- 1 - INTERPRETATIEDOCUMENT vastgesteld door het CCvD Bodembeheer Van toepassing op : BRL SIKB 1000, versie 8 van 17 juni 2009 Versie : 3 datum vaststelling : 16 december 2010 Datum in werking treden : interpretaties 1 en 2: 17 december 2009 interpretaties 3, 4 en 5: 15 maart 2010 interpretatie 6 16 december 2010 Kenmerk : interprdoc v3 brl1000v8(def) Interpretatie nummer: 1 Datum vaststelling interpretatie: 17 december 2009 Van toepassing op de hieronder geciteerde passage uit BRL SIKB 1000, par. 3.7.1, Monsternemers : Voor elke vestiging die op het certificaat wordt vermeld moet de opdrachtnemer met één of meer arbeidsovereenkomsten aantonen geregistreerde monsternemer(s) in dienst te hebben, die tenminste voldoen aan de hierboven vermelde basiseisen. Om de werkzaamheden te mogen uitvoeren dient de monsternemer erkend te zijn door VROM. Het voor monsternemers waarvoor de wettelijke erkenning is geschorst of ingetrokken onmogelijk maken werkzaamheden uit te voeren in het kader van monsternemingen voor partijkeuringen. Interpretatie van de tekstpassages. De hierboven geciteerde tekstpassage is als volgt te lezen (aanvullingen onderstreept): Voor elke vestiging die op het certificaat wordt vermeld moet de opdrachtnemer met één of meer arbeidsovereenkomsten aantonen geregistreerde monsternemer(s) in dienst te hebben, die tenminste voldoen aan de hierboven vermelde basiseisen. Om de werkzaamheden te mogen uitvoeren dient de monsternemer erkend te zijn door VROM. De opdrachtnemer is verplicht om schorsing of intrekking van de wettelijke erkenning van een monsternemer en/of veldwerker en/of milieukundig begeleider, in dienst van de opdrachtnemer en/of bij een ander bedrijf, direct te melden aan de certificatie-instelling.
- 2 - Interpretatie nummer: 2 Datum vaststelling interpretatie: 17 december 2009 Van toepassing op BRL SIKB 1000, par. 4.11, Sancties jegens de opdrachtnemer Het voor monsternemers waarvoor de wettelijke erkenning is geschorst of ingetrokken onmogelijk maken werkzaamheden uit te voeren in het kader van monsternemingen voor partijkeuringen. Interpretatie van de tekstpassage. Paragraaf 4.11 is geacht, tussen het achtste en het negende bolletje, te zijn aangevuld met de volgende passage: Een directe schorsing of intrekking van een registratie van een monsternemer volgens deze beoordelingsrichtlijn (alle protocollen) indien de certificatie-instelling middels een wettelijke beschikking is geïnformeerd over de schorsing of intrekking van de wettelijke erkenning van deze monsternemer (BRL of SIKB 1000) of veldwerker (BRL of AS SIKB 2000) of milieukundig begeleider (BRL SIKB 6000) bij dit en/of bij een ander bedrijf. In het geval van een schorsing is de duur gelijk aan de duur van de wettelijke schorsing. Interpretatie nummer: 3 Datum vaststelling interpretatie: 4 maart 2010 Van toepassing op hieronder geciteerde passages uit protocol 1001 en 1004, par. 6.2.1, onderdeel Ruimtelijk monsternemingspatroon, aantallen monsters Correctie van de formule; bij de redactionele afronding van versie 8.0 van protocol 1001 is tijdens een vereenvoudiging van de (bekende) formule een wortelteken vergeten. Interpretatie van de tekstpassage, waarin de formule (als hulpmiddel) is verwoord, wordt als volgt te zijn gewijzigd (aanvullingen onderstreept): Als hulpmiddel voor bepaling van de afstanden tussen de boringen (r) bij een vierkant raster mag de volgende formule worden gehanteerd: r = O; O = (V / 100) / l), waarbij: O = oppervlak van de partij (in m 2 ) V = volume van de partij (in m 3 ) 100 = (minimum) aantal grepen; l = laagdikte (hoogte/diepte van de partij (in m) De afstand (r) tussen de boringen is de wortel van het oppervlak (O)
- 3 - Interpretatie nummer: 4 Datum vaststelling interpretatie: 4 maart 2010 Van toepassing op hieronder geciteerde passages uit: protocol 1001, par. 6.2. over asbesthoudende partijen: De monsterneming van asbesthoudende partijen dient geheel volgens paragraaf 6.2 worden uitgevoerd. Dat wil zeggen dat, in afwijking op de NEN 5707:2003, voor: de maximale partij grootte (10.000 ton i.p.v. 2.000 ton) en de monsternemingstrategie en het monsternemingspatroon (gestratificeerd aselect i.p.v. zuiver aselect 8 ), de eisen en voorschriften aangehouden moeten worden zoals verwoord in protocol 1001. Wel dient rekening gehouden te worden met de afwijkende greep- en monstergrootte en de mogelijkheid tot monstervoorbehandeling (voorafscheiding grove fractie) op locatie. Voor de bepaling van de greepgrootte en monstergrootte wordt verwezen naar paragraaf 8.2.2. van de NEN 5707 en voor de monstervoorbehandeling op locatie wordt verwezen naar paragraaf 7.3.4. van de NEN 5707. voetnoot 8: mits rekening gehouden wordt met de d95, ook die van de asbest protocol 1002, par. 6.1.3. over verwijzing naar NEN 5897: [paragraaf 6.1.3, tabel 1, noot 3]: Partijkeuringen gericht op asbest dienen conform NEN 5897: Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat, te worden uitgevoerd. In afwijking op de NEN 5897 (2005) dient voor het minimaal aantal grepen en monsters en de maximale partijgrootte gebruik te worden gemaakt van de in tabel 1 genoemde aantallen en grootten. Op deze manier is een gecombineerd onderzoek naar asbest en reguliere stoffen mogelijk. protocol 1002, hoofdstuk 7, over verwijzing naar NEN 5897: NEN 5897 Monsterneming en analyse van asbest in on-bewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat 3 In afwijking op de NEN 5897 (2005) dient voor het minimaal aantal grepen en monsters en de maximale partijgrootte gebruik te worden gemaakt van de in tabel 1 van protocol 1002 genoemde aantallen en grootten Zoals bekend is met het Besluit bodemkwaliteit de maximale omvang van een partij (grond) verhoogd tot 10.000 ton. Deze hoeveelheid is aansluitend ook in BRL SIKB 1000 en in protocol 1001 vastgelegd, waarbij is aangegeven dat ook bij asbesthoudende en -verdachte stromen -in afwijking van NEN5707 (resp. 5897 bij bouwstoffen)- deze hoeveelheid mag worden gehanteerd. Vanuit de markt is echter aangegeven dat dit een ongewenste ontwikkeling is. Asbest is veelal niet normaal-verdeeld over een partij waardoor een partijkeuring voor grond volgens protocol 1001 een onvoldoende betrouwbaar beeld geeft van de daadwerkelijke asbestgehalten in die partij. Ook vanuit de Sectie Grondstromen en Bodem+ is aangegeven dat de oprekking (voor asbest) van de partij-omvang ten opzichte van de vigerende NEN-normen ongewenst is: er wordt geen recht gedaan aan de representativiteit van de asbestonderzoeken (noot: de bemonsteringsmethodiek van asbest in bodem is fundamenteel anders dan het bodemonderzoek of partijkeuringen naar de (andere) chemische parameters). Bovendien wordt met de huidige tekst gefaciliteerd dat adequate uitvoering (van partijkeuringen) conform de letter van de NEN5707 niet gevolgd wordt.
- 4 - Het Implementatieteam Besluit bodemkwaliteit steunt de uitspraken van Bodem+, namelijk dat de verruiming van 2.000 naar 10.000 ton voor grond niet is bedoeld voor asbesthoudende grond. Blijkens een advies van de werkgroepen Grond & Bagger respectievelijk Kwalibo van 28 januari 2010 aan het Implementatieteam Besluit bodemkwaliteit (vergadering 11 februari 2010) zal ook de Regeling bodemkwaliteit in dit verband worden aangepast. Interpretatie van de tekstpassage, waarbij de onderscheiden teksten als volgt worden gewijzigd (aanvullingen onderstreept; verwijderde tekst doorgehaald): protocol 1001, par. 6.2. over asbesthoudende partijen: De monsterneming op asbest (bij asbest-verdachte en houdende partijen) is afwijkend van de reguliere werkwijze volgens paragraaf 6.2. Dat wil zeggen dat, in afwijking op paragraaf 6.2 en overeenkomstig NEN 5707:2003 de maximale partij grootte 2.000 ton bedraagt (i.p.v. 10.000 ton). Ook dient rekening gehouden te worden met de afwijkende greep- en monstergrootte en de mogelijkheid tot monstervoorbehandeling (voorafscheiding grove fractie) op locatie. Voor de bepaling van de greepgrootte en monstergrootte wordt verwezen naar paragraaf 8.2.2. van de NEN 5707 en voor de monstervoorbehandeling op locatie wordt verwezen naar paragraaf 7.3.4. van de NEN 5707. Bij werkzaamheden volgens protocol 1001 mag de monsterneming-strategie en het monsternemingspatroon wel -in afwijking van NEN 5707- via een systematisch raster plaatsvinden (i.p.v. de zuiver aselect 8 ). Op deze manier is een gecombineerd onderzoek naar asbest en reguliere stoffen mogelijk. voetnoot 8: mits rekening gehouden wordt met de d95, ook die van de asbest protocol 1002, par. 6.1.3., over verwijzing naar NEN 5897: [paragraaf 6.1.3, tabel 1, noot 3] Partijkeuringen gericht op asbest dienen conform NEN 5897: Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat, te worden uitgevoerd. In afwijking op de NEN 5897 (2005) dient voor het minimaal aantal grepen en monsters en de maximale partijgrootte gebruik te worden gemaakt van de in tabel 1 genoemde aantallen en grootten. Op deze manier is een gecombineerd onderzoek naar asbest en reguliere stoffen mogelijk. protocol 1002, hoofdstuk 7 over verwijzing naar NEN 5897 NEN 5897 Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat 3 In afwijking op de NEN 5897 (2005) dient voor het minimaal aantal grepen en monsters en de maximale partijgrootte gebruik te worden gemaakt van de in tabel 1 van protocol 1002 genoemde aantallen en grootten
- 5 - Interpretatie nummer: 5 Datum vaststelling interpretatie: 4 maart 2010 Van toepassing op BRL SIKB 1000, par. 4.3, Kwalificatie-eisen auditors Harmonisatie van de eisen aan de auditteams en vergroten uniformiteit tussen de opbouw van BRL SIKB 1000 met die van BRL SIKB 2000, 6000 en 7000, door het letterlijk overnemen van de kwalificatie-eisen aan de auditors uit BRL SIKB 2000 in BRL SIKB 1000. Interpretatie van de tekstpassage. Paragraaf 4.3 is geacht als volgt te zijn gewijzigd (aanvullingen onderstreept, verwijderde tekst doorgehaald): 4.3 Kwalificatie-eisen auditors De auditors die door de certificatie-instelling worden ingezet voor het certificatieonderzoek moeten voldoen aan de volgende eisen: een HBO-opleiding voor milieutechniek of een andere HBO-opleiding in combinatie met vergelijkbare ervaring; de voorwaarden zoals gesteld aan (lead)auditors in NEN-EN-ISO 19011; kennis van deze beoordelingsrichtlijn inclusief de bij deze BRL behorende protocollen. Deze kennis is aantoonbaar middels deelname aan relevante cursussen (zie ook 3.7.1: het vereiste kennisniveau is in overeenstemming met de kenniseisen aan de projectleider monsterneming); twee jaar werkervaring bij het beoordelen van bedrijven in het algemeen; twee jaar werkervaring met het zelfstandig uitvoeren van milieuhygiënische monsterneming of het beoordelen daarvan als auditor; kennis van de hoofdlijnen van het Besluit bodemkwaliteit, Besluit melden resp. Bssa. 4.3 Auditteam monsterneming voor partijkeuringen Op de samenstelling van het auditteam is het volgende van toepassing: Minimaal één lead-auditor maakt deel uit van het auditteam en leidt fysiek het onderzoek bij de organisatie; Het auditteam kan bestaan uit één persoon, de lead-auditor; De lead-auditor moet beschikken over een werk- en denkniveau dat minimaal gelijk is aan of hoger beroepsonderwijs; De lead-auditor moet voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld aan (lead)auditors in NEN- ISO 19011; De lead-auditor moet voldoen aan de voorwaarden om een kwalificatie te verkrijgen als auditor voor kwaliteitsmanagementsysteemcertificatie gericht op EAC code 28, 34 of 35, Engineering services, zoals de Raad voor Accreditatie deze hanteert; Het auditteam moet goed bekend zijn met partijkeuringen. De certificatie-instelling kan aan het auditteam technische experts met specifieke kennis van veldwerk toevoegen. De technische expert moet beschikken over een werk- en denkniveau dat minimaal gelijk is aan de vierjarige opleiding van het middelbare beroepsonderwijs. Hij is niet geautoriseerd voor het onafhankelijk uitvoeren van een audit; Alle leden van het auditteam moeten goed bekend zijn met het begrip kwaliteitsmanagementsysteem in het algemeen, kennis van deze beoordelingsrichtlijn en bijbehorende protocollen en auditprincipes;
- 6 - Het auditteam moet beschikken over tenminste de kennis die BRL SIKB 1000 vereist van monsternemers: o een MBO-opleiding voor civiele-, milieu- of cultuurtechniek of een direct hieraan gelijkwaardige opleiding; o eventueel aanvullende opleidingen, afhankelijk van vooropleiding en werkervaring. Als het auditteam personen omvat die het vak bodemkunde en/of milieuhygiënisch bodemonderzoek in hun vooropleiding hebben gehad zijn minder vakgerichte (interne) cursussen vereist dan voor teams waarin de kennis uit deze vakken niet aanwezig is. Vakgerichte opleidingen van de leveranciers van materieel en apparatuur voor het uitvoeren van partijkeuringen kunnen hiervan onderdeel uitmaken; o kennis van BRL SIKB 1000 inclusief de bijbehorende protocollen. Interpretatie nummer: 6 Datum vaststelling interpretatie: 16 december 2010 Van toepassing op SIKB protocol 1002 en SIKB protocol 1003, hoofdstuk 6 Werkwijze Voorheen was voor bouwstoffen in het BSB (Uitvoeringsregeling, bijlage F, paragraaf 11.2) een heterogeniteitstoets opgenomen (indien verschillen tussen mengmonsters groter zijn dan factor 2,1 moet aanvullend op de normale kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole, te worden nagegaan of er in de uitgevoerde procedure, monsterneming, monstervoorbehandeling, analyse, geen fouten zijn gemaakt). In de Rbk is deze eis niet meer opgenomen. Voor grond (opgenomen in protocol 1001) is dit wel geregeld, maar voor bouwstoffen nog niet. Het is het wenselijk dat vanuit het oogpunt van kwaliteitscontrole van de analyseresultaten, deze heterogeniteitstoets wordt opgenomen in de SIKB-protocollen. Interpretatie van de tekstpassage. Hoofdstuk 6 is geacht, na SIKB protocol 1002 par. 6.2.11 resp. SIKB protocol 1003 par. 6.2.9. Registratie en vastlegging monsterneming, te zijn aangevuld met de volgende nieuwe paragraaf: SIKB protocol 1002-6.2.12 Omgaan met duplomonsters SIKB protocol 1003 6.2.10 Omgaan met duplomonsters Zoals aangegeven in de BRL SIKB 1000 en AS SIKB 1000 kan het bovenbeschreven verslag onderdeel zijn van een grotere rapportage / milieuhygiënische verklaring waarin een volledig overzicht van de partijkeuring (inclusief analyseresultaten en toetsing van de analyseresultaten) wordt gepresenteerd. Indien deze toetsing onderdeel uitmaakt van de werkzaamheden dan geldt het volgende: De verhouding tussen de (beide) meetwaarden wordt vastgesteld op basis van de werkelijk gemeten waarden; dus zonder een correctie voor metingen onder of op de bepalingsgrens. Aanvullend op de normale kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole geldt dat, indien de verhouding van de meetwaarden groter is dan 2,1, dient te worden nagegaan of er in de uitgevoerde procedure, monsterneming, monstervoorbehandeling en analyse, geen fouten zijn gemaakt. Indien er sprake is van fouten of van het vermoeden van fouten, dient de betreffende stap, tezamen met de daaropvolgende stappen, te worden overgedaan. Indien de verhouding tussen de meetwaarden groter is dan 2,1 maar de normale kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole alsmede de aanvullende controle geen aanleiding geven tot het vermoeden van fouten in de uitgevoerde procedure, dan mag worden gesteld dat er in de partij sprake is van een grote mate van heterogeniteit. De monsterneming en de daarop volgende stappen hoeven in dat geval niet te worden herhaald.