ECLI:NL:RBGRO:2011:BU3998



Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBMAA:2005:AU2647

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:GHARL:2015:2905

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBGRO:2008:BD3261

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277

ECLI:NL:RBUTR:2004:AR8109

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBALK:2007:BA2306

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:RBUTR:2008:BD7407

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

LJN: BF8034, Rechtbank Arnhem, 05/

ECLI:NL:RBALK:2003:AF9638

ECLI:NL:RBZUT:2008:BD0696

ECLI:NL:RBSGR:2003:AN7090

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBMAA:2005:AT2876

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBROT:2017:2554

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2970

ECLI:NL:RBROT:2005:AT7197

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6694

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:GHARN:2012:BY2909

ECLI:NL:RBNNE:2017:610

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1390

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS)

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBHAA:2006:AX9578

onder parketnummer 01/ dat: hij in of omstreeks de periode van 12 december 2005 tot en met 19 december 2005 te Helmond, in elk geval in Neder

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

ECLI:NL:RBZLY:2008:BD7184

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ9968

ECLI:NL:RBGEL:2017:2785

ECLI:NL:RBASS:2012:BW6312

ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9598

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:RBROT:2010:BO3383

ECLI:NL:RBDHA:2017:1714

ECLI:NL:RBROT:2008:BC7045

Verkort vonnis van de rechtbank 's-hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

ECLI:NL:RBROT:2008:BD2506

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8054

ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2157

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ2894

ECLI:NL:RBOVE:2014:6970

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

Transcriptie:

ECLI:NL:RBGRO:2011:BU3998 Instantie Rechtbank Groningen Datum uitspraak 10 11 2011 Datum publicatie 10 11 2011 Zaaknummer 18/670085 10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerkeneerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie De rechtbank is onder meer van oordeel dat het aanzienlijk aantal steekwonden en de aard van het ontstane letsel op zichzelf niet hoeft te duiden op voorbedachte raad. Vrijspraak moord. Opgelegd wordt een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar voor doodslag. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK GRONINGEN Sector Strafrecht parketnummer: 18/670085 10 (promis) datum uitspraak: 10 november 2011 op tegenspraak raadsvrouw: mr. S. Dogan V O N N I S van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats en land] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], thans preventief gedetineerd in [naam PI ]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 juni 2010, 6 september 2010, 2 december 2010, 24 februari 2011, 23 mei 2011, 11 augustus 2011 en 27 oktober 2011. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 4 maart 2010, te Hoogezand, in de gemeente Hoogezand Sappemeer, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] meermalen met een mes in haar hals en/of rug en/of elders in het lichaam gesneden en/of gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden. Bewijsvraag Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft, zakelijke weergeven, het navolgende aangevoerd. Verdachte verklaart dat hij op 4 maart 2010 heeft gezien dat zijn zoon bij de school onvoorzichtig de weg overstak. Nadat hij had gezien dat zijn ex vrouw hun dochter naar school had gebracht, is hij naar de woning van zijn ex vrouw gegaan. In de keuken heeft zij volgens verdachte een beledigend http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbgro:2011:bu3998 1/5

woord tegen hem gezegd waarop verdachte zijn ex vrouw heeft gestoken met een mes. Tussen het moment dat verdachte had besloten om naar zijn ex vrouw toe te gaan en de daadwerkelijke confrontatie in de keuken is enige tijd verstreken. Uit het sectierapport blijkt dat er sprake is van 11 steekwonden, zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde van het lichaam, en er is ook afweerletsel op de handen en armen van het slachtoffer. Gelet hierop moet er enige tijd gemoeid zijn geweest met het toebrengen van de verwondingen en heeft verdachte tijdens het steken tijd gehad om over de betekenis en de gevolgen van zijn handelen na te denken. Verdachte heeft getuige [naam getuige] gevraagd of hij een wapen kon regelen. Ook het motief van verdachte is een belangrijke aanwijzing voor de voorbedachte raad. Verdachte heeft zich alleszins rekenschap gegeven van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. Ook uit het handelen na het delict leidt de officier van justitie af dat verdachte zich bewust was van hetgeen hij heeft gedaan. De officier van justitie verwijst verder naar het rapport van het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld volgens welk rapport het aannemelijk is dat verdachte zich aangetast voelde in zijn mannelijke eer. Het opzettelijk en met voorbedachte raad [slachtoffer] van het leven beroven, kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen. Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. Op 4 maart 2010 kwam verdachte langs de school van zijn kinderen en zag hij dat zijn zoontje bijna werd aangereden. Verdachte wilde zijn ex vrouw hierover spreken en is daarom naar het huis van het slachtoffer gegaan. In de keuken van haar woning is het vervolgens uit de hand gelopen. Volgens verdachte wilde zijn ex vrouw niet praten en begon zij te schreeuwen en schold zij verdachte onder meer uit voor pooier, idioot en klootzak. De raadsvrouw merkt hierbij op dat zij uit eigen wetenschap weet dat het woord pooier in de Turkse gemeenschap ongeveer betekent: Je weet dat ik met een ander ga en je zegt er niets van, dus wat heb je dan nog te zeggen. Doordat verdachte onder meer voor pooier werd uitgemaakt, voelde hij zich vernederd en beledigd, raakte hij buiten zichzelf en begon hij te steken. Verdachte handelde in een vlaag van verstandsverbijstering dan wel in een opwelling. Van voorbedachte raad of een vooropgezet plan en dus van moord is in dit geval geen sprake. De door verdachte afgelegde verklaringen wijzen onvoldoende op een situatie waarin zijn handelen het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en op grond van zijn verklaringen kan niet worden gezegd dat hij tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Ook de inhoud van het dossier geeft geen ander beeld. Er is derhalve geen sprake van moord. Doodslag kan naar de mening van de raadsvrouw wel wettig en overtuigend worden bewezen. Beoordeling De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen. De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 27 oktober 2011 afgelegd, zakelijk weergegeven: Ik heb op 4 maart 2010 mijn vrouw met een mes doodgestoken. Een NFI rapport nr. 2010.03.05.017 d.d. 8 maart 2010, opgemaakt door dr. B. Kubat, arts en patholoog, bijlage A, zakelijk weergegeven: De overledene, [slachtoffer], is op 4 maart 2011 dood aangetroffen te Hoogezand. Bij de sectie waren er tekenen van uitwendig mechanisch perforerend geweld vele steekletsels en een snijverwonding. Alle letsels waren bij leven toegebracht door een of meerdere harde vlak(ke) en (ten dele) eenzijdig snijdend(e)voorwerp(en) zoals bijvoorbeeld één of meerdere messen. De letsels hebben geleid tot extreme verbloeding waarbij alle letsels hieraan hebben bijgedragen. Er dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid dat na doorklieving van de halsslagader het slachtoffer minder of niet handelingsbekwaam was. Daarnaast dient er rekening gehouden te worden met het feit dat een klieving van deze slagader binnen maximaal meerdere minuten tot verbloeding en dus de dood leidt. Er waren (op grond van de bij de sectie tot dusver verkregen informatie) geen aanwijzingen voor ziekelijke orgaanafwijkingen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis geweest zouden kunnen zijn. Het overlijden van [slachtoffer], wordt volledig verklaard door verbloeding en weefselschade ontstaan ten gevolge van multipele steekletsels. De rechtbank overweegt het navolgende. Uit de voornoemde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat [slachtoffer] op 4 maart 2011 meermalen met een mes in het lichaam is gesneden en gestoken ten gevolge waarvan zij is overleden. Verdachte heeft bekend dat hij degene is geweest die haar heeft gedood. Voor een eventuele bewezenverklaring van de tenlastegelegde voorbedachte raad (moord) moet komen vast te staan dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan de gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen die http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbgro:2011:bu3998 2/5

verdachte heeft afgelegd, alsmede op grond van de overige stukken in het dossier niet zonder meer de voorbedachte raad ten aanzien van de dood kan worden afgeleid. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De rechtbank is van oordeel dat het aanzienlijk aantal steekwonden en de aard van het ontstane letsel op zichzelf niet hoeft te duiden op voorbedachte raad, nu het op grond van het NFI rapport niet mogelijk is om aan te geven welke steek op welk moment is toegebracht. Voorts staat op grond van het NFI rapport de tijdspanne waarbinnen het letstel is toegebracht niet vast. Ook verdachte heeft hier geen duidelijkheid over gegeven, nu hij zegt zich van het steken zelf weinig te kunnen herinneren. De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van de verklaringen van verdachte niet eenduidig is vast te stellen waarom verdachte naar het huis van het slachtoffer is gegaan en wat het motief van verdachte is geweest voor het doden van het slachtoffer, nu verdachte hier in zijn verklaringen bij de politie d.d. 4 maart 2010 en d.d. 10 mei 2010, zijn verklaring bij de rechter commissaris d.d. 5 maart 2010 en zijn verklaringen op de terechtzittingen niet consequent en helder over heeft verklaard. Of verdachte zijn vrouw heeft gedood met voorbedachte raad kan hierdoor niet worden vastgesteld. De officier van justitie heeft de voorgeschiedenis van verdachte en zijn ex vrouw geschetst en betrokken bij haar overwegingen waarom er sprake zou zijn van voorbedachte raad, maar de rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier niet vast staat dat verdachte op grond van deze voorgeschiedenis zijn vrouw heeft gedood. Dat verdachte zijn vrouw mogelijk uit eerwraak heeft gedood dan wel heeft gedood omdat hij was gekrenkt in zijn mannelijke trots, is naar het oordeel van de rechtbank op grond van het dossier evenmin vast te stellen. Ook in de verklaring van getuige [naam getuige] bij de politie en bij de rechtercommissaris afgelegd vindt de rechtbank geen aanleiding om tot een bewezenverklaring van voorbedachte raad te komen. Daargelaten of dit gesprek tussen verdachte en deze getuige daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat uit niets blijkt dat dit gesprek iets met de uiteindelijke dood van het slachtoffer te maken heeft, te meer nu deze getuige ook heeft verklaard dat verdachte nooit heeft aangegeven dat hij zijn vrouw iets wilde aandoen. Nu, gelet op vorenstaande, niet zonder meer de voorbedachte raad ten aanzien van de dood kan worden afgeleid, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde moord. De doodslag kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend worden bewezen. Bewezenverklaring Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 4 maart 2010, te Hoogezand, in de gemeente Hoogezand Sappemeer, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer]meermalen met een mes in haar hals en rug en elders in het lichaam gesneden en gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het feit Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op: Doodslag Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Strafbaarheid van verdachte Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, d.d. 31 augustus 2010 opgesteld door A.T. Spangenberg, psycholoog en A.C. Bruijns, psychiater. Verdachte is in het Pieter Baan Centrum opgenomen geweest na een bevel observatie, maar wenste voor een belangrijk deel niet mee te wer ken aan het onderzoek. Daardoor is het niet mogelijk gebleken om een gefundeerde uitspraak te doen ten aanzien van de vraag of er bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde sprake is geweest van een gebrekkige ont wikkeling of ziekelijke stoornis der geestvermogens. Ook kon door de rapporteurs daardoor geen uitspraak worden http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbgro:2011:bu3998 3/5

ge daan over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Nu er zich in het dossier ook overigens geen rapporten bevinden die tot de conclusie zouden moeten leiden dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten (gedeeltelijk) ontoerekeningsvatbaar was, acht de rechtbank verdachte strafbaar. Strafoplegging Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde moord wordt veroordeeld tot 18 jaren gevangenisstraf, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waardonder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van verdachte is naar het oordeel van de officier van justitie een gevangenisstraf van zeer lange duur aan de orde. Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank moord bewezen mocht achten, gepleit voor een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd en wel een gevangenisstraf voor de duur van ongeveer 12 jaren. Mocht de rechtbank, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, doodslag bewezen achten, dan zal aan verdachte een nog lagere straf moeten worden opgelegd dan voornoemde 12 jaren. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat bij het bepalen van de strafmaat van belang is dat verdachte contact heeft met zijn kinderen en dat zij hem vrij regelmatig in de gevangenis bezoeken. Oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een ernstig strafbaar feit, doodslag. Op 4 maart 2010 is verdachte naar de woning van zijn ex echtgenote toegegaan. Blijkens de verklaring van verdachte wilde het slachtoffer verdachte niet binnen laten, maar is hij de woning wel binnen gegaan en heeft het slachtoffer in haar eigen woning met meerdere meststeken om het leven gebracht. De wijze waarop de verdachte dit feit heeft gepleegd, is gruwelijk en gewelddadig. Uit het eerder genoemde rapport van het NFI blijkt dat het letsel dat het slachtoffer aan haar handen had, past bij afweerletsel. De laatste minuten van het leven van het slachtoffer moeten voor haar dan ook zeer angstig zijn geweest. De rechtbank neemt het verdachte voorts kwalijk dat hij de nabestaanden van het slachtoffer heeft gebeld en hen op een ongepaste wijze heeft gezegd dat zij binnen enkele dagen een cargo konden ophalen in Ankara, hiermee naar het oordeel van de rechtbank doelend op het slachtoffer. Ook de wijze waarop verdachte na het steken van het slachtoffer heeft gehandeld, getuigt niet van respect voor het slachtoffer en van berouw. In plaats van het onmiddellijk hulp zoeken voor het slachtoffer door bijvoorbeeld 112 te bellen heeft verdachte ervoor gekozen te bellen met zijn broer in verband met een zakelijke aangelegenheid. Door zijn handelen heeft verdachte de nabestaanden van het slachtoffer veel leed berokkend en de kinderen hun moeder ontnomen. Het opzettelijk benemen van het leven behoort tot de zwaarste strafbare feiten die het Wetboek van Strafrecht kent. Een langdurige vrijheidsstraf voor een dergelijk zeer ernstig feit acht de rechtbank passend en geboden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat tevens de justitiële documentatie van verdachte meegewogen, alsmede de rapportages die er over verdachte zijn opgemaakt. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank verdachte en gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen. Verbeurdverklaring De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een mes, moet worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het strafbare feit met behulp hiervan is begaan. Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a en 287 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbgro:2011:bu3998 4/5

Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar. Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Veroordeelt verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot: een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht. Verklaart verbeurd: een mes Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. G. Eelsing, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en Th. A.Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. de Jong, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2011. http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbgro:2011:bu3998 5/5