Bij inbreuk op de artikelen I, 2, 3, 4 par.par. 1 en 2, 20, 22, 29, 30, 39 par. 1-2 en par. 3, 40 en 46



Vergelijkbare documenten
Handhaving pesticidendecreet en uitvoeringsbesluiten 02/05/2013 VMM

Oost-Vlaanderen, strafzaken. Vonnis

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN TURNHOUT. 31 DECEMBER 2001, 14de KAMER. Verdacht van op de hierna vermelde plaatsen en op de hierna vermelde tijdstippen:

Vonnis AFSCHRSFT. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. c \ 2016 / $0$ 31/05/2016

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

Schadegeval met bodemverontreiniging bij bedrijven klasse 2/3

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

Schadegeval met bodemverontreiniging bij particulieren

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel,

BIOREMEDIATIESYSTEMEN WETTELIJK KADER. Annie Demeyere Dep.L&V Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 24 JUNI 2014

De impact van het Bodemdecreet. op scholen

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN AFDELING TURNHOUT VAN 9 OKTOBER 2017

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST

VLAAMSERAAD ONTWERP VAN DECREET. betreffende de bodemsanering AMENDEMENTEN. Stuk 587 ( ) - Nr. 9 ZITTING JANUARI 1995

CORRECTIONELE RECHTBANK ANTWERPEN AFDELING MECHELEN Not. nr. ME66.L Ooenbare terechtzittina van : 30 april 2015.

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

Î 1. rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen. Vonnis. KamerAC1. 25juni RA A Aangeboden op. Niet te registreren

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout, Zaal A - 8e Kamer Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ T003036

Nieuwe instrumenten in het bodembeleid

De burgerlijke partij wordt gehoord in baar middelen ontwikkeld door haar raadsman voornoemd.

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017

De correctionele rechtbank van het arrondissement Hasselt VONNIS van 19 NOVEMBER 2008

p r o v i n De deputatie van de provincie Limburg

A) VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE AKTIVITEITEN OF INSTALLATIES BINNEN HET WATERWINGEBIED EN DE BESCHERMINGSZONE I

ECLI:NL:GHAMS:2008:BF7385 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

(lste aanleg: nr.: /92) zitting houdend in strafzaken, wijst het volgende arrest :

HET HOF VAN BEROEP VAN ANTWERPEN 19 MAART 2009, 14 E KAMER

Eenmalige onderzoeksplicht bij gedwongen mede-eigendommen op risicogrond

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Vlaamse Regering :~~~= ~ = ',.. "~ AMV/ /1001

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE 1. EXPLOITANT

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem)

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

Schadegeval met bodemverontreiniging bij bedrijven klasse 1

Vlaamse Regering Milieubeleidsovereenkomst Gasolietanks voor de verwarming van gebouwen

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, I.) / kamer. Griffienummer.

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

STEDELIJK AANMOEDIGINGSREGLEMENT INZAKE DE AANLEG VAN EEN HEMELWATERINSTALLATIE BIJ BESTAANDE PARTICULIERE GEBOUWEN

Hof van beroep G. (...) Arrest. Arrestnummer. Datum van uitspraak. Notitie-nummer griffie. Notitienummer parfcet-generaal.

Het besluit treedt in werking op 1 februari 2005.

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN HASSELT, 21 NOVEMBER 1996

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 1 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A008786

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 18 OKTOBER 2010

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017

Stedelijk aanmoedigingsreglement inzake de aanleg van een hemelwaterinstallatie bij bestaande particuliere gebouwen

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer

BIJLAGE B : Voorbeeld van een ingevulde melding

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

De melding ingediend door Herbosch Kiere, Sint-Jansweg 7, 9130 Beveren, werd per beveiligde zending verzonden op 4 augustus 2017.

ME.012/2014 ST-011 B IN OB Binsoag

AMV/ /1000. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

Liersesteenweg 268 te 2800 Mechelen. Eikestraat 1 en 1A te 2800 Mechelen Afdeling 12402, sectie B, percelen 302 K, 302 L en 302 M

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1278/2019 Repertoriumnummer / Europees

veranderen door uitbreiding met : - de lozing van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering (R 3.3.);

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Besluit van de Deputatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

Vlaamse overheid. Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieuvergunningen. Jean Ferong Diensthoofd Limburg

Overeenkomst tot begeleiding en financiering bodemsanering tankstation bij sluiting van de uitbating

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 5 MEI 2015

Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Overeenkomst tot financiering bodemsanering tankstation bij wijze van overgangsmaatregel in combinatie met een sluiting

Besluit van de Deputatie

lll llllll l llllll lll l llllll Il Il Il lllll ll llllll lll

CORRECTIONELE RECHTBANK TE MECHELEN OPENBARE ZITTING van 8 JUNI 2009

college van burgemeester en schepenen Zitting van 14 augustus 2015

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

Formulier voor het bekomen van een premie voor de aanleg van een individuele zuiveringsinstallatie

Besluit van de Deputatie

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 6 NOVEMBER 2015

Bijlage 3b Aanwijzing van categorieën van gevallen, beperkingen en

Afdeling Vergunningen Toezicht en Handhaving Aanvraagformulier maatwerkvoorschriften op basis van het Besluit lozen buiten inrichtingen

34013/110/1/W/1. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad,

Correctionele rechtbank van Antwerpen, 1 maart 2016, AC4 kamer

HOF VAN BEROEP VAN GENT. 26 JUNI 2002, 8de K.

Subsidiereglement betreffende de afkoppeling van hemelwater afkomstig van particuliere woningen

_j. Hof van beroep Gent. Arrest C I _)J{;? I jsi1. 29 september 2017

Rechtbank van eerste aanleg Oost-VIaa nderen, afdeling Gent strafzaken

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3

ALGEMENE VOORWAARDEN HENDRIKS ASBESTSANERING B.V.

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Vonnis. Rechtbank van eerste aanteg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie correctionele rechtbank. zestiende kamer (B16) /

Transcriptie:

Corr. Gent, 25 mei 2004, 21e K. O.M. / F.T. - B.R: J.v.G. In de zaak van het openbaar ministerie tegen: T.F. Verdacht van Bij inbreuk op de artikelen I, 2, 3, 4 par.par. 1 en 2, 20, 22, 29, 30, 39 par. 1-2 en par. 3, 40 en 46 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (B.S. 17 september 1985), de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten niet te hebben nageleefd, namelijk ten aanzien van een inrichting die overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Executieve dd. 6 februari 1991 als hinderlijk is ingedeeld en als dusdanig voorkomt op de indelingslijst van bijlage I bij voormeld besluit, meer bepaald ingedeeld onder rubrieken 17.3.6.1 b) en 17.3.9.1 en ingedeeld onder klasse 3, inbreuk te hebben gepleegd op de artikelen 1 en 43 par. 2 van voormeld Besluit van de Vlaamse Executieve van 6 februari 1991 door ongeacht de verleende vergunning en onverminderd het bepaalde in artikel 7 van voormeld besluit, als exploitant verzuimd te hebben steeds de nodige maatregelen te tre ffen om schade en hinder te voorkomen. Bij inbreuk op de artikelen 1, 2, 3, 4 par. 1 en 2, 20, 22, 25 par. 1, 29, 39 par. 1-2 en par. 3 en 46 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (B.S. 17 september 1985) de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten niet te hebben nageleefd namelijk: ten aanzien van een inrichting die overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Executieve dd. 6 februari 1991 als hinderlijk is ingedeeld en als dusdanig voorkomt op de indelingslijst van bijlage I bij voormeld besluit, meer bepaald onder de rubrieken 17.3.6 1 b) en 17.3.9.1 en ingedeeld onder klasse 3 inbreuk te hebben gepleegd op hoofdstuk 1.1 en de artikelen 3.1.1, 4.1.3.3 par. 1 en par. 2, 4.1.3.4 par. 1 en 7.3.0.1 van het besluit van de Vlaamse Regering dd. 1 juni 1995 houdende algemene en sectoriële bepalingen inzake milieuhygiëne (B.S. 31 juli 1995) zijnde: Art. 4.1.3.3 par.1 Bij hinder of schade, of dreigend gevaar hiertoe voor de omgeving, moet de exploitant onmiddellijk de nodige maatregelen treffen om deze toestand te verhelpen en in voorkomend geval verdere verontreiniging te doen ophouden. Eventueel opgetreden verontreiniging moet hij op milieuhygiënisch verantwoorde wijze ongedaan maken. par. 2 Accidenteel verspreide vloeistoffen mogen geenszins rechtstreeks naar een grondwater, een openbare riolering, waterloop of om het even welke verzamelplaats van oppervlaktewateren afgevoerd worden. Ze worden onmiddellijk verzameld en verwerkt overeenkomstig de toepasselijke reglementering. De exploitant beschikt over de middelen en/ of het materiaal die een snelle uitvoering van deze maatregelen toelaten. 1

rt. 4.1.3.4 par.1 De exploitant doet onmiddellijk melding van het voorval en van de (overwogen) maatregelen bij de burgemeester en bij de afdeling Milieu-inspectie bij: - ernstige hinder of schade, of - dreigend gevaar hiertoe voor de omgeving, of - een vloeistoflek dat aanleiding heeft gegeven tot bodemverontreiniging of tot verspreiding in de riolering, oppervlaktewateren, grondwaters of naburige eigendommen. Bij inbreuk op de artikelen 1, 2, 41 par.par. 1 en 4 van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging (B.S. 1 mei 1971) - buiten het geval van lozing van afvalwater waardoor vergunning is verleend overeenkomstig de bepalingen van bedoelde wet - voorwerpen of stoffen te hebben gedeponeerd of geworpen in de wateren van het openbaar hydrografisch net of in openbare riolen, er vloeistoffen met schadelijke stoffen of zelfstandigheden in te hebben geloosd of er gassen in te hebben gebracht, ofwel door een bevel of door nalatigheid een dergelijke daad te hebben uitgelokt, eventueel omdat de verdachte vaste of vloeibare stoffen gedeponeerd of doen deponeren heeft op een plaats vanwaar ze langs natuurlijke weg in de wateren van het openbaar hydrografisch net of in openbare riolen konden terecht komen terzake stookolie Bij inbreuk op de artikelen 1, 2, 3, 11 en 29 van het decreet dd. 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer (B.S. 5 juni 1984) werken of werkzaamheden te hebben verricht of te hebben laten verrichten die verboden zijn in toepassing van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten namelijk door bij inbreuk op de artikelen 1 en 3 van het besluit van de Vlaamse Executieve dd. 27 maart 1985 houdende reglementering van de handelingen die het grondwater kunnen verontreinigen spijts het verbod direct stoffen van lijst I of II alsmede indirect stoffen van lijst I (bijlagen aan het besluit) te hebben geloosd, terzake minerale oliën en koolwaterstoffen (lijst 1). Nopens de procedure Op strafrechtelijk gebied Nopens de ten laste gelegde feiten Op 5 juni 2001 stelde de politie van NEVELE op vraag van de milieuambtenaar een onderzoek in naar de verontreiniging met mazout van een gracht langs de Poekestraat. Een buurtbewoner had daarvan melding gedaan. De politie stelde vast dat een op dat ogenblik droogstaande gracht over 100 meter met stookolie verontreinigd was. Al snel bleek dat de verontreiniging zijn oorsprong vond op het erf van de beklaagde. 2

De beklaagde is landbouwer-veehandelaar. Hij verklaarde het volgende: "Voor mijn beroep bezit ik een vrachtwagen. Op vrijdag 19 mei 2001, denk ik, rond 8.30 u. heb ik mijn vrachtwagen tegen mijn stalling op mijn erf geplaatst. Ik begon de brandstoftank te vullen met de vulslang komende van mijn mazouttank die op de bovenverdieping van de stalling ligt. Terwijl ik bezig was ging de telefoon in mijn woning die een twintigtal meter verder gelegen is. Ik nam de telefoon op terwijl ik de mazout uit de vulslang liet verder lopen. Ik heb geen gedacht meer hoelang ik ongeveer aan het toestel ben gebleven. In ieder geval toen ik terug buiten kwam was gans de oprit van het voorerf ondergelopen met mazout. De brandstoftank was overgelopen en ik ben niet in het bezit van een pomp die automatisch afslaat wanneer de tank vol is. Ik heb geen gedacht om de hoeveelheid mazout dewelke op mijn erf is gevloeid. De mazout heeft zich een weg gezocht naar de greppel die ligt op het voorerf tussen de betonstrook en het grind. Deze greppel is op het uiteinde voorzien van een riolering dewelke met buizen in verbinding staat met de afwateringsgracht achteraan mijn erf. Over de materie van de buizen weet ik niets, deze zijn er nog geplaatst door de vorige eigenaar. Ik trachtte eerst met houtzaagsel de mazout te absorberen, toen dit niet lukte ben ik begonnen met een waterslang en heb getracht de mazout weg te spuiten. Ik heb wegens tijdsgebrek verder de waterslang gewoon de ganse dag laten stromen zodat de mazout mee weggespoeld was. Ik ben zelf strafrechtelijk en burgerlijk aansprakelijk in deze zaak". In opdracht van OVAM werd een verkennend onderzoek uitgevoerd op 7 juni 2001. De deskundige stelde lokaal een sterke verontreiniging met diesel van het slib in de gracht vast. De totale hoeveelheid weggelopen diesel wordt geraamd op 1.000 tot 1.500 liter. Als veiligheids- en voorzorgsmaatregel diende volgens haar zo snel mogelijk de sterk verontreinigde sliblaag over ca 100 m te worden verwijderd om verdere verspreiding te voorkomen. Via een beperkt bodemonderzoek zou moeten vastgesteld worden in welke mate de ondergrond verontreinigd is ter hoogte van het erf. Via een beperkt grondwateronderzoek zou moeten vastgesteld worden in welke mate de verontreiniging zich via het grondwater of het oppervlaktewater verspreid heeft. Op 27 juni 2001 verklaarde de beklaagde dat hij reeds verschillende firma's gecontacteerd had om de sanering te doen maar dat hij nog geen enkele offerte ontvangen had maar dat hij bereid was om de kosten van sanering zelf te betalen. Aan de situatie ter plaatse was echter nog niets gewijzigd. Op 23 oktober 2001 was er nog steeds niets gewijzigd en wachtte de beklaagde nog steeds op offertes maar hij wist wel al dat de sanering rond de drie miljoen BEF zou kosten. Hij verschuilde zich achter de discussies tussen de verzekeringsmaatschappijen. Bovendien ging het volgens hem slecht in de veeteelt en moest hij nog zijn lening afbetalen. De beklaagde werd verschillende malen aangemaand door OVAM om te saneren. Op 25 april 2002 verklaarde hij echter nog steeds niets te hebben ondernomen. Opnieuw werd hij door OVAM aangemaand om voor 1 december 2002 een beschrijvend bodemonderzoek te laten uitvoeren. Op 20 augustus 2002 werd een beschrijvend bodemonderzoek uitgevoerd en uit het verslag blijkt dat zowel voor de bodem als voor het grondwater de sanering zich opdringt (st. 81). 3

Op 9 februari 2003 hield de beklaagde echter voor dat de politie hem naar aanleiding van de vaststelling had gezegd de toestand te laten tot wanneer alles onderzocht was, maar dat dit inmiddels zolang geduurd heeft dat kosten voor verwijdering nu voor hem onbetaalbaar zijn. Uit verder onderzoek bij de technische dienst is gebleken dat de gracht deel uitmaakt van de captatiezone "Poekebeek" en verbonden is met het waterspaarbekken te Kluizen. Ook bleek de beklaagde geen milieuvergunning te bezitten voor de mazouttank in kwestie. Op 5 juni 2003 verklaarde F.T.: "Tot op heden werd nog niet overgegaan tot sanering en wel om volgende reden: Er werd door mij een firma aangesproken teneinde de oppervlakte van de verontreiniging in te perken zodat de kosten voor mij tot een minimum kunnen beperkt worden. De naam van de firma kan ik mij niet onmiddellijk herinneren. Hiertoe werden een veertiental dagen geleden stalen genomen en vandaag werden nog waterstalen genomen. Een resultaat daarvan kan ik u niet voorleggen. Wat de bewuste tank betreft: ik weet niet meer of er door mij melding daarvan werd gedaan aan belanghebbende diensten". Ter terechtzitting herhaalde de beklaagde als verantwoording van zijn nalatigheid dat de politie hem destijds had gezegd de toestand te laten tot wanneer alles onderzocht was, maar dat dit inmiddels zolang geduurd heeft dat kosten voor verwijdering nu voor hem onbetaalbaar zijn. Het staat vast dat de beklaagde onzorgvuldig is geweest door tijdens het tanken de plaats te verlaten terwijl het tanken verder ging. Bovendien was zijn installatie niet beveiligd tegen overvulling. Uit het bovenstaande en het strafdossier blijkt dat, nadat de lozing zich heeft voorgedaan, de beklaagde bijzonder nalatig is geweest om zowel de diensten te verwittigen als om de noodzakelijke maatregelen te treffen om verdere schade te voorkomen. Integendeel door zijn tussenkomst en een ganse dag de mazout weg te spoelen met water werd deze nog meer verspreid. Art. 4.1.3.3. par. 2 VLAREM II verbiedt nochtans uitdrukkelijk dergelijke handelwijze. De. beklaagde wordt niet vervolgd op grond van art. 29, par.1, 4 Grondwaterdecreet dat de nalatigheid en het gebrek aan vooruitzicht bestraft bij het gebruik van roerende of onroerende goederen en die de oorzaak zijn van grondwaterverontreiniging. Hij wordt echter wel vervolgd op grond van art. 29, par. 1, 3 Grondwaterdecreet en art. 3 van het Besl. VI. Reg. houdende reglementering van handelingen die het grondwater kunnen verontreinigen, nl. door het direct lozen van minerale oliën en koolwaterstoffen. De rechtbank acht de tenlasteleggingen A., B., C. en D. bewezen. Nopens de straffen De feiten onder de tenlasteleggingen A. en B. kunnen krachtens art. 39, par. 1 van het Milieuvergunningdecreet worden bestraft met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 jaar en/of met een geldboete van 100 EUR tot 100.000 EUR. De feiten vermeld onder de C. zijn door art. 41, par. 1 van de Oppervlaktewaterenwet strafbaar gesteld met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 6 maanden en/of een geldboete van 26 EUR tot 5.000 EUR. 4

De feiten onder de tenlastelegging D. kunnen krachtens art. 29, par. 1 van het Grondwaterdecreet worden bestraft met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar en/of met een geldboete van 26 EUR tot 10.000 EUR. De hierboven bewezen verklaarde tenlastelegging A., B., C. en D. zijn de uiting van éénzelfde misdadig opzet zodat voor de onderscheiden feiten slechts één straf dient opgelegd, de zwaarste zijnde deze vastgesteld door het Grondwaterdecreet. De beklaagde heeft niet de minste moeite gedaan om het terrein te saneren en heeft nagelaten de nodige maatregelen te nemen teneinde verspreiding van de bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen. Hij is aldus bijzonder lichtzinnig en nalatig geweest en toont niet de minste bekommernis om de schadelijke gevolgen voor mens en milieu. Enkel zijn direct financieel voordeel speelt een rol. Grondwater is tegelijk van levensbelang maar ook bijzonder kwetsbaar en moeilijk te herstellen. Zowel voor de huidige als ten behoeve van de komende generaties moet daar dan ook met de grootste zorg worden met omgegaan. De beklaagde ontbeert die milieuzorg. Al deze elementen verantwoorden een geldboete zoals hierna bepaald. DE RECHTBANK, recht doende OP TEGENSPRAAK, Veroordeelt de beklaagde voor de hierboven omschreven en bewezen verklaarde betichtingen A., B. (zoals aangevuld), C. en D. samen tot een GELDBOETE van (duizend frank gedeeld door 40,3399 en verhoogd met duizend negenhonderd negentig decimes =) VIERDUIZEND NEGENHONDERD ZEVENENVIJFTIG KOMMA ZEVENENTACHTIG (4.957,87) EUR. 5