura 2000 gebieden zijn beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, zie voor het wettelijk kader Bijlage 1. Uit de vorige paragraaf blijkt uit de reikwijdte van effecten dat de Oosterschelde grotendeels buiten de verstoringszone valt. Wij hebben hieronder echter wel de instandhoudingsdoelstellingen beschreven: mogelijk dat soorten die nabij de werkzaamheden (buiten de begrenzing van Natura 2000 Oosterschelde) voorkomen, wél deel uitmaken van de populatie binnen de Oosterschelde. Sommige populaties maken ook gebruik van gebieden buiten de begrenzing van het Natura 2000 gebied en het is belangrijk om hier wel rekening mee te houden. 4.2 INSTANDHOUDINGSDOELSTELLINGEN NATURA 2000-GEBIEDEN 4.2.1 VOORDELTA Habitatrichtlijn De Voordelta is aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn. Tabel 3 en Tabel 4 geven een overzicht van de instandhoudingsdoelstellingen van de kwalificerende habitattypen en Habitatrichtlijnsoorten uit het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000 gebied Voordelta. Tabel 3: Kwalificerende habitattypen van Natura 2000 gebied Voordelta (Bron: Ministerie van LNV, 2008) Code Habitattype Instandhoudingsdoelstelling H1110 H1140 H1310 H1320 H1330 Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten Eenjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia spp. en andere zoutminnende planten Schorren met slijkgrasvegetatie (Spartinion maritimae) Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae) Behoud oppervlakte en kwaliteit permanent overstroomde zandbanken, getijdengebied (subtype A) en Noordzeekustzone (subtype B) Behoud oppervlakte en kwaliteit slik- en zandplaten getijdengebied (subtype A) en Noordzee-kustzone (subtype B) Behoud oppervlakte en kwaliteit zilte pionierbegroeiingen, zeekraal (subtype A) en zeevetmuur (subtype B) Behoud oppervlakte en kwaliteit Behoud oppervlakte en kwaliteit schorren en zilte graslanden, buitendijks (subtype A) H2110 Embryonale wandelende duinen Behoud oppervlakte en kwaliteit 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 15

Tabel 4: Kwalificerende Habitatrichtlijnsoorten van Natura 2000 gebied Voordelta (Bron: Ministerie van LNV, 2008).*: Prioritaire soort Code Soort Instandhoudingsdoelstelling H1095 Zeeprik Behoud omvang en behoud kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie. H1099 Rivierprik Behoud omvang en behoud kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie. H1102 Elft Behoud omvang en behoud kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie. H1103 Fint Behoud omvang en behoud kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie. H1364 Grijze zeehond Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. H1365 Gewone zeehond Behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie ten behoeve van een regionale populatie van tenminste 200 exemplaren in het Deltagebied. Vogelrichtlijn De Voordelta is aangewezen als speciale beschermingszone vanwege de Vogelrichtlijn. Dit besluit is ook opgenomen in de definitieve aanwijzing van het gebied. Tabel 5 geeft een overzicht van de kwalificerende niet broedvogels en broedvogels uit het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000 gebied Oosterschelde. Tabel 5: Kwalificerende niet broedvogels en broedvogels van Natura 2000 gebied de Voordelta (Bron: Ministerie van LNV, 2008). Code Vogelrichtlijnsoorten Instandhoudingsdoelstellingen per niet-broedvogel: Behoud omvang en kwaliteit leefgebied, met per soort de minimale grootte van de populatie (seizoensgemiddelde in de Voordelta tenzij anders vermeld) A001 Roodkeelduiker Behoud omvang en kwaliteit leefgebied. A005 Fuut 280 A007 Kuifduiker 6 A017 Aalscholver 480 A034 Lepelaar 10 A043 Grauwe gans 70 A048 Bergeend 360 A050 Smient 380 A051 Krakeend 90 A052 Wintertaling 210 A054 Pijlstaart 250 A056 Slobeend 90 A062 Topper 80 A063 Eider 2500 (midwinter aantal) A065 Zwarte zee-eend 9700 (midwinter aantal) A067 Brilduiker 330 A069 Middelste zaagbek 120 A130 Scholekster 2500 A132 Kluut 150 A137 Bontbekplevier 70 A141 Zilverplevier 210 A144 Drieteenstrandloper 350 A149 Bonte strandloper 620 A157 Rosse grutto 190 A160 Wulp 980 A162 Tureluur 460 16 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

Code Vogelrichtlijnsoorten Instandhoudingsdoelstellingen per niet-broedvogel: Behoud omvang en kwaliteit leefgebied, met per soort de minimale grootte van de populatie (seizoensgemiddelde in de Voordelta tenzij anders vermeld) A169 Steenloper 70 A177 Dwergmeeuw Behoud omvang en kwaliteit leefgebied. A191 Grote stern Behoud omvang en kwaliteit leefgebied en behoud populatie. A193 Visdief Behoud omvang en kwaliteit leefgebied en behoud populatie. 4.2.2 OOSTERSCHELDE Habitatrichtlijn De Oosterschelde is aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn. Tabel 6 en Tabel 7 geven een overzicht van de instandhoudingsdoelstellingen van de kwalificerende habitattypen en Habitatrichtlijnsoorten uit het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000 gebied Oosterschelde. Tabel 6: Kwalificerende habitattypen van Natura 2000 gebied Oosterschelde. (Bron: Ministerie van LNV, 2009). Code Habitattype Instandhoudingsdoelstelling H1160 Grote ondiepe kreken en baaien Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit H1310 H1320 H1330 H7140 Eenjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Zeekraal (Salicornia) en andere zoutminnende soorten Schorren met slijkgrasvegetatie (Spartinion maritimae) Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae) (kweldergrasvegetatie) Overgangs- en trilveen Uitbreiding oppervlakte en behoud kwaliteit zilte pionierbegroeiingen, zeekraal (subtype A) Behoud oppervlakte en kwaliteit Behoud oppervlakte en kwaliteit schorren en zilte graslanden, buitendijks (subtype A) en uitbreiding oppervlakte en behoud kwaliteit schorren en zilte graslanden, binnendijks (subtype B) Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit overgangsen trilvenen, veenmosrietlanden (subtype B) Tabel 7: Kwalificerende Habitatrichtlijnsoorten van Natura 2000 gebied Oosterschelde. (Bron: Ministerie van LNV, 2009).* Prioritaire soort Code Soort Instandhoudingsdoelstelling H1340 *Noordse woelmuis Uitbreiding omvang en behoud kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie H1365 Gewone zeehond Behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie ten behoeve van een regionale populatie van tenminste 200 exemplaren in het Deltagebied Vogelrichtlijn De Oosterschelde is in 1989 aangewezen als speciale beschermingszone vanwege de Vogelrichtlijn. Dit besluit is gewijzigd met het ingaan van het aanwijzingsbesluit Oosterschelde. Tabel 8 geeft een overzicht van de kwalificerende niet broedvogels en broedvogels uit het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000 gebied Oosterschelde. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 17

Tabel 8: Kwalificerende niet broedvogels en broedvogels van Natura 2000 gebied de Oosterschelde (Bron: Ministerie van LNV, 2009). Code Vogelrichtlijnsoorten Instandhoudingsdoelstellingen per broedvogel: Behoud omvang en kwaliteit leefgebied, met per soort de minimale grootte van de populatie (broedparen in Oosterschelde tenzij anders vermeld) A004 Dodaars 80 A005 Fuut 370 A007 Kuifduiker 8 A017 Aalscholver 360 A026 Kleine zilverreiger 20 A034 Lepelaar 30 Instandhoudingsdoelstellingen per niet-broedvogel: Behoud omvang en kwaliteit leefgebied, met per soort de minimale grootte van de populatie (seizoensgemiddelde in Oosterschelde tenzij anders vermeld) A037 Kleine zwaan Geen grootte voor populatie gegeven. A043 Grauwe gans 2300 A045 Brandgans 3100 A046 Rotgans 6300 A048 Bergeend 2900 A050 Smient 12000 A051 Krakeend 130 A052 Wintertaling 1000 A053 Wilde eend 5500 A054 Pijlstaart 730 A056 Slobeend 940 A067 Brilduiker 680 A069 Middelste zaagbek 350 A081 Bruine kiekendief 19 A103 Slechtvalk 10 (seizoensmaximum) A125 Meerkoet 1100 A130 Scholekster 24000 A132 Kluut 2000 (Deltagebied) 510 A137 Bontbekplevier 100 (Deltagebied) 280 A138 Strandplevier 220 (Deltagebied) 50 A140 Goudplevier 2000 A141 Zilverplevier 4400 A142 Kievit 4500 A143 Kanoet 7700 A144 Drieteenstrandloper 260 A145 Bonte strandloper 14100 A157 Rosse grutto 4200 A160 Wulp 6400 A161 Zwarte ruiter 310 A162 Tureluur 1600 A164 Groenpootruiter 150 A169 Steenloper 580 A191 Grote stern 6200 (Deltagebied) 18 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

Code Vogelrichtlijnsoorten Instandhoudingsdoelstellingen per broedvogel: Behoud omvang en kwaliteit leefgebied, met per soort de minimale grootte van de populatie (broedparen in Oosterschelde tenzij anders vermeld) Instandhoudingsdoelstellingen per niet-broedvogel: Behoud omvang en kwaliteit leefgebied, met per soort de minimale grootte van de populatie (seizoensgemiddelde in Oosterschelde tenzij anders vermeld) A193 Visdief 6500 (Deltagebied) A194 Noordse stern 20 A195 Dwergstern 300 (Deltagebied) Aanwijzing in het kader van de Natuurbeschermingswet 1967 Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij heeft in 1990 de Oosterschelde aangewezen als natuurmonument in het kader van de Natuurbeschermingswet 1967 (later Natuurbeschermingswet 1998). Voor zowel de Oosterschelde binnendijks als de Oosterschelde buitendijks bestaat een aanwijzingsbesluit. Deze voormalige aanwijzingsbesluiten bevatten een lange opsomming van natuurwaarden (zowel soorten als habitattypen) die niet worden genoemd in het aanmeldingsbesluit van de Oosterschelde als Natura 2000 gebied noch beschermd zijn in het kader van de Flora en faunawet. Soorten op de lijst variëren van zeer algemene soorten tot gemeenschappen en soorten die karakteristiek en vermoedelijk dus wel kwalificerend zijn voor de Oosterschelde (bijvoorbeeld soortenrijke wiervegetaties van hard substraat en de gewone zeekat). Een overzicht van deze soorten uit het aanwijzingsbesluit is in Tabel 9 opgenomen. Tabel 9: Habitats en soorten in het kader van de Natuurbeschermingswet 1968 (Nb wetbesluit uit 1990). De schuin gedrukte soorten zijn aangemerkt in het laatste aanwijzingsbesluit (Ministerie van LNV, 2009). Habitats Fauna Flora Getijdengebied: slikken, schorren en platen Soortenrijke wiervegetaties op hard substraat Zoutvegetaties, al dan niet in pioniersstadium Schelpenruggen Wetland (binnendijks) Overige doelen: Weids karakter en ongereptheid (natuurschoon) Rust (voor fauna) Binnendijks broedvogels Noordse stern Binnendijks niet-broedvogels Kievit Kluut Grutto Bruine kiekendief Binnen en buitendijks broedvogel Tureluur Bontbekplevier Strandplevier Kluut Visdief Klein zeegras Darmwiervegetatie Zeeweegbree Schorrenzoutgras Gewone zoutmelde Zeealsem Engels gras Klein slijkgras Zilte waterranonkel Galigaan Geelhartje Strandbiet Zeewinde Blauwe zeedistel Lamsoor Overig Zeedonderpad Grote zeenaald Zwarte grondel Botervis Snotolf Harnasmannetje Schol Bot Schar Tong Haring 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 19

Habitats Fauna Flora Sprot Zeekreeft Zeekat Vooral ten aanzien van vogels is overlap in juridische kaders aanwezig. Beoordeling van de effecten op vogelsoorten vindt plaats in overeenstemming met de Vogelrichtlijnbeoordeling en betreffen voornamelijk habitatverlies en onopzettelijk verwonden, doden, verstoren van vogels en/of vernietigen van vaste verblijfplaatsen. In de effectbeoordeling maken we geen onderscheid in kwalificerende soorten vanwege de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn of de Natuurbeschermingswet 1998. Een soort die in meerdere categorieën valt, is eenmaal beschreven. Hiertoe is besloten omdat het Ministerie van EZ het voornemen heeft om soorten die wél in Natuurbeschermingswetbesluiten maar niet in de aanwijzingsbesluiten Vogel en Habitatrichtlijn staan, bij overlapping van gebieden over te hevelen als kwalificerende soorten naar de aanwijzingsbesluiten van het Natura 2000 gebied. 4.3 BEOORDELINGSKADER Aan de hand beoordelingscriteria die wij hieronder beschreven hebben, stellen we voor het project vast of de optredende invloeden mogelijk significant zijn. De definities van aantasting en significantie van effecten (zie onderstaande tekstkaders) vormen het uitgangspunt voor het beoordelingskader. Aantasting / effect Elke beïnvloeding van een bepaald leefmilieu of een bepaalde diersoort, die in het licht van de beoogde beschermingsdoelstellingen van het SGR of VR/HR als negatief moet worden gekwalificeerd (naar uitspraak Rechtbank Leeuwarden in Idema et al. 2000). Significant effect / aantasting van wezenlijke kenmerken De volgende tekst is afkomstig uit Steunpunt Natura 2000, 2007: Een significant negatief effect is een wezenlijke verslechtering van de kwaliteit en/of vermindering van de omvang van een habitattype zoals bedoeld in het instandhoudingsdoel ten gevolge van menselijk handelen, afhankelijk van de staat van instandhouding en de trends en natuurlijke fluctuaties in omvang/kwaliteit van habitattypen dan wel in populatieomvang van soorten. - Bij de behoudsdoelstellingen betekent de definitie dat er geen wezenlijke vermindering van kwaliteit, oppervlakte, populatie of leefgebied mag plaatsvinden, al dan niet na toepassing van mitigerende maatregelen. Echter, niet elke vermindering is significant: Wat in het ene gebied als significant aangeduid wordt, betekent niet per definitie ook in een ander gebied significant: het verlies van 100 m2 habitat kan significant zijn in het geval van een kleine standplaats van zeldzame orchideeën, maar onbeduidend in het geval van een uitgestrekt steppegebied (citaat Handleiding Beheer van Natura 2000-gebieden van de Europese Commissie). Tevens staat in sommige aanwijzingsbesluiten een ten gunste van -omschrijving: enige afname ten gunste van een verbetering van een bepaalde soort of habitat kan geaccepteerd worden. Bij de hersteldoelstellingen betekent de definitie dat de realisatie op termijn van de verbeterings- of uitbreidingsdoelstelling niet in gevaar mag komen. - Bij toepassing van het begrip dient rekening gehouden te worden met trends en natuurlijke fluctuaties. De indicatoren voor verstoring en verslechtering worden genoemd in de Leidraad van de Europese Commissie (2000): Verslechtering van de kwaliteit van een habitat treedt op wanneer in een bepaald gebied de door dit habitat ingenomen oppervlakte afneemt of wanneer het met de specifieke structuur en functies die voor de instandhouding van het habitat op langere termijn noodzakelijk zijn, dan wel met de staat van instandhouding van de met dit habitat geassocieerde typische soorten, in dalende lijn gaat in vergelijking met de begintoestand. 20 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

Verstoring van een soort in een gebied treedt op wanneer uit populatiedynamische gegevens betreffende de soort in dat gebied blijkt dat de soort het gevaar loopt, in vergelijking met de begintoestand, niet langer een levensvatbare component van het natuurlijke habitat te zullen blijven. Zie ook Steunpunt Natura 2000, 2010. Aan het begrip significant moet een objectieve inhoud worden gegeven. Tegelijk moet de significantie van effecten worden vastgesteld in het licht van de specifieke bijzonderheden en milieukenmerken van het beschermde gebied, waarbij vooral rekening moet worden gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied (EG, 2000. Beheer van Natura 2000 gebieden. De bepalingen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn). Effecten zijn significant als deze: 1. effecten op een habitattype en/of soort plaatsvinden die in het gebied aanwezig is, maar (nog) niet aan de instandhoudingsdoelstelling voldoet; 2. effecten op habitattypen en/of soorten plaatsvinden die in het gebied aanwezig zijn en die door de verwachte effecten onder de instandhoudingsdoelstelling komt. Omdat per soortgroep en per locatie specifieke omstandigheden gelden, is in deze toets geen eenduidig beoordelingskader gehanteerd. Per soortgroep beoordelen we aan de hand kwantitatieve en kwalitatieve beoordelingscriteria de mogelijke significantie van effecten. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 21

22 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

5 Aanwezigheid beschermde natuurwaarden in studiegebied 5.1 INLEIDING In dit hoofdstuk beschrijven we de aanwezigheid van de relevante natuurwaarden voor de betrokken Natura 2000 gebieden. Op basis van de verwachte effecten, reikwijdte en de instandhoudingsdoelstellingen zijn de volgende soorten relevant voor de effectbeoordeling: Voor de Voordelta: aanwezigheid van de niet broedvogels en zeezoogdieren in de omgeving. Voor de Oosterschelde: aanwezige broed en niet broedvogels in het studiegebied. 5.2 VOORDELTA 5.2.1 NIET-BROEDVOGELS Tabel 10 geeft een overzicht van het aantal vogels dat voor de kust van Neeltje Jans en de Oosterscheldekering voorkomt. Hierbij gaat het niet alleen om vogels in het studiegebied, maar ook in de omgeving. Aanwezige vogels behoren niet toe aan een bepaald Natura 2000 gebied, maar men spreekt van een deltapopulatie. Vogels kunnen zich kwalificeren voor zowel de Voordelta als de Oosterschelde. Redenerend vanuit de instandhoudingsdoelen is voor beide gebieden aangegeven welke soorten relevant zijn. VD420 OS131 OS132 Afbeelding 6: Ligging van telgebied VD420. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 23

Tabel 10: Gemiddelde aantallen kwalificerende soorten die voorkwamen in de periode 2006 2011 aan de Noordzeezijde van Neeltje Jans in het gehele telgebied (telgebied VD420, zie Afbeelding 6). In de tabel is ook weergegeven voor welk Natura 2000 gebied de vogels kwalificeren. Deze watervogeltellingen zijn afkomstig van Rijkswaterstaat Waterdienst 2. De tellingen zijn volledig, met uitzondering van januari 2007: dit betrof een telling met zware storm waardoor deze onvolledig is voor fuut, middelste zaagbek, brilduiker, zilverplevier, kanoet, drieteenstrandloper, bonte strandloper en rosse grutto. Daarnaast worden tellingen van meeuwen alleen in januari uitgevoerd. Soort Oosterschelde Voordelta jan feb maa apr mei jun jul aug sep okt nov dec Aalscholver x x 13 9 17 11 23 19 12 13 19 14 19 10 Bergeend x x 0 2 0 7 4 3 0 5 0 4 0 1 Bontbekplevier x x 0 3 11 5 10 7 10 6 32 16 2 4 Bonte Strandloper x x 0 0 6 0 0 0 1 0 2 0 0 2 Brilduiker x x 16 11 4 0 0 0 0 0 0 0 1 3 Dodaars x 5 4 4 1 0 0 0 0 0 2 1 3 Drieteenstrandloper x 4 18 4 3 0 1 0 1 6 2 2 13 Dwergmeeuw x 16 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Eidereend x 2 9 5 4 2 2 4 13 4 4 1 2 Fuut x x 7 5 4 2 5 1 2 2 2 3 5 7 Kanoetstrandloper x 0 0 0 0 3 0 0 0 1 0 0 3 Kievit x 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Krakeend x x 2 0 0 0 1 0 0 0 0 1 0 1 Kuifaalscholver 4 1 2 1 1 1 1 0 1 2 1 2 Kuifduiker x x 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Middelste Zaagbek x x 37 50 52 19 1 0 0 0 0 1 9 14 Rotgans x 26 32 62 41 34 0 0 0 0 6 59 29 Scholekster x x 53 89 104 79 58 45 40 75 109 114 70 77 Smient x x 3 0 0 0 0 0 0 0 0 2 0 4 Steenloper x x 21 19 28 21 14 3 3 19 24 23 16 18 Strandplevier x 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 Toppereend x 5 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Tureluur x x 0 1 0 0 0 0 0 0 2 0 0 1 Wilde Eend x 15 4 8 7 2 4 3 4 4 5 1 10 Wintertaling x x 0 1 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 Wulp x x 6 5 3 4 0 1 1 0 1 5 4 13 Zilverplevier x x 1 2 0 0 3 1 0 0 0 3 0 1 Zwarte Zee-eend x 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 Deze vogelgegevens zijn afkomstig uit het Biologisch Monitoring Programma Zoute Rijkswateren van de Waterdienst (voorheen Rijksinstituut voor Kust en Zee), hetgeen onderdeel uitmaakt van het Monitoringsprogramma Waterstaatkundige Toestand van het Land (MWTL) van Rijkswaterstaat. De Waterdienst neemt geen verantwoordelijkheid voor de in deze rapportage vermelde conclusies op basis van het door haar aangeleverde materiaal. 24 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

5.2.2 ZEEZOOGDIEREN Afbeelding 7 en Afbeelding 8 geven de verspreiding van respectievelijk de gewone zeehond en de grijze zeehond. Beide soorten worden regelmatig waargenomen in de wateren rond de Roompotsluis, maar de zwaartepunten liggen niet nabij het projectgebied (zie ook website Geoloket Provincie Zeeland Natura 2000). De wateren binnen de verstoringszone van de werkzaamheden hebben voor beide soorten geen specifieke functie, zoals de zandplaten als de Roggenplaat dit wel hebben voor zeehonden. De wateren rond het projectgebied vormen foerageergebied voor beide soorten, incidentele aanwezigheid van een foeragerend individu is dan ook niet uitgesloten. Afbeelding 7: Waarnemingen van de gewone zeehond in de periode 2010 2012 (veelal waarnemingen vanaf het land) (website waarneming.nl). In de kaart zijn ook zwaartepunten in de verspreiding van de soort weergegeven (oranje cirkels) (Strucker et al., 2012, incl. tellingen vanuit de lucht) en het projectgebied (groene ster). Afbeelding 8: Waarnemingen van de grijze zeehond in de periode 2010 2012 (veelal waarnemingen vanaf het land) (website waarneming.nl). In de kaart zijn ook zwaartepunten in de verspreiding van de soort weergegeven (oranje cirkels) (Strucker et al., 2012, incl. tellingen vanuit de lucht) en het projectgebied (groene ster). 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 25

5.3 OOSTERSCHELDE 5.3.1 BROEDVOGELS Tabel 11 geeft een overzicht van kwalificerende broedvogels die voorkomen op Neeltje Jans. Deze tellingen zijn echter uitgevoerd voor het gehele eiland en niet specifiek voor de verstoringszone van de werkzaamheden. Tabel 11: Gemiddelde aantallen territoria van kwalificerende broedvogels (Oosterschelde) die voorkwamen in de periode 2007 2011 op Neeltje Jans. Deze kustbroedvogeltellingen zijn afkomstig van Rijkswaterstaat Waterdienst 3. De tellingen zijn volledig. Soort Aantal territoria Bontbekplevier 14 Kluut 1 Visdief 24 In 2012 heeft een specifieke inventarisatie van broedvogels plaatsgevonden van het plateau van Noordland Buiten en het talud van de haven (Meininger, 2012). Hier zijn twee kwalificerende broedvogels aangetroffen: De bontbekplevier broedde met drie paren op het plateau en één paar op het talud van de haven. De dwergstern broedde met elf paren op het plateau (dit was niet succesvol, mond mededeling Peter Meininger). 5.3.2 NIET-BROEDVOGELS Voor niet broedvogels heeft de verstoringszone mogelijk twee specifieke functies. Tijdens laagwater worden droogvallende slikken (in dit geval het strand) gebruikt om te foerageren. Tijdens hoogwater rusten vogels op de hogere delen, zoals de strekdam. 5.2.1 geeft inzicht in de aanwezigheid voor vogels. Het is echter voor de vogels niet aan te geven of deze deel uitmaken van de populatie in de Voordelta of in de Oosterschelde, mede omdat deze vogels tot dezelfde populatie behoren. 3 Deze vogelgegevens zijn afkomstig uit het Biologisch Monitoring Programma Zoute Rijkswateren van de Waterdienst (voorheen Rijksinstituut voor Kust en Zee), hetgeen onderdeel uitmaakt van het Monitoringsprogramma Waterstaatkundige Toestand van het Land (MWTL) van Rijkswaterstaat. De Waterdienst neemt geen verantwoordelijkheid voor de in deze rapportage vermelde conclusies op basis van het door haar aangeleverde materiaal. 26 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

6 Effect en beoordeling 6.1 INLEIDING Uit de vorige hoofdstukken blijkt dat effecten zijn voorzien als gevolg van geluid en visuele verstoring. Hieronder is een effectbeoordeling gemaakt per relevant gebied voor de relevante soort(groep)en. 6.2 VOORDELTA 6.2.1 NIET-BROEDVOGELS Tabel 12 geeft een effectbeschrijving voor aanwezige niet broedvogels nabij het projectgebied. Hier is geen uitsplitsing gemaakt voor kwalificerende soorten van Natura 2000 gebieden Voordelta of Oosterschelde. Tabel 12: Effectbeoordeling van kwalificerende niet broedvogelsoorten op basis van de mogelijke functie het projectgebied. Aanvullende informatie van de website Aviflevoland. Soort Effect voorzien? Brilduiker, kievit, topper en zwarte zeeeend Aalscholver, dodaars, fuut, kuifaalscholver, kuifduiker en middelste Zaagbek Bergeend, dwergmeeuw, krakeend, rotgans, smient, wilde eend en wintertaling Bontbekplevier, bonte strandloper, drieteenstrandloper, kanoetstrandloper, Nee, deze soorten zijn tijdens de periode van de werkzaamheden niet aanwezig binnen de verstoringszone. Effecten zijn uitgesloten. Nee, deze vogels zijn viseters en de strekdam heeft geen specifieke en onvervangbare functie. De open wateren in de omgeving bieden voldoende uitwijkmogelijkheden bij verstoring van de omgeving. De bouw van een radartoren op de strekdam en transport van materieel en materiaal heeft geen effect. Nee, deze soorten komen tijdens hoogwater mogelijk voor in en rond het projectgebied en verstoringzone, maar niet in afwachting van het droogvallen van specifieke foerageergebieden. De verstoringszone van de werkzaamheden heeft geen specifieke functie als rust- of foerageergebied die nabijgelegen delen of binnendijkse gebieden niet kunnen vervullen. Zwemeenden, ganzen en de dwergmeeuw rusten mogelijk wel op de strekdam, maar dit is niet gerelateerd aan de afstand tot specifieke foerageergebieden. Bovendien is het voor veel van deze soorten ook mogelijk om te rusten op het open water. De werkzaamheden hebben geen effect. Nee. De strekdam heeft mogelijk voor steltlopers een specifieke functie. In afwachting van het droogvallen van foerageergebieden wachten deze soorten hoogwater af op zogenoemde hoogwatervluchtplaatsen (HVP s). De functie is specifiek omdat HVP s gezocht worden op geringe afstand van foerageergebieden. Op Neeltje Jans is het aantal HVP s hoog. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 27

Soort Effect voorzien? scholekster, steenloper, strandplevier, tureluur, wulp en zilverplevier Voor de Oosterscheldezijde is een kartering beschikbaar van de periode 2007-2012, zie Afbeelding 9. Hierbij is te zien dat verschillende delen van het eiland worden gebruikt als HVP. Hierbij gaat het niet alleen om de havens en de strekdammen rond de sluis, maar ook delen die langs de weg liggen. Ook aan de Noordzeezijde van Neeltje Jans is een scala aan potentiële HVP s beschikbaar, bijvoorbeeld op de strekdammen, het talud van de voorhaven en het plateau. Dit betekent dat in de directe omgeving voor de duur van de werkzaamheden voldoende uitwijkmogelijkheden liggen. Effecten zijn uitgesloten. Afbeelding 9: Ligging hoogwatervluchtplaatsen (gekleurde cirkels) in de Oosterschelde ter hoogte van Neeltje Jans. Deze kaarten zijn alleen beschikbaar voor de Oosterschelde, maar de verwachting is dat de Noordzeekustzijde van Neeltje Jans eenzelfde functie heeft (in het bijzonder rond de strekdammen). Eidereend Nee. Eidereenden duiken in open water naar voedsel en komen zelden aan land. De strekdam heeft geen specifieke functie en effecten zijn uitgesloten. 6.2.2 ZEEZOOGDIEREN Belangrijke ligplaatsen van zeehonden liggen niet binnen de verstoringszone van de werkzaamheden. Eventuele aanwezigheid betreft een incidentele aanwezigheid van vooral foeragerende zeehonden. De verstoringszone van het projectgebied is geen onvervangbaar foerageergebied. In de huidige situatie is sprake van verstoring en schepen die passeren door de Roompotsluis. Tijdelijke effecten zijn uitgesloten, hiermee zijn ook significant negatieve effecten uitgesloten. 28 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

6.3 OOSTERSCHELDE 6.3.1 BROEDVOGELS Op Neeltje Jans broeden verschillende kwalificerende vogelsoorten voor de Oosterschelde. Door de werkzaamheden te beginnen voor aanvang van het broedseizoen, zijn geen effecten voorzien. Vogels wijken bij verstoring van werkzaamheden uit naar een ander gebied. De werkzaamheden zijn tijdelijk van aard en bovendien vindt verstoring al plaats binnen het projectgebied door bijvoorbeeld recreanten. Effecten en dus significant negatieve effecten zijn uitgesloten. 6.3.2 NIET-BROEDVOGELS In 6.2.1 is beschreven dat de verstoringszone van de werkzaamheden geen specifieke, onvervangbare functie heeft voor niet broedvogels. Effecten zijn uitgesloten. Afbeelding 9 laat zien dat aan de Oosterscheldekant van Neeltje Jans veel hoogwatervluchtplaatsen aanwezig zijn. Deze worden niet verstoord door de werkzaamheden, gezien de afstand en de ligging van de N57 tussen het projectgebied en deze hoogwatervluchtplaatsen. Effecten zijn uitgesloten. Daarmee zijn significant negatieve effecten ook uitgesloten. 6.4 CUMULATIE VAN EFFECTEN Mogelijk dat het project op zichzelf geen effect heeft, maar dat samen met andere projecten een cumulatie van effecten is voorzien. Dergelijke projecten zijn alleen relevant indien deze een overlap van verstoringszones hebben. Hieronder zijn twee projecten beschreven die nabij het projectgebied voorzien zijn. Bestortingen Nabij de strekdam is voorzien in een bestorting van substraat. Deze bestorting is nodig om erosie tegen te gaan en speelt een rol bij de fundering van de radartoren. De bestorting is getoetst (Verbeek & de Boer, 2012) en voorzien is in een aantal effecten. Hieronder is beschreven welke effecten zijn voorzien als gevolg van de bestortingen en of dit relevant is met het oog op cumulatie: Verlies van biotoop van kwalificerende soorten door een toename van hard substraat. Dit effect is niet relevant omdat de radartoren niet leidt tot een afname van biotopen binnen het Natura 2000 gebied Voordelta. Verstoring door een toename van beweging, licht en (onderwater)geluid. Dit effect is niet relevant omdat de bestortingen plaatsvinden in het voorjaar van 2013 en de bouw van de radartoren plaatsvindt in het voorjaar van 2014. Tijdelijke emissie van stoffen als gevolg van de werkzaamheden. Dit effect is niet relevant, omdat de emissies als gevolg van de bouw van de radartoren te verwaarlozen zijn: de toenames zijn tijdelijk, zeer gering en vinden plaats in een Natura 2000 gebied dat ongevoelig is voor de depositie van stikstof. Overige emissies zijn niet voorzien. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 29

Plaatsing windmolens Voorzien is in werkzaamheden aan twee windmolens op de zuidelijke havendam van de Roompotsluis (tegenover de reeds bestaande windmolens zodat een blok ontstaat), zie Afbeelding 3. Hieronder is beschreven welke effecten zijn voorzien als gevolg van plaatsing en gebruik van de windmolens: Verstoring door toename van beweging, licht en geluid. Dit effect is relevant indien werkzaamheden tegelijkertijd plaatsvinden, omdat de uitwijkmogelijkheden in dat geval beperkter zijn. Rond Neeltje Jans zijn echter voldoende alternatieve uitwijkmogelijkheden beschikbaar. Bovendien zijn de effecten van de bouw van de radartoren tijdelijk. Wanneer de bouw is voltooid, dienen de strekdam en beschutte wateren weer als rustgebied of hoogwatervluchtplaats. De werkzaamheden aan de windmolens zijn echter reeds afgerond: van cumulatie is geen sprake. Tijdelijke emissie van stoffen als gevolg van de werkzaamheden. Dit effect is niet relevant, omdat de emissies als gevolg van de bouw van de radartoren te verwaarlozen zijn: de toenames zijn tijdelijk, zeer gering en vinden plaats in een Natura 2000 gebied dat ongevoelig is voor de depositie van stikstof. Overige emissies zijn niet voorzien. Overige projecten Andere projecten die mogelijk leiden tot cumulatieve effecten zijn niet voorzien. Cumulatieve effecten zijn uitgesloten. 30 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

7 Conclusie Voorzien is in een radartoren op de strekdam bij Noordland Buiten. Het projectgebied ligt aan de grens met het Natura 2000 gebied Voordelta. Op ongeveer 1,5 km afstand ligt ook het Natura 2000 gebied Oosterschelde. In de voortoets is onderzocht in hoeverre realisatie en gebruik van de toren effect hebben op de kwalificerende soorten en daarmee de instandhoudingsdoelstellingen van beide gebieden. Effecten als gevolg van de stikstofdepositie zijn uitgesloten. Mogelijk leiden de werkzaamheden wel tot een tijdelijke toename van verstoring door geluid en beweging. Deze effecten zijn echter beperkt, omdat de strekdam en de directe omgeving geen specifieke, onvervangbare functie hebben voor aanwezige kwalificerende soorten. Effecten en daarmee significant effecten zijn uitgesloten, ook wanneer cumulatie van effecten in beschouwing wordt genomen. Voor het project is geen vergunning vereist in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 31

32 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

8 Bronnen Bosch Slabbers, 2011. Locatiestudie Radartoren Neeltje Jans. In opdracht van Gemeenschappelijk Nautisch Beheer Scheldegebied. D.d. maart 2011. Krijgsveld, K.L., Lieshout, S.J.M. van, Winden, J. van der & Dirksen, S., 2004. Verstoringsgevoeligheid van vogels Literatuurstudie naar de reactie van vogels op recreatie. Bureau Waardenburg, rapport 03 187. In opdracht van Vogelbescherming Nederland. Krijgsveld, K.L. Smits, R.R., & Winden, J. van der, 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels Update literatuurstudie naar de reactie van vogels op recreatie. Bureau Waardenburg. In opdracht van de Vogelbescherming. Koks, L.J.G. & Braad, M.L., 2011. Voortoets Radartoren Neeltje Jans Toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998. In opdracht van Gemeenschappelijk Nautische Beheer Scheldegebied. Projectnr. 231614, d.d. 31 mei 2011. Meininger, P., 2012. Broedvogels en planten Noordland Buiten 2012. Memo Rijkswaterstaat Zeeland. D.d. 20 augustus 2012. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005. Algemene handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Den Haag. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2008. Aanwijzingsbesluit Voordelta. DRZO/2008 113. Gepubliceerd op de website van het ministerie van EZ. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2009a. Leidraad aanwijzing artikel 20 Natuurbeschermingswet 1998 Waddengebied (Juridisch te beschouwen als vaste gedragslijn). Gepubliceerd op website Leidraad aanwijzing artikel 20 Nbwet Waddengebied. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2009b. Natura 2000 gebied Oosterschelde (aanwijzingsbesluit). PDN/2009 118. Gepubliceerd op de website van het ministerie van EZ. Planbureau voor de Leefomgeving, 2008. Ammoniak in Nederland. PBL publicatienummer 500125003. RBOI, 2011. Veere Neeltje Jans Bestemmingsplan. In opdracht van Windpark OSK BV. Kenmerk NL.IMRO.0717.0010BPNjaAp VG01. D.d. 10 11 2011. Steunpunt Natura 2000, 2007. Toepassing begrippenkader Natuurbeschermingswet 1998 Intern werkdocument voor opstellers beheerplannen Natura 2000 en vergunningverleners. Nb wet. D.d. 17 09 2007. Steunpunt Natura 2000, 2010. Leidraad bepaling significantie Nadere uitleg van het begrip significante gevolgen uit de Natuurbeschermingswet. RG 07 07 09, Versie 27 mei 2010. Stabel, M.L.M., 2011. Locatiekeuze en onderbouwing Radartoren Neeltje Jans. In opdracht van Gemeenschappelijk Nautische Beheer Scheldegebied. Projectnummer 231614, revisie 03, d.d. mei 2011. Strucker, R.C.W., Arts, F.A. & Lilipaly, S., 2012. Watervogels en zeezoogdieren in de Zoute Delta 2010/2011. RWS Waterdienst BM 12.07. D.d. maart 2012. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 33

Verbeek, R.G. & Boer, E.J.F. de, 2012. Bestorting Neeltje Jans Effecten op beschermde gebieden Toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur. Bureau Waardenburg in opdracht van Rijkswaterstaat Zeeland, rapportnummer 12 122. D.d. 29 november 2012. Websites Geoloket Provincie Zeeland Natura 2000: http://zldags.zeeland.nl/geoweb/geowebinternet/web/viewer.aspx?site=natura2000 Leidraad aanwijzing artikel 20 Nbwet Waddengebied: http://www.waddenzee.nl/ fileadmin/content/dossiers/natuur_en_landschap/pdf/leidraad_art_20_nbwet_2008.pdf Ministerie van EZ: http://www.rijksoverheid.nl Regiebureau Natura 2000: http://www.natura2000.nl/ Ruimtelijke plannen: http://www.ruimtelijkeplannen.nl 34 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk

Bijlage 1 Wettelijk kader Natuurbeschermingswet 1998 Natura 2000 Onder Natura 2000 gebieden vallen de gebieden die op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn aangewezen/aangemeld. De Europese Unie heeft deze twee richtlijnen vastgesteld die moeten zorg dragen voor de bescherming van de belangrijkste Europese natuurwaarden: de Vogelrichtlijn uit 1979 en de Habitatrichtlijn uit 1992. Hoewel het om twee afzonderlijke richtlijnen gaat, worden ze vanwege hun overeenkomsten vaak in één adem genoemd. Men spreekt dan over de Vogel en Habitatrichtlijn. De Europese Unie heeft alle Vogel en Habitatrichtlijngebieden ondergebracht in een samenhangend netwerk Natura 2000. Vogelrichtlijn De Vogelrichtlijn bestaat uit een lijst van zeldzame of bedreigde vogelsoorten. De leefgebieden en belangrijke overwinteringsgebieden voor deze soorten worden aangewezen als speciale beschermingszones (Vogelrichtlijngebieden). Habitatrichtlijn De Habitatrichtlijn heeft tot doel bij te dragen aan het waarborgen van de biologische diversiteit door het in stand houden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (uitgezonderd vogels) op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop de richtlijn van toepassing is. De richtlijn onderscheidt daarbij te beschermen gebieden en te beschermen soorten. Instandhoudingsdoelstellingen Voor Natura 2000 gebieden gelden instandhoudingsdoelstellingen. De essentie van het beschermingsregime voor deze gebieden is dat deze instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar mogen komen. Om dit toetsbaar te maken, kent de Natuurbeschermingswet 1998 voor projecten en andere handelingen die mogelijk gevolgen voor soorten en habitats van de betreffende gebieden hebben (inclusief externe werking), een vergunningplicht. Verlening van een vergunning voor een project is alleen aan de orde wanneer zeker is dat de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied niet in gevaar komen. Hiervan mag alleen worden afgeweken wanneer alternatieve oplossingen voor het project ontbreken èn wanneer sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang. Bovendien moet voorafgaande aan het toestaan van een afwijking, zeker zijn dat alle schade gecompenseerd wordt (de zogenaamde ADC toets: Alternatieven, Dwingende redenen van groot openbaar belang en Compenserende maatregelen). Redenen van economische aard kunnen ook gelden als dwingende reden van groot openbaar belang. Als prioritaire soorten of habitats deel uitmaken van de instandhoudingsdoelstellingen zijn redenen van economische aard alleen geldig na goedkeuring door de Europese Commissie. 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk ARCADIS 35

Afbeelding 10: Schematische weergave vergunningverlening in het kader van Natura 2000 (website Regiebureau Natura 2000). 36 ARCADIS 076806253:0.15 - Definitief, vertrouwelijk