DE VLAAMSE OCMW S IN HET ARBEIDSMARKTBELEID: VAN STILLE ACTOR TOT ACTIEVE PARTNER. Analyse van beleidsinspanningen en samenwerkingsverbanden

Vergelijkbare documenten
Tijdelijke Werkervaring (TWE)

De staatshervorming in vogelvlucht: stand van zaken. (West4work 3/11/2015)

Combinatiefunctie Wijkwerk-coach (Wijkwerken Zuid-West-Vlaanderen) & Trajectbegeleider Anzegem/Deerlijk Functiebeschrijving en competentieprofiel

1. Onderscheid tussen 'ruwe' screening en diagnosestelling

De rechtenverkenner: een hefboom voor het lokaal sociaal beleid in Vlaanderen

VR DOC.1207/1

nr. 735 van EMMILY TALPE datum: 26 juli 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Wijk-werken - VDAB-personeel

De Vlaamse regering heeft op 25 juni 2010 een besluit goedgekeurd betreffende de beleids- en beheerscyclus (BBC)van de provincies, de gemeenten en de

Ik verwijs naar mijn eerdere schriftelijke vraag nr. 177 van 13 december 2016 betreffende de werkgelegenheidsgraad van 55-plussers.

Het maatwerkbedrijf van de toekomst Terugblikken op begeleiding van sociale en beschutte werkplaatsen

2 Doelstelling: tewerkstelling in een onderneming: wat wil dat zeggen?

Vlaamse Regering. Addendum. bij het. Protocol van samenwerking

1. Hoeveel 55-plussers zijn bij VDAB ingeschreven als werkzoekend (nominaal + percentage beroepsbevolking + verloop over laatste tien jaar)?

Duurzame activering binnen de Belgische OCMW s Op zoek naar goede praktijken. Peter Raeymaeckers

Aanbeveling. van de werkgroep bouw van de sectoriële commissie hout en bouw Bedrijfsoverschrijdende projecten m.b.t. diversiteit

nr. 703 van MIRANDA VAN EETVELDE datum: 12 september 2016 aan PHILIPPE MUYTERS Activering 50-plussers - Stand van zaken

Analyse van het tewerkstellings- en doelgroepenbeleid Minder doelgroepen voor meer jobs

NOTA AAN VESOC. Recente cijfers tonen aan dat personen met een handicap in Vlaanderen oververtegenwoordigd zijn in de werkloosheidscijfers.

Sport en tewerkstelling van jongeren. Marc Theeboom / Joris Philips

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Iedereen mee, iedereen actief Reflecties over samenwerking tussen Vlaamse overheid en lokale besturen

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Marc Olivier c.s. houdende invoering van een recht op opleiding voor structureel werklozen

Het Europees Sociaal Fonds en het Belgisch Tewerkstellingsbeleid. Onbekend maakt onbemind?

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE en SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Toelichting Wijk-werken

April 2018: Brusselse werkloosheidsgraad op laagste niveau in 25 jaar

1. Hoeveel dienstenchequebedrijven telt Vlaanderen op dit moment? Graag ook cijfers voor de laatste vijf jaar, per maand en per provincie.

TIJDELIJKE WERKERVARING (TWE) in vogelvlucht doorheen de TWE trajecten voor leefloongerechtigden TWE trajecten voor werkzoekenden Gits 19/02 Bart

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0 20,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -291 eenheden

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

TEWERKSTELLING EN PARTICIPATIE VAN PERSONEN UIT DE KANSENGROEPEN Editie 2018 (data 2017)

Succescriteria bij de activering van anderstalige nieuwkomers

Lerend Netwerk Arbeidsmarktkrapte

Arbeid biedt een maatschappelijke meerwaarde ten opzichte van inactiviteit. 3

decreet Werk- en zorgtrajecten Goedgekeurd in plenaire zitting Vlaams parlement 23 april 2014

De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer

MEMORIE VAN TOELICHTING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

3. Start traject TWE = registratie van de werkervaringsovereenkomst (WEO) in MLP

Augustus 2018: aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990

Kinderopvang in Vlaanderen

Tewerkstellingssteun in het Brussels Gewest: 255 miljoen euro voor de Brusselaars

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -534 eenheden

SOCIALE ECONOMIE BEHOEFTE ONDERZOEK

Voorontwerp decreet betreffende wijk-werken en diverse bepalingen i.h.k.v. de zesde staatshervorming

Juni 2018: van de jonge Brusselaars zijn nu minder dan werkzoekende

Nieuw loopbaanakkoord zet de stap naar maatwerk

JURYRAPPORT Van de prijs voor de best presterende gemeente op het gebied van ouderenbeleid

HET VLAAMSE DOELGROEPENBELEID. Toelichting voorontwerp van decreet SERV commissie arbeidsmarkt 9 juli 2015

Hierbij vindt u het verslag van de inspectie die plaatsvond in uw centrum op 12/1/2018.

Naar een sterker lokaal sociaal beleid Organisatie van het sociaal beleid na integratie gemeente-ocmw

Bevraging van de stakeholders POD Maatschappelijke Integratie. mei DG Organisatie- en Personeelsontwikkeling FOD Personeel & Organisatie

MEMORIE VAN TOELICHTING

VR DOC.0408/1BIS

Advies. betreffende de nieuwe anti-crisismaatregelen van de federale regering en minister van Werk

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Stappen in het traject TWE-OCMW. Onderstaand stappenplan gaat uit van:

Richtlijn in kader van controle Loontoelage TWE (versie 26/09/2018)

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Lokaal loket kinderopvang. Resultaten enquête 2016

nr. 631 van DANIËLLE VANWESENBEECK datum: 6 juni 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Springplank naar zelfstandige - Resultaten

SYNTHESERAPPORT EVALUATIE WETENSCHAPPELIJKE OLYMPIADES SAMENVATTING

De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd

34,0 31,9 % 32,0 30,0 28,0 26,7 % 26,0 26,5 % 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -992 eenheden

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.9 - Juni

1 Gegevens van het advies. 1.1 Gegevens van de regelgeving. 1.2 Gegevens van de aanvrager. 2 Titel en fase

Is dat dan geen indicatie dat wijk-werkers sowieso geen mensen uit de sociale economie verdringen?

Betreft: Hervorming van het PWA-stelsel: naar een nieuw instrument Wijk-werken binnen het Vlaams activeringsbeleid

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Takenpakketprofiel ( )

Overzichtstabel werkplekleervormen

VLAAMSERAA D VOORSTEL VAN DECREET

VDAB PROGRAMMA INTEGRATIE VIA WERK. 15/06/16

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2016

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie

Arbeidsmarkt in Zuid-Oost-Vlaanderen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VLAAMSE OVERHEID. Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt:

Voka: Minder doelgroepen voor meer jobs

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

Beleidsnota Sociale Economie 08/01/2015

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie betreffende de stages voor werkzoekenden. 16 juni 2015

Lutgart De Buel 02/

Toll-net: samenwerken aan e-leren en gecombineerd leren voor volwassenen

INITIATIEFADVIES. De toekomst van de PWA's en optimalisering van het sociaal overleg inzake de plaatselijke werkgelegenheid.

Doelgroepen in de inschakelingseconomie. Werkervaring werkt competentieverhogend domeinen : psychosociaal,

Sociale Inschakelingseconomie SINE

Het Dream-project wordt sinds 2002 op ad-hoc basis gesubsidieerd.

Studiedag Sociale Economie Zie je nog mee? Gits, 19 februari 2019

DUAAL LEREN IN VLAANDEREN: KANSEN EN GEVAREN

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Statistische focus - 2 de kwartaal 2012

Tewerkstelling. Algemene Vergadering Welzijnsoverleg Herentals 31 januari Projecteigenaar. Projectfiche tewerkstelling

DECREET. inzake sociale werkplaatsen

ADVIES MET BETREKKING TOT HET VOORONTWERP VAN DECREET HOUDENDE DE OPRICHTING EN DE WERKING VAN DE LOKALE WERKWINKELS

VR DOC.0097/3BIS

GTB afdeling Limburg Welzijnscampus 23 bus Genk (Tel) 089/

REGULERINGSIMPACTANALYSE VOOR ONTWERP VAN BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING BETREFFENDE WIJK-WERKEN 2017/189

Transcriptie:

1 DE VLAAMSE OCMW S IN HET ARBEIDSMARKTBELEID: VAN STILLE ACTOR TOT ACTIEVE PARTNER Analyse van beleidsinspanningen en samenwerkingsverbanden Leen Sannen (HIVA) Ludo Struyven (HIVA) Steven Vos (HIVA) Voor de meeste OCMW s is activering niet nieuw. Reeds vanaf de jaren 70 maken zij gebruik van de tewerkstellingsmogelijkheden in het kader van Artikel 60 7. Intussen is er evenwel heel wat veranderd: momenteel staat de integratie in de reguliere arbeidsmarkt voorop. Tevens wordt door de OCMW s steeds meer samengewerkt met andere OCMW s, intermediairen en externe werkgevers om de tewerkstellingsmogelijkheden uit te breiden en een traject op maat van de cliënt te kunnen aanbieden. Toch wordt de doelgroep van OCMW-cliënten nog (te) vaak over het hoofd gezien in officiële beleidsplannen en statistieken. Ook ontbreekt een globaal overzicht van de inspanningen die de Vlaamse OCMW s leveren inzake activering van hun cliënteel naar de arbeidsmarkt, evenals van de samenwerkingsverbanden en netwerken waaraan de OCMW s participeren binnen de context van het arbeidsmarktbeleid en de factoren die deze samenwerking bevorderen of belemmeren. Via dit onderzoek wordt de bestaande leemte omtrent de arbeidsmarktinspanningen van de Vlaamse OCMW s ingevuld. Het is gebaseerd op een schriftelijke enquête in de loop van 1999 bij alle Vlaamse OCMW s. De focus lag hierbij niet op de beleidseffectiviteit, maar wel op de beleidsinput, het beleidsproces en de beleidsoutput. De hoge respons (74,35% of 229 ingevulde vragenlijsten) is een indicatie voor het belang dat de Vlaamse OCMW s hechten aan arbeidsmarktbeleid. Via diepte-interviews bij 8 OCMW s werden een aantal aspecten verder uitgediept. Deze bijdrage belicht vooral de bevindingen uit de OCMWenquête. 1. Ruim één op twaalf bestaansminimumtrekkers sociaal tewerkgesteld In het kader van het activeringsbeleid worden OCMW s steeds meer gestimuleerd om een actieve rol te vervullen in het begeleiden en bemiddelen van hun cliënten naar de (reguliere) arbeidsmarkt. Daarvoor staat een resem instrumenten ter beschikking. De

2 veelheid van instrumenten komt voort uit het dubbele spoor dat de federale overheid tot nog toe volgt 1 : aan de ene kant wordt het aanwenden van OCMW-specifieke opleidings-, begeleidings- en tewerkstellingsinstrumenten (bv. Artikel 60 7, Artikel 61, TOKomkaderingssubsidie) aangemoedigd door de verruiming van OCMW-externe tewerkstellingsplaatsen en financiële incentives, aan de andere kant worden de generieke activerings- en reïntegratiemaatregelen voor werkzoekenden ook toegankelijk gemaakt voor OCMW-cliënten: via activering van het bestaansminimum en door het mogelijk maken van de onmiddellijke overstap van een artikel 60-tewerkstelling naar andere maatregelen (bv. WEP-plus, Dienstenbaan). Artikels 60 7 en 61 van de organieke OCMW-wet van 8 juli 1976 vormen de wettelijke basis voor tijdelijke tewerkstelling bij het OCMW, of bij een andere organisatie (ook private bedrijven) via terbeschikkingstelling. De laatste jaren zijn de toepassingsmogelijkheden sterk uitgebreid (recent nog met het Lenteprogramma van Vande Lanotte). De zogenoemde TOKmaatregel omvat een omkaderingssubsidie voor opleidings- en tewerkstellingsprojecten opgezet vanuit het OCMW. 1 Ook met de huidige regeringen wordt voortgebouwd op dat dubbele beleidsspoor: enerzijds specifiek OCMW-gerichte initiatieven (cf. Lenteprogramma), anderzijds OCMW-gerichte initiatieven in een bredere geïntegreerde benadering (cf. Activeringsbeleid; Lokale Werkwinkels en Lokaal Forum Werkgelegenheid, sociale economie).

3 Tabel 1. Mate van gebruik van de instrumenten door de Vlaamse OCMW s (extrapolatie van de enquêtegegevens voor heel Vlaanderen) Percentage OCMW s dat de maatregel aanwendt voor de activering van het cliënteel Aantal cliënten in 1998 ingeschakeld per maatregel* OCMW-specifieke maatregelen Artikel 60 7 93,9 5636 TOK (Tewerkstelling en Opleiding Kansarmen) 26,2 1742 Artikel 61 19,6 153 Integratiecontract 85,6 8415 Generieke maatregelen WEP-plus 29,7 783 Gesco-WEP-plus 32,3 807 Dienstenbaan 22,3 259 Banenplanuitkering 18,3 411 Tewerkstelling bij PWA 73,8 2260 Opleidingsmogelijkheden Opleiding door OCMW zelf 34,5 1070 Opleiding door VDAB 68,9 911 Opleiding door derden 60,3 1296 IBO (Individuele Beroepsopleiding in de Onderneming) 17,5 90 * Het betreft cumulatieve cijfers, dus verschillend van eventuele administratieve brongegevens die gebaseerd zijn op een momentopname (bv. het aantal art.60-ers in Vlaanderen bedraagt 2.345 per 1 januari 1999; bron: Ministerie van Sociale Zaken). De standaardinstrumenten voor activering zijn artikel 60 7 en het Integratiecontract dat OCMW s verplicht moeten afsluiten voor cliënten beneden de 25 jaar. Zo waren er over gans 1998 gemeten ruim 5 600 bestaansminimumtrekkers actief in een OCMWtewerkstellingsplaats, en werd een integratiecontract afgesloten met ruim 8 400 jongeren (cumulatieve cijfers voor Vlaanderen). Gemiddeld zijn er 7 sociaal tewerkgestelden per Vlaams OCMW. In verhouding tot het aantal bestaansminimumtrekkers is 8,0% sociaal tewerkgesteld, of ruim één op twaalf (momentopnamegegevens). Dat percentage schommelt zeer sterk, vooral in de provincies Oost- en West-Vlaanderen. Een betere ruimtelijke spreiding van de sociale tewerkstelling is een aandachtspunt voor het Vlaamse beleid. Hoe groter de gemeente en hoe groter het aantal bestaansminimumgerechtigden dat een beroep doet op het OCMW, hoe meer gebruik er wordt gemaakt van de instrumenten. De grotere OCMW s hebben ook een langere traditie inzake het aanwenden van artikel 60 7. Dat wijst erop dat er een zekere kritische massa moet zijn opdat de instrumenten zouden worden aangewend.

4 2. Vooral PWA slaat aan Van de generieke instrumenten is enkel het PWA een veel gebruikt instrument voor de bestaansminimumtrekkers. De overige instrumenten hebben een zeer laag bereik voor de OCMW-doelgroep anno 1998. Het gebrek aan overstapmogelijkheden vanuit Artikel 60 7 naar deze maatregelen op het moment van de bevraging, de relatieve onbekendheid van de maatregelen, het uitblijven van de uitvoeringsbesluiten en de te ingewikkelde procedures worden als redenen vernoemd. Ook artikel 61, dat het opbouwen van sociale zekerheidsrechten via tewerkstelling in de privé-sector mogelijk maakt, dient nog van de grond te komen. De bevraagde OCMW s geven als voornaamste verklaring het gebrek aan interesse bij externe werkgevers om OCMW-cliënten in dienst te nemen, wat op zijn beurt samenhangt met het gebrek aan (financiële) incentives. Ook hier kan het beleid inspanningen doen om deze maatregelen aantrekkelijker te maken voor de privé-sector. Voor de opleiding van hun cliënten doet meer dan 60% van de OCMW s een beroep op de VDAB. De derden of NGO s bereiken evenwel het grootste aantal cliënten. Als verklaring geven de OCMW s aan dat de derden zich specialiseren in het begeleiden van moeilijke doelgroepen, terwijl de drempel voor een opleiding bij de VDAB voor heel wat OCMWcliënten te hoog ligt. Wat tevens opvalt is dat werkzoekende OCMW-cliënten door 9 op 10 OCMW s ingeschreven worden bij de VDAB; het gaat echter maar om een beperkte inschrijvingstermijn. Bovendien betekent een administratieve inschrijving geenszins dat er voor de OCMW-werkzoekenden automatisch een diagnose en trajectbepaling bij de VDAB op volgt. De betrokkenheid van de VDAB kan worden getypeerd als een passief beleid t.a.v. de OCMW-doelgroep. Vanuit de VDAB gezien zijn er geen specifieke incentives ingebouwd t.a.v. de OCMW-doelgroep. Het is aan te bevelen dat de Vlaamse overheid een aantal inspanningen die nu nog vooral op basis van lokale goedwil worden opgebracht door de VDAB, mee gaat honoreren in de contractuele verbintenissen met de VDAB. Tenslotte stellen we vast dat slechts een zeer beperkt aantal OCMW s specifieke initiatieven neemt naar migranten en oudere werkzoekende cliënten. Ook deze leemte wordt best opgenomen door de Vlaamse overheid in het kader van de VDAB en het doelgroepenbeleid (o.m. voor migranten). 3. Niet alle cliënten activeerbaar geacht Hoewel de activeringsgedachte steeds meer doordringt binnen de OCMW-werking is het van belang te onderstrepen dat niet alle cliënten door de OCMW s activeerbaar worden geacht. De meest voorkomende problemen vanuit de kant van de cliënt zijn onaangepaste arbeidsattitudes, een (te) laag opleidingsniveau en een beperkte mobiliteit, in het bijzonder in kleinere gemeenten waar het openbaar vervoer doorgaans niet sterk is uitgebouwd.

5 Bovendien worden OCMW-cliënten vaak geconfronteerd met een cumulatie van problemen waardoor ze niet (meer) geschikt zijn voor de arbeidsmarkt, maar eerder hun heil vinden in bv. arbeidszorgprojecten. Activering naar de reguliere arbeidsmarkt is bijgevolg niet voor iedere cliënt een haalbare oplossing, zoals ook blijkt uit bijgaande tabel. Tabel 2. Activeerbaarheid van het cliënteel Aantal inwoners in de gemeente in 1997 Gemiddeld percentage potentieel activeerbaar geachte cliënten in verhouding tot totaal cliënteel Gemiddeld percentage geactiveerde cliënten in verhouding tot potentieel activeerbaar geachte cliënteel Gemiddeld percentage geactiveerde cliënten in verhouding tot totaal cliënteel 10 000 37,6 76,6 28,7 > 10 000 15 000 36,6 72,2 26,7 > 15 000 30 000 39,9 70,9 29,3 > 30 000 32,8 64,5 18,6 Gemiddelde voor alle OCMW s 37,5 72,5 27,5 Noot: Bij gebrek aan een objectieve maatstaf m.b.t. de activeerbaarheid van OCMW-cliënten werd aan de betrokken OCMW s gevraagd om zelf een inschatting te maken van het aandeel cliënten dat zij in aanmerking zien komen voor activering (breed opgevat). Het gemiddeld percentage potentieel activeerbaar geachte cliënten bedraagt 37,5% van het totaal cliënteel. In de OCMW s uit de grootste steden ligt dit percentage het laagst (32,8%), wat verband kan houden met de zwaarte van cliëntgebonden problemen waarmee deze OCMW s worden geconfronteerd en het capaciteitstekort bij de grootste OCMW s. Van de potentieel activeerbaar geachte cliënten werd in de loop van 1998 gemiddeld bijna 3 op 4 (72,5%) door het OCMW gecontacteerd met een activeringsaanbod. We zien dat de activeringsinspanningen goed gespreid zijn over de verschillende groottecategorieën van de gemeenten. Het zijn m.a.w. niet enkel de grotere OCMW s die inspanningen doen, wat wel eens wordt verondersteld. Wel is het zo dat bij de grootste categorie OCMW s een relatief geringer aandeel cliënten geactiveerd wordt, o.m. bij gebrek aan personeel. Terwijl de OCMW s met 20 of minder BM-gerechtigden gemiddeld 1 personeelslid hebben voor activering per 5 BM-gerechtigden (of 20,7 op 100 BM-gerechtigden), gaat het in de OCMW s met meer dan 200 BM-gerechtigden om een case-load van slechts 1,9 personeelsleden op 100 BM-gerechtigden. Een extra financiële impuls voor de OCMW s in de grote steden (zoals voorzien in het Lenteprogramma) kan helpen om deze ongelijkheid weg te werken. Hieruit besluiten dat het personeelstekort zich uitsluitend situeert bij de grotere OCMW s zou echter niet volledig correct zijn. In de kleinere OCMW s stelt zich immers het probleem van een gebrek aan specialisatie inzake

6 arbeidsmarktbeleid. Pooling van middelen en intergemeentelijke schaalvergroting kunnen hiervoor een oplossing zijn. 4. Schaal én visie tellen Volgens de vigerende wetgeving kunnen OCMW s hun rol inzake arbeidsmarktintegratie beperkt of ruim opvatten. Artikel 60 7 van de organieke wet op de OCMW s van 8 juli 1976 laat een interpretatiemarge toe: zo kunnen OCMW s hun rol situeren bij het sociaal verzekerd maken van hun cliënten, of ze kunnen hun rol pas volbracht zien als de cliënt kan geïntegreerd worden op de arbeidsmarkt. Uit het onderzoek blijkt dat 60% van de bevraagde OCMW s hun rol in het arbeidsmarktbeleid ruimer opvatten dan het louter sociaal verzekerd maken van hun cliënteel via artikel 60 7. Aan de andere kant is er toch nog 40% dat blijft bij een minimale interpretatie van de OCMW-opdracht. In het onderzoek is nagegaan in welke mate de visie, de schaalgrootte en de mate van samenwerking met andere actoren (VDAB, bedrijven, enz.) een invloed hebben op het aandeel geactiveerden. 2 Bij multivariate toetsing komen twee factoren significant naar voor: schaalgrootte én visie. Het effect van samenwerking wordt geneutraliseerd door de twee andere factoren. Uit de analyse blijkt dat visie er wel degelijk toe doet: OCMW s die zich richten op de integratie van cliënten naar de arbeidsmarkt activeren gemiddeld 16% meer cliënten dan OCMW s die zich louter focussen op het sociaal verzekerd maken van hun cliënten. 5. Variëteit in de uitvoering De variëteit in activeringsinspanningen tussen de Vlaamse OCMW s uit zich ook in de interne organisatie. Het begeleiden van cliënten naar de arbeidsmarkt is bij ruim de helft van alle OCMW s (55%) een onderdeel van het takenpakket van iedere maatschappelijk werker, zonder dat er sprake is van specialisatie en zonder dat er een aparte tewerkstellingdienst is opgericht. 2 Aandeel geactiveerden = aantal geactiveerden/potentieel aantal * 100.

7 Andere 17 7,4% 22,3% Aparte tewerkstellingsdienst 51 Tewerkstelling onderdeel van takenpakket iedere mw 55,0% 15,3% 126 35 Personeel vrijgesteld voor tewerkstellingsbeleid De voor de hand liggende verklaring is het groot aantal kleinschalige gemeenten in Vlaanderen, met relatief weinig bestaansminimumtrekkers 3. In 22,3% van de OCMW s is er een aparte tewerkstellingsdienst opgericht. Het gaat voornamelijk om grote OCMW s, waar specialisatie van het personeel en een organisatorische inbedding van het arbeidsmarktbeleid gemakkelijker realiseerbaar zijn. De Vlaamse OCMW s fungeren niet als een eiland in het tewerkstellingsveld. Meer dan drie op vier OCMW s werkt samen met de VDAB en/of met het PWA. Er zijn wel enkele subregio s die daar significant onder scoren. Ander OCMW 44.9 VDAB 76.8 RVA 42.8 PWA 77.7 Derden 58.5 Vakbond 41 Interimsector 67.7 Privé-bedrijf 33.2 0 20 40 60 80 100 Grafiek 1. Mate van samenwerking met andere actoren (abstractie makend van doel en intensiteit van de samenwerking) 3 Niet minder dan 181 van de 308 Vlaamse gemeenten (58,77%) hebben 15 000 of minder inwoners.

8 Revelerend is dat samenwerking met de uitzendsector hoog scoort, o.m. gestimuleerd door het Vlaamse Interim Brug-project. Algemeen merken we dat er meer wordt samengewerkt met externe partners dan tussen naburige OCMW s onderling. Het laagste percentage wordt vastgesteld inzake samenwerking met privé-bedrijven. Boven wezen we al op het tekortschietend instrumentarium als belangrijke oorzaak. 6. Conclusie Dit onderzoek geeft voor het eerst een breedtezicht op de arbeidsmarktinspanningen van de Vlaamse OCMW s anno 1999. Het beleid reikt een gamma aan mogelijkheden aan om cliënten te activeren, waarbij het OCMW zelf de verantwoordelijkheid krijgt om hierin keuzes te maken. Het beschikken over instrumenten en middelen volstaat niet: het OCMW moet er creatief mee kunnen omspringen. Een vereenvoudiging van het instrumentarium blijft een belangrijke opdracht voor het centrale (federale en Vlaamse) beleid. De keerzijde van een dubbelsporig beleid is dat het gescheiden houden van het instrumentarium leidt tot stigmatisering en doublures in het reïntegratiebeleid. De vraag is of en hoe een dergelijk parallel beleid kan vermeden worden, rekening houdend met de specifieke aandacht die deze doelgroep vaak nodig heeft. Zo plaatst het (federale) Lenteprogramma de reïntegratiedoelstellingen voorop voor alle OCMW s. Het is logisch dat de doelstelling van artikel 60 7 dan ook wettelijk wordt geherdefinieerd. Wat daarbij niet uit het oog mag worden verloren, is dat op evenredige wijze wordt gewerkt aan een coördinatiebeleid tussen de federale activeringsinspanningen van de OCMW s en het reïntegratiebeleid op het Vlaams-regionale, subregionale en lokale niveau. Het Vlaams initiatief van de Lokale Werkwinkels en het Lokaal Forum Werkgelegenheid kan gezien worden als een stap in die richting. De discussie omtrent de rol en de verantwoordelijkheid van het OCMW in het lokaal arbeidsmarktbeleid wordt dan ook best in een ruimere context gevoerd. Welke plaats kunnen de OCMW s mede vanuit het concept van het Sociaal Huis - innemen binnen de operationalisering van de Lokale Werkwinkels die een geïntegreerde basisdienstverlening zullen aanbieden aan alle werkzoekenden, inclusief bestaansminimumgerechtigden? Waar eindigt de rol van het OCMW in het traject van een cliënt naar werk? Hoe kan de integrale benadering van de cliënt in een vertrouwensrelatie gegarandeerd worden als ook andere intermediairen zich op deze doelgroep gaan focussen? Het zijn maar enkele van de uitdagingen waar de OCMW s zich in de nabije toekomst voor geplaatst zullen zien.