ECLI:NL:RBNHO:2017:2863

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6694

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBHAA:2006:AX9578

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC7555

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ2894

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM3897

ECLI:NL:RBROT:2016:7670

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBNHO:2013:8062

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9598

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:RBGEL:2016:5380

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:GHARL:2014:3064

ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:RBNHO:2013:11567

ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ9968

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835

ECLI:NL:RBHAA:2009:BK9817

Aan verdachte is, na een door de militaire kamer toegestane wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917

ECLI:NL:RBHAA:2011:BU4938

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2017:1714

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

redelijk vermoeden van schuld uitdrukkelijk onderbouwd verweer met conclusie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:RBHAA:2011:BP8672

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBMAA:2010:BN4824

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN5166

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:RBHAA:2006:AV2053

ECLI:NL:RBROT:2017:6214

ECLI:NL:RBSHE:2008:BG5264

ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ6460

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ0462

ECLI:NL:OGEAA:2017:430

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985

ECLI:NL:RBOVE:2016:1117

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:RBUTR:2012:BV6656

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

Transcriptie:

ECLI:NL:RBNHO:2017:2863 Instantie Datum uitspraak 30-01-2017 Datum publicatie 07-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Holland 15/871465-15 (P) Strafrecht Eerste aanleg - meervoudig Promis: Verdachte, bagagemedewerker op Schiphol, wordt vrijgesproken van medeplegen/medeplichtigheid aan de invoer van cocaïne. De rechtbank achtte van belang dat: - verdachte niet zelf kon bepalen welke vlucht hij zou gaan lossen; - verdachte plausibele verklaringen heeft gegeven voor dat hij zijn dienst had geruild; - verdachte geen opvallend kijkgedrag heeft vertoond in de buurt van de bagagetrolley met de rugzak met cocaïne; - niet is gebleken dat het ongebruikelijk is dat de rijders van bagagetrolleys blijven wachten totdat de karren gelost zijn door de lossers; - het gebruik van privé mobiele telefoons in de bagagekelder door medewerkers niet ongebruikelijk is en verdachte heeft verklaard dat hij vaker selfies maakte; - niet is gebleken dat verdachte tijdens het lossen met de medeverdachte die zich op of in de buurt van Schiphol bevond telefonisch over het drugstransport heeft gesproken en verdachte met de medeverdachte bevriend is; - niet is gebleken dat de medeverdachte op een later moment met de broer van verdachte over het betreffende drugstransport heeft gesproken. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Haarlemmermeer Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/871465-15 (P) Uitspraakdatum: 30 januari 2017 Tegenspraak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 januari 2017 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije), ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres]. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Hagemeier en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.H. Tiemens, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht. 1 Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: Feit 1 Primair hij op of omstreeks 22 augustus 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1000,3 gram cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; Subsidiair hij op of omstreeks 22 augustus 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van ongeveer 1000,3 gram cocaïne (zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I), voor te bereiden en/of te bevorderen, - een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, - zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die feit(en) immers heeft hij

verdachte en/of zijn mededader(s) - zich (meermalen) gedurende langere tijd (te weten respectievelijk tussen (ongeveer)13.28 uur en 13.39 uur en/of tussen (ongeveer) 13.44 uur en 14.02 uur) opgehouden in de omgeving van een bagagecontainer met daarin bagage van de vlucht van Surinam Airways met vluchtnummer PY994 uit Paramaribo, waarin (op een later tijdstip) die cocaine is aangetroffen en/of - ( daarbij) het afdekzeil van die container opengeslagen - ( vervolgens) meermalen heeft gekeken in die bagagecontainer (AKE) en/of - tussen voornoemde tijdstippen meermalen, in elk geval eenmaal gebruik gemaakt van zijn mobiele telefoon voor het voeren van telefoongesprekken en/of het verzenden van berichten en/of foto(s) en/of - ( daarbij) een of meer foto(s) gemaakt van een of meer douanemedewerker(s) die dan bezig zijn een stuk bagage te controleren en/of - ( telefonisch) contact gehad met (een) mededader(s) en/of die mededader(s) verzocht om naar Schiphol te komen en/of die mededader(s) gevraagd om hem te helpen en/of (daarbij) tegen die mededader(s) gezegd dat een cateringmedewerker iets aan die mededader(s) zou geven. 2 Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3 Bewijs 3.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. 3.2. Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. 3.3. Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het wettige en overtuigende bewijs dat verdachte op een andere wijze betrokken is geweest bij de op 22 augustus 2015 aangetroffen zwarte rugtas met cocaïne, dan dat hij de bagagecontainer met deze rugzak heeft vervoerd in het kader van zijn werkzaamheden als bagagemedewerker. In het dossier bevinden zich geen bewijsmiddelen die op iets anders duiden. Voorop stelt de rechtbank vast dat het niet aan verdachte is geweest te bepalen dat hij op 22 augustus 2015 de vlucht uit Paramaribo zou gaan lossen. De indeling van de rijders en de lossers op een vlucht is op de dag zelf vlak voor de aankomst van de vlucht door de coördinator bepaald. 1 Verdachte heeft voorts voor het feit dat hij op 22 augustus 2015 zijn dienst heeft geruild en het feit dat hij op die dag twee uur voor de aanvang van zijn dienst op Schiphol aanwezig was plausibele verklaringen gegeven. Op de camerabeelden die de rechtbank ter terechtzitting heeft bekeken, is weliswaar te zien dat verdachte in de nabijheid van de container staat waarin de rugtas met cocaïne zit, maar het

kijkgedrag van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank niet zo opvallend dat de rechtbank daaruit afleidt dat verdachte wist dat in de betreffende container een rugzak met cocaïne zat of dat verdachte de opdracht had om die rugzak te onderscheppen. Tevens is niet gebleken dat het ongebruikelijk is dat de rijders blijven wachten totdat de karren gelost zijn door de lossers. 2 Op de beelden is verder te zien dat verdachte handelingen verricht met zijn mobiele telefoon en dat hij een selfie maakt met de douaneambtenaren op de achtergrond. Ook al is het gebruik van de privé mobiele telefoon door de werkgever van verdachte op de werkplek van verdachte niet toegestaan, gebleken is dat het gebruik van privé mobiele telefoons in de bagagekelder door medewerkers niet ongebruikelijk is. 3 Op de beelden is ook een andere medewerker te zien die handelingen verricht op zijn mobiele telefoon. Niet gebleken is dat de Kmar daarnaar onderzoek heeft gedaan. Ook heeft verdachte verklaard dat hij wel vaker selfies maakte. Dat verdachte tijdens het lossen van de bagagekarren telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachte [medeverdachte 1], die zich gelet op de zendmastgegevens op of in de buurt van Schiphol bevond, draagt evenmin bij aan het bewijs van het ten laste gelegde, omdat uit deze telefoonregistraties niet (zonder meer) kan worden afgeleid dat de medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte spraken over het transport dat in deze zaak aan de orde is. [medeverdachte 1] en verdachte zijn bevriend. Het feit dat de medeverdachte [medeverdachte 1] op een later moment (30 november 2015) contact heeft gehad met de broer van verdachte waarbij gesproken is over verdachte en dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte op enig moment in de problemen zou zijn gekomen omdat hij iets niet uit een vliegtuig zou hebben gehaald, is eveneens onvoldoende aanwijzing dat verdachte op de pleegdatum, 22 augustus 2015, betrokkenheid zou hebben bij de invoer van de zwarte rugtas met cocaïne. Samenvattend zijn alle door de officier van justitie aangevoerde verdachte feiten en omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat verdachte betrokken is geweest bij de invoer van de onderhavige zwarte rugzak met cocaïne. 4 Beslissing De rechtbank: Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. W. Veldhuijzen van Zanten en D. Jironet-Loewe, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.S. Clements, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 januari 2016. Mr. Jironet-Loewe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

1 2 3 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 7 oktober 2015, dossierpagina 59. Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], dossierpagina 74 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], dossierpagina 77; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], dossierpagina 52.