Verder klaagt verzoeker er over dat deze politieambtenaren hebben geweigerd om samen met hem het schadeformulier in te vullen.

Vergelijkbare documenten
Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

De politie stuurde deze registratieset toe aan de Stichting Processen-Verbaal.

Rapport. Datum: 15 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/406

Rapport. Datum: 10 juni 2005 Rapportnummer: 2005/171

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 11 oktober Rapportnummer: 2011/295

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 6 juli Rapportnummer: 2011/203

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 30 juli 1999 Rapportnummer: 1999/337

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

Rapport. Datum: 28 januari 2005 Rapportnummer: 2005/029

Rapport. Datum: 11 maart 2005 Rapportnummer: 2005/076

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/331

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/318

Beoordeling. h2>klacht

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Rapport. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2010/207

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Rapport over een klacht over de politie, Landelijke Eenheid, voorheen het Korps Landelijke Politiediensten. Datum: 30 december 2013

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Rapport. Datum: 8 mei 2007 Rapportnummer: 2007/087

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/267

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 23 maart 2006 Rapportnummer: 2006/114

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Rapport. Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 14 september 2006 Rapportnummer: 2006/314

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni Rapportnummer: 2011/194

Rapport. Datum: 22 november 2010 Rapportnummer: 2010/332

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 5 september 2006 Rapportnummer: 2006/306

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Rapport. Rapport over een klacht over IND uit Utrecht. Datum: 10 maart Rapportnummer: 2011/090

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Beoordeling. h2>klacht

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep):

Rapport. Datum: 18 mei 2004 Rapportnummer: 2004/180

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Rapportnummer: 2011/306

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 20 februari Rapportnummer: 2013/012

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209

Rapport. Datum: 9 mei 2006 Rapportnummer: 2006/179

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond. Datum: Rapportnummer: 2011/234

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) uit Rijswijk

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Samenvatting 1 Klacht 2 Beoordeling 2 Conclusie 4 Aanbeveling 5 Onderzoek 5 Bevindingen 5

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Leeuwarden. Rapportnummer: 2011/304

Beoordeling. h2>klacht

4. Het CBR wees het verzoek om een betalingsregeling op 6 juni 2008 af. Het CBR stelde:

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Beoordeling Bevindingen

Volgens onze gegevens kunt u geld terugkrijgen. Het kan al gauw gaan om een paar honderd euro. Ook als u weinig kosten hebt gemaakt.

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

3. De RDW antwoordde verzoekers moeder bij brief van 16 maart 2009 onder meer:

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uit Amsterdam. Datum: 2 november Rapportnummer: 2011/328

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401

Rapport. Datum: 20 juli 2006 Rapportnummer: 2006/252

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/221

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

Beoordeling Bevindingen

4 oktober 2007 vanuit de auto had gedaan nadat de door haar bestuurde auto kort daarvoor was geraakt door een onbekend gebleven voorwerp.

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/128

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de William Schrikker Groep. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/241

1.3 De auto van verzoeker bleef achter in een parkeervak waar parkeerbelasting moest worden betaald.

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

Rapport. Datum: 28 december 2010 Rapportnummer: 2010/370

Beoordeling Bevindingen

Transcriptie:

Rapport

2 h2>klacht Verzoeker klaagt er over dat ambtenaren van het regionale politiekorps Limburg-Noord direct na het ongeval op 26 juli 2007 geen, althans onvoldoende, aandacht hebben besteed aan de getuigen van het ongeval. Ook klaagt verzoeker er over dat deze politieambtenaren de afwikkeling van het ongeval ter plaatse ondergeschikt hebben gemaakt aan de aanhouding van een omstander. Verder klaagt verzoeker er over dat deze politieambtenaren hebben geweigerd om samen met hem het schadeformulier in te vullen. Daarnaast klaagt verzoeker er over dat een gesprek dat hij medio september 2007 voerde met een medewerker van het regionale politiekorps Limburg-Noord niet is aangemerkt als klacht. Ten slotte klaagt verzoeker er over dat de politie niet bereid is om de van het ongeval opgemaakte registratieset te verbeteren, hoewel uit de schadeafwikkeling volgt dat de wederpartij inmiddels heeft erkend dat verzoekers lezing over de toedracht juist is. Beoordeling Algemeen 1. Op 26 juli 2007 kwam verzoeker bij het besturen van zijn auto in de Adelborstenstraat te Venlo frontaal in aanrijding met een tegenligger, de heer X. Verzoeker reed komende vanuit de richting van de Bakkersstraat in de richting van de Schipperstraat. Vlak voor de Schipperstraat maakt de Adelborstenstraat een 90 graden bocht naar rechts. Het verkeer in de Adelborstenstraat heeft bij deze hoek geen vrij zicht op verkeer dat van om de hoek nadert. De Adelborstenstraat is op zich al niet erg breed en is door aan één zijde van de straat geparkeerde auto's zodanig verder versmald dat tegenliggers elkaar niet kunnen passeren (zie Bijlage 1. en 2.). De automobilist die aan de zijde van de geparkeerde auto's rijdt, moet ruimte laten voor de tegenligger om te kunnen passeren. Dat geldt ook als het voor het inhalen van geparkeerde auto's nodig is om de tegemoetkomende rijbaan te gebruiken. In dat geval zal de inhalende automobilist achter of tussen de geparkeerde auto's moeten wachten met inhalen tot de tegenligger is gepasseerd. Verzoeker reed onmiddellijk voorafgaand aan de aanrijding langs enkele aan zijn kant geparkeerde auto's toen hij plotseling werd geconfronteerd met een tegenligger die hij niet kon ontwijken. Beide bij de aanrijding betrokken auto's raakten zwaar beschadigd en verzoeker raakte gewond en moest zich hiervoor medisch laten verzorgen. Na de telefonische melding van het ongeval bij de politie zijn enkele politieambtenaren door de meldkamer naar de plaats van het ongeval gezonden.

3 De politie heeft van het ongeval een registratieset opgemaakt. Hierin had de politie onder het kopje beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval onder meer vastgelegd dat betrokkene 1 (verzoeker) op een gegeven moment naar links was uitgeweken om een op de weg geparkeerde personenauto links voorbij te rijden, terwijl op dat moment betrokkene 2, (tegenligger X) reeds zo dicht was genaderd dat tussen hen een aanrijding ontstond en dat betrokkene 1 zich zodanig had gedragen dat hierdoor gevaar op de weg werd veroorzaakt. 2. Kort na het ongeval ontstond een briefwisseling tussen de verzekeringsmaatschappijen van verzoeker en van de heer X over de financiële afwikkeling van de schade die was ontstaan door de aanrijding. Verzoekers verzekeraar stelde zich op het standpunt dat de aanrijding het gevolg was van roekeloos rijgedrag van X en dat dit gevolgen diende te hebben voor de financiële afwikkeling. De verzekeraar van X stelde daar tegenover dat de door de politie opgemaakte registratieset geen aanleiding gaf voor dit standpunt van verzoeker en wees verzoekers claim af. 3. In september en december 2007 had verzoeker contact met de politie over de afwikkeling van het ongeval. 4. Op 7 maart 2008 diende verzoeker een klacht in bij de politie over de manier waarop de politie de aanrijding had afgehandeld. Met name klaagde verzoeker er toen over dat politieambtenaren tijdens hun aanwezigheid op de plaats van het ongeval meer bezig waren geweest met de aanhouding van een toeschouwer naar wie de politie kennelijk al langer op zoek was, dan met de afwikkeling van het ongeval. Ook klaagde hij er over dat de politie een aantal getuigen niet had benaderd en hem niet had willen helpen met het invullen van het schadeformulier. Verder klaagde verzoeker over de gebrekkige dienstverlening door medewerkers van het politiekorps in de maanden na het ongeval. De beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Noord wees verzoekers klacht bij brief van 10 juli 2008 op alle onderdelen af. 5. Verzoeker wendde zich daarna op 25 augustus 2008 tot de Nationale ombudsman. Op 4 november 2008 vond een intakegesprek plaats met verzoeker. Tijdens dit gesprek bleek dat de verzekeringsmaatschappij van X verzoeker kort daarvoor had bericht toch de aan de zijde van verzoeker ontstane schade ( 11.684.82) volledig te zullen vergoeden. Naar aanleiding hiervan nam de Nationale ombudsman korte tijd later schriftelijk contact op met de korpsbeheerder met de vraag of verzoekers brief van 25 augustus 2008 en het verslag van het intakegesprek aanleiding gaf voor het heroverwegen van de beslissing van 10 juli 2008. Dit bleek niet het geval. I. Ten aanzien van het niet horen van getuigen

4 Bevindingen 1. Ter onderbouwing van dit klachtonderdeel liet verzoeker in zijn klachtbrieven en tijdens het intakegesprek weten dat op het ongeval een aantal omwonenden was afgekomen van wie enkelen het ongeval hadden zien gebeuren. Volgens verzoeker hadden de politieambtenaren echter verzuimd aandacht te besteden aan deze getuigen. 2. In reactie op dit klachtonderdeel liet de korpsbeheerder weten dat de op de plaats van het ongeval aanwezige ambtenaren onder het toegestroomde publiek wel hadden gezocht naar getuigen, maar dat niemand zich toen had gemeld. Een van de betrokken ambtenaren liet op dit onderdeel weten dat zij onder de tien tot vijftien omstanders navraag hadden gedaan, maar dat geen van hen zich als getuige van het ongeval had gemeld. Nadat verzoeker tijdens de klachtbehandeling door de politie de namen van enkele getuigen had verstrekt, had de politie hen in april 2008 alsnog uitvoerig gehoord, aldus de korpsbeheerder. 3. De Nationale ombudsman heeft telefonisch contact gehad met twee van deze getuigen. Zij lieten weten direct na het ongeval niet te zijn benaderd door de politie. Beoordeling 4. Het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving houdt in dat overheidsinstanties bij de voorbereiding van hun handelingen de relevante informatie verwerven. 5. In het algemeen onthoudt de Nationale ombudsman zich van het geven van een oordeel over (een onderdeel van) een klacht, als de lezing van verzoeker (op dat punt) lijnrecht staat tegenover de lezing van het bestuursorgaan. Dat is alleen anders indien er sprake is van omstandigheden op grond waarvan aan de ene lezing meer betekenis moet worden gehecht dan aan de andere lezing. Die situatie doet zich hier echter niet voor. Tegenover de stelling van verzoeker dat de politie zich niet zou hebben ingespannen om in contact te komen met getuigen van het ongeval, staat de lezing van de politie dat het toegestroomde publiek wel is aangesproken om getuigen te vinden, maar dat geen van de omstanders zich toen had gemeld. Dat niemand zich toen had gemeld bij de politie is bevestigd door twee van de drie getuigen die enkele maanden na het ongeval alsnog werden gehoord. Deze getuigen hebben ook laten weten dat zij niet hadden gemerkt dat de politie het toegestroomde publiek had benaderd om getuigen van het ongeval te vinden. (Met de derde getuige werd geen contact gekregen.) 6. De verklaringen van verzoeker en twee getuigen enerzijds en de verklaringen van de politieambtenaren anderzijds staan op dit punt tegenover elkaar. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om aan de lezing van de een meer betekenis toe te kennen dan aan

5 die van de ander, reden waarom de Nationale ombudsman geen oordeel geeft over dit klachtonderdeel. Op dit onderdeel onthoudt de Nationale ombudsman zich van een oordeel. II. Ten aanzien van het voorrang geven aan de aanhouding van een omstander Bevindingen 1. Verder klaagt verzoeker er over dat de politie de afhandeling van het ongeval ter plaatse ondergeschikt heeft gemaakt aan het aanhouden van een omstander. 2. De korpsbeheerder heeft hierover opgemerkt dat de betrokken ambtenaren tussen het toegestroomde publiek een persoon aantroffen van wie het bekend was dat deze werd gezocht voor het uitzitten van nog een aantal dagen in detentie. De bemoeienis met deze persoon had circa 10 tot 15 minuten geduurd. De afwikkeling van de aanrijding was hierdoor echter niet nadelig beïnvloed omdat eerst alle noodzakelijke handelingen waren verricht met betrekking tot de aanrijding, aldus de korpsbeheerder. Beoordeling 3. Het redelijkheidsvereiste houdt in dat overheidsinstanties de in het geding zijnde belangen tegen elkaar afwegen en dat de uitkomst hiervan niet onredelijk is. 4. Gezien de hoeveelheid taken van de politie en de vaak hectische situaties waarin de politie deze taken en werkzaamheden moet uitvoeren, bestaat er begrip voor dat de politie soms een activiteit moet af-, of onderbreken voor het verrichten van een andere belangrijke taak waarbij uitstel niet mogelijk of niet wenselijk is. Het aanhouden van een persoon zoals in dit geval is gebeurd, kan daaronder vallen. 5. De politie was gedurende achtenveertig minuten aanwezig op de plaats van het ongeval. Gedurende een deel van deze periode, tien tot vijftien minuten, hebben een of meerdere van de daar aanwezige politieambtenaren zich moeten concentreren op de gezochte persoon. Zij hebben zich toen dus niet volledig kunnen richten op de afwikkeling van het ongeval. De Nationale ombudsman acht het niet onredelijk dat de politie hiervoor haar bemoeienis met de aanrijding korte tijd heeft moeten onderbreken. Op dit onderdeel is de onderzochte gedraging behoorlijk. 6. In aanvulling op het hiervoor onder I. opgemerkte, wijst het feit dat de politie tussen de omstanders een aan te houden persoon aantrof, er overigens op dat de politie wel aandacht heeft besteed aan de omstanders.

6 III. Ten aanzien van het schadeformulier Bevindingen 1. Verder klaagt verzoeker er over dat de politie bij de afwikkeling op de plaats van het ongeval heeft geweigerd hem te helpen bij het invullen van het schadeformulier. 2. De korpsbeheerder heeft hierover opgemerkt dat de politie niet gehouden is om een burger te helpen bij het invullen van een schadeformulier. Als de politie wel behulpzaam is bij het invullen van zo'n formulier, is sprake van vrijwillige dienstverlening. Een dergelijke service kan alleen worden verleend als daar tijd en ruimte voor is. Die situatie deed zich in dit geval echter niet voor, aldus de korpsbeheerder. Beoordeling 3. Ook dit klachtonderdeel wordt getoetst aan het redelijkheidsvereiste. 4. Verzekeringsmaatschappijen verstrekken het (Europees) schadeformulier aan hun cliënten die bij hen zijn verzekerd op grond van de Wet Aansprakelijkheid Motorrijtuigen (WAM). Op dit formulier noteert de verzekerde na een ongeval met zijn of haar motorrijtuig allerlei gegevens die betrekking hebben op dat ongeval. Ook als bij een aanrijding de politie op de plaats van het ongeval aanwezig is, hetgeen bij lang niet alle aanrijdingen het geval is, is de politie in beginsel niet betrokken bij het invullen van het schadeformulier. De politie zal in zulke gevallen vrijwel steeds de gegevens van de betrokkenen natrekken. Het is dan een kleine moeite om de gegevens meteen ook te verstrekken aan de betrokkenen, zodat zij deze gegevens kunnen noteren op het schadeformulier. Dat de politie soms ook wel behulpzaam is bij het invullen van dit formulier, leidt er echter niet toe dat een bij een aanrijding betrokken burger aanspraak kan maken op deze hulp en dat de politie onder alle omstandigheden gehouden is betrokkenen behulpzaam te zijn bij het invullen van het schadeformulier. Niet is gebleken dat in dit geval de politie in redelijkheid gehouden was om verzoeker behulpzaam te zijn bij het invullen van het schadeformulier. Op dit onderdeel is de onderzochte gedraging behoorlijk. IV. Ten aanzien van de klachtherkenning Bevindingen 1. Ook klaagt verzoeker er over dat de politie opmerkingen van verzoeker tijdens het gesprek dat verzoeker in september 2007, enkele weken na het ongeval, had met een bij

7 naam genoemde politieambtenaar niet heeft aangemerkt als klacht. 2. De korpsbeheerder liet hierover weten dat de betrokken medewerker de uitlatingen van verzoeker tijdens dat gesprek niet had opgevat als officiële klacht. Toen verzoeker in december 2007 opnieuw contact met deze medewerker had opgenomen, had deze de uitlatingen van verzoeker echter wel als klacht aangemerkt en daarop de klachtenbehandeling op gang gebracht. Beoordeling 3. Het beginsel van fair play houdt voor overheidsinstanties in dat zij burgers de mogelijkheid geven hun procedurele kansen te benutten. 4. De klachtbrief aan de politie van 7 maart 2008 van verzoeker bevat ondermeer zijn weergave van het gesprek in september 2007. 5. De politieambtenaar op wie dit klachtonderdeel betrekking heeft, is in de gelegenheid gesteld om hierop rechtsreeks te reageren, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Wel liet hij via de korpsbeheerder weten dat hij verzoekers opmerkingen destijds niet als klacht had opgevat. 6. Op 5 september 2007 zond verzoekers rechtsbijstandverlener hem, onder meer een kopie van de registratieset. Het is aannemelijk dat verzoeker uit onvrede over de inhoud daarvan al kort daarna contact hierover heeft gezocht met de politie en niet pas in december 2007. Hoewel geen nauwkeurig beeld is ontstaan van het gesprek in september 2007, moet worden aangenomen dat verzoeker toen al - mondeling - heeft geklaagd bij de politie over de afwikkeling van het ongeval. De politieambtenaar had deze opmerkingen als klacht moeten opvatten. Op dit onderdeel is de onderzochte gedraging niet behoorlijk. V. Ten aanzien van het niet wijzigen van de registratieset Bevindingen 1. Ten slotte klaagt verzoeker er over dat de politie heeft geweigerd om de registratieset te verbeteren hoewel de wederpartij inmiddels heeft erkend dat het ongeval werd veroorzaakt door het rijgedrag van X en dat verzoekers weergave van de toedracht van het ongeval dus juist is.

8 2. In reactie op dit klachtonderdeel heeft de korpsbeheerder laten weten dat de politie in april 2008 uit coulance verzoeker is tegemoetgekomen door drie, door verzoeker genoemde, getuigen van het ongeval alsnog te horen. De verklaringen van deze getuigen zijn vastgelegd in een proces-verbaal. Deze processen-verbaal zijn daarna aangeboden aan de Stichting Processen Verbaal en aan de betrokken verzekeringsmaatschappijen. Beoordeling 3. Het redelijkheidvereiste houdt in dat overheidsinstanties de in het geding zijnde belangen tegen elkaar afwegen en dat de uitkomst hiervan niet onredelijk is. 4. Een registratieformulier is van belang voor de civielrechtelijke afwikkeling van een verkeersongeval (zie Achtergrond, onder 2.). Daarom behoren op dat formulier alle gegevens te worden vermeld die van belang zijn voor de vaststelling van de schuld aan de aanrijding. Het moet daarbij gaan om geconstateerde feiten. Eventuele conclusies moeten zijn gebaseerd op vaststaande feiten of op bijzondere wetenschap van degene die het formulier invult. Wanneer onvoldoende vaststaat wie schuldig is aan het ongeval, verdient het aanbeveling dat in het registratieformulier de lezingen van elk van de partijen - kort - worden weergegeven. 5. De oorspronkelijke registratieset vermeldt dat verzoeker zich zodanig had gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt omdat hij naar links uitweek om enkele geparkeerde auto's te passeren op het moment dat zijn tegenligger reeds heel dicht was genaderd. Deze omschrijving van het ongeval komt niet overeen met de werkelijke toedracht. Verzoeker heeft reeds direct op de plaats van het ongeval te kennen gegeven dat het juist aan het rijgedrag van de tegenligger te wijten is dat het ongeval ontstond. Verzoekers lezing is geruime tijd later door twee van de drie getuigen onderschreven. Verzoekers lezing over de toedracht is ten onrechte niet vastgelegd in de registratieset. 6. Met het oog op de uiteenlopende functies van een registratieset, (schadeafwikkeling, maar ook onderbouwing van eventuele infrastructurele aanpassingen, wetenschappelijk onderzoek en/of gericht verkeerstoezicht door de politie) is het van groot belang dat de politie een registratieset zorgvuldig, correct en objectief opmaakt. In dit geval is de politie daarin tekortgeschoten. 7. Met instemming heeft de Nationale ombudsman geconstateerd dat de politie later alsnog de door verzoeker genoemde getuigen heeft benaderd en dat de door hen afgelegde verklaringen vervolgens mede hebben geleid tot een voor verzoeker gunstige afloop van de schadeafwikkeling.

9 De politie heeft de in april 2008 opgenomen verklaringen van enkele getuigen naderhand toegevoegd aan de eerder al opgemaakte en naar de Stichting Processen Verbaal gezonden registratieset. Hierdoor heeft de politie uiteindelijk de onjuiste registratieset zodanig gewijzigd dat het intrekken en vervangen van de oorspronkelijke registratieset zoals door verzoeker wordt verlangd, achterwege kon blijven. Het wijzigen van de registratieset diende op dat moment immers geen redelijk belang meer. Op dit onderdeel is de onderzochte gedraging behoorlijk. Slotbeschouwing Hoewel niet alle klachten van verzoeker gegrond zijn, blijft toch het beeld hangen dat de politie het ongeval dat verzoeker in juli 2007 is overkomen, te routinematig heeft afgehandeld. De registratieset bevat niet verzoekers weergave van de toedracht, integendeel, over de toedracht bevat het vrijwel uitsluitend de achteraf onjuist gebleken conclusie dat de oorzaak van de aanrijding lag in het rijgedrag van verzoeker. Ook bevat de registratieset geen informatie over de - lichte - verwondingen die verzoeker door het ongeval had opgelopen. Toen verzoeker vervolgens in december 2007 constateerde dat ook zijn als klacht over de afwikkeling van het ongeval bedoelde opmerkingen enkele maanden eerder, niet als zodanig waren opgevat en de politie pas getuigen ging horen nadat hij zelf de namen en adresgegevens van enkele ooggetuigen had aangeleverd, was bij hem de indruk ontstaan dat de politie de kwestie niet heel erg serieus nam. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Limburg-Noord is gegrond ten aanzien van de klachtherkenning wegens schending van het beginsel van fair play; niet gegrond ten aanzien van het voorrang geven aan de aanhouding van een omstander; het niet behulpzaam zijn bij het invullen van het schadeformulier; het niet wijzigen van de registratieset. Ten aanzien van het niet terstond benaderen van enkele ooggetuigen onthoudt de Nationale ombudsman zich van een oordeel.

10 Instemming De Nationale ombudsman heeft met instemming ervan kennisgenomen dat de politie de oorspronkelijke registratieset heeft aangevuld met drie afzonderlijke processen-verbaal van verhoor van getuigen. Onderzoek Op 25 augustus 2008 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Venlo, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Limburg-Noord. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Noord (de burgemeester van Venlo), werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd drie betrokken politieambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Geen van hen maakte van deze gelegenheid gebruik. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd twee getuigen een aantal specifieke vragen gesteld. Met een derde getuige kwam geen contact tot stand. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen en/of aan te vullen. De korpsbeheerder gaf binnen de gestelde termijn geen reactie. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: Verzoekschrift van 25 augustus 2008, met bijlagen. Intakegesprek op 4 november 2008 Reactie van 5 december 2008 van de korpsbeheerder, met bijlagen.

11 Vervolgreactie van 4 juni 2009, met bijlagen. Reactie van 26 juni 2009 van verzoeker, met bijlagen. Telefonische verklaringen van twee getuigen. Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond Aanwijzing verkeersongevallen, zoals geldig op 26 juli 2007 en voor zover hier relevant. 1. Definities ( ) Registratieset: formulier dat door behandelende politiemensen opgemaakt wordt indien zij een verkeersongeval/aanrijding opnemen. In het formulier worden kenmerken van voertuigen, betrokkenen en aanrijdingen opgenomen, inclusief een situatietekening. (..) 3. Registratieset Wanneer een verkeersongeval meer dan licht letsel tot gevolg heeft, dan wel meer dan lichte schade, wordt alleen een registratieset opgemaakt (zie de uitzonderingen genoemd in par. 4 ). Op de registratieset wordt in dat geval aangegeven dat geen proces-verbaal wordt opgemaakt. In geval sprake is van meer dan lichte schade wordt het kentekenbewijs op basis van artikel 60 WVW94 en art. 39 Kentekenreglement ingevorderd en aan de RDW Centrum voor voertuigtechniek en informatie toegezonden. ( ) 4. Proces-verbaal In de hieronder genoemde gevallen ( par. 4.1. t/m 4.4 ) wordt proces-verbaal opgemaakt. Dit wordt op de registratieset aangegeven. 4.1. Ernstige overtreding van de verkeerswetgeving Wanneer bij een verkeersongeval uit het oogpunt van verkeersveiligheid sprake is van een (ernstige) overtreding van de verkeerswetgeving, waarbij de verdachte in de gegeven

12 situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan, wordt altijd proces-verbaal opgemaakt. Toelichting Het hier gestelde zal zich onder meer voordoen bij overtreding van die verkeersvoorschriften, waarvan de niet-naleving tot de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen behoort en die als zodanig veelal object zijn van gericht verkeerstoezicht zoals agressief rijgedrag (kleven e.d.), rijden door rood licht of het met te hoge snelheid rijden en voorrangsfouten. ( ) 6. Andere dan strafrechtelijke belangen. De gegevens die een politieambtenaar noteert, vormen de basis van het eventueel op te maken proces-verbaal. Daarnaast worden de gegevens altijd gebruikt voor de civielrechtelijke afwikkeling, zodat de schade van de betrokkenen snel en praktisch kan worden geregeld. Hiertoe worden de gegevens van verkeersongevallen verstrekt aan de Stichting Processen Verbaal. Een correcte en volledige registratie van verkeersongevallen wordt gebruikt ter onderbouwing van aanbevelingen of beslissingen betreffende infrastructurele aanpassingen, wetenschappelijk onderzoek en/of gericht verkeerstoezicht door de politie. ( ) Informatieverstrekking Een afschrift van de registratieset en een afschrift van het proces-verbaal, alsmede een aan originele kwaliteit gelijk zijnde kopie van eventueel van het proces-verbaal deeluitmakende fotomappen en/of situatietekeningen wordt door de politie aan de Stichting Processen Verbaal verstrekt ten behoeve van de verstrekkingen door de Stichting Processen Verbaal van afschriften aan belanghebbenden. (Zie Aanwijzing Informatieverstrekking Verkeersongevallen). BIJLAGE 1. Situatieschets Adelborstenstraat Venlo