Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) Advies over de defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking

Vergelijkbare documenten
Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO)

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) DGD EN DE ONTWIKKELINGSACTOREN

2. Algemene opmerkingen over het geheel van de sectoriele en thematische nota s

Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO)

Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO)

2. Algemene opmerkingen over het geheel van de sectoriele en thematische nota s

Onderwijssector in de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Hans De Greve, Plan België 28/05/2015

15293/08 cle/gra/jv 1 DG E II

REGLEMENT PRIJS BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 2010 Biodiversiteit en milieu voor een beter leven

R A P P O R T Nr

REGLEMENT. Sociale determinanten van gezondheid

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) Advies over de omzetting van de EU-biotechnologierichtlijn in Belgisch recht

ADVIES. Voorontwerp van kaderordonnantie betreffende de Brusselse ontwikkelingssamenwerking. 27 maart 2017

Voorontwerp van decreet tot wijziging en optimalisatie van diverse bepalingen van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking

Sinds 2004 telt de Belgische gouvernementele samenwerking 18 partnerlanden (KB van 26 januari 2004), verspreid over verschillende regio s:

Toespraak nieuwjaar event VLIR UOS 2014

Functiefamilie ET Thematische experten

10997/19 DAU/cg 1 RELEX.1.B

SERV Internationaal. SERV: een open visie op de wereld

Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) Advies over de strategienota Eerbied voor de Rechten van het Kind in Ontwikkelingsamenwerking

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de samenstelling en de werking van de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn

Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO)

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel ONTWERPVERSLAG

A D V I E S Nr Zitting van maandag 5 oktober

1. 25 MEI Wet betreffende de Belgische internationale samenwerking (1)

5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling (1)

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 mei

HGIS Vraag 20 : Wat zijn de uitgaven per partnerland per thema in 2008 en 2009? Opsteller : Joke van Hagen Versnelde MDG-realisatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie

Koninklijk besluit van 30 mei 1997 houdende de versterking van de doeltreffendheid van de instrumenten voor financiële steun aan de export

Gelet op hoofdstuk IV van de Grondwet;

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Ministerraad van 16 juni 2010

Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) Advies inzake gevaarlijke stoffen en preparaten Omzetting van vier richtlijnen

N Mensenrechten A Brussel, 15 december 2015 MH/JC/AS ADVIES. over HET VOORONTWERP VAN NATIONAAL ACTIEPLAN BEDRIJVEN EN MENSENRECHTEN

Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen C 165/23

8792/1/16 REV 1 dui/cle/as 1 DG G 2B

Boodschap uit Gent voor Biodiversiteit na 2010

Provincieraadsbesluit

Adviezen van de FRDO over de Klimaatgovernance. Marc Depoortere Directeur van de FRDO

Advies. over het voorontwerp van decreet inzake convenants gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 24 oktober

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 april 2014 (OR. en) 9026/14 JEUN 65 SOC 299

Persbericht. De Koning kent een ereteken toe aan de Laureaten van de Arbeid van de sector: Architect Ingenieur-Architect

Belangrijke informatie: de Gemeenschappelijke Prioriteit met het Frans-Engelse Kanaal programma

ADVIES 2 A Integratie van de genderdimensie

2. Algemene opmerkingen over het geheel van de sectoriele en thematische nota s

Reglementering van het participatief budget voor de projectoproep Participatieve Duurzame Wijken

Noord-Zuid voor lokale besturen. Het opstellen van criteria voor de partnerzoektocht

ADVIES. 24 april 2019

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING. Vlaamse bijdragen voor ontwikkelingssamenwerking (ODA) en internationale klimaatfinanciering in 2018.

Bijdrage Regeerakkoord (seminarie Alden Biesen) MOVI Colloquium Beter Besturen, Beter Regeren Woensdag 13 mei 2009

Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) Advies over TRIPs en biodiversiteit

NOTA AAN DE MINISTERRAAD

Koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

Advies over het ontwerp van koninklijk besluit betreffende het federaal reductieprogramma van pesticiden voor de periode

Advies over de concretisering van de transitie van België naar een koolstofarme maatschappij in 2050

Publiek Private Partnerschap faciliteit. Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid (FDOV) Aad de Koning 26 april 2012

WAT IS ER VAN HEN GEWORDEN? ONDERZOEK NAAR DE VOORMALIGE JUNIOR ASSISTENTEN

Advies over het Belgische rapport voor de Voluntary National Review 2017

Technische nota 4 - Benadering van de financiële controles van de ANGS

Sociale en politieke aspecten van een verdeelde wereld

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN VLAANDEREN (KONINKRIJK BELGIE) EN DE INTERNATIONALE ARBEIDSORGANISATIE (IAO)

Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) Advies over het zesde milieuactieprogramma van de Europese Unie

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0299/59. Amendement. Marco Zanni, André Elissen, Stanisław Żółtek namens de ENF-Fractie

Associatie Raamwerk Overeenkomst tussen de Republiek Suriname en MERCOSUR

1. Samenvatting. 2. Voorafgaande opmerking

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

Ik antwoord individueel als lid van een instelling / vereniging / ngo. Heeft u meegewerkt aan de voorbereiding van het voorontwerp: Ja Neen

Samenvatting. 1. Wat houdt het begrip internationale samenwerking in?

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES. Over het voorontwerp actieplan Maatschappelijk verantwoord ondernemen in België.

Initiatiefadvies. Het toekomstige kinderbijslagmodel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 5 maart 2018

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

A D V I E S Nr Zitting van donderdag 16 juni

Fiche 1: Mededeling monitoring van de Europese pijler van sociale rechten

BELEID OP VLAK VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING: IN BELGIË EN DAARBUITEN

POLITIEKE NOTA - NOVEMBER Belgische overheidssteun voor landbouw en voedselzekerheid

Advies betreffende de governance inzake luchtkwaliteit. Conferentie FRDO 12/10/2018 Prof. Jean-Pascal van Ypersele Voorzitter WG Energie & Klimaat

MEMORANDUM VAN OVEREENSTEMMING OVER ONTWIKKELINGSSAMENWERKING TUSSEN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA EN DE VLAAMSE REGERING

waardigheid participatie gelijke rechten solidariteit individuele vrijheid

7935/17 rts/van/fb 1 DG E - 1C

10254/16 ons/zr/as 1 DGC 2B

ADVIES. 15 september 2016

Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OPERATIONEEL PLAN

Eerste krachtlijnen. Het Post-2015 doelstellingenkader. Coördinatie Ontwerp Standpuntbepaling. voor de Vlaamse Regering

MINISTERIE VAN VERKEER EN INFRASTRUCTUUR

Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze datum

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

Voor de delegaties gaan in bijlage dezes de conclusies van de Raad over Jemen, die de Raad in zijn zitting op 18 februari 2019 heeft aangenomen.

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

ADVIES I.V.M. HET POSITIEF ACTIEPLAN ALLOCHTONEN EN ARBEIDSGEHANDICAPTEN 2002

VLIR-ADVIES BETREFFENDE DE STUDIEGELDEN VOOR DIPLOMA- EN CREDITCONTRACTEN VOOR HET ACADEMIEJAAR

VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË

Transcriptie:

Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) Advies over de defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking gevraagd door de staatssecretaris voor internationale samenwerking in een brief van 20 december 2000 voorbereid door de werkgroep internationale betrekkingen goedgekeurd door de algemene vergadering van 25 oktober 2001 (zie bijlage 1) Inhoud 1. Samenvatting [1-5] 2. Context [6-9] 3. Algemene beschouwingen [10-16] 4. Leidende beginselen voor een goed beheer van de ontwikkelingssamenwerking [17-29] 4.1. Duurzame ontwikkeling en structurele armoedebestrijding [18-22] 4.2. Coherentie [23-25] 4.3. Doelmatigheid en efficiëntie [26-29] 5. De defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking [30-49] 5.1. In acht te nemen principes bij de uitvoering van de ontwikkelingssamenwerking [30-45] 5.1.1.Representativiteit en coherentie [30-40] 5.1.2.Ongebonden hulp [41] 5.1.3.Verlies aan efficiëntie (toename van de administratieve kosten) en duidelijkheid, beperkte doelmatigheid [42-45] 5.2. Aanbevelingen aan de werkgroep die de defederalisering moet voorbereiden [46-49] 6. Conclusie [50-53] Bijlagen 1. Aantal aanwezige en vertegenwoordigde stemgerechtigde leden op de algemene vergadering van 25 oktober 2001 2. Vergaderingen ter voorbereiding van dit advies 3. Personen die meewerkten aan de voorbereiding van dit advies 4. Afkortingen 1. Samenvatting [1] De Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (de FRDO, de raad) herinnert aan enkele leidende beginselen voor een goed beheer van de ontwikkelingssamenwerking en probeert een onpartijdig advies over de defederalisering te formuleren (zie context, punt 9). De raad is bezorgd voor de defederalisering want ze wordt niet door de partners uit het Zuiden gevraagd en omdat ze vooral op Belgische binnenlandse institutionele bekommernissen blijkt te antwoorden. FRDO 1 / 11

FRDO [2] De raad herhaalt dat de duurzame ontwikkeling en de armoedebestrijding centrale prioriteiten moeten blijven. Er moet absoluut worden toegezien op de interne coherentie, de doelmatigheid, en de efficiëntie. Het is ook uiterst belangrijk om te zorgen voor een horizontale coherentie tussen de Officiële Ontwikkelingshulp en de andere beleidsmaatregelen die de ontwikkelingslanden beïnvloeden. [3] De rol van de gemeenschappen en de gewesten inzake ontwikkelingssamenwerking moet een aanvulling zijn op die welke thans wordt vervuld door het federale niveau. Er moet tevens op worden toegezien dat aan de federale administratie de bevoegdheden en middelen niet worden onttrokken die haar in staat stellen op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking te zorgen voor coherentie en voor een effect op het terrein. Met de medewerking van de gewesten en de gemeenschappen betekent dit dat de financiële middelen moeten worden verhoogd voor een betere ontwikkelingssamenwerking, en dat deze participatie van de deelstaten in de ontwikkelingssamenwerking niet mag worden gefinancierd ten koste van de federale inbreng. [4] Elke wijziging van de ontwikkelingssamenwerking moet naar het belang van de partnerlanden gericht worden en de beginselen van coherentie, efficiëntie en doelmatigheid respecteren. [5] In de uitvoering van de defederalisering pleit de raad voor de opstelling van een gezamenlijk Ontwikkelingshandvest met leidende beginselen voor alle actoren van de ontwikkelingssamenwerking, de opstelling van een permanente overlegstructuur tussen de verschillende overheidsniveaus en voor het behoud van de verworvenheden van de wet van 25 mei 1999 betreffende de Internationale Samenwerking. 2. Context [6] Het kernkabinet van 15 oktober 2000 heeft beslist om over te gaan tot een gedeeltelijke overdracht van bevoegdheden op gewest- en gemeenschapsniveau in de vorm van een defederalisering van het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Deze beslissing is erop gericht vanaf 2004 de volle of gedeeltelijke verantwoordelijkheid voor het beheer van de Officiële Ontwikkelingshulp en het bijbehorende federale budget over te dragen aan de gemeenschaps- en gewestinstanties. [7] In een brief van 20 december 2000 heeft de Staatssecretaris voor Internationale Samenwerking Eddy Boutmans de raad verzocht om een advies uit te brengen over deze defederalisering. Op 13 juli 2001 is de bijzondere wet die deze defederalisering voorziet gestemd. [8] De raad heeft met grote belangstelling kennis genomen van de kritieke opmerkingen van het Comité voor Ontwikkelingshulp van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) (Verslag over de Belgische ontwikkelingssamenwerking) en van de Commissie Buitenlandse betrekkingen en Defensie van de Senaat (auditverslagen gewijd aan de defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking. [9] Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) neemt afstand van de paragrafen van dit advies die direct of indirect een waardeoordeel weergeven over de opportuniteit van een defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking. Het VBO wenst zich namelijk hierover niet uit te spreken. Wat ook de nieuwe structuren zullen zijn waarbinnen ontwikkelingssamenwerking zal plaatsvinden, benadrukt het VBO dat deze efficiënt moeten zijn. 2 / 11 2001A13N

3. Algemene beschouwingen [10] De defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking in België wordt duidelijk anders bekeken door verschillende geledingen van de Belgische maatschappij. De raad neemt akte van deze situatie maar probeert onpartijdig advies te formuleren (zie context, punt 9). [11] De raad is bezorgd voor de defederalisering. Met dit advies herinnert hij aan aantal principes voor een kwalitatieve ontwikkelingssamenwerking, zowel op federaal als op regionaal niveau. De raad verwijst eveneens naar de bezorgdheden van onze partners, de ontwikkelingslanden, en naar internationale organisaties, zoals de OESO, die zich vragen stellen over de noodzaak van een dergelijke defederalisering. [12] Bij de regeringsbeslissing, genomen in het kader van de communautaire pacificatie, lijken de binnenlandse institutionele bekommernissen van België voorrang te hebben gehad op het internationale solidariteitsgevoel. De partners uit het zuiden die deze nieuwe samenwerkingsoriëntatie zeker niet vragen, zouden de hoofdbekommernis moeten zijn van de Ontwikkelingssamenwerking. Evenmin is de defederalisering onderworpen aan een voorafgaand overleg met hen of met de verschillende Belgische actoren van de betrokken sector. [13] Het antwoord op het probleem van de ontwikkelingslanden is niet eerst van financiële aard maar vooral van institutionele en politieke aard, zowel op internationaal, nationaal en lokaal niveau. Op dit vlak is het de federale staat die beschikt over de meest geschikte politieke instrumenten om invloed te hebben om de evolutie van de sectorale beleidsmaatregelen naar een duurzame ontwikkeling te ondersteunen. Dit is zeker waar voor de concentratielanden 1, waar de Belgische staat zijn invloed kan laten gelden zowel ten aanzien van de andere geldverschaffers als van de partnerregeringen. [14] De raad is er zich van bewust dat sinds de jaren negentig het federale beleid voor ontwikkelingssamenwerking de wil heeft om zich tegelijk te richten op een coherent geheel van acties en om met de samenwerking eerst en vooral aan de verwachtingen van de bevolking te beantwoorden. Het is duidelijk dat de huidige toestand voor verbeteringen vraagt maar men moet de voorafgaande hervormingen die de verdienste hebben globaal te zijn en op een gestructureerde wettelijke basis steunen, niet ontkennen. [15] Zoals het Comité voor Ontwikkelingshulp van de OESO opmerkt in zijn rapport over de Belgische ontwikkelingssamenwerking, vertoont de ontwikkelingssamenwerking in de federale staten (Duitsland, Canada, Zwitserland) doorgaans een of andere vorm van verdeling van bevoegdheden tussen federaal niveau en deelstaten. Een aanzienlijke bevoegdheid komt echter toe aan het federaal niveau, aangevuld, gesteund en versterkt door de acties op het niveau van de deelstaten. Het gaat telkens om een versterking van een samenwerkingsactie door samenvoeging van de budgetten en synergisme van de bekwaamheden en initiatieven. De raad vraagt dat er bij de uitwerking van de defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking rekening zou worden gehouden met de ervaringen van andere federale staten. [16] De raad is er zich bewust van dat het debat rond de defederalisering ook mogelijkheden kan bieden en hoopt dat het dan aan de verbetering van de huidige toestand en aan een 1 Het koninklijk besluit van 26 juni 2000 stelt de lijst vast van de 25 landen waarnaar België zijn hulp concentreert: Niger, Burkina Faso, Burundi, Mozambique, Mali, Rwanda, Benin, Oeganda, Senegal, Ethiopië, Ivoorkust, Democratische Republiek Congo, Tanzania, Zuid-Afrika, Southern African Development Community (SADC), Marokko, Palestijnse gebieden, Algerije, Cambodja, Laos, Vietnam, Bangladesh, Bolivia, Peru, Ecuador. FRDO 3 / 11

FRDO nieuwe dynamiek voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking zal bijdragen, wat haar een meerwaarde zou geven. 4. Leidende beginselen voor een goed beheer van de ontwikkelingssamenwerking [17] De raad verwijst naar zijn advies van 8 oktober 1997 over de beleidsnota Kleur bekennen van Staatssecretaris R. Moreels en naar dat van 20 juni 2000 over de beleidsnota Ontwikkelingssamenwerking Kwaliteit in solidariteit. Partnerschap voor Duurzame ontwikkeling van Staatssecretaris E. Boutmans, die heel wat principes bevatten die ten grondslag moeten liggen aan het beheer van de ontwikkelingssamenwerking. 4.1. Duurzame ontwikkeling en structurele armoedebestrijding [18] De FRDO herhaalt dat duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding centrale prioriteiten moeten blijven. Het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking moet tot doel hebben de groepen tot wie ze gericht is beter in staat te stellen de oorzaken van een slechte ontwikkeling weg te werken, en niet alleen de symptomen aan te pakken. Ze moet eveneens tot doel hebben om sociale rechtvaardigheid te verwezenlijken. Dit doet onvermijdelijk de vraag rijzen van de verdeling van de rijkdom en dus, de sociale en politieke vraag. [19] Duurzame ontwikkeling bevordert de groei van de productie-, menselijke en materiële middelen. Duurzame ontwikkeling wordt gerealiseerd met de actieve medewerking van de betrokken bevolkingsgroepen en onder impuls van democratisch en efficiënt georganiseerde overheden. In het kader van een democratische dialoog vormt dus de overheid een centrale drijvende kracht van duurzame ontwikkeling. De versterking van dit element, gericht maar niet beperkt tot de structuren van de overheden, is een sleutelelement van ieder beleid inzake ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking. De raad verwijst naar Agenda 21 die het belang onderstreept van de rol van de belangrijkste groepen (zoals de ondernemingen, de vakbonden, de NGO s ). [20] De ontwikkeling is eerst en vooral een verantwoordelijkheid van de bevolking. De door het buitenland geboden samenwerking is een tijdelijk hulpmiddel voor een intern proces. Met behulp van bijkomende middelen zal een eigen ontwikkeling op gang komen die steunt op lokale stuwende krachten en ter plaatse beschikbare hulpbronnen. [21] In het licht van een toenemende bezorgdheid om via dialoog, en in wederzijds respect voor elkaars tradities en aspiraties, te komen tot een meer duurzame wereld, is het belangrijk om ontwikkelingssamenwerking sterker te benaderen vanuit een wederzijds leerproces tussen volkeren in Noord en Zuid, Oost en West, en zeker niet uitsluitend als een eenrichtingsverkeer van transfer van middelen, goederen en kennis. Met name op het vlak van duurzame ontwikkeling stelt Agenda 21 duidelijk dat alle volkeren in dit wederzijds leerproces kunnen bijdragen tot ontwikkeling. [22] Duurzame ontwikkeling vereist evenzeer een betere toegang tot en controle op een billijker en duurzamer verdeling en gebruik van de natuurlijke rijkdommen. Aandacht moet tevens gaan naar de druk op het milieu in de ontwikkelingslanden, naar de overdracht door ons land van duurzame technologieën onder gunstige voorwaarden en naar de ontwikkeling van duurzame productie- en consumptiewijzen binnen en buiten onze grenzen. 4 / 11 2001A13N

4.2. Coherentie [23] Het is uiterst belangrijk om te zorgen voor een horizontale coherentie tussen de Officiële Ontwikkelingshulp en de andere beleidsmaatregelen die de ontwikkelingslanden beïnvloeden, vooral die op commercieel (handelsakkoorden) en financieel gebied, de verschillende sectorale beleidsmaatregelen (gezondheid, landbouw ) en de deelneming van België aan verschillende multilaterale instellingen. In die logica moet de ontwikkelingssamenwerking samenwerkingsverbanden aangaan met andere activiteitensectoren. Het is dan ook nuttig, om de IWOS (Interdepartementale Werkgroep Ontwikkelingssamenwerking) te optimaliseren en een nieuwe dynamiek te geven, en dat de minister van Financiën eraan deelneemt 2. [24] Bovendien vestigt de FRDO de aandacht op de plicht om een grotere interne coherentie van het volledige hulpstelsel te bewerkstelligen, in het bijzonder wat betreft de betrekkingen tussen de bilaterale en multilaterale componenten ervan. [25] De Ontwikkelingssamenwerking evolueert van versnipperde projecten naar geïntegreerde programma s en een sectoraal beleid. Zo vraagt de raad meer overleg en een betere coördinatie tussen de donors. Deze impliceert politieke onderhandelingen en het op elkaar afstemmen van de procedures tussen hen. Dit overleg tussen donors moet ook op het niveau van buitenlandse politiek en medewerking aan internationale instellingen effectief zijn. 4.3. Doelmatigheid en efficiëntie [26] Om een goed beheer van de ontwikkelingssamenwerking te garanderen, moet absoluut worden toegezien op de naleving van de doelmatigheids- en efficiëntieprincipes. Om efficiënter te zijn moet ontwikkelingssamenwerking: gedefinieerd worden in meetbare indicatoren betreffende duurzaam sociaaleconomische welzijn en qua draagkracht van het ecosysteem, een democratische verantwoordelijkheid bevorderen en de mensenrechten en de rechtsstaat inachtnemen en handhaven. [27] Om haar eigen identiteit te bewaren moet de ontwikkelingssamenwerking haar politieke onafhankelijkheid kunnen bewaren via een eigen portefeuille binnen elke regering. [28] De actoren van de ontwikkelingssamenwerking moeten dialogeren en overleggen met de verenigingen en sociale bewegingen die actief zijn in de partnerlanden. Er moet trouwens werk worden gemaakt van de deelneming van sociale, economische en ecologische organisaties en van de versterking van de banden met de burgermaatschappij in het Zuiden. Het in het kader van de samenwerking opgebouwde partnerschap moet de verschillende verantwoordelijkheden vastleggen, een ownership en de lokale capaciteitsopbouw bevorderen. 2 Volgens beslissing van de Raad van Ministers van 22 september 2000, is de IWOS samengesteld uit de volgende Ministers en Staatssecretarissen: de Minister van Begroting, Sociale Integratie en Sociale Economie, de Minister van Buitenlandse zaken, de Staatssecretaris voor Buitenlandse Handel, de Minister van Landsverdediging, de Minister voor Consumentenbescherming, Volksgezondheid en Leefmilieu, de Staatssecretaris voor Energie en Duurzame ontwikkeling en de Staatssecretaris voor Internationale Samenwerking; en beoogt hij een grotere harmonisering van de prioriteiten van de verschillende domeinen van de Belgische politiek in verband met de ontwikkelingslanden en ten gunste van die landen. FRDO 5 / 11

FRDO [29] Er moet ook worden gezorgd voor een geleidelijke en aanzienlijke verhoging van de beschikbare middelen voor de ontwikkelingssamenwerking teneinde volgens een bepaalde tijdschema te komen tot minstens 0,7% van het bruto nationaal product. 5. De defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking 5.1. In acht te nemen principes bij de uitvoering van de ontwikkelingssamenwerking 5.1.1. Representativiteit en coherentie [30] Er moet worden gezorgd dat de verschillende gezagsniveaus federaal, gewest- en gemeenschapsniveau niet verzwakken maar elkaar versterken. De defederalisering mag zeker niet leiden tot een versnippering van de Officiële Ontwikkelingshulp, tot een gebrek aan algemene politieke en strategische eenheid, tot een verzuilde uitvoering zonder uitwisseling van ervaringen of tot marginalisatie van de Belgische actoren op het terrein. [31] De raad herinnert eraan dat elke soevereine staat in internationale middens met één stem spreekt. Dit is met name het geval in internationale instellingen waarvan de beslissingen rechtstreekse consequenties hebben voor de ontwikkelingslanden (Europese Unie, Verenigde Naties, Verenigde Naties-agentschappen, Wereldhandelsorganisatie, Wereldbank, Internationaal Monetair Fonds). De raad vindt het raadzaam de rol van België in de internationale instellingen te versterken en is van mening dat de vermenigvuldiging van het aantal structuren en intervenanten de invloed van ons land in deze instellingen dreigt te verzwakken. [32] In het Europese besluitvormingsproces is het België dat lid is van de Europese Unie. Op dit niveau gebeurt de ontwikkelingssamenwerking voor een groot deel via het Europees Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking. [33] De FRDO is dus van mening dat het om redenen van relevantie, coherentie en efficiëntie de multilaterale hulp federaal moet blijven maar dat het Belgische standpunt over het politieke luik moet worden besproken in overleg met de deelstaten. Daarvoor is het noodzakelijk dat er overlegmechanismen worden gecreëerd tussen de federale staat en de deelstaten. Dit met name om de eenheid van het buitenlands beleid te garanderen in coherentie met de ontwikkelingssamenwerking en met duurzame ontwikkeling. Deze structuur zou de verschillende actoren van de ontwikkelingssamenwerking verenigen, een gemeenschappelijk kader en gemeenschappelijke kwaliteitscriteria vastleggen en toezien op de naleving ervan. [34] De logica van duurzame ontwikkeling veronderstelt de integratie van sociaaleconomische en ecologische aspecten van ontwikkeling. De logica van de defederalisering zoals ze werd voorgesteld, strekt echter tot een verdeling van de bevoegdheden per thema. Voor een materie zoals de ontwikkelingssamenwerking die betrekking heeft op verschillende vragen en thema s, kan de defederalisering problematisch blijken. Daarom dringt de raad aan op het behoud op federaal niveau van een drijvende kracht die verplicht tot overleg en die zorgt voor de horizontale en verticale integratie van de verschillende aspecten van duurzame ontwikkeling op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking. 6 / 11 2001A13N

[35] De ontwikkelingssamenwerking heeft zijn eigen logica die rekening houdt met verschillende niveaus: de kanalen (directe, indirecte, multilaterale hulp) de geografische dimensie de thematische dimensie Deze drie dimensies vullen elkaar aan. De sectorale verdeling is niet de belangrijkste. Ze speelt vooral een ondersteunende rol in de uitvoering van het ontwikkelingsbeleid. [36] De raad wijst erop dat deze gewest- en gemeenschapsbenadering die de federale bevoegdheden versnippert ingaat tegen de aanbevelingen van het door de Regering goedgekeurde Federaal Plan voor Duurzame ontwikkeling. [37] Wat de uitvoering van de indirecte bilaterale hulp betreft kan een defederalisering misschien gemakkelijker op dit niveau worden geconcipieerd, hoewel de adviezen erover verdeeld zijn. De indirecte bilaterale hulp moet in ieder geval dezelfde principes volgen als die voor een goede ontwikkelingssamenwerking (zie hierboven) en moet volgens deze geëvalueerd worden. [38] Een regionalisering van de indirecte bilaterale samenwerking zou echter niet alleen financiële maar ook politieke gevolgen hebben: hoe een staat de bilaterale samenwerking invult (direct bilateraal of via indirecte actoren) is vaak een politieke keuze, die aangepast of bijgestuurd kan worden in functie van het verloop van de samenwerking. Door één van beide niveaus direct bilaterale samenwerking of indirecte- exclusief toe te vertrouwen aan de deelstaten ontneemt men zowel het federale niveau als de deelstaten gewicht op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking. [39] Terwijl sommige indirecte partners (VLIR, CIUF, VVOB, APEFE) al het recht van initiatief en een zekere autonomie hebben gekregen door het zogenaamde financieringsprogramma, zijn andere actoren vragende partij (namelijk de vakbonden). Wat de NGO s betreft, wordt het financieringsprogramma georganiseerd per NGO, wat de nationale (tweetalige), Franstalige en Nederlandstalige NGO s in staat stelt om hun eigen dynamiek te ontwikkelen. [40] NGO's zijn overigens actief in netwerken die regionale noch taalgrenzen kennen. Deze diversiteit verrijkt de betrekkingen met de landen en de organisaties die partner zijn in de ontwikkelingssamenwerking, en is ook een troef in de internationale contacten, in het bijzonder met de Europese landen en de Europese instellingen. De ontwikkelingsorganisaties vragen niet om een defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking. Veel ontwikkelingsorganisaties hebben zich uitgesproken voor een minimalistische invulling van de defederaliseringsbesluiten. De FRDO is van mening dat de NGO's die hun nationaal karakter wensen te behouden, daar de mogelijkheid toe moeten hebben. 5.1.2. Ongebonden hulp [41] Het principe van de ongebonden publieke hulp moet worden vooropgesteld en dit op elk internationaal, nationaal en lokaal niveau. België zal het respect van dit principe op het Europees en internationaal niveau bepleiten. De raad dringt erop aan dat er systemen moeten worden ingevoerd die een ongebonden hulp garanderen en dat deze ontbinding op internationaal niveau in een wettelijk kader moet passen. Daarnaast dringt de raad erop aan dat een mechanisme wordt ingevoerd via het welke de verschillende actoren van de ontwikkelingssamenwerking op de hoogte worden gesteld van de Officiële Ontwikkelingshulp die België en zijn Gemeenschappen en Gewesten geven. FRDO 7 / 11

FRDO 5.1.3. Verlies aan efficiëntie (toename van de administratieve kosten) en duidelijkheid, beperkte doelmatigheid [42] De raad legt de nadruk op het belangrijk risico van een verlies aan efficiëntie, doelmatigheid en coherentie als de bilaterale samenwerking defederaliseerd zou worden, in het bijzonder die met de concentratielanden. [43] Voor de Partnerlanden, hun administraties en de verenigingen die actief zijn op het terrein zal het nog moeilijker zijn de bevoegde gesprekspartners te identificeren en met hen te onderhandelen. [44] Door de Belgische ontwikkelingssamenwerking op te splitsen, ontstaat een veelheid aan geldschieters. De raad dringt erop aan de administratieve kosten, die onvermijdelijk met de defederalisering zullen stijgen, op een minimaal niveau terug te brengen. De raad stelt voor dat hiervoor de algemeen aanvaarde internationale standaarden worden gevolgd. [45] Opeenvolgende hervormingsgolven hypothekeren sedert jaren de doelmatigheid van de Belgische samenwerking. De motivatie van het personeel van het Directie-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS) en de Belgische Technische Coöperatie (BTC) lijdt eronder. Er is nood aan herwaardering van de opgedane ervaring, aan stabiliteit en continuïteit van de structuur van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. 5.2. Aanbevelingen aan de werkgroep die de defederalisering moet voorbereiden [46] Een beleid van ontwikkelingssamenwerking is een geïntegreerd geheel van maatregelen waarvan de efficiëntie mede afhankelijk is van de kracht van de initiële middelen en de daaropvolgende synergismen. Alles moet in het werk worden gesteld om te garanderen dat er ten volle rekening wordt gehouden met deze twee elementen - kracht van de middelen en synergisme - bij de opstelling van de nieuwe structuren voor ontwikkelingssamenwerking in België. Het gaat in zekere zin om het opzetten van een gemeenschappelijk Belgisch ontwikkelingsbeleid. [47] De volgende elementen zouden daartoe moeten bijdragen: opstelling en goedkeuring door de verschillende betrokken overheden van een gezamenlijk Ontwikkelingshandvest dat de leidende beginselen bevat die de verschillende actoren beloven te volgen in hun samenwerkingsbeleid, opstelling van een permanente overlegstructuur tussen de verschillende overheidsniveaus en verbintenis van de betrokken overheden om het Handvest te goeder trouw te volgen, te werken in de grootste transparantie en met het hoofddoel te streven naar samenwerkingseffecten die zich uiten in een verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden van de begunstigde bevolkingsgroepen. [48] Het Handvest zou met name de volgende elementen bevatten: definitie van de doelstellingen van het gemeenschappelijk samenwerkingsbeleid, verbintenis om te goeder trouw samen te werken (en samenwerkingsverbanden te zoeken) in het belang van de begunstigde bevolkingsgroepen, verbintenis om doelstellingen op middellange en lange termijn na te streven en er de nodige middelen voor in te zetten, verbintenis om de voor de ontwikkelingssamenwerking uitgetrokken financiële middelen ieder jaar te verhogen. [49] Volgens de FRDO zou het nuttig zijn de verworvenheden van de wet van 25 mei 1999 betreffende de Internationale Samenwerking te behouden en ze te gebruiken als 8 / 11 2001A13N

gemeenschappelijk patrimonium dat verder moet worden ontwikkeld door geregeld overleg tussen de verschillende niveaus. 6. Conclusie [50] De FRDO is ervan overtuigd dat de gemeenschappen en de gewesten een belangrijke rol is toebedeeld inzake ontwikkelingssamenwerking, maar volgens de raad moet deze rol een aanvulling zijn op die welke thans wordt gespeeld door het federale niveau. Dit betekent dat met de medewerking van de gewesten en de gemeenschappen de financiële middelen moeten worden verhoogd voor een betere ontwikkelingssamenwerking. Deze participatie van de deelstaten in de ontwikkelingssamenwerking mag niet worden gefinancierd ten koste van de federale inbreng. Er moet tevens op worden toegezien dat aan de federale administratie de bevoegdheden en middelen niet worden onttrokken die haar in staat stellen op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking te zorgen voor coherentie, efficiëntie en doelgerichtheid en een impact op het terrein. Elke wijziging van de ontwikkelingssamenwerking moet deze beginselen garanderen en moet genomen worden in het belang van de lokale volkeren. [51] Al het voorgaande vereist een constructief overleg tussen alle politieke niveaus en alle betrokken actoren bij de ontwikkelingssamenwerking (ontwikkelings-ngo s, sociale onderhandelingspartners, universiteiten, lokale overheden ). De raad verwijst naar een brief van de Staatssecretaris E. Boutmans van 28 augustus 2001, waarin de samenstelling wordt aangekondigd van een werkgroep die zich zal buigen over de vraag van de defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking en hoopt dat deze zijn werkzaamheden zal verrichten in het kader van een sterker overleg met de actoren van de ontwikkelingssamenwerking. [52] De raad vraagt ook dat er zo snel mogelijk een permanente informatiecampagne wordt uitgewerkt en gelanceerd, gericht tot verschillende doelgroepen (actoren van de ontwikkelingssamenwerking in België en in het buitenland) over de transformatie van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. [53] De raad zou een advies kunnen formuleren over de toekomstige concrete voorstellen van de regering. FRDO 9 / 11

FRDO Bijlagen 1. Aantal aanwezige en vertegenwoordigde stemgerechtigde leden op de algemene vergadering van 25 oktober 2001 3 van de 4 voor- en ondervoorzitters 5 van de 6 vertegenwoordigers van de niet-gouvernementele organisaties voor milieubescherming 3 van de 6 vertegenwoordigers van de niet-gouvernementele organisaties voor ontwikkelingssamenwerking 1 van de 2 vertegenwoordigers van de niet-gouvernementele organisaties die de belangen van verbruikers verdedigen 5 van de 6 vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties 3 van de 6 vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties 1 van de 2 vertegenwoordigers van de energieproducenten 5 van de 6 vertegenwoordigers van de wetenschappelijke milieus (*) Totaal: 26 van de 38 stemgerechtigde leden (*) (*) momenteel is 1 vertegenwoordiger van de wetenschappelijke milieus niet aangeduid 2. Vergaderingen ter voorbereiding van dit advies De werkgroep internationale betrekkingen vergaderde op 4 juli, 6 en 24 september, 7 en 11 oktober 2001 om dit advies voor te bereiden. 3. Personen die meewerkten aan de voorbereiding van dit advies Stemgerechtigde leden en hun vertegenwoordigers Prof. Han VERSCHURE (Katholieke Universiteit Leuven, KU Leuven) voorzitter van de werkgroep M. Marek POZNANSKI (Collectif Stratégies Alimentaires, CSA) ondervoorzitter van de werkgroep Dhr. Johan BOSMAN (KWIA, Steungroep Inheemse Volkeren) Mevr. Elizabeth DE WANDELER (Verbond van Belgische Ondernemingen, VBO) Mme Brigitte GLOIRE (Oxfam-Solidarité) M. Paul GRUSELIN (Fédération Général du Travail de Belgique, FGTB) Prof. Luc HENS (Vrije Universiteit Brussel, VUB) Mme Edilma QUINTANA (Centre National de Coopération au Développement, CNCD) Mevr. Leida RIJNHOUT (Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling, VODO) Mevr. Han VERLEYEN (11.11.11) M. Dominique WEERTS (Centre National de Coopération au Développement, CNCD) M. Marc WOLFF (Fédération francophone et germanophone des associations de coopération au développement, ACODEV) 10 / 11 2001A13N

Niet-stemgerechtigde leden en hun vertegenwoordigers M. Paul JACOBS (Université libre de Bruxelles) Dhr Jozef SIONCKE (Aminal) Mevr. Elke VANWILDEMEERSCH (Aminal) Uitgenodigde experts Prof. Robrecht RENARD (Universiteit Antwerpen) M. Pietro VEGLIO (Organisation de Coopération et de Développement économiques, OCDE) Secretariaat Dhr Jan DE SMEDT Mme Karima SAQUI 4. Afkortingen APEFE Association pour la Promotion de l Education et de la Formation à l Etranger BTC Belgische Technische Coöperatie CIUF Conseil interuniversitaire de la Communauté française FRDO Federale raad voor duurzame ontwikkeling NGO s Niet-gouvernementele organisaties OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling VLIR Vlaamse Interuniversitaire Raad VVOB Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand FRDO 11 / 11