ECLI:NL:RBROT:2017:5424

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBROT:2016:10161

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:RBROT:2017:2554

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBROT:2017:3298

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790

ECLI:NL:RBOVE:2013:320

ECLI:NL:RBROT:2015:2387

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBROT:2017:4850

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS)

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBUTR:2012:BV6656

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBMNE:2014:3315

1. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2013.

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBROT:2016:10257

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

ECLI:NL:RBZUT:2010:BM8951

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:RBROT:2017:6214

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622

ECLI:NL:GHAMS:2017:3023 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ2981

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6660

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBZUT:2004:AR5554

ECLI:NL:RBROT:2016:10337

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:RBASS:2012:BW7835

ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9850

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBALM:2009:BK1269

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:RBOBR:2015:6365

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:RBOBR:2015:607

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2014:2502

ECLI:NL:RBROT:2010:BO3383

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX4733

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769

ECLI:NL:GHARL:2015:8983

Transcriptie:

ECLI:NL:RBROT:2017:5424 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 22-06-2017 Datum publicatie 13-07-2017 Zaaknummer 10/681055-17 VI-nummer 99/000077-28 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste aanleg - meervoudig Veroordeling van twee medeverdachten voor het medeplegen van een woninginbraak waarbij een kluis is weggenomen uit de woning. Het medeplegen is, ondanks dat de veroordeelden zich op hun zwijgrecht hebben beroepen en geen opheldering hebben verschaft over de kennelijke rolverdeling (en in het licht van het onlangs verschenen arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:1019)), door de rechtbank bewezen verklaard. Hoewel niet is vast te komen staan wie van de veroordeelden daadwerkelijk bij de woning naar binnen zijn geweest, blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen dat de veroordeelden nauw en bewust hebben samengewerkt. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak Rechtbank Rotterdam Team straf 1 Parketnummer: 10/681055-17 VI-nummer: 99/000077-28 Datum uitspraak: 22 juni 2017 Tegenspraak Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte], [woonplaats verdachte], ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,

raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Zeeland-West-Brabant. 1 Onderzoek op de terechtzitting Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2017. 2 Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. 3 Eis officier van justitie De officier van justitie mr. P.A. Willemse heeft gevorderd: - bewezenverklaring van het ten laste gelegde; - veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest; - herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de zaak met VI-nummer 99/000077-28. 4 Waardering van het bewijs 4.1. Bewijswaardering 4.1.1. Standpunt verdediging Aangevoerd is dat het ten laste gelegde medeplegen van de inbraak niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet uit het dossier valt te destilleren wat de rolverdeling is geweest tussen de drie medeverdachten. De melder van de inbraak verklaart in zijn getuigenverklaring door een verrekijker te hebben gekeken om de inbraak te kunnen waarnemen. Tevens blijkt zowel uit het technisch als forensisch onderzoek niet wie van de verdachten in de auto is gebleven en wie in de woning zijn geweest. Deze feiten en omstandigheden dienen te leiden tot vrijspraak van het medeplegen van de inbraak. 4.1.2. Beoordeling Op 26 februari 2017 is omstreeks 13:37 uur melding gemaakt van een inbraak in een woning aan de [adres delict] te Sommelsdijk. Hierbij is een kluis weggenomen door drie personen die in een grijze Ford Focus zijn weggereden. Na een achtervolging door de politie zijn de twee verdachten [naam medeverdachte] en [naam verdachte] aangehouden. In de kofferbak van de Ford Focus werd een kluis aangetroffen. Deze kluis is op de foto door de aangever herkend als zijn kluis. Tevens is er in de auto gereedschap aangetroffen, waaronder een breekijzer waarmee de inbraak is gepleegd. De getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij bij de woning twee mannen de achterdeur zag openbreken, de woning in zag gaan en dat de derde man bij de auto achterbleef. Centraal staat de vraag of het ten laste gelegde medeplegen van de inbraak bewezen kan worden verklaard. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen welke verdachten in de woning zijn geweest. Dit staat echter niet aan een bewezenverklaring van het tezamen en in vereniging plegen van de woninginbraak in de weg. [naam medeverdachte] en [naam verdachte] hebben zich beiden beroepen op hun zwijgrecht en hebben geen opheldering gegeven over de kennelijke rolverdeling. Hoewel niet is vast komen te staan dat de verdachte daadwerkelijk zelf bij de woning aan de

[adres delict] te Sommelsdijk naar binnen is geweest en aldaar de kluis heeft weggenomen, heeft hij door middel van de uit de gebezigde bewijsmiddelen volgende handelingen toch een aanzienlijke en substantiële bijdrage aan de inbraak geleverd. De verdachte is samen met zijn twee medeverdachten in een Ford Focus naar de woning gereden, waar zij met de auto het erf van de familie [naam slachtoffer] zijn opgereden. Vervolgens zijn tenminste twee van de drie personen die in de auto zaten bij de woning gezien, waarbij zij de achterdeur van de woning hebben opengebroken en de woning in zijn gegaan. De derde persoon bleef achter bij de auto. De twee personen die de woning zijn ingegaan tilden een kluis uit de woning. De derde persoon reed achteruit de tuin in om dichterbij de andere twee personen te komen en tilde samen met hen de kluis in de auto. De drie verdachten reden vervolgens hard weg en twee van de drie verdachten zijn na een achtervolging door de politie in de auto en te voet aangehouden. Mede in het licht van het onlangs verschenen arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:1019) acht de rechtbank op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt, waarbij er tevens sprake kan zijn van onderling uitwisselbare rollen, en dat zij derhalve tezamen en in vereniging hebben ingebroken in de woning aan de [adres delict] te Sommelsdijk. 4.1.3. Conclusie Het verweer wordt verworpen. 4.2. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: hij op of omstreeks 26 februari 2017 te Sommelsdijk, gemeente Goeree-Overflakkee, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een woning/pand, gelegen aan de [adres delict], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis (inhoudende: sieraden en/of (eigendoms)papieren en/of 4000 euro), in elk geval enig(e) goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. 5 Strafbaarheid feit Het bewezen feit levert op: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit

uitsluiten. Het feit is dus strafbaar. 6 Strafbaarheid verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7 Motivering straf 7.1. Algemene overweging De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. 7.2. Feiten waarop de straf is gebaseerd De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brutale woninginbraak. Samen met zijn medeverdachten heeft de verdachte uit een afgelegen woning een kluis gestolen, waarin belangrijke documenten, een geldbedrag en sieraden zaten. Dit soort feiten vormen een grove inbreuk op de privacy en hebben doorgaans een enorme impact op het slachtoffer. De verdachte heeft aldus blijk gegeven van een tekort aan respect voor de persoonlijke eigendommen van anderen en hun persoonlijke levenssfeer. Woninginbraken en pogingen daartoe zorgen in het algemeen bovendien voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt. De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft alleen aan zijn eigen financiële gewin gedacht. Daarbij komt dat tot op heden geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad. 7.3. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte 7.3.1. Strafblad De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. 7.3.2. Rapportage Bouman GGZ, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 april 2017. Dit rapport houdt het volgende in. Er zijn geen aanwijzingen voor psychische- en/of middelenproblematiek. Wel lijkt het kritisch moreel denkvermogen van de verdachte beperkt. De familie van de verdachte lijkt een negatieve invloed op hem te hebben. De verdachte stond ten tijde van het plegen van het onderhavige feit nog onder toezicht van de reclassering. Mede gezien het verloop van dat reclasseringstoezicht schat de reclassering in dat de verdachte slechts extern gemotiveerd is voor deelname aan interventies. De reclassering ziet dan ook geen meerwaarde in een (nieuw) reclasseringstoezicht en adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen indien de verdachte schuldig wordt bevonden. 7.4. Conclusies van de rechtbank Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank heeft in het nadeel van de verdachte meegewogen dat hij geen enkele

verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad. Tevens heeft de rechtbank in het nadeel van de verdachte rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is geëindigd. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden. 8 In beslag genomen voorwerpen 8.1. Standpunt officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen breekijzer moet worden onttrokken aan het verkeer. Het strafbare feit is met dit voorwerp gepleegd. Voorts dient de in beslag genomen Iphone A1688 terug te worden gegeven aan de rechthebbende eigenaar, te weten de verdachte. Ten slotte dient het in beslag genomen geldbedrag van 502,00 euro te worden onttrokken aan het verkeer. De officier van justitie stelt dat de verdachte niet aannemelijk heeft kunnen maken dat het geld afkomstig is van een andere bron dan het onderhavige strafbare feit. 8.2. Standpunt verdediging De verdediging voert aan dat zowel de in beslag genomen telefoon als het geldbedrag van 502,00 terug moeten worden gegeven aan de rechthebbende eigenaar, zijnde de verdachte. De verdediging stelt dat de verdachte een plausibele verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld. 8.3. Beoordeling Ten aanzien van de in beslag genomen Iphone A1688 en het geldbedrag van 502,00 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Het in beslag genomen breekijzer van het merk Sencys (en gemerkt met Sporen Identificatie Nummer [nummer] ) zal worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan. 9 Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van 270,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2017. 9.1. Standpunt officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij genoegzaam is onderbouwd, zodat de vordering in beginsel kan worden toegewezen. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gehele gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. 9.2. Standpunt verdediging De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijkheid dient te worden verklaard en subsidiair dat deze dient te worden afgewezen. Daartoe is gesteld dat de vordering niet voldoende is onderbouwd; er is slechts gewezen naar een uitspraak van de rechtbank Utrecht. 9.3. Beoordeling Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, de gevorderde schadevergoeding de

rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering worden toegewezen. Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 februari 2017. Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. 9.4. Conclusie De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van 270,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2017. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. 10 Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling 10.1. Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd Bij arrest van het gerechtshof 's-hertogenbosch van 29 september 2010, parketnummer [pktnummer], is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest. Op 11 oktober 2012 is de verdachte voorwaardelijk in vrijheid gesteld met een proeftijd van 730 dagen. Hieraan is de algemene voorwaarde verbonden dat de verdachte gedurende de proeftijd geen strafbare feiten mocht plegen. Eerder is door het openbaar ministerie de herroeping gevorderd van een gedeelte van deze voorwaardelijke invrijheidstelling, te weten voor de duur van 120 dagen. Die vordering is op 9 januari 2013 door de rechtbank te 's-hertogenbosch toegewezen. Op 3 december 2014 heeft het openbaar ministerie te 's-hertogenbosch (opnieuw) een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend, te weten voor de duur van 610 dagen, op grond van dat verdachte de algemene voorwaarde gesteld bij deze voorwaardelijke invrijheidstelling heeft overtreden. Deze vordering is door het gerechtshof s-hertogenbosch gedeeltelijk toegewezen, te weten voor de duur van 210 dagen. Op 27 maart 2017 heeft het openbaar ministerie (opnieuw) een vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 610 dagen. 10.2. Standpunt officier van justitie De officier van justitie heeft de vordering tot herroeping mondeling gewijzigd in die zin dat is gerekwireerd tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 400 dagen. De verdachte heeft tijdens de proeftijd een strafbaar feit gepleegd en daarmee de algemene voorwaarde van de voorwaardelijke invrijheidstelling overtreden. De officier van justitie stelt zich daarbij op het standpunt dat de proeftijd meerdere malen is onderbroken vanwege detentieperiodes van de verdachte en dat de proeftijd, als gevolg van die onderbrekingen, liep tot 1 mei 2017. 10.3. Standpunt verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, nu de proeftijd van de verdachte op 26 februari 2017 (de datum van de woninginbraak) reeds was verlopen. 10.4. Beoordeling De verdachte is op 11 oktober 2012 voorwaardelijk in vrijheid gesteld met een proeftijd van twee jaar. Gelet op het ontbreken van relevante stukken, waaronder een detentiekaart van de verdachte, kan de rechtbank niet vaststellen of de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit (in februari 2017 en derhalve ruim vier jaar na aanvang van de proeftijd) nog steeds in die proeftijd liep. De rechtbank kan derhalve ook niet vaststellen of het openbaar ministerie al dan niet ontvankelijk is in haar vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Anders dan door de officier van justitie gesteld, ligt het aantonen van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie op de weg van de officier van justitie en niet op die van de verdediging. Daarom zal de rechtbank de officier van justitie in haar vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet-ontvankelijk verklaren. 11 Toepasselijke wettelijke voorschriften Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 36f, 47 en 311 van het Wetboek van strafrecht. 12 Bijlagen De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis. 13 Beslissing De rechtbank: verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit; verklaart de verdachte strafbaar; veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt: - verklaart onttrokken aan het verkeer: Breekijzer Sencys [modelnummer] [serienummer 1] - gelast de teruggave aan verdachte van: -Iphone A1688 [serienummer 2] -geldbedrag van 502,00 veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van 270,00 (zegge: tweehonderd en zeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening; veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen 270,00 (zegge: tweehonderd en zeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van 270,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 5 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op; verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd; verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Dit vonnis is gewezen door: mr. J. van der Groen, voorzitter, en mrs. L. Amperse en H. de Doelder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Ihataren, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2017. De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. Bijlage I Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 26 februari 2017 te Sommelsdijk, gemeente Goeree-Overflakkee, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een woning/pand, gelegen aan de [adres delict], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis (inhoudende: sieraden en/of (eigendoms)papieren en/of 4000 euro), in elk geval enig(e) goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; art 310 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht