BC-10. Vleeswinkels die categorie 3-materiaal produceren technische voorschriften. Ver BT-12 v0.12

Vergelijkbare documenten
Gearchiveerd op 01/01/2017

gebruikers (verzamelaars) vervoerders

Omzendbrief met betrekking tot slagerijscholen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

2. Vleeshandel, vleesvervoer, vleesbereiding en vishandel

Bijlage III Inrichtingen waarvan de activiteiten onderworpen zijn aan een toelating door het Agentschap

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

TRA 3132 petfoodfabrikant - DIERLIJKE BIJPRODUCTEN NHC [3132] v1

Gearchiveerd op 01/01/2017

TRA 3255 Uitsnijderij van vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE (VERHOOGDE FREQUENTIE) [3255] v1

Kanalisatie van dierlijke bijproducten bij slagerijen en poeliers

Titel Feedban Nummer DV-01 Datum juli 2016

Titel Feedban Nummer DV-01 Datum januari 2017

TRA 3047 Uitsnijden, uitbenen en (opnieuw) onmiddellijk verpakken van vers vlees - TRACEERBAARHEID [3047] v1

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Gearchiveerd op 01/01/2017

BC-00. Inleiding. Ver BT-12 v0.12

TRA 3209 Uitsnijderij van vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE [3209] v2

Toelatingsvoorwaarden voor opslagbedrijven voor producten afkomstig van categorie 2- en 3 materiaal

Algemene Informatie M-Controle Frequentie Reduced Checks (ALIM06) 29 December 2015 Versie: 1.1.1

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5

Provinciale dienst van : Datum : Veranwoordelijke controleur : Nr : Operator : N uniek : Adres :

Gearchiveerd op 01/01/2017

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

TRA 3028 Vlees en afgeleide producten - TRACEERBAARHEID [3028] v1

Publicatieblad van de Europese Unie

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Bijlage III - Inrichtingen waarvan de activiteiten onderworpen zijn aan een toelating door het Agentschap

DIS 3006 Vleeswinkel -TRACEERBAARHEID [3006] v1

Publicatieblad van de Europese Unie L 274/3

Infoblad dierlijke bijproducten in de eiersector

Publicatieblad van de Europese Unie L 326/3

(Voor de EER relevante tekst)

TRA 3191 Onmiddelijke verpakking diervoeders - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE [3191] v1

Omzendbrief met betrekking tot particuliere slachtingen

Partie B. Deel B. BC-00 Inleiding

3328 PRI-TRA-DIS Food - VERVOER [3328] v1

Koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen

(VO 183/2005 Bijlage III) De productie-eenheid is zo ontworpen dat zij adequaat kan worden gereinigd.

TRA 3195 Opslag van vlees en afgeleide producten - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE [3195] v2

Provinciale dienst van:... Datum:... Verantwoordelijke Controleur:... Nr:... Operator :... N uniek... Adres :... C NC Punten NA. 1.

Publicatieblad van de Europese Unie L 116/9

Gearchiveerd op 01/01/2017

Gearchiveerd op 01/01/2017

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van (datum), nr., Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Gearchiveerd op 01/01/2017

Omzendbrief met betrekking tot de toelating en erkenning voor hoevezuivelproducenten en het gebruik van de autocontrolegidsen

November Infoblad dierlijke bijproducten in de zuivelsector. Wettelijk kader

Omzendbrief met betrekking tot de toelating en erkenning voor hoevezuivelproducenten en het gebruik van de autocontrolegidsen

PRI 2440 Vlees - Verpakking en etikettering (inclusief handelsnormen) [2440] v4

VERZAMELCENTRUM EN LEERLOOIERIJ

Omzendbrief met betrekking tot de toelating en erkenning voor hoevezuivelproducenten en het gebruik van de autocontrolegidsen

PRI 2563 Productie van voedermiddelen andere dan voor eigen gebruik op het landbouwbedrijf en andere dan akkerbouwgewassen - Traceerbaarheid [2563] v2

Gearchiveerd op 23/12/2010 1

Omzendbrief betreffende de hygiëne en de verplichtingen inzake de traceerbaarheid van vrij wild en verklaringen van wildbewerkingsinrichtingen

TRA 3169 Groothandel in diervoeders - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE [3169] v1

TRA 3190 oleochemie - DIERLIJKE BIJPRODUCTEN NHC [3190] v1

Voor dierlijke producten verwijst dat begrip naar het land waarin het product geheel is verkregen, hetgeen, toegepast op vlees, betekent: het land waa

Informatieblad Transport van levensmiddelen, diervoeders en dierlijke bijproducten.

Omzendbrief met betrekking tot de traceerbaarheid bij het verzenden van levensmiddelen van dierlijke oorsprong.

Omzendbrief met betrekking tot de toelating en erkenning voor hoevezuivelproducenten en het gebruik van de autocontrolegidsen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Gearchiveerd op 02/02/2015

Export van verwerkte dierlijke eiwitten en producten die verwerkte dierlijke eiwitten bevatten

TRA 3266 Opslag van vlees en afgeleide producten - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE (VERHOOGDE FREQUENTIE) [3266] v1

TRA 3469 Uitsnijderij wild - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE (VERHOOGDE FREQUENTIE) [3469] v.1

L 329/26 Publicatieblad van de Europese Unie COMMISSIE

Verificatielijst specifieke eisen voor slachthuis pluimvee en lagomorfen

Hierbij gaat voor de delegaties document D048570/03.

Omzendbrief met betrekking tot materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen.

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

PRI 3238 Fabrieksvaartuig (garnalenkotters) - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIËNE [3238] v1

Provinciale dienst van : Datum : Veranwoordelijke controleur : Nr : Operator : N uniek : Adres :

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

PRI 3373 Vervaardiging van mengvoeders op de boerderij - Infrastructuur, inrichting en hygiëne [3373] v1

TRA 3147 Vervaardigen van diervoeders - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE [3147] v2

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

FAQ - Gids voor de invoering van een autocontrolesysteem voor de brood- en banketbakkerij (sector distributie)

AT-10. Beheersing Salmonella. Ver BT-12 v0.12

gearchiveerd DIS 2211 Vleeswinkel: Traceerbaarheid rundvlees [2211] v1 Provinciale dienst van:... Datum:... Verantwoordelijke Controleur:... Nr:...

BESLUIT VAN DE COMMISSIE. van 12 januari 2011.

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

(3) Het verslag bevat feedback over de ervaringen met de overgangsmaatregelen van Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (4). In het verslag

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Bijlage II Inrichtingen waarvan de activiteiten onderworpen zijn aan een erkenning door het Agentschap

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL GEZONDHEID EN VOEDSELVEILIGHEID

FAQ - Gids autocontrolesysteem zuivelindustrie

Raad van de Europese Unie Brussel, 14 februari 2017 (OR. en)

Omzendbrief met betrekking tot de toelating en erkenning voor hoevezuivelproducenten en het gebruik van de autocontrolegidsen

FAQ. 2. Op wie heeft de Europese Verordening 183/2005 betrekking?

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief betreffende het grensoverschrijdende handelsverkeer in niet-onthuid grof vrij wild

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief met betrekking tot meststoffen/bodemverbeterende middelen die dierlijke bijproducten bevatten

Vertaling. Overwegende:

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

2002R1774 NL

Handleiding intracommunautair handelsverkeer van dierlijke bijproducten

Transcriptie:

BC-10 Ver 0.4 Vleeswinkels die categorie 3-materiaal produceren technische voorschriften 1 BT-12 v0.12

HISTORIEK VAN HET DOCUMENT Revisie en datum van goedkeuring 0.0 30/09/2013 0.1 29/02/2016 0.2 25/03/2016 0.3 08/07/2016 0.4 21/10/2016 Reden van revisie Herwerking van de OVC-03 Regeling Wijziging van de benaming (logo en standaard) Wijziging van de definitie van Gespecificeerd Risicomateriaal (GRM) (wijziging VO (EG) 999/2001 Bijl. V) Bijzonderheden ten gevolge van de wijziging van de definitie van GRM Aanpassing van de voorwaarden verbonden aan de aanwezigheid van een autocontrolesysteem of een kwaliteitssysteem Vermelding van de bestemming van het categorie 3-materiaal in het contract met de ophaler Wijziging van de BSE-status van Frankrijk (land met verwaarloosbaar risico land met gecontroleerd risico) : invloed op de lijst van het GRM Wijziging van de BSE-status van Duitsland (land met gecontroleerd risico land met verwaarloosbaar risico) : invloed op de lijst van het GRM Nieuwe lay-out Draagwijdte van de revisie Volledig document Volledig document Uiterste datum van toepassing 01/01/2014 Punt 2 29/02/2016 Punten 3 & 4 29/02/2016 Punt 5 1/07/2016 Punt 5.4.2 1/07/2016 Punt 4 25/03/2016 Punt 4 08/07/2016 Volledig document - 21/10/2016 2 BC10_v0.4

Inhoudstafel 1. INLEIDING... 4 2. DEFINITIES... 6 3. TOEPASSINGSGEBIED... 11 4. OFFICIËLE REGISTRATIE OF VERGUNNING... 12 5. AUTOCONTROLESYSTEEM KWALITEITSSYSTEEM... 13 5.1. AANWEZIGHEID VAN EEN SYSTEEM TYPE SYSTEMEN DAT IN AANMERKING KOMT...13 5.1.1. Vleeswinkel van een distributieketen...13 5.1.2. Zelfstandige vleeswinkel...13 5.2. AFWEZIGHEID VAN SYSTEMEN...14 5.3. VERANTWOORDELIJKE...15 5.4. DOCUMENTEN...16 5.4.1. Procedures...16 5.4.2. Contract met een ophaler...16 5.4.3. Traceerbaarheid registratie van gegevens...17 5.5. INFRASTRUCTUUR...18 5.5.1. Lokalen en uitrusting...18 5.5.2. Recipiënten...19 5.5.3. Temperatuur...21 5.6. HYGIËNE...22 5.6.1. Algemene hygiëne...22 5.6.2. Reinigings- en desinfectieproducten...23 5.6.3. Recipiënten...24 5.6.4. Ongediertebestrijding...25 5.7. KALIBRATIE VAN DE THERMOMETERS EN ANDERE MEETINSTRUMENTEN...26 6. REFERENTIES... 27 3 BC10_v0.4

BC-10: Vleeswinkels die categorie 3-materiaal produceren technische voorschriften 1. Inleiding Landbouwhuisdieren produceren een verscheidenheid aan dierlijke producten die gebruikt worden voor humane consumptie, zoals bijvoorbeeld vlees, vis, melk, eieren en honing. Zeker in de vlees- en vissector, is niet het volledige dier bestemd voor de humane consumptie, omwille van sanitaire, nutritionele, culturele of religieuze redenen. De niet gebruikte delen kunnen dan, afhankelijk van hun oorsprong en/of waarde, gevaloriseerd of vernietigd worden. Bepaald afval van vlees of vis kan geheroriënteerd worden richting diervoeding. Het kan verwerkt worden tot voedermiddelen via een procedé dat aan welbepaalde criteria voldoet. Zo kan bijvoorbeeld dierlijk vet of dierenmeel gebruikt worden in de productie van hondenvoer. Het afval van vlees of vis kan aldus gebruikt worden voor: - de productie van rauwe voeders voor gezelschapsdieren; - de productie van voedermiddelen of voeders voor gezelschapsdieren (andere dan rauwe). De kwaliteit van dit afval van vlees of vis is van essentieel belang om de hygiënische en nutritionele waarden van de geproduceerde diervoeders te garanderen. Niet al het afval kan geheroriënteerd worden richting diervoeding. De van toepassing zijnde wetgeving is zeer strikt. Meer informatie daarover is beschikbaar in het Feed Chain Alliance document AT-11: Dierlijke bijproducten. Figuur 1 geeft een schematisch overzicht van de verschillende schakels betrokken bij de valorisatie van categorie 3-matieraal in diervoeding. 4 BC10_v0.4

(1) : er zijn beperkingen en verboden m.b.t. het gebruik in diervoeding van toepassing. (2) : NVPD Niet voedselproducerende dieren (zoals honden, katten, hamsters, enz.) (3) : VPD Voedselproducerende dieren (zoals melkvee, varkens, pluimvee, enz.) Figuur 1: Schematisch overzicht van de valorisatieketen en de integratie van de systemen Om de voedselveiligheid en de kwaliteit van het dierlijk afval dat kan verwerkt worden te verzekeren, heeft OVOCOM vzw in 2005 daarvoor een controlesysteem ontwikkeld. Figuur 1 laat toe om de integratie van dit systeem, waarvan onderhavig document deel uitmaakt, te kaderen in het geheel van de door de keten opgestelde Feed Chain Alliance Standaard. Het geheel van technische voorschriften van toepassing voor de vleeswinkels, staat in onderhavig document. Het document is praktisch opgebouwd. De eisen worden toegelicht of vervolledigd met additionele informatie of verduidelijkingen. Pictogrammen worden gebruikt om zowel de exploitant van de vleeswinkel als de inspecteur toe te laten de van toepassing zijnde criteria duidelijk te interpreteren. : Dit punt geeft de nuances weer m.b.t. de interpretatie van de eigenlijke vereisten. : Belangrijk gegeven, meestal gelinkt aan een specifieke wetgeving of met een belangrijke impact op de activiteit van de vleeswinkel. : Aanbeveling of aanvullende informatie. A : Voorbeelden van major non-conformiteiten. Wanneer geconfronteerd met een dergelijke non-conformiteit kan de controleur geen gunstig advies geven voor de uitreiking van een attest. 5 BC10_v0.4

B : Voorbeelden van minor non-conformiteiten. Wanneer geconfronteerd met een dergelijke non-conformiteit kan de controleur enkel een gunstig advies geven voor de uitreiking van een attest als er een plan van aanpak is opgesteld waarmee de non-conformiteit kan opgelost worden. De principes van en de modaliteiten voor de controle van deze voorschriften staan in een specifiek document, nl. CC-03: Keuringsregeling voor vleeswinkels. 2. Definities Categorie 1-materiaal Categorie 1-materiaal omvat de volgende dierlijke bijproducten: a) hele kadavers en alle delen, met inbegrip van de huid, van de volgende dieren: i. dieren die vermoedelijk met een TSE zijn besmet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 999/2001 of waarbij de aanwezigheid van een TSE officieel is bevestigd; ii. dieren die in het kader van TSE-uitroeiingsmaatregelen zijn gedood; iii. andere dieren dan landbouwhuisdieren en wilde dieren, met name gezelschapsdieren, dierentuindieren en circusdieren; iv. proefdieren als gedefinieerd in artikel 2, onder d), van Richtlijn 86/609/EEG, onverminderd artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003; v. wilde dieren waarvan wordt vermoed dat zij met op mens of dier overdraagbare ziekten zijn besmet; b) het volgende materiaal: i. gespecificeerd risicomateriaal; ii. hele kadavers of delen van dode dieren die op het moment van de verwijdering gespecificeerd risicomateriaal bevatten; c) dierlijke bijproducten afkomstig van dieren die een illegale behandeling als gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder d), van Richtlijn 96/22/EG of artikel 2, onder b), van Richtlijn 96/23/EG hebben ondergaan; d) dierlijke bijproducten die residuen bevatten van andere in het milieu aanwezige stoffen en contaminanten die zijn opgenomen in groep B, punt 3, van bijlage I bij Richtlijn 96/23/EG, als deze residuen het toegestane niveau overschrijden dat bij communautaire of, bij gebrek hieraan, nationale wetgeving is vastgesteld; e) dierlijke bijproducten die worden verzameld bij het behandelen van afvalwater zoals vereist bij de uitvoeringsvoorschriften die zijn goedgekeurd op grond van artikel 27, eerste alinea, onder c): i. van inrichtingen of bedrijven die categorie 1-materiaal verwerken, of ii. van andere inrichtingen of bedrijven waar gespecificeerd risicomateriaal wordt verwijderd; f) keukenafval en etensresten afkomstig van internationaal opererende vervoermiddelen; g) mengsels van categorie 1-materiaal met categorie 2-materiaal en/of met categorie 3- materiaal. [Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten)]. Categorie 2-materiaal Categorie 2-materiaal omvat de volgende dierlijke bijproducten: 6 BC10_v0.4

a) mest, niet-gemineraliseerde guano en de inhoud van het maag-darmkanaal; b) dierlijke bijproducten die worden verzameld bij het behandelen van afvalwater zoals vereist bij de uitvoeringsvoorschriften die zijn goedgekeurd op grond van artikel 27, eerste alinea, onder c); i. van inrichtingen of bedrijven die categorie 2-materiaal verwerken, of ii. van andere slachthuizen dan degene die vallen onder artikel 8, onder e); c) dierlijke bijproducten die residuen van toegelaten stoffen of van contaminanten bevatten die de in artikel 15, lid 3, van Richtlijn 96/23/EG bedoelde toegelaten niveaus overschrijden; d) producten van dierlijke oorsprong die ongeschikt voor menselijke consumptie zijn verklaard omdat er productvreemde elementen in aanwezig zijn; e) andere producten van dierlijke oorsprong dan categorie 1-materiaal die: i. uit een derde land worden ingevoerd of binnengebracht en niet voldoen aan de communautaire veterinaire wetgeving inzake invoer en binnenbrengen in de Gemeenschap, tenzij de communautaire wetgeving toestaat dat deze producten onder bepaalde voorwaarden worden ingevoerd of binnengebracht of dat zij naar het derde land worden teruggezonden, of ii. naar een andere lidstaat worden verzonden en niet voldoen aan de door de communautaire wetgeving vastgestelde of toegestane voorschriften, tenzij zij worden teruggezonden met toestemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong; f) niet in artikel 8 of artikel 10 genoemde dieren en delen van dieren i. die niet voor menselijke consumptie zijn geslacht of gedood, maar op een andere manier zijn gestorven, waaronder dieren die ter bestrijding van ziekten zijn gedood; ii. foetussen; iii. oöcyten, embryo s en sperma die niet voor fokdoeleinden zijn bestemd, en iv. in de schaal gestorven pluimvee; g) mengsels van categorie 2-materiaal met categorie 3-materiaal; h) andere dierlijke bijproducten dan categorie 1-materiaal of categorie 3-materiaal. [Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten)]. Categorie 3-materiaal Categorie 3-materiaal omvat de volgende dierlijke bijproducten: a) karkassen en delen van geslachte of, in het geval van wild, karkassen of delen van gedode dieren, die overeenkomstig de communautaire wetgeving voor menselijke consumptie geschikt zijn, maar die om commerciële redenen niet voor menselijke consumptie bestemd zijn; b) karkassen en de volgende delen van hetzij dieren die in een slachthuis zijn geslacht en na een keuring vóór het slachten geschikt zijn verklaard om voor menselijke consumptie te worden geslacht, hetzij karkassen en de volgende delen van wild dat overeenkomstig de communautaire wetgeving voor menselijke consumptie is gedood: i. karkassen en delen van dieren die overeenkomstig de communautaire wetgeving voor menselijke consumptie ongeschikt zijn verklaard, maar die geen symptomen van op mens of dier overdraagbare ziekten vertoonden; ii. iii. koppen van pluimvee; huiden, met inbegrip van afgesneden en gesplitste stukken huid, horens en onderpoten, met inbegrip van kootbeentjes, beentjes van handpalmen en polsen, voetwortel- en middelvoetsbeentjes, van: andere diersoorten dan herkauwers die op TSE s moeten worden getest; alsmede herkauwers die met negatief resultaat zijn getest overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 999/2001; 7 BC10_v0.4

iv. varkenshaar; v. veren; c) dierlijke bijproducten van pluimvee en lagomorfen die overeenkomstig artikel 1, lid 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 853/2004 in een agrarisch bedrijf werden geslacht, die geen symptomen vertoonden van een op mens of dier overdraagbare ziekte; d) bloed van dieren die geen klinische symptomen vertoonden van een via bloed op mens of dier overdraagbare ziekte, dat is verkregen van de volgende dieren die in een slachthuis zijn geslacht nadat zij na een keuring vóór het slachten overeenkomstig de communautaire wetgeving geschikt zijn verklaard om voor menselijke consumptie te worden geslacht: i. andere diersoorten dan herkauwers die op TSE s moeten worden getest; alsmede ii. herkauwers die met negatief resultaat zijn getest overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 999/2001; e) dierlijke bijproducten die ontstaan bij de productie van voor menselijke consumptie bestemde producten, waaronder ontvette beenderen, kanen en centrifuge- of separatorslib uit de melkverwerking; f) producten van dierlijke oorsprong, of voedingsmiddelen die producten van dierlijke oorsprong bevatten, die niet langer voor menselijke consumptie bestemd zijn om commerciële redenen of wegens productieproblemen, verpakkingsgebreken of andere problemen die geen risico voor de volksgezondheid of de diergezondheid inhouden; g) voeder voor gezelschapsdieren en diervoeders van dierlijke oorsprong, of diervoeders die dierlijke bijproducten of afgeleide producten bevatten, die niet langer voor vervoedering bestemd zijn om commerciële redenen of wegens productieproblemen, verpakkingsgebreken of andere problemen die geen risico voor de volksgezondheid of de diergezondheid inhouden; h) bloed, placenta, wol, veren, haar, horens, stukjes hoef en rauwe melk van levende dieren die geen symptomen vertonen van via dat product op mens of dier overdraagbare ziekten; i) waterdieren en delen van waterdieren, met uitzondering van zeezoogdieren, die geen symptomen vertoonden van op mens of dier overdraagbare ziekten; j) dierlijke bijproducten van waterdieren afkomstig van inrichtingen of bedrijven die producten voor menselijke consumptie vervaardigen; k) het volgende materiaal afkomstig van dieren die geen symptomen vertonen van een via dat materiaal op mens of dier overdraagbare ziekte: i. schelpen van schelpdieren en schalen van schaaldieren met weke delen of vlees; ii. het volgende materiaal afkomstig van landdieren: bijproducten van broederijen; eieren; bijproducten van eieren, met inbegrip van eierschalen; iii. om commerciële redenen gedode eendagskuikens; l) aquatische en terrestrische ongewervelden van soorten die niet pathogeen zijn voor mens of dier; m) dieren en delen van dode dieren van de zoölogische ordes Rodentia en Lagomorpha, met uitzondering van categorie 1-materiaal als bedoeld in artikel 8, onder a), iii), iv) en v), en categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 9, onder a) tot en met g); n) huiden, hoeven, veren, wol, hoorn, haar en bont afkomstig van andere dode dieren dan de onder b) van dit artikel genoemde dieren, die geen symptomen vertoonden van via dat product op mens of dier overdraagbare ziekten; o) vetweefsel van dieren die geen klinische symptomen vertoonden van een via dat materiaal op mens of dier overdraagbare ziekte, die in een slachthuis zijn geslacht en die na een keuring vóór het slachten overeenkomstig de communautaire wetgeving geschikt zijn verklaard om voor menselijke consumptie te worden geslacht; p) ander keukenafval en andere etensresten dan bedoeld in artikel 8, onder f). [Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten)]. 8 BC10_v0.4

Dierlijke bijproducten Dode dieren of delen van dieren, producten van dierlijke oorsprong of andere producten die uit dieren zijn verkregen en die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, met inbegrip van oöcyten, embryo s en sperma [Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten)]. Gespecificeerd risicomateriaal (GRM) De volgende gespecificeerde weefsels (cf. bijlage V van Verordening (EG) nr. 999/2001) worden aangemerkt als gespecificeerd risicomateriaal indien zij afkomstig zijn van dieren van oorsprong uit een lidstaat of derde land, of gebied daarvan, met een gecontroleerd of onbepaald BSE-risico: a) voor runderen: i. de schedel, exclusief de onderkaak, maar inclusief de hersenen en de ogen, en het ruggenmerg van dieren ouder dan 12 maanden; ii. de wervelkolom, exclusief de staartwervels, de doornuitsteeksels en dwarsuitsteeksels van de hals-, borst- en lendenwervels, de crista sacralis mediana en de alae sacrales, maar iii. inclusief de achterwortelganglia, van dieren ouder dan 30 maanden, en de tonsillen, de laatste vier meter van de dunne darm, de blindedarm en het mesenterium van dieren ongeacht de leeftijd; b) voor schapen en geiten: i. de schedel, inclusief de hersenen en de ogen, de tonsillen en het ruggenmerg van dieren van meer dan 12 maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken, en ii. de milt en de kronkeldarm van dieren van alle leeftijden. Weefsels genoemd onder a) i. en b) die afkomstig zijn van dieren van oorsprong uit lidstaten met een verwaarloosbaar BSE-risico, worden beschouwd als gespecificeerd risicomateriaal. Tenzij anders vermeld, zijn producten die deze weefsels bevatten of ervan afgeleid niet in deze definitie inbegrepen. [Verordening (EG) Nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën] Karkas Het hele slachtdier na slachting en uitslachting [Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong]. Kleurcodering Het systematische gebruik van kleuren als vastgesteld in bijlage VIII, hoofdstuk II, punt 1, onder c) van Verordening (EU) nr. 142/2011, voor het aangeven van de in deze verordening bedoelde informatie op het oppervlak of een deel van het oppervlak van een verpakking, recipiënt of voertuig, of op een daarop aangebracht etiket of symbool [Verordening (EU) nr. 142/2011 van de commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement 9 BC10_v0.4

en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn]. Levensmiddelen van dierlijke oorsprong Vers vlees, vleesbereidingen, gehakt vlees, vleesproducten, andere behandelde producten van dierlijke oorsprong, verse visserijproducten, geheel of bewerkt, verwerkte visserijproducten, levende tweekleppige weekdieren, levende stekelhuidigen, levende manteldieren, levende mariene buikpotigen, slakken, kikkerbilletjes en eetbare delen van mariene zoogdieren en aquatische reptielen [Koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende de detailhandel in bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong]. Lidstaat of derde land of één van hun regio s met een gecontroleerd BSE-risico Land of regio vermeld onder punt B van de bijlage van de Beslissing van de Commissie van 29 juni 2007, waarin de BSE-status van de lidstaten, derde landen of hun regio s wordt bepaald op basis van hun BSE-risico (+ wijzigingen). Lidstaat of derde land of één van hun regio s met een onbepaald BSE-risico Land of regio vermeld onder punt C van de bijlage van de Beslissing van de Commissie van 29 juni 2007, waarin de BSE-status van de lidstaten, derde landen of hun regio s wordt bepaald op basis van hun BSE-risico (+ wijzigingen). Lidstaat of derde land of één van hun regio s met een verwaarloosbaar BSE-risico Land of regio vermeld onder punt A van de bijlage van de Beslissing van de Commissie van 29 juni 2007, waarin de BSE-status van de lidstaten, derde landen of hun regio s wordt bepaald op basis van hun BSE-risico (+ wijzigingen). Ophaler De natuurlijke of rechtspersonen, vergund door de bevoegde autoriteiten en die de feitelijke controle hebben over een categorie 3-materiaal tijdens het ophalen, transporteren en afleveren bij de verwerker [aangepast op basis van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten)]. Slachthuis Een inrichting voor het slachten en uitslachten van dieren waarvan het vlees bestemd is voor menselijke consumptie [Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong]. Uitsnijderij Een inrichting voor het uitbenen en/of uitsnijden van vlees [Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong]. 10 BC10_v0.4

Verwerker De natuurlijke of rechtspersonen, vergund door de bevoegde autoriteiten en die de feitelijke controle hebben over een categorie 3-materiaal tijdens de verwerking ervan tot voedermiddelen [aangepast op basis van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten)]. Vlees Eetbare delen, met inbegrip van het bloed van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren, pluimvee, lagomorfen, vrij wild (klein vrij wild en grof vrij wild), gekweekt wild [Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong]. Vleeswinkel Winkel, pluimvee-, lagomorfen- en wildhandel, slagerij, slagerijafdeling van een supermarkt of ambulante handel, waar de detailhandel, met inbegrip van de be- of verwerking, in vers vlees, vleesbereidingen, gehakt vlees, vleesproducten en andere behandelde producten van dierlijke oorsprong wordt uitgeoefend [Koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende de detailhandel in bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong]. Voedermiddelen Producten van dierlijke oorsprong, waarvan het hoofddoel is te voldoen aan de voedingsbehoeften van dieren, in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, en de afgeleide producten van de industriële verwerking ervan, alsmede organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om te worden gebruikt voor orale vervoedering, hetzij als zodanig rechtstreeks, hetzij na bewerking, hetzij bij de bereiding van mengvoeders of als draagstoffen in voormengsels[aangepast op basis van Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie]. Wervelkolom De wervelkolom aangewezen als gespecificeerd risicomateriaal bij verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën [Koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende de detailhandel in bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong]. 3. Toepassingsgebied 11 BC10_v0.4

De eisen en voorschriften uit dit document kunnen op vrijwillige wijze toegepast worden door exploitanten van vleeswinkels die enkel Categorie 3-materiaal produceren en geen gespecificeerd risicomateriaal (GRM) verwerken. De aanwezigheid van GRM in de installaties of het feit dat de vleeswinkel beschikt over een vergunning voor de verwijdering van GRM betekent de facto een uitsluiting van de vleeswinkel uit het toepassingsgebied. Dit document is eveneens van toepassing wanneer de vleeswinkel ook categorie 3-materiaal produceert dat niet van vlees afkomstig is (bvb. vis). De inspectie van de vleeswinkels wordt enkel uitgevoerd door keuringsinstellingen, erkend door OVOCOM vzw en volgens de inspectievoorschriften uit het document CC-03: Keuringsregeling voor vleeswinkels. 4. Officiële registratie of vergunning De vleeswinkel moet geregistreerd zijn bij de bevoegde autoriteiten. In België moet de vleeswinkel ook beschikken over een toelating van het FAVV. Zo n toelating is nodig voor de volgende activiteiten: - Uitbaten van een detailhandel in vers vlees, vleesbereidingen en vleesproducten; - Verwijderen van de wervelkolom in het kader van maatregelen ter preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (BSE). Deze toelating geldt voor één verkooppunt en niet voor een groep van verkooppunten. Op de toelating dient vermeld te staan of de vleeswinkel gespecificeerd risicomateriaal verwijdert. Interpretatie «officiële registratie of toelating» Een Belgische vleeswinkel moet een document kunnen voorleggen waaruit blijkt dat hij beschikt over een toelating van het FAVV om zijn activiteiten uit te oefenen. Hij kan eventueel verwijzen naar een officiële lijst, die geregeld wordt bijgewerkt, waarin hij staat vermeld. Een vleeswinkel buiten België (binnen de Europese Unie) moet een document kunnen voorleggen waaruit blijkt dat hij geregistreerd is bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin hij gevestigd is. Hij kan eventueel verwijzen naar een officiële lijst, die geregeld wordt bijgewerkt, waarin hij staat vermeld. De toelating of de registratie moet specifiek gelden voor de vleeswinkel die het document BC-10 dient toe te passen. Categorie 1- of 2-materiaal mag niet aanwezig zijn in en/of geproduceerd worden door de vleeswinkel. De aanwezigheid van categorie 2-materiaal kan uitzonderlijk aanvaard worden wanneer het categorie 3-materiaal betreft dat sporen van bederf vertoont. Deze materialen moeten geïdentificeerd worden en verwijderd worden uit het circuit voorzien voor het categorie 3-materiaal. De vleeswinkel mag niet werken met gespecificeerd risicomateriaal, zoals de wervelkolom van herkauwers van meer dan 30 maanden afkomstig van een lidstaat met een gecontroleerd risico (vb. het Verenigd Koninkrijk) (zie definities). De vleeswinkel mag dus niet beschikken over een speciale vergunning voor het verwijderen of werken met gespecificeerd risicomateriaal. 12 BC10_v0.4

A Voorbeelden van major non-conformiteiten De vleeswinkel beschikt niet over een toelating afgeleverd door de bevoegde autoriteiten (in België is dat het FAVV). De toelating vermeldt ook het verwijderen van gespecificeerd risicomateriaal. De toelating of de registratie is niet specifiek geldig voor 1 verkooppunt maar is geldig voor meerdere verkooppunten. De vleeswinkel kan geen enkel bewijs voorleggen van zijn registratie of toelating. Dierlijke bijproducten die niet bestemd zijn voor de menselijke voeding, andere dan categorie 3-materiaal, zijn aanwezig in de vleeswinkel (vb. dierlijk afval van categorie 1). Gespecificeerd risicomateriaal (GRM) en oorsprong van de dieren Het gespecificeerd risicomateriaal kan verschillen in functie van de soort (runderen, schapen, geiten), de leeftijd van het dier en de BSE-status van de lidstaat, het derde land of de regio van oorsprong van de herkauwer (cf. definities). Eenzelfde orgaan kan dus al dan niet beschouwd worden als gespecificeerd risicomateriaal afhankelijk van het geboorteland en/of land van slachten van het dier. Bij wijze van voorbeeld: Frankrijk, Ierland, Polen of het Verenigd Koninkrijk (gecontroleerd BSErisico) hebben een langere lijst van runder GRM dan landen zoals België, Luxemburg of Nederland (verwaarloosbaar BSE-risico). Men moet dus zeer oplettend zijn wanneer een vleeswinkel producten behandelt die afkomstig zijn van een land met een verschillende BSE-status van het land waar hij gevestigd is. 5. Autocontrolesysteem kwaliteitssysteem De vleeswinkel moet beschikken over een kwaliteitssysteem en/of een autocontrolesysteem waarin alle nodige beheersmaatregelen van het categorie 3-materiaal zijn opgenomen. Indien zo n systeem niet aanwezig is, wordt de minimale inspectiefrequentie verhoogd (2 onaangekondigde inspecties/jaar). 5.1. Aanwezigheid van een systeem Type systemen dat in aanmerking komt 5.1.1. Vleeswinkel van een distributieketen De vleeswinkel is geïntegreerd in het kwaliteitssysteem dat de distributieketen heeft geïmplementeerd. Dat kwaliteitssysteem wordt gecontroleerd door een keuringsinstelling die eveneens de controle op de categorie 3-materialen bij de vleeswinkel uitoefent. 5.1.2. Zelfstandige vleeswinkel Dit punt is enkel van toepassing voor vleeswinkels gevestigd in België. 13 BC10_v0.4

De vleeswinkel die niet beschikt over een kwaliteitssysteem gelinkt aan een distributieketen, moet een autocontrolesysteem implementeren op basis van de Autocontrolegids Vleeswinkels (Slagerijen) G- 003, die te verkrijgen is bij de Landsbond der Beenhouwers, Spekslagers en Traiteurs van België. Het autocontrolesysteem van de vleeswinkel moet: - ofwel gevalideerd zijn door het FAVV; - ofwel geverifieerd zijn door een keuringsinstelling erkend door het FAVV en beschikken over een attest dat werd uitgereikt door die keuringsinstelling. Interpretatie «Types van systemen» Als de vleeswinkel aan een distributieketen gelinkt is (bvb. de slagerijafdeling van een supermarktketen, al dan niet als franchisenemer gelinkt aan een embleem), moet de keuringsinstelling, die het kwaliteitssysteem van de distributeur controleert, eveneens de vereisten m.b.t. het categorie 3-materiaal verifiëren. In het geval de vleeswinkel niet gelinkt is aan een distributieketen, kan het voorkomen dat de keuringsinstellingen, respectievelijk van het autocontrolesysteem en van de vereisten m.b.t. het categorie 3-materiaal, verschillend zijn. Een Belgische vleeswinkel kan zowel gebonden zijn aan een distributieketen, beschikken over een kwaliteitssysteem én over een gevalideerd autocontrolesysteem. In dit geval moet de keuringsinstelling die het kwaliteitssysteem controleert, dezelfde zijn als de keuringsinstelling die de voorschriften van het document BC-10 verifieert. A Voorbeelden van major non-conformiteiten De vleeswinkel beschikt niet over een kwaliteitssysteem of een autocontrolesysteem. De beheersmaatregelen met betrekking tot het categorie 3-materiaal, tot en met de overdracht aan de ophaler, zijn niet opgenomen in het kwaliteitssysteem of in het autocontrolesysteem. Het kwaliteitssysteem van de distributeur wordt gecontroleerd door een andere keuringsinstelling dan deze die de toepassing van het document BC-10 verifieert. 5.2. Afwezigheid van systemen Wanneer de vleeswinkel geen van de situaties zoals omschreven in punt 5.1 kan aantonen, moet een controlefrequentie van twee (2) onaangekondigde inspecties / jaar worden toegepast. Deze frequentie kan overgaan naar één (1) onaangekondigde inspectie / jaar indien 2 opeenvolgende onaangekondigde inspecties een positief resultaat hadden. Wanneer het resultaat van een jaarlijkse onaangekondigde inspectie onvoldoende is, moet er teruggegaan worden naar de initiële frequentie totdat 2 opeenvolgende inspecties in een periode van 12 maand opnieuw voldoen. Wanneer er een officieel kader bestaat voor de certificatie/inspectie of de individuele validatie van autocontrolesystemen door een of meerdere bevoegde autoriteiten op nationaal of regionaal niveau, dan mag de verificatie van de vleeswinkel volgens de voorwaarden beschreven in dit punt 5.2, niet worden uitgevoerd tenzij tijdens een overgangsperiode van drie (3) jaar. Na deze periode moet de vleeswinkel voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in punt 5.1. Deze officiële nationale of regionale kaders moeten kunnen worden gecertificeerd/geïnspecteerd of individueel gevalideerd door een onafhankelijke instelling (certificatie- of inspectie-instelling, bevoegde 14 BC10_v0.4

autoriteiten). De referentiedocumenten en de lijsten van betrokken vleeswinkels moeten beschikbaar zijn. OVOCOM voert een evaluatie uit van de nationale of regionale officiële kaders ten opzichte van de doelstellingen die worden nagestreefd door de controle van de vleeswinkels. Deze controle wordt beschreven in dit document en in het document CC-03 Keuringsregeling voor vleeswinkels. De evaluatie gebeurt op voorstel van de betrokken sectoren (vleeswinkels, vetsmelters, petfood, etc.). De lijst van landen of regio s die beschikken over een dergelijke officieel kader vindt u hieronder: Land dat beschikt over een officieel kader voor certificatie of individuele validatie Land (lidstaat, derde land of regio) België Referentiedocument(en) G-003 : Gids voor de autocontrole in de slagerij Bevoegde autoriteit(en) Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) 5.3. Verantwoordelijke Er moet een verantwoordelijke persoon aangewezen worden voor het beheer van het categorie 3- materiaal en de ermee gerelateerde documenten (procedures en registraties). Deze persoon moet op zijn minst kennis hebben van de van toepassing zijnde wetgeving en van het onderhavig document BC-10. Aanbeveling Een continue of regelmatige bijscholing voor de verantwoordelijke over de betreffende materie is aanbevolen. Interpretatie «Verantwoordelijke» Het attest wordt slechts uitgereikt als blijkt dat de verantwoordelijke persoon de problematiek van categorie 3-materiaal beheerst. A Voorbeelden van major non-conformiteiten Er werd geen verantwoordelijke persoon voor het categorie 3-materiaal aangesteld. De verantwoordelijke beheerst de problematiek van het categorie 3-materiaal niet. Het personeel kent de hygiënevoorschriften voor het categorie 3-materiaal niet. B Voorbeelden van minor non-conformiteiten De verantwoordelijke beheerst onvoldoende de problematiek van het categorie 3-materiaal. 15 BC10_v0.4

5.4. Documenten 5.4.1. Procedures De uitbater van de vleeswinkel moet een systeem uitwerken met procedures die hem toelaten de afnemers van het categorie 3-materiaal dat hij produceert, te identificeren. Deze informatie moet op vraag van de keuringsinstellingen ter beschikking gesteld worden. De vleeswinkel moet iedere zending van categorie 3-materiaal optekenen evenals de betreffende handelsdocumenten. Interpretatie «Procedures» De vleeswinkel die gelinkt is aan een distributieketen, kan eventueel beschikken over een centraal administratief systeem. In dit geval kan het voorkomen dat een aantal procedures niet werden ontwikkeld specifiek in de geïnspecteerde vleeswinkel. Niettemin moeten ze geverifieerd worden door de keuringsinstelling (bvb. door de documenten op de distributiezetel te onderzoeken). Indien de vleeswinkel geen deel uitmaakt van een distributieketen, moeten alle documenten aanwezig zijn en ter plaatse gecontroleerd kunnen worden. A Voorbeelden van major non-conformiteiten De procedures opgenomen in het kwaliteitssysteem of het autocontrolesysteem bevatten geen voorschriften betreffende de problematiek van categorie 3-materiaal. B Voorbeelden van minor non-conformiteiten De procedures opgenomen in het kwaliteitssysteem of het autocontrolesysteem bevatten niet alle, of op onvoldoende wijze, voorschriften betreffende de problematiek van categorie 3-materiaal zoals beschreven in onderhavig document BC-10. 5.4.2. Contract met een ophaler De vleeswinkel moet kunnen aantonen dat hij beschikt over een contract met een ophaler die het categorie 3-materiaal ophaalt. In het contract staat minstens het volgende: - De naam en de gegevens van de ophaler; - Het erkennings- of registratienummer van de ophaler; - De bestemming van het categorie 3-materiaal (de bestemming moet specifiek vermeld staan in het contract (diervoeding, productie van voedermiddelen voor diervoeders of van (al dan niet rauwe) voeders voor gezelschapsdieren of verder nog verwijzing naar de ad hoc-rubriek van het handelsdocument)); - De ophaalfrequentie. De erkenning of de registratie van de ophaler moet minimaal de ophaling en het transport van categorie 3-materiaal vermelden. De ophaalfrequentie kan niet lager zijn dan 1 keer per 2 weken. 16 BC10_v0.4

Afbraak en bederf van categorie 3-materiaal Van zodra de categorie 3-materialen sporen van afbraak vertonen (bvb. zichtbare verrotting, geur van bederf), dienen ze te worden gedeclasseerd tot categorie 2-materiaal. Zij kunnen dan niet meer bestemd worden voor de diervoeding. A Voorbeelden van major non-conformiteiten De vleeswinkel kan geen enkel bewijs van een contract met zijn ophaler voorleggen. De ophaler is niet erkend of geregistreerd voor het ophalen van categorie 3-materiaal. Het contract bevat geen specifieke vermelding dat het betrekking heeft op het ophalen van categorie 3-materiaal.. Het categorie 3-materiaal wordt minder vaak dan eens per twee weken opgehaald. 5.4.3. Traceerbaarheid registratie van gegevens De vleeswinkel beschikt over systemen of procedures waarmee de ontvangen en afgevoerde producten (met inbegrip van de dierlijke bijproducten niet bestemd voor de menselijke consumptie) worden geregistreerd en het verband tussen beide kan worden gelegd. Dit omvat minstens het volgende: - Een registratie van het inkomende vlees: o Identificatienummer van het te verkopen rund (in België het Sanitelnummer); o Lotnummer van het rundvlees; o Traceerbaarheid voor alle diersoorten (varken, kip, paard, lam, enz.); - Het afgevoerde categorie 3-materiaal moet getraceerd kunnen worden naar de ophaler en naar de verwerker: o Klassering van de traceerbaarheidsborderellen gedurende 2 jaar (een kopie, het origineel vergezelt de opgehaalde dierlijke producten); o Te vermelden op de traceerbaarheidsborderel: Beenhouwer (naam/adres + vergunningsnummer); Ophaler (naam/adres + vergunningsnummer); Verwerker (naam/adres + vergunningsnummer); Uniek referentienummer (te vermelden op factuur); Hoeveelheid; Diersoort waarvan het categorie 3-materiaal afkomstig is (vermeld diverse indien van verschillende diersoorten); Handtekening van de producent (=vleeswinkel) van het categorie 3- materiaal. o De factuur bewaren die de bestemming en de verwerking van het categorie 3- materiaal bevestigt. De vleeswinkel dient de volgende gegevens van categorie 3-materialen bij te houden: - Een beschrijving van de diersoort waarvan het categorie 3-materiaal afkomstig is; - De hoeveelheid aan categorie 3-materiaal; - De datum van ophaling van het categorie 3-materiaal; - Naam en adres van de transporteur en van de bestemmeling en, indien beschikbaar, het nummer van hun erkenning of registratie. 17 BC10_v0.4

De verantwoordelijke bewaart de handelsdocumenten in chronologische volgorde. Voor het transport moet hij gebruik maken van ofwel het handelsdocument voor het vervoer van niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten binnen de Europese Unie (Europees model), ofwel ieder ander document dat dezelfde informatie bevat. De handelsdocumenten moeten minstens 2 jaar bewaard worden. Interpretatie «te registreren gegevens» De verantwoordelijke moet de informatie m.b.t. beschrijving en datum van ophaling niet apart registreren als hij een kopie bewaart van het handelsdocument van elke zending en dit samen met de andere te registreren gegevens (hoeveelheid en naam van de transporteur en bestemmeling + erkennings- of registratienummer) ter beschikking houdt. Als (een deel van) de documenten niet ter plaatse bewaard worden (in het geval van een kwaliteitssysteem dat beheerd wordt vanuit de hoofdzetel van de distributieketen, bvb.), moet men er toch voor zorgen dat ze tijdens de inspectie kunnen gecontroleerd worden. De aankoopfacturen en de handelsdocumenten van de groothandelaren, de slachthuizen en de uitsnijderijen moeten vermelden dat het geleverde vlees (zowel karkas als stukken) geen wervelkolom van herkauwers ouder dan 30 maanden bevat. De vorm van het register (IN of UIT) is niet vastgelegd. Men kan bijvoorbeeld dezelfde chronologische registratie voorzien als voor de handelsdocumenten, of een handgeschreven of elektronisch register bijhouden of ieder ander gelijkwaardig systeem toepassen. A Voorbeelden van major non-conformiteiten De voorschriften betreffende de traceerbaarheid van de dierlijke bijproducten niet bestemd voor menselijke consumptie ( categorie 3-materiaal) worden niet gerespecteerd. De documenten voor traceerbaarheid van dierlijke bijproducten niet bestemd voor menselijke consumptie ( categorie 3-mateiaal) worden niet voor ten minste 2 jaar bewaard. Het is onmogelijk om de traceerbaarheid te verifiëren (bvb. ontbreken van de borderellen). Geregeld wordt de handtekening van de verantwoordelijke van de vleeswinkel vergeten (meer dan 5% van de borderellen). B Voorbeelden van minor non-conformiteiten De factuur vermeldt de bestemming en de verwerking van het categorie 3-materiaal niet. Verificatie van de traceerbaarheid is mogelijk maar verloopt niet zonder problemen (bvb. ontbreken van 1 of ander document). Sporadisch wordt de handtekening van de verantwoordelijke van de vleeswinkel vergeten (minder dan 5% van de borderellen). Onvolledig formulier van de ophaler. 5.5. Infrastructuur 5.5.1. Lokalen en uitrusting De lokalen waar het categorie 3-materiaal wordt bewaard zijn aangepast aan het beoogde gebruik. Deze lokalen zijn enkel toegankelijk voor het daarvoor bevoegde personeel. De uitrusting is in goede staat en vormt geen gevaar voor de dierlijke bijproducten niet bestemd voor menselijke consumptie. Smeermiddelen en oliën gebruikt op niveau van de uitrusting zijn geschikt 18 BC10_v0.4

voor gebruik in contact met levensmiddelen (food-grade) en mogen geen bron van contaminatie van de dierlijke bijproducten vormen. De lokalen en de uitrusting zijn gemakkelijk te reinigen, te ontsmetten en te onderhouden. De lokalen en de uitrusting zijn zodanig georganiseerd dat de scheiding tussen vlees, afval en categorie 3- materiaal ten allen tijde gegarandeerd blijft. Interpretatie «Infrastructuur» Het materiaal waaruit de lokalen bestaan of waarmee de lokalen zijn bekleed, moet gemakkelijk en doeltreffend schoon te houden zijn (bvb. er is geen absorberende bodem). Ongedierte kan niet in de lokalen binnengeraken (bvb. openingen moeten afgesloten zijn met gaas of roosters). Het concept van de lokalen en het onderhoud ervan is zodanig opgevat dat vreemde voorwerpen niet in het categorie 3-materiaal kunnen geraken (bvb. beschermingskappen voorzien rond de verlichtingsarmaturen tegen het breken van het glas). De lokalen zijn niet toegankelijk voor derden (bvb. controlepersoneel) zonder voorafgaandelijke toestemming van de verantwoordelijke van de vleeswinkel. A Voorbeelden van major non-conformiteiten De lokalen voldoen absoluut niet voor de opslag van dierlijke bijproducten. De uitrusting die in aanraking komt met het categorie 3-materiaal is in slechte staat en vormt een gevaar voor de veiligheid van de producten. De smeermiddelen en oliën die gebruikt worden voor de werking van de uitrusting, zijn niet food-grade en kunnen de dierlijke bijproducten contamineren. Het vlees en het categorie 3-materiaal zijn niet op afdoende wijze van elkaar gescheiden. De organisatie van de lokalen kan een scheiding tussen het categorie 3-materiaal en andere opgeslagen producten niet garanderen (vuilnisbakken, ander afval, enz.). 5.5.2. Recipiënten De opslag van het categorie 3-materiaal mag uitsluitend gebeuren in daarvoor bestemde recipiënten. Deze recipiënten zijn in goede staat, lekvrij en afsluitbaar. Zij moeten ook vrij van ongedierte bewaard worden. De recipiënten mogen enkel categorie 3-materiaal bevatten. Zij mogen niet gebruikt worden om ander afval op te slaan of te verzamelen. De recipiënten waarin het categorie 3-materiaal bewaard wordt, moeten: - allemaal dezelfde kleur hebben; - duidelijk leesbaar de vermelding categorie 3-materiaal niet bestemd voor menselijke consumptie dragen. Verpakte producten moeten van hun verpakking ontdaan worden alvorens het in de recipiënten bestemd voor het categorie 3-materiaal op te slaan. Vreemde voorwerpen en stoffen in het categorie 3-materiaal Het categorie 3-materiaal dat wordt opgeslagen, moet vrij zijn van vreemde voorwerpen en stoffen (detergenten, ontsmettingsmiddelen, ). Deze vreemde voorwerpen kunnen zowel 19 BC10_v0.4

Vreemde voorwerpen en stoffen in het categorie 3-materiaal afkomstig zijn van het categorie 3-materiaal zelf (bvb. verpakkingsresten), als van de uitrusting of het gebruikte recipiënt. Het is belangrijk ook rekening te houden met de aanwezigheid van vreemde stoffen, zoals detergenten of ontsmettingsmiddelen. De mogelijke aanwezigheid hiervan kan gelinkt zijn aan verkeerd gebruik (bvb. het niet respecteren van de gebruiksaanwijzing). Verzending van categorie 3-materiaal tussen de lidstaten onderling Als het categorie 3-materiaal van de vleeswinkel bestemd is voor een operator uit een andere lidstaat dan moet een specifieke kleurcode gebruikt worden ofwel op het etiket, ofwel op het recipiënt zelf. De kleur is groen met een hoog gehalte blauw om een duidelijk onderscheid te kunnen maken met andere kleuren. Alle andere voorschriften betreffende het categorie 3- materiaal blijven eveneens van toepassing. Andere vermeldingen en kleuren voor het categorie 1- en 2-materiaal Het categorie 2-materiaal moet de vermelding niet bestemd voor dierlijke consumptie dragen, en in bepaalde gevallen bestemd voor het voederen van (aangevuld met de naam van de diersoort waarvoor het product is bestemd). In het laatste geval gaat het over een vermelding die men niet vaak in een vleeswinkel tegenkomt (bvb. dierlijk materiaal voor circusdieren of voor dierentuinen). De kleurcode die men hier moet toepassen bij verzending naar een andere lidstaat is geel. Het etiket of het recipiënt voor categorie 1-materiaal moet de vermelding uitsluitend voor vernietiging dragen. Er zijn wel een paar uitzonderingssituaties waarbij de vermeldingen anders kunnen zijn (zie Verordening (EU) 142/2011 bijlage VIII Hoofdstuk II 2). Bij verzenden naar een andere lidstaat gebruikt men de kleur zwart. Interpretatie «Recipiënten» Vreemde voorwerpen zijn niet op hun plaats in recipiënten waarin categorie 3-materiaal wordt verzameld of opgeslagen. Men moet alert zijn op de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, papier en plastic voor levensmiddelen (vb. hamburgers), hout (bvb. brochettestokjes). De container voor het categorie 3-materiaal is geen vuilnisbak! Zakdoeken, papieren, plastic tassen, plastic flessen, e.d. is er dus niet op zijn plaats. Verschillende stoffen zoals bijvoorbeeld ontsmettingsmiddelen of schoonmaakproducten, zelfs verdund, mogen niet in het categorie 3-materiaal terechtkomen. A Voorbeelden van major non-conformiteiten De recipiënten of containers zijn niet lekvrij of niet in goede staat of niet gesloten. De recipiënten bestemd voor het categorie 3-materiaal zijn in een verschillende kleur. De recipiënten bevatten andere producten dan enkel categorie 3-materiaal. Het etiket voor het categorie 3-materiaal is niet opgemaakt volgens de voorschriften van 20 BC10_v0.4

A Voorbeelden van major non-conformiteiten etikettering van categorie 3-materiaal. In het geval van intracommunautaire zendingen (tussen Europese lidstaten) werd niet de voorgeschreven kleur groen, met een hoog gehalte aan blauw gebruikt. De recipiënten bevatten vreemde voorwerpen of andere stoffen (vb. biociden gebruikt voor ontsmetting) samen met categorie 3-materiaal. Het categorie 3-materiaal vertoont zichtbare sporen van afbraak of verspreiden een geur van bederf. 5.5.3. Temperatuur Categorie 3-materiaal is gewoonlijk snel bederfbaar. De omgevingstemperatuur is niet geschikt om bederf van dierlijke bij-producten tegen te gaan en aldus bepaalde gevaren voor de gezondheid van mens en dier te voorkomen. Elke vorm van bederf van categorie 3-materiaal leidt tot een degradatie van dit materiaal tot categorie 2, waardoor het verboden wordt om dit nog voor gebruik in diervoeding te bestemmen. In functie van de bestemming van het verzamelde materiaal, moet men de volgende temperatuursvoorschriften onderscheiden: 1) Categorie 3-materiaal afkomstig van vlees en producten op basis van vlees die bestemd zijn voor de productie van rauwe voeders voor gezelschapsdieren: max. + 7 C. 2) Categorie 3-materiaal bestemd voor de productie van voedermiddelen voor diervoeders of voeders voor gezelschapsdieren (andere dan rauwe): a. Gekoeld: max. + 7 C; b. Ingevroren: min. - 18 C; c. Uitzondering: indien gecollecteerd binnen de 24u voor verwerking en de opslagtemperatuur behouden wordt tijdens het daaropvolgende vervoer. De ruimtes waarin het categorie 3-materiaal langer dan 1 werkdag wordt opgeslagen, moeten zodanig zijn uitgerust dat de temperatuur gecontroleerd kan worden en op een aanvaardbaar niveau kan gehouden worden. Interpretatie «Temperatuur» 21 BC10_v0.4

Interpretatie «Temperatuur» De temperatuur (max. + 7 C of min. -18 C) moet regelmatig, tenminste 1 keer per dag, gecontroleerd worden om een goede bewaarbaarheid van het materiaal te verzekeren. Als de temperatuur niet volgens de temperatuursvoorschriften voor categorie 3-materiaal is, moet dit genoteerd worden in de registratiedocumenten. Als het materiaal binnen de 24u voor verwerking wordt opgehaald, moeten de temperatuursvoorschriften niet gevolgd worden. Dit betekent concreet dat het categorie 3- materiaal, dat gedurende een werkdag wordt geproduceerd, op het einde van diezelfde werkdag al moet opgehaald worden door de ophaler. Het is belangrijk om de bewaartemperatuur zo lang mogelijk te behouden. Het is bijvoorbeeld niet aan te raden om de containers op de dag van de ophaling te vroeg buiten te zetten. Een goede coördinatie van de ophaalronde of goede afspraken met de ophaler zijn daarom wel nodig. Als de containers buiten gezet worden, moet de verantwoordelijke acht slaan op de weersomstandigheden (vriestemperaturen/hittegolf), of er beschutting is (schaduw/volle zon) en of er andere afbraak gevaren zijn (katten en honden, knaagdieren, meeuwen, vliegen, enz.). A Voorbeelden van major non-conformiteiten Het categorie 3-materiaal wordt opgeslagen in een lokaal waarvan de temperatuur niet kan gecontroleerd worden of behouden blijven. Er is geen thermometer voorhanden noch andere instrumenten waarmee de temperatuur van het categorie 3-materiaal kan gemeten worden. De temperatuur die tijdens de inspectie wordt vastgesteld, blijkt af te wijken van de verplichte waarden. Bij nazicht van het register blijkt dat bij afwijkende temperatuur geen adequate maatregelen werden genomen door de verantwoordelijke van de vleeswinkel. In het geval de voorgeschreven temperatuur voor categorie 3-materiaal wordt overschreden, wordt dit niet geregistreerd door de vleeswinkel. B Voorbeelden van minor non-conformiteiten Men registreert een overschrijding van de temperatuur voor categorie 3-materiaal niet altijd. 5.6. Hygiëne 5.6.1. Algemene hygiëne Het lokaal waarin het categorie 3-materiaal aanwezig is moet schoon zijn en in goede staat worden gehouden. Huisdieren zijn niet toegelaten in lokalen waarin het categorie 3-materiaal wordt opgeslagen. Het is verboden te roken, te drinken (behalve water) en te eten in de lokalen. Het onderhoudsplan moet per lokaal en/of per uitrusting de procedures voor het schoonmaken en/of ontsmetten bevatten. Dit plan moet tenminste de volgende elementen bevatten: - Frequentie van schoonmaken of ontsmetten; - Types van producten voor schoonmaak of ontsmetting; 22 BC10_v0.4