Milieu Prestatie Indicatoren MPI's 2016 Rijksuniversiteit Groningen ing. D. Jager ing. S. Dijkstra 3 februari 2016
Milieu Prestatie Indicatoren 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 2 1 Inleiding 3 2 Herkomst gegevens 4 2.1 Algemeen 4 2.2 Herkomst gegevens 4 2.2.1 Elektriciteit en gas 4 2.2.2 Stadsverwarming 4 2.2.3 Primaire energie 4 2.2.4 Graaddagen 4 2.2.5 Water 5 2.2.6 Afval 5 2.2.7 Oppervlakte 5 2.2.8 Studenten/Medewerkers 6 3 Beschrijving Milieu Prestatie Indicatoren 7 3.1 MPI energie 7 3.1.1 Berekenen aardgasverbruik. 7 3.1.2 Berekenen elektriciteitsverbruik. 7 3.1.3 Omrekenfactor GJ: 7 3.1.4 Berekening energie 8 3.2 Berekening MPI CO2 8 3.3 Berekening MPI totaal niet-gevaarlijk afval, restafval en papier 8 3.4 Berekening MPI gevaarlijk afval 8 3.5 Berekening MPI water 9 4 MPI Resultaten 10 4.1 Duurzaamheids webpagina RUG 10 4.2 Dashboard & rapportagetool 10
Milieu Prestatie Indicatoren 3 1 Inleiding In opdracht van de taakgroep Green University 1 is de rapportage met als kenmerk: Milieu Prestatie Indicatoren, MPI s 1996-2001 herzien. Deze rapportage was opgesteld op 11 juni 2003 door dhr. D. Jager, drs. W.A. de Boer en ing. C.A.M. van Broekhoven. Aanleiding voor deze herziening is dat de voornoemde rapportage is verouderd en dat de methode voor het opvragen van data is veranderd. Ook zijn er nieuwe Milieu Prestatie Indicatoren (MPI s) toegevoegd aan de bestaande MPI lijst en is de formule voor het bepalen van de graaddagen herzien. De Klankbordcommissie Milieu 2 van de RUG te Groningen, een overlegorgaan over milieuaspecten in de bedrijfsvoering van de RUG, had in 1997 opdracht gegeven tot de bepaling van milieuprestatie indicatoren. Het belangrijkste doel hiervan was de RUG-medewerkers en studenten te confronteren met hun eigen milieugedrag. Hiertoe werd een algemene methode voor het bepalen van MPI s ontwikkeld waarmee benchmarking op het gebied van milieukentallen tussen de Nederlandse universiteiten kon plaatsvinden. Tevens worden de MPI cijfers gepresenteerd in voortgangsrapportages en jaarverslagen van de faculteiten en diensten en worden de cijfers gepubliceerd op de website van de RUG. Deze methodiek is vastgesteld door het College van Bestuur. De MPI s bestaan uit milieucijfers die worden gedeeld door het oppervlak van gebouwen of door de som van het aantal medewerkers en studenten. Doel van deze rapportage is om inzicht te geven in de MPI methodiek die de Rijksuniversiteit Groningen hanteert. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de herkomst van de data. In hoofdstuk 3 wordt beschreven welke MPI s er zijn en hoe deze berekend worden. In hoofdstuk 4 wordt beschreven via welke media de MPI resultaten worden gepresenteerd. 1 De taakgroep Green University is opgericht in 2014. Deze taakgroep bestaat uit hoogleraren, managers van div. afdelingen en student assistenten van de RUG. 2 In de Klankbordcommissie Milieu van de RUG hadden medewerkers van de AMD, medewerkers van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, van de Technisch beheer, Facilitaire zaken en van Vastgoed en Investeringen en een studente namens het Studenten Milieu Overleg Groningen (SMOG) zitting
Milieu Prestatie Indicatoren 4 2 Herkomst gegevens 2.1 Algemeen Om een vergelijking te kunnen maken tussen de verschillende locaties/faculteiten binnen de complexe structuur van de RUG zijn de volgende Milieu Prestatie Indicatoren opgesteld: Energie/ m 2 Energie/ student + medewerker CO2/ m 2 CO2/ student + medewerker Water/ m 2 Water/ student + medewerker Niet gevaarlijk afval/ m 2 Niet gevaarlijk afval / student + medewerker Papier/m 2 Papier / student + medewerker Gevaarlijk afval/ m 2 Gevaarlijk afval/ student + medewerker Energie/ student CO2/ student Water/ student Niet gevaarlijk afval/ student Papier/ student Gevaarlijk afval/ student Energie/ medewerker CO2/ medewerker Water/ medewerker Niet gevaarlijk afval / medewerker Papier / medewerker Gevaarlijk afval/ medewerker In paragraaf 2.2 wordt beschreven waar voornoemde data kan worden opgevraagd. 2.2 Herkomst gegevens 2.2.1 Elektriciteit en gas Het gas- en elektraverbruik wordt diverse keren per dag gemeten door het meetbedrijf Fudura. De verkregen data wordt vervolgens als een CSV Excel bestand naar het Facilitair bedrijf gemaild. Elektriciteit De elektragegevens worden weergegeven in kwh. Deze data wordt door het Facilitair Bedrijf verzameld en opgeslagen in de database van Erbis waar de data per faculteit, gebouw, per meter kan worden uitgelezen. Gas De verbruik cijfers worden door het Facilitair bedrijf verzameld en opgeslagen in de Erbis database. De hoeveelheid gas wordt weergegeven in m 3. 2.2.2 Stadsverwarming Bij ADL1 wordt warmte gebruikt die afkomstig is van het UMCG. 2.2.3 Primaire energie Het primaire energieverbruik (Process Energy requirement (PER)) is de energie nodig voor de productie van energie door de Nederlandse energieproducentie. Energiecentrales in Nederland hebben een efficiëntie variërend tussen de 38-46%. In het MPI rekenblad is uitgegaan van 44% efficiëntie. 2.2.4 Graaddagen De hoeveelheid aardgas die voor het verwarmen van gebouwen wordt verbruikt hangt onder andere af van de buitentemperatuur. Om het jaarlijkse aardgasverbruik te kunnen vergelijken met voorgaande jaren moet men rekening houden met deze buitentemperatuur. Hiertoe heeft men het begrip Graaddagen ingevoerd. Het aantal graaddagen in een kalender jaar is het verschil tussen de gemiddelde binnen- en de gemiddelde buitentemperatuur gedurende dit jaar, vermenigvuldigd met het aantal dagen dat een kalenderjaar telt.
Milieu Prestatie Indicatoren 5 Graaddagen waarbij de gemiddelde buitentemperatuur hoger is dan 15,5C worden niet mee geteld aangezien er van uitgegaan wordt dat dan niet gestookt wordt. Deze temperatuur noemt men de stookgrens. Als binnentemperatuur wordt 18C aangehouden. Dit noemt men de basistemperatuur. De temperatuurgegevens zijn afkomstig van het KNMI station Eelde. 2.2.5 Water Watermeters worden halfjaarlijks opgenomen door de afdeling Technisch beheer van de unit Gebouw- en terreinbeheer van het Facilitair bedrijf. De verbruik cijfers worden opgeslagen in de Erbis database. De hoeveelheden worden weergegeven in m 3. 2.2.6 Afval Afvalcijfer worden verstrekt via de afdeling contractmanagement van het FB. 2.2.7 Oppervlakte De in de MPI berekeningen gebruikte oppervlaktes zijn gebaseerd op de VGI-objectcodelijsten van VGI en worden weergegeven in m 2. VGI vraagt deze data op uit de database van Planon. Voor het bepalen van de MPI s wordt gerekend met het Bruto Vloer Oppervlak (BVO). BVO betreft de vloeroppervlakte van de ruimte of meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen. Ter aanvulling op bovenstaande geldt het volgende: Indien een binnenruimte aan een andere binnenruimte grenst, moet worden gemeten tot het hart van de betreffende scheidingsconstructie. Indien een gebouwgebonden buitenruimte aan een binnenruimte grenst, moet het grondvlak van de scheidingsconstructie volledig worden toegerekend aan de bruto-vloer Tabel 1: Uitleg Bruto Vloer Oppervlak (BVO). Bron: www.ruimte-ok.nl
Milieu Prestatie Indicatoren 6 2.2.8 Studenten/Medewerkers De in de MPI-berekening gebruikte aantallen medewerkers en studenten worden opgevraagd bij respectievelijk AIV Peoplesoft en AIV Progress.NET. Vervolgens wordt de lijst in Excel bewerkt en wordt een selectie gemaakt: Medewerkers: Databron : AIV Peoplesoft Selectie : FTE > 0.01 Contactpersoon : Alexander Jbeily / T 050 363 7011/3374 peoplesoft@rug.nl Medewerkers worden op basis van adres gegevens uit Peoplesoft naar ERBIS weggeschreven. De selectie op medewerkers = >0.01 FTE in dienst. Studenten: Databron : AIV Progress.NET Selectie : totaal regulier en niet reguliere studenten per faculteit. Contactpersoon : Eric Tinga/ Tel: (050-363)8559 h.a.b.tinga@rug.nl Studenten worden op basis van inschrijvingen per faculteit uit AIV Progress.NET naar ERBIS weggeschreven.
Milieu Prestatie Indicatoren 7 3 Beschrijving Milieu Prestatie Indicatoren 3.1 MPI energie De MPI energie worden bepaald met behulp van gegevens over het aardgasverbruik, het aantal graaddagen van het betreffende jaar en het elektriciteitsverbruik. Vervolgens wordt de waarde gedeeld door het Bruto Vloer Oppervlak van de gebouwen of het totaal aantal medewerkers en/of studenten. In onderstaande sub paragrafen wordt uitgelegd hoe het aardgas- en elektriciteitsverbruik wordt berekenen. 3.1.1 Berekenen aardgasverbruik. Deze energiestroom wordt voornamelijk gebruikt om gebouwen te verwarmen. Het gasverbruik wordt gemeten in m 3 en wordt gecorrigeerd voor seizoensinvloeden door het verbruik te vermenigvuldigen met een graaddagenfactor. Deze graaddagenfactor wordt als volgt berekend: Graaddagenfactor = Referentiewaarde Graaddagen Als referentie waarde voor het aantal graaddagen wordt uitgegaan van de waarde van het gemiddeld aantal graaddagen gerekend vanaf 2005 tot heden. Het gecorrigeerde gasverbruik (inclusief graaddagen) is: Gecorrigeerd gasverbruik g cor = g * graaddagenfactor Het voordeel van deze methode is dat het gasverbruik op deze manier door de jaren heen goed vergeleken en geanalyseerd kunnen worden, zonder de storende invloed van een extra koud of warm jaar. Verder is vergelijking met gebouwen in een andere klimaatzone mogelijk, waardoor bij vergelijking tussen universiteiten met bijvoorbeeld een zuidelijker ligging en een warmer klimaat geen probleem bij de vergelijking vormen. 3.1.2 Berekenen elektriciteitsverbruik. Elektriciteit wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de verlichting van gebouwen, koeling, luchtbehandeling, voeding van machines, apparaten etc. Het elektriciteitsverbruik wordt gemeten in kwh. Rekening houdend met een efficiency van de Nederlandse energiecentrales van 44 % is het aantal GJ dat primair wordt verbruikt hoger: e p = e 0,439 (in GJ) 3.1.3 Omrekenfactor GJ: Om het gas- en elektriciteit verbruik bij elkaar op te kunnen tellen dienen de eenheden van beide stromen aan elkaar gelijk gesteld te worden. Daarom wordt er naar GigaJoules (GJ) omgerekend met de volgende formules: Gasverbruik GJ = aantal m 3 gas * 0,0316 Elektriciteitsverbruik GJ = aantal kwh elektriciteit * 3,6.10-3
Milieu Prestatie Indicatoren 8 3.1.4 Berekening energie Vervolgens kan de gebruikte hoeveelheid energie in GJ worden berekend met onderstaande formule: Gebruikte energie E = g corr + e p + w (in GJ) Om deze energiecijfers om te rekenen naar MPI s dient de berekende waarde door de oppervlakten van het betreffende gebouw, het aantal medewerkers en/of studenten gedeeld te worden: MPI energie Gj/m 2 E (GJ) = BVO (m 2 ) MPI energie Gj/ Medewerker en/of studenten = E (GJ) Medewerker en/of studenten Het energieverbruik voor de productie van gas en de brandstoffen die nodig zijn voor het opwekken van elektriciteit is niet meegenomen in de berekening. Voor gas is de ERE-waarde (Energy Requirement for Energy) 1.01 MJ per MJ (Wilting, 1996; Boersema et al., 1994). Het totale elektriciteitsgebruik omvat de efficiency van de elektriciteitsopwekking. Verandering in efficiency blijft buiten beschouwing, evenals de ERE-waarde, die varieert tussen de 2.5 en 2.7 MJ per MJ als gevolg van wijzigingen in de brandstofmix bij de elektriciteitsopwekking in Nederland (m.m. Kok, 20-3-2002). 3.2 Berekening MPI CO2 De CO2 footprint wordt berekend conform het GHG protocol. Voor dit onderzoek is een grote hoeveelheid aan data verzameld en geanalyseerd. Volgens de voorschriften van de GHG protocol zijn de verschillende categorieën die CO2 equivalente uitstoot produceren onderverdeeld in drie scopes. Te weten; Directe emissie (gas, koelmiddelen, transport op de campus), indirecte emissie (elektriciteit verbruik) en overige indirecte emissie (woon-werkverkeer, waterpapierverbruik, afvalproductie). Het streven is om elke categorie zo nauwkeurig mogelijk te bepalen. Om niet verzeild te raken in details is minimale nauwkeurigheid vastgesteld op +/- 10%. Voor het berekenen van enkele categorieën zijn aannamen gemaakt binnen het bereik van deze norm. 3.3 Berekening MPI totaal niet-gevaarlijk afval, restafval en papier Van de 24 apart ingezamelde niet-gevaarlijke afvalstromen worden de stromen papier en restafval apart vermeld, vanwege de besparingsmogelijkheden die juist deze twee afzonderlijke afvalstromen bieden. Restafval betreft het afval dat overblijft als alle overige afvalfracties (zoals bv. papier, hout, bouw- en sloop, bedding e.d.) gescheiden zijn ingezameld en afgevoerd. Totaal niet-gevaarlijk afval zijn alle niet-gevaarlijke afvalfracties bij elkaar opgeteld. De mpi s totaal niet gevaarlijk afval, restafval en papier worden berekend door het aantal kg totaal niet gevaarlijkafval, restafval of papier te delen door het BVO of de som van het aantal studenten en medewerkers. 3.4 Berekening MPI gevaarlijk afval De MPI van gevaarlijk afval wordt op dezelfde manier berekend als de MPI s voor niet-gevaarlijk afval.
Milieu Prestatie Indicatoren 9 3.5 Berekening MPI water MPI water worden berekend door het verbruik aan water in m 3 te delen door het BVO of door de som van het aantal studenten en medewerkers. verbruik MPI (water) m 3 /m 2 = water m BVO m 2 MPI (water) m 3 / verbruik Medewerker en/of student = Medewerker en/of student
Milieu Prestatie Indicatoren 10 4 MPI Resultaten De MPI resultaten van de RUG worden jaarlijks geüpdatet en gepresenteerd op de duurzaamheidwebpagina van de RUG. Ook worden de MPI resultaten getoond op een dashboard en is een rapportagetool ontwikkeld waarop de verbruik cijfers per faculteit worden weergegeven. 4.1 Duurzaamheids webpagina RUG De MPI resultaten worden op de website van de RUG gepresenteerd en geëvalueerd. Deze informatie is openbaar. In de MPI grafieken worden tevens de duurzaamheidsambities van de RUG weergeven. De actuele resultaten worden weergegeven op onderstaande link: http://www.rug.nl/about-us/who-are-we/sustainability/practices/environmentalperformance-indicators Afbeelding 1: Website MPI 4.2 Dashboard & rapportagetool In 2015 is door de Arbo- en milieudienst en het Facilitair bedrijf een MPI dashboard en rapportagetool ontwikkeld. In het MPI dashboard worden zowel de MPI resultaten van de RUG gepresenteerd als de MPI resultaten per faculteit of afdelingen. Het hoofddoel van het dashboard is het creëren van bewustwording van het energie-water verbruik en de productie van de hoeveelheid afval bij studenten en medewerkers. Door inzicht te geven in deze cijfers en het geven van een milieutip verwacht de RUG dit te kunnen realiseren.
Milieu Prestatie Indicatoren 11 Afbeelding 2: MPI Dashboard Om de facility managers inzicht te kunnen geven in de MPI verbruikcijfers van de faculteit is een rapportagetool ontwikkeld. Het rapport geeft inzicht in het totaalverbruik van de faculteit. De duurzaamheidsambitities van de RUG worden in overleg met de facilitymanagers vertaald naar een duurzaamheidsambititie per faculteit. Zodra deze ambitities bekend zijn worden deze in de grafieken en tabellen van de rapportage toegevoegd en jaarlijks geëvalueerd in het bestuurlijk overleg.