Leerlijnenpakket Leerlijnen peuters en jonge kind (DE)

Vergelijkbare documenten
Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) - versie mei Naam leerling. Motoriek Grote motoriek. Grote motoriek-stap 1

Motoriek Grote motoriek

Doelen groep 1 augustus tot januari

Leerlijnen Jonge Kind. Registratie observatiegegevens

Leerlijnen Jonge Kind. Registratie observatiegegevens

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) versie juli Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam kind. Rekenen Tellen en getalbegrip

Leerlijnen jonge kind (MET extra doelen) - versie juli Naam leerling. Rekenen Tellen en getalbegrip. Tellen en getalbegrip - 0

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) - versie juli Naam leerling. Rekenen Tellen en getalbegrip. Tellen en getalbegrip-stap 1

Leer- en ontwikkelingslijnen 2-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Motoriek Grote motoriek

Leerlijnen peuters en jonge kind (ZONDER extra doelen) - versie mei Naam leerling. Rekenen Tellen en getalbegrip

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam kind. Taal Beginnende geletterdheid. Beginnende geletterdheid-fase 5

Leer- en ontwikkelingslijnen 2-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

Leerlijnen Jonge Kind. Registratie observatiegegevens

Leer- en ontwikkelingslijnen jonge kind (MET extra doelen) - versie augustus Naam leerling. Rekenen Tellen en getalbegrip

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

De motorische ontwikkeling van het jonge kind

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam leerling. Motoriek Grote motoriek

Leerlijnen Peuters. Registratie observatiegegevens

Leerlijnenpakket Leerlijnen jonge kind (DE)

Leerlijnenpakket Leerlijnen peuters (DE)

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam kind. Motoriek Grote motoriek

Leer- en ontwikkelingslijnen 2-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Leerlijnen jonge kind (MET extra doelen) - versie juli Naam leerling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Motoriek Grote motoriek

Leer- en ontwikkelingslijnen jonge kind (ZONDER extra doelen) - versie aug Naam leerling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Getallen: omgaan met de telrij

Tussendoelen Ontluikende gecijferdheid (inclusief logisch denken vanaf 3;6 jaar)

Aanpassingen Leer- en ontwikkelingslijnen jonge kind (4-7 jaar)

Aanpassingen Leer- en ontwikkelingslijnen jonge kind SEO

Leerlijnen jonge kind (ZONDER extra doelen) - versie november Naam leerling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Tussendoelen Cognitieve ontwikkeling

Leer- en ontwikkelingslijnen 2-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie augustus Naam leerling. Motoriek Grote motoriek

De sociaal emotionele ontwikkeling van het jonge kind

Taalontwikkeling: woordenschat en woordgebruik passieve woordenschat

Leer- en ontwikkelingslijnen 2-7 jaar (MET extra doelen) - versie augustus Naam leerling. Motoriek Grote motoriek. Grote motoriek-fase 4

Tussendoelen rekenen-wiskunde voor eind groep 2

Planning leerlijnen jonge kind

1. Hele getallen/ Tellen en getalbegrip. Peuters BP MP EP. Streefdoelen/ leerlijn Rekenontwikkeling (peuters)

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam kind. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

herkent dagelijkse routines en weet dat er een activiteit volgt (bijv. het zien van de slaapzak: het is tijd om te slapen, pakt de knuffel)

Leerlijn en tussendoelen rekenen groep 1 en 2 basisonderwijs* 1

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (MET extra doelen) - versie augustus Naam leerling. Motoriek Grote motoriek

Observatielijst Mini Mars rekenen Naam:

Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam kind. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

maakt (kirrende) geluidjes of brabbelt (tegen personen en speelgoed) begint steeds meer woorden te herhalen en (na) te zeggen

De taalontwikkeling van het jonge kind. De taalontwikkeling van het jonge kind

Protocol Overgang groep 2 naar groep 3

Rekenontwikkeling van het jonge kind: de doelen

Omgaan met zichzelf, 2-4;6 jaar

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam leerling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Tussendoelen ontwikkeling van de geletterdheid

1. Ziet de kleine verschillen. tussen letters/cijfers. 2. Herkent hetzelfde woord in een. 5. Kent en kan de namen van

SPECIMEN. (na)vertellen in chronologische volgorde begrijpend luisteren

Het Bas overdrachtsformulier

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (MET extra doelen) - versie augustus Naam kind. Motoriek Grote motoriek

Ontwikkelschema Rekenen Groep 1

Het Bas overdrachtsformulier

Spelend leren. Kleuters spelen toch alleen maar?

Leerlijn/ontwikkelingslijn Leren leren cluster 4

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie augustus Naam leerling. Motoriek Grote motoriek

Tussendoelen rekenen-wiskunde voor eind groep 3

Rekenen groep 1. Welke leerdoelen gelden voor de komende periode? Getalbegrip:

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar - versie november Naam kind. Motoriek Grote motoriek

toont enthousiasme (lacht, kirt, trappelt met de beentjes)

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (ZONDER extra doelen) - versie augustus Naam kind. Motoriek Grote motoriek

Tussendoelen sociaal - emotionele ontwikkeling: Omgaan met zichzelf

Van observatie naar overdracht

Voorbeelden van basiscompetenties TAAL/mondelinge taalontwikkeling zijn: Groeiboek Groeiboe

Thema 6. Thema 1. Thema 8. Thema 2. Thema 5. Thema 3. Thema 7. Thema 4

- Leerlijn Leren leren - CED groep. Leerlijn Leren leren CED groep

1. Hele getallen/ Tellen en getalbegrip. Groep 1 Groep 2 M1 E1 M2 E2. Streefdoelen/ leerlijn Rekenontwikkeling (kleuters)

Peuterestafette. Gegevens peuterspeelzaal / kinderdagverblijf. Kindgegevens. Peuterspeelzaal/kinderdagverblijf. Adres. Telefoon

Leerlijn leren leren. Vakoverstijgend

Observatielijst groep 1: Sociaal-emotioneel

Tussendoelen domein SOCIAAL EMOTIONELE ontwikkeling. Zelfbeeld. *bron: SLO ;6 4 4;6 5 5;6 6 6,6 7

LEREN LEREN: WERKHOUDING EN AANPAKGEDRAG

Peuterestafette. Peuterestafette

graait naar een speeltje dat in het gezichtsveld wordt gehouden pakt speeltjes aan met beide handen en kijkt ernaar

LEREN LEREN: WERKHOUDING EN AANPAK GEDRAG

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

SCHRIFTELIJKE TAAL Kerndoel 1: De leerlingen leren lezen voor dagelijks gebruik

Oriëntatiefase Verdiepingsfase Integratiefase. Leerjaar 3, 15 Jaar. Leerjaar 4, 16 jaar

Tussendoelen sociaal - emotionele ontwikkeling - Relatie met andere kinderen

Rekenzeker. Weet binnen een context wat bedoeld wordt met bij elkaar doen, erbij doen, eraf halen en dit vertalen naar een handeling

Tussendoelen ontwikkeling van het logisch denken

Taalontwikkeling: vloeiend en verstaanbaar vertellen en gesprekjes voeren

Auditief geheugen Begrippen Cijfers Dans en beweging

ZML SO Technisch Lezen

Betrokkenheid. Competentie. De behoefte aan competentie wordt vervuld.

Bijlage 1. Dagritmekaarten. Eten en drinken aan tafel. Zelfstandig lezen tot iedereen klaar is met eten.

Peuters Groep 1 Groep 2 Groep 3 BP MP EP M1 E1 M2 E2 M3

ZML SO Leerlijn Schriftelijke taal: lezen.

Beste ouder(s)/verzorger(s),

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

Groepsplan groep Vakgebied Rekenen Tijdsvak

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering. De kinderen: - oriënteren zich op het thema. - activeren hun voorkennis.

Tussendoelen ontwikkeling van beginnende gecijferdheid

Transcriptie:

Leerlijnenpakket Leerlijnen peuters en jonge kind (DE) Herkomst Landelijk Periode DL -20 t/m 200 Motoriek Grote motoriek - Stap 1 B Bi SPRINGEN: Springt met twee voeten tegelijk op van de vloer GOOIEN EN VANGEN: Rolt een bal met 1 hand BALANCEREN : Staat op de tenen, gesteund of kortdurend zonder steun, bijvoorbeeld om iets hoog uit de kast te pakken *BALANCEREN : Loopt en trekt speelgoed achter zich aan. Hij kan dit ook achteruitlopend en zowel met de linker als rechter hand RENNEN: Rent met het lichaam licht naar voren gebogen. Mogen nog dribbelpasjes zijn Grote motoriek - Stap 2 B Bi KLIMMEN EN KLAUTEREN: Loopt een trap op en af, mag nog met twee voeten op één trede GOOIEN EN VANGEN: Kan een kleine bal bovenhands met één hand in een bepaalde richting gooien Doe meer met Bas: B4 BALANCEREN: Loopt in beide richtingen om bijvoorbeeld een speeltoestel (linksom en rechtsom) RENNEN: Maakt bochten links- en rechtsom tijdens het rennen Grote motoriek - Stap 3 B Bi SPRINGEN: Maakt twee sprongen voorwaarts op één of beide voeten KLIMMEN EN KLAUTEREN: Loopt een trap afwisselend met rechter- en linkervoet op en af, met steun aan leuning of hand(en) van pedagogisch medewerker *GOOIEN EN VANGEN: Kan een bal bovenhands met twee handen gooien zonder het evenwicht te verliezen BALANCEREN: Legt een voorwerp boven zijn eigen hoofd weg in bijvoorbeeld de kast of op het aanrecht RENNEN: Vermindert vaart of versnelt tijdens het rennen Grote motoriek - Stap 4 B Bi SPRINGEN: Maakt meerdere sprongen achter elkaar voorwaarts en op de plek met twee voeten tegelijk *SPRINGEN: Springt over een lijn (loopspringen) *KLIMMEN EN KLAUTEREN: Loopt een trap afwisselend met rechter- en linkervoet op en af zonder steun *GOOIEN EN VANGEN: Kan een grote zachte bal of ballon vangen, met twee handen, maar mag nog tegen de borst komen BALANCEREN: Loopt over een bank RENNEN: Verandert tijdens snel rennen van richting Grote motoriek - 1a B Bi * SPRINGEN: Springt met 2 benen vooruit. 19--15 (+)15--10 (+) SPRINGEN: Landt op zijn voeten en kan meteen weer verder gaan. -19--15-15--10 * KLIMMEN EN KLAUTEREN: Klimt via een schuine ladder omhoog en weer naar beneden (of in een wandrek in schuine stand). 19--15 (+)15--10 (+) GOOIEN EN VANGEN: Vangt een grote, zachte bal. -19--15-15--10 BALANCEREN: Loopt over de bank waarbij hij over een hindernis van 10 cm hoog kan stappen. -19--15-15--10 * ROLLEN: Rolt om zijn lengte- as tegen een schuin vlak omhoog. 19--15 (+)15--10 (+) ROLLEN: Maakt een koprol met hulp. -19--15-15--10 * TIKSPELEN: Rent bij tikkertje door de zaal heen. 19--15 (+)15--10 (+) * TIKSPELEN: Tikt regelmatig een loper. 19--15 (+)15--10 (+) Grote motoriek - 1b B Bi ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 1

SPRINGEN: Springt met aaneengesloten voeten een paar maal achter elkaar op een kleutertrampoline. -14--10-9--9 SPRINGEN: Hinkelt enkele sprongen. -14--10-9--9 Doe meer met Bas: 6.15 * GOOIEN EN VANGEN: Gooit een grote, zachte bal met twee handen richting een ander. 14--10 (+) -9--9 (+) BALANCEREN: Staat op één been, zowel links als rechts. -14--10-9--9 * ROLLEN: Maakt een koprol op een (schuine) dikke mat. 14--10 (+) -9--9 (+) * TIKSPELEN: Kiest een goed moment om weg te lopen/ over te steken. 14--10 (+) -9--9 (+) Grote motoriek - 2a B Bi SPRINGEN: Maakt loopsprong (afzetten en landen met één voet). -9--5-9--9 * KLIMMEN EN KLAUTEREN: Klimt minstens tot de helft omhoog in het wandrek in rechte stand. -9--5 (+) -9--9 (+) * GOOIEN EN VANGEN: Gooit onderhands met 2 handen. -9--5 (+) -9--9 (+) GOOIEN EN VANGEN: Vangt een met een boog aangegooide bal. -9--5-9--9 * BALANCEREN: Loopt over een brede evenwichtsbalk. -9--5 (+) -9--9 (+) * BALANCEREN: Loopt over de bank waarbij hij over een hindernis van 20 cm hoog kan stappen. -9--5 (+) -9--9 (+) ROLLEN: Rolt recht voorover op een (schuin) vlak tot zit. -9--5-9--9 * TIKSPELEN: Loopt weg voor de tikker. -9--5 (+) -9--9 (+) Grote motoriek - 2b B Bi SPRINGEN: Hinkelt een aantal keer op het voorkeursbeen. -4-0 -9--9 SPRINGEN: Huppelt. -4-0 -9--9 * GOOIEN EN VANGEN: Vangt een naar de borst aangegooide harde bal met 2 handen. GOOIEN EN VANGEN: Laat een bal vallen en stuiten en kan de bal weer pakken. -4-0 -9--9 BALANCEREN: Staat (wiebelend) langere tijd op één been, zowel links als rechts. -4-0 -9--9 * TIKSPELEN:Versnelt tijdens het lopen. Kan in de loop een tikker ontwijken. * TIKSPELEN: Kiest een gunstige tikpositie. Grote motoriek - 2c B Bi SPRINGEN: Hinkelt een aantal keer op het niet- voorkeursbeen. 1-5 -9--9 * KLIMMEN EN KLAUTEREN: Klimt alternerend (afwisselend links en rechts) tot de hoogste sport omhoog in het wandrek in de schuine stand. * GOOIEN EN VANGEN: Vangt een met een boog naast het lichaam aangegooide zachte bal met 2 handen in een balspel. 1-5 (+) -9--9 (+) 1-5 (+) -9--9 (+) GOOIEN EN VANGEN: Stuitert een grote bal met de voorkeurshand. 1-5 -9--9 * GOOIEN EN VANGEN: Gooit een bal met één hand. 1-5 (+) -9--9 (+) * BALANCEREN: Loopt over een smalle bank. 1-5 (+) -9--9 (+) BALANCEREN: Staat langere tijd op één been, zowel links als rechts. 1-5 -9--9 * ROLLEN: Rolt voorover vanuit hurkzit tot (hurk)zit 1-5 (+) -9--9 (+) * TIKSPELEN: Gaat als tikker een loper in de buurt achterna. 1-5 (+) -9--9 (+) * TIKSPELEN: Kan als loper van richting veranderen om de tikker te ontwijken. 1-5 (+) -9--9 (+) Kleine Motoriek - Stap 1 B Bi Stapelt twee voorwerpen, bijvoorbeeld blokken *Slaat bij het voorlezen gericht de (harde) bladzijde om Houdt tijdens het tekenen het potlood met de volle hand vast in het midden van het potlood Pakt kleine voorwerpen tussen duim en wijsvinger beet Kleine Motoriek - Stap 2 B Bi ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 2

*Plaatst vijf ringen op een stok of piramide Plaatst een stukje in een knoppenpuzzel Houdt tijdens het tekenen het potlood vlak boven het papier vast met de vingertoppen *Gebruikt een lepel om zelf te eten of prikt met een vork en houdt met de andere hand het bord vast Beide handen werken goed samen om kleine opdrachten uit te voeren Doe meer met Bas: 9.2, B2, 9.11 Kleine Motoriek - Stap 3 B Bi Bouwt een toren van acht blokken Maakt een puzzel van 4 stukjes *Tekent een cirkel en lijnen na van een voorbeeld *Schenkt, bijvoorbeeld, limonade in een bekertje Kan preciezere bewegingen maken met handen en vingers, bijvoorbeeld met kleine blokjes spelen Kleine Motoriek - Stap 4 B Bi Bouwt een hoge toren van verschillende vormen blokjes -20-20 -16--16 Kan papier scheuren met twee handen -20-20 -16--16 Doe meer met Bas: 9.7 Gebruikt een enkele vinger voor diverse handelingen, zoals kleine knoppen indrukken (telefoon, toetsenbord, deurbel) -20-20 -16--16 *Eet met een lepel zonder te knoeien Doe meer met Bas: 9.6, B2, 9.8, 9.9, 9.10 Kleine Motoriek - 1a B Bi * Verft, kleurt en tekent op kleine en grote oppervlakken 19--15 (+)15--10 (+) Doe meer met Bas: 3.1, 5.7, 5.8, 5.9, 5.12.1, B5 Plaatst duim tegen de vingers, bijv. een brilletje maken.(opponeren) Oefent daardoor om het potlood vast te houden met een driepuntsgreep. Doe meer met Bas: 9.16-19--15-15--10 Rijgt grote kralen aan een koord -19--15-15--10 * Maakt een ritssluiting dicht 19--15 (+)15--10 (+) Doe meer met Bas: 1.9 * Knipt langs een rechte lijn 19--15 (+)15--10 (+) Doe meer met Bas: 4.7, 9.19 * Houdt zijn lippen gesloten tijdens het voorlezen/ vertellen en kan met gesloten mond eten. 19--15 (+)15--10 (+) Kleine Motoriek - 1b B Bi * Tekent een kruis, schuine lijn naar rechts en naar links, een vierkant, een schuin kruis. 14--10 (+) -9--9 (+) Maakt een open guirlande en open arcade ( zgn. schrijfpatronen) als ontspannen oefening in het vrije vlak. Doe meer met Bas: 9.17-14--10-9--9 * Prikt op een lijn. 14--10 (+) -9--9 (+) Doe meer met Bas: 5.12.1 Scheurt kleine stukken papier -14--10-9--9 Kleine Motoriek - 2a B Bi Kleurt binnen de lijntjes en kleine vlakken. Kleurt dik en dun ; d.w.z. met meer en minder druk op het potlood Doe meer met Bas: 2.3, 5.3, 5.10, 7.3, 8.4-9--5-9--9 Houdt het potlood vast met een dynamische driepuntsgreep. -9--5-9--9 Doe meer met Bas: 2.12, 5.3, 5.10, 6.8, 6.12, 7.3, 8.10, 9.21 * Maakt schrijfpatronen als ontspanningsoefening: bewegingen zijn soepel en de vorm wordt volgehouden Doe meer met Bas: 5.12-9--5 (+) -9--9 (+) * Scheurt reepjes papier. -9--5 (+) -9--9 (+) Doe meer met Bas: 5.17 Maakt knopen open en doet ze weer dicht. -9--5-9--9 Doe meer met Bas: 1.9 * Knipt langs een gebogen lijn; de niet-schrijfhand stuurt -9--5 (+) -9--9 (+) Doe meer met Bas: 3.14, 9.19 ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 3

* Klakt met de tong. -9--5 (+) -9--9 (+) Kleine Motoriek - 2b B Bi * Ringvinger en pink van de voorkeurshand krijgen steunfunctie Doe meer met Bas: 2.12, 3.14, 6.12, 8.1, 8.10 Maakt schrijfpatronen als inspanningsoefening: traject en vorm zijn goed en worden minimaal 3 patronen lang volgehouden; zowel in het vrije vlak als op een lijn; kan een bepaald figuurtje tekenen op een lijn. Doe meer met Bas: B7-4-0-9--9 * Strikt veters. Doe meer met Bas: 1.9 Rijgt kleine kralen aan een koord -4-0 -9--9 * Kan een figuurtje goed uitprikken. Doe meer met Bas: 5.12.1 Kleine Motoriek - 2c B Bi * Kleurt afbeeldingen binnen de lijntjes 1-5 (+) -9--9 (+) Kan figuurtjes en patronen (evt. letters) zowel op één lijn als tussen twee lijnen tekenen / schrijven. Doe meer met Bas: 314, 6.12, 8.1, 8.10 1-5 -9--9 Maakt alle sluitingen open en dicht, denk aan knopen, ritssluiting, veters. 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 1.9 * Knipt moeilijke figuren/ oogjes eruit ed. 1-5 (+) -9--9 (+) Doe meer met Bas: 3.14, 5.10, 8.4 Spel Spel - Stap 1 B Bi Kijkt met interesse naar het spel van een ander kind of speelt naast een ander kind hetzelfde spel Speelt onder begeleiding samen met een ander kind een eenvoudig spelletje, bijvoorbeeld de bal naar elkaar toerollen, blokjes stapelen Doe meer met Bas: B3 Spel - Stap 2 B Bi Speel met één of twee andere kinderen grof-motorische spelletjes met elkaar nadoen, bijvoorbeeld achter elkaar door de kruiptunnel, van de glijbaan, één op de kar en de ander duwt, elkaar aan het lachen maken door 'kiekeboe' of 'gek doen'. Spel - Stap 3 B Bi Probeert met andere kinderen te spelen, meestal doen-alsof-spelletjes. Doe meer met Bas: B3 Spel - Stap 4 B Bi Speelt onder begeleiding met andere kinderen een eenvoudig beurtspelletje (bijvoorbeeld kleurenlotto, memorie) Speelt samen met een ander kind of in een klein groepje. Maakt vriendjes met kinderen die van hetzelfde soort spel houden. Spel - 1a B Bi Losse rolgebonden handelingen, rollendialoog, rollenspel, bijv. doet alsof het kookt en het eten opeet. De handelingen worden veelvuldig herhaald. Doe meer met Bas: 2.4, 2.15, 3.8, 4.3, 6.5-19--15-15--10 Speelt naast andere leerlingen zijn eigen rol. Doet uit zichzelf mee met het spel van anderen. -19--15-15--10 Doe meer met Bas: 2.4, 2.15, 4.3, 5.12, 6.5 Spel - 1b B Bi Neemt meer initiatief tot samenspelen in een rollenspel. -14--10-9--9 Doe meer met Bas: 2.4, 2.15, 6.5 Spel - 2a B Bi Speelt een eenvoudig thematisch rollenspel. Neemt bewust een rol aan in het spel. Maakt zelf een samenhangend spelverhaal. Doe meer met Bas: 7.5, 7.7, 8.13-9--5-9--9 Spel - 2b B Bi Speelt kring- en regelspellen. Deelt materiaal waarmee hij eigenlijk zelf wil spelen. -4-0 -9--9 Speelt een gezamenlijk, interactief thematisch rollenspel. Spreekt met ander kind af wat ze in een (doe-alsof)spel gaan spelen. Doe meer met Bas: 7.5, 7.7, 8.2, 8.13, B6-4-0-9--9 Spel - 2c B Bi ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 4

Speelt een gezamenlijk, interactief thematisch rollenspel. Krijgt aandacht voor de verschillende rollen in een spel en wil van rol verwisselen. Kiest een ander op basis van gemeenschappelijke interesses. Doe meer met Bas: 7.5, 7.7, 8.2, 8.13 Speelt gezelschapsspelen waarin overleg is met andere kinderen. Houdt zich aan de spelregels. Wijst een ander op de regels als die zich er niet aan houdt. Doe meer met Bas: 4.16, 7.11 Taal 1-5 -9--9 1-5 -9--9 Beginnende geletterdheid - Stap 1 B Bi BOEKORIËNTATIE: Herkent een boek en weet dat er een verhaal in staat BOEKORIËNTATIE:Slaat de bladzijden van een boek één voor één om VERHAALBEGRIP: Bekijkt prenten in boekjes samen met de PM'er Beginnende geletterdheid - Stap 2 B Bi VERHAALBEGRIP: Wijst genoemde woorden aan op plaatjes in een boek Doe meer met Bas: 1.1, 1.7, 2.7, 3.1, 3.10, 4.1, 4.2, 4.9 VERHAALBEGRIP: Luistert geboeid naar een voorleesverhaal in een één op één situatie Doe meer met Bas: 9.1, 9.11 TAALBEWUSTZIJN: Zingt of praat mee bij het zingen van liedjes en het opzeggen van rijmpjes Beginnende geletterdheid - Stap 3 B Bi VERHAALBEGRIP: Luistert geboeid naar een voorleesverhaal in een groepje Doe meer met Bas: 9.4, B2 TAALFUNCTIES: Gebruikt de begrippen: 'verhaal'/ 'boek lezen' TAALBEWUSTZIJN: Zingt liedjes of zegt versjes op waarbij de woorden herkenbaar zijn Doe meer met Bas: 9.2, B3 Beginnende geletterdheid - Stap 4 B Bi BOEKORIËNTATIE: Bladert door (prenten)boeken en speelt alsof hij eigen en andermans teksten kan lezen *BOEKORIËNTATIE: Kiest aan de hand van het plaatje op de omslag zelf de boeken uit die hem aanspreken VERHAALBEGRIP: Vertelt een verhaal na aan de hand van de plaatjes in een boek Doe meer met Bas: 9.4, 9.12 *VERHAALBEGRIP: Doet de PM er na als ze stukjes uit het boek uitbeeldt TAALFUNCTIES: Ervaart dat dingen die je zegt, opgeschreven kunnen worden Doe meer met Bas: 9.5, 9.11 *TAALBEWUSTZIJN: Doet mee met spelletjes rondom taal (bijvoorbeeld het afmaken van het laatste woord in een liedje) TAALBEWUSTZIJN: Benoemt symbolen (bijv. picto van wc, kaartje in de kast waar bepaalde spullen moeten opgeruimd worden) Doe meer met Bas: 9.5 Beginnende geletterdheid - 1a B Bi BOEKORIENTATIE: Weet dat de boekomslag iets laat zien van het verhaal. -19--15-15--10 * BOEKORIENTATIE: Weet dat je vragen kunt stellen over een boek. Geeft antwoord op wie en wat vragen. VERHAALBEGRIP: Vertelt een kort voorgelezen verhaal na met behulp van plaatjes en eenvoudige (waarnemings)vragen. Doe meer met Bas: 1.1, 2.1, 2.8, 4.6 19--15 (+)15--10 (+) -19--15-15--10 * VERHAALBEGRIP: Vertelt de kern van een verhaal of een gebeurtenis. 19--15 (+)15--10 (+) * TAALFUNCTIES: Begrijpt waar geschreven teksten, zoals een boodschappenbriefje, voor dienen. 19--15 (+)15--10 (+) Beginnende geletterdheid - 1b B Bi BOEKORIENTATIE: Weet dat je een verhaal globaal kunt voorspellen aan de hand van een boekomslag. -14--10-9--9 * BOEKORIENTATIE: Beantwoordt een luistervraag na het voorlezen van een verhaal. 14--10 (+) -9--9 (+) Bas gaat digi-taal: geel 6, geel 7 * VERHAALBEGRIP: Geeft oorzaak- gevolgverbanden aan en bedenkt oplossingen. 14--10 (+) -9--9 (+) * TAALFUNCTIES: Weet dat geschreven taal een permanent karakter heeft. 14--10 (+) -9--9 (+) Doe meer met Bas: 1.8, 3.11 TAALFUNCTIES: Herkent tekensystemen zoals pictogrammen, gebarentaal en mimiek. -14--10-9--9 Doe meer met Bas: 1.8, 3.11, 5.13 ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 5

TAALFUNCTIES: Herkent letters van zijn eigen naam. -14--10-9--9 Bas gaat digi-taal: groen 7 TAALBEWUSTZIJN: Onderscheidt woorden in zinnen. -14--10-9--9 Bas gaat digi-taal: geel 8 * TAALBWUSTZIJN: Voegt woorden samen tot één woord (deur-bel). 14--10 (+) -9--9 (+) Bas gaat digi-taal: rood 8 * TAALBEWUSTZIJN: Herkent een trefwoord in een reeks of verhaal. 14--10 (+) -9--9 (+) Bas gaat digi-taal: rood 2 TAALBEWUSTZIJN: Herkent een klank in reeks losse klanken. -14--10-9--9 Bas gaat digi-taal: rood 8 Doe meer met Bas: 2.5 * TAALBEWUSTZIJN: Herkent dezelfde klank in twee woorden. 14--10 (+) -9--9 (+) TAALBEWUSTZIJN: Verdeelt woorden in lettergrepen, zoals kin-der-wa-gen. -14--10-9--9 Bas gaat digi-taal: rood 3, rood 6 Doe meer met Bas: 3.13, 5.6, 8.10, 8.11, 9.16 * TAALBEWUSTZIJN: Zegt samen en individueel rijmpjes op. 14--10 (+) -9--9 (+) Beginnende geletterdheid - 2a B Bi BOEKORIENTATIE: Voorspelt een verhaal aan de hand van een boekomslag en plaatjes. -9--5-9--9 Doe meer met Bas: 8.5, 8.7 * BOEKORIENTATIE: Beantwoordt meerdere luistervragen tijdens en na het voorlezen van het verhaal. Geeft antwoord op wie, wat en waar-vragen. -9--5 (+) -9--9 (+) VERHAALBEGRIP: Vertelt een voorgelezen verhaal na met behulp van plaatjes en/of vragen. -9--5-9--9 Bas gaat digi-taal: geel 2, geel 3, geel 6, groen 1 Doe meer met Bas: 2.11, 3.3, 7.1, 3.8, 5.12, 9.13 * VERHAALBEGRIP: Weet dat verhalen een opbouw hebben- er zijn hoofdpersonen en er is een probleem wat opgelost moet worden. VERHAALBEGRIP: Gebruikt en leert (nieuwe) woorden naar aanleiding van verhalen en/ of een thema. De nieuwe woorden liggen in de wereld om het kind. Bas gaat digi-taal: geel 1, groen 1, groen 8 Doe meer met Bas: 5.11, 4.11, 1.9, 3.7, 5.17, 5.9, 9.14, 9.15-9--5 (+) -9--9 (+) -9-5 -9--9 TAALFUCNTIES: Leest zijn eigen naam. -9--5-9--9 Bas gaat digi-taal: groen 7 TAALBEWUSTZIJN: Rijmt op een éénlettergrepig woord. (bus-kus). -9--5-9--9 Bas gaat digi-taal: rood 5 Doe meer met Bas: 6.3, 7.13 Beginnende geletterdheid - 2b B Bi BOEKORIENTATIE: Voorspelt een verhaal aan de hand van de titel van het boek en de boekomslag en de plaatjes. Doe meer met Bas: 8.5, 8.7, 9.13 * BOEKORIENTATIE: Weet de bladzijden van boven naar beneden en van links naar rechts worden gelezen. Doe meer met Bas: 8.5, 8.7 * BOEKORIENTATIE: Stelt een vraag over het boek (met behulp van boekomslag en plaatjes) of om iets te weten te komen. -4-0 -9--9 * VERHAALBEGRIP: Geeft oorzaak-gevolgverbanden en bedenkt oplossingen. Doe meer met Bas: 5.3, 7.7 VERHAALBEGRIP: Vertelt een voorgelezen verhaal chronologisch en samenhangend na zonder ondersteuning van plaatjes. Maakt gebruik van moeilijkere woorden. Doe meer met Bas: 5.3, 7.7, 2.3, 9.17-4-0-9--9 * TAALFUNCTIES: Weten het verschil tussen lezen en schrijven. * TAALFUNCTIES: Weet waar geschreven teksten, zoals een boodschappenbriefje, voor dienen. Doe meer met Bas: 9.16, 9.19, 9.21, 9.24 TAALFUNCTIES: Leest en schrijft woorden als globale eenheden, zoals de eigen naam en namen van personen en dingen die voor hen belangrijk zijn. Bas gaat digi-taal: geel 8 Doe meer met Bas: 6.4, 6.12, 8.8, 5.13, 7.6, 9.19, 9.21, 9.24 TAALFUNCTIES: Ontdekt dat woorden zijn opgebouwd uit klanken en dat letters en klanken corresponderen. Bas gaat digi-taal: rood 6, blauw 6 Doe meer met Bas: 2.12, 7.8, 9.14-4-0-9--9-4-0-9--9 * TAALFUNCTIES: Legt de koppeling tussen grafeem en foneem: (kent 5-16 letters.) Bas gaat digi-taal: rood 7, blauw 6 Doe meer met Bas: 6.4, 6.12, 8.8 TAALBEWUSTZIJN: Voegt klanken samen tot een woord (synthese). -4-0 -9--9 Bas gaat digi-taal: rood 8 ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 6

Doe meer met Bas: 3.13, 5.6, 8.10, 8.11 * TAALBEWUSTZIJN: Voegt lettergrepen tot een woord samen. Bas gaat digi-taal: rood 8 TAALBEWUSTZIJN: Onderscheidt verschillende fonemen binnen een woord: p-e-n (analyse). -4-0 -9--9 Doe meer met Bas: 6.3, 7.13 Beginnende geletterdheid - 2c B Bi * BOEKORIENTATIE: Leest een bladzijde van boven naar beneden en van links naar rechts. 1-5 (+) -9--9 (+) Doe meer met Bas: 8.5, 8.7 BOEKORIENTATIE: Voorspelt (globaal) een verhaal aan de hand van de titel van het boek en de boekomslag. Doe meer met Bas: 8.5, 8.7, 9.17 VERHAALBEGRIP: Maakt de verhaallijn inzichtelijk door de platen van een prentenboek in de juiste volgorde te leggen. * VERHAALBEGRIP: Bespreekt een verhaallijn met wie, wat en waar vragen of een verhaalschema. (kan met picto s of met letters). VERHAALBEGRIP: Gebruikt en leert (nieuwe) woorden naar aanleiding van verhalen en/of een thema. De woorden liggen in de wereld om het kind en verder buiten het kind (bijv. eskimo s). Bas gaat digi-taal: geel 1, groen 1, groen 8 Doe meer met Bas: 5.3, 7.7, 9.17 1-5 -9--9 1-5 -9--9 1-5 (+) 1-5 -9--9 TAALFUNCTIES: Leest en schrijft klankzuivere mkm woorden, ook als zin achter elkaar. 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 7.6, 9.22 * TAALFUNCTIES: Leest en schrijft woorden die ze nog niet eerder hebben gezien 1-5 (+) -9--9 (+) * TAALFUNCTIES: Schrijft functionele teksten, zoals lijstjes, briefjes, opschriften en verhaaltjes Doe meer met Bas: 7.6 1-5 (+) -9--9 (+) TAALFUNCTIES: Leest zelfstandig prentenboeken, eigen en andermans teksten. 1-5 -9--9 Interactief taalgebruik - Stap 1 B Bi Kijkt gericht naar de PM er als deze vertelt wat ze gaan doen. Benoemt en wijst mamma, pappa, broer en zus, opa en oma aan op een afbeelding Begrijpt eenvoudige opdrachten en voert deze uit (bijvoorbeeld pak je jas maar, zet de beker op tafel ) Gebruikt tweewoordzinnen (Tom drinke, Sanne spelen) Interactief taalgebruik - Stap 2 B Bi Gebruikt zelfstandige naamwoorden en werkwoorden Benoemt de namen van enkele groepsgenoten Begrijpt dubbele, bij elkaar horende, opdrachten (bijvoorbeeld pak je jas en trek hem aan ) Doe meer met Bas: 9.5, 9.7 *Maakt met enkele woorden duidelijk wat hij wil zeggen (plassen) Gebruikt de ontkenning "niet" Interactief taalgebruik - Stap 3 B Bi Maakt driewoord-zinnen in tegenwoordige tijd met onderwerp en werkwoord (hoeft nog niet altijd correct) (Erik spelen niet) Reageert op begrippen die de PM er aanleert (zeg: rode auto en het kind rijdt de rode auto in de garage) Geeft antwoord als een ander kind iets aan hem vraagt Doe meer met Bas: 9.1 Verzint nieuwe woorden voor woorden die hij nog niet kent (bijv. waterschieter of brommerboot ) Geeft antwoord op een vraag als die direct aan hem gesteld wordt Doe meer met Bas: 9.4, 9.5 Interactief taalgebruik - Stap 4 B Bi *Kent het verschil tussen ik, jij, hij/zij Gebruikt bijvoeglijke naamwoorden (kleine, rode) *Gebruikt het woordje er (bijv. Er zit een poes in de tuin ) *Luistert naar een op de leeftijd afgestemd radiofragment/ televisiefragment/ gesproken tekst op internet Vertelt wat hij die dag heeft gedaan (Ïk heeft buitenspeelt"of "Kijk eens wat ik heb gemaakt") -20-20 -16--16 ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 7

Doe meer met Bas: 9.7 Voert een gesprekje met een ander kind ("Heb jij ook een jas? "Welke jas is dat?") -20-20 -16--16 Maakt vierwoord-zinnen -20-20 -16--16 Gebruikt de persoonlijke voornaamwoorden 'ik' en 'jij' -20-20 -16--16 *Stelt 'wie-', 'wat-', 'waar-' en 'waarom-' vragen om ergens meer over te weten te komen Interactief taalgebruik - 1a B Bi Houdt zich aan gespreksregels, zoals afwachten, uit laten spreken, stil zijn, de ander aankijken en blijft bij het onderwerp van het gesprek. Doe meer met Bas: 1.5, 1.12,9.17-19--15-15--10 Interactief taalgebruik - 1b B Bi Voert een gesprekje met de leerkracht en/ of een ander kind; met behulp van gesloten en open vragen. Luistert naar een ander en reageren op een ander en kijkt de ander aan. Doe meer met Bas: 1.12, 2.2, 3.5, 3.9, 5.2, 9.23 * Maakt uitgebreide zinnen en past grammaticale regels meestal goed toe, denk aan het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden. Doe meer met Bas: 2.4, 3.12, 4.3-14--10-9--9 14--10 (+) -9--9 (+) * Probeert een eigen mening te geven. 14--10 (+) -9--9 (+) Doe meer met Bas: 5.1, 6.7 Interactief taalgebruik - 2a B Bi * Begrijpt een eenvoudige, meervoudige opdracht begrijpen en voert het uit. -9--5 (+) -9--9 (+) Doe meer met Bas: 4.3, 4.10, 5.1, 8.1, 1.12 Begint op eigen initiatief een samenhangend gesprekje met de leerkracht en/of een ander kind. -9--5-9--9 Interactief taalgebruik - 2b B Bi Luistert naar een ander en reageert op een ander op passende momenten. -4-0 -9--9 Doe meer met Bas: 3.12, 4.10, 5.1, 5.2, 5.5, 6.1, 6.7, 7.1, 8.3, 8.4 * Maakt complexe en samengestelde zinnen met gebruik van voegwoorden en vertelt bijvoorbeeld in de verleden tijd. Doe meer met Bas: 6.1, 6.5, 7.4, 7.5, 8.2, 8.4 * Spreekt duidelijk en verstaanbaar, waarbij alle klanken goed worden uitgesproken. Doe meer met Bas: 6.5 * Begrijpt een meervoudige opdracht voert het in de juiste volgorde uit. Bas gaat digi-taal: geel 8, rood 4, blauw 8 Doe meer met Bas: 7.5, 7.12, 8.1, 8.2, 8.3, 8.4 * Geeft zijn eigen mening en draagt hiervoor argumenten aan. Doe meer met Bas: 6.5, 6.7, 7.5, 8.3 Interactief taalgebruik - 2c B Bi * Houdt rekening met het standpunt van de ander. 1-5 (+) -9--9 (+) Rekenen Tellen en getalbegrip - Stap 1 B Bi Zegt samen met de PM-er en andere kinderen de telrij tot en met 3 op, bijv. in de context van een telliedje Benoemt de begrippen meer en minder op basaal niveau (ik wil meer koekjes) Tellen en getalbegrip - Stap 2 B Bi *Telt terug met behulp van 'akoestisch terugtellen' aan de hand van een aftelversje in getallengebied tot en met 3 (bijv. drie, twee, één: start) *Herkent het begrip hoeveel als aanduiding om een aantal te bepalen Kan zeggen hoe oud hij is *Weet dat een verzameling uit één, twee, drie of meer kan bestaan Tellen en getalbegrip - Stap 3 B Bi Weet binnen een context wat bedoeld wordt met bij elkaar doen, erbij doen, eraf halen en dit vertalen naar een handeling Doe meer met Bas: B4 Telt hardop (akoestisch tellen) Doe meer met Bas: 9.8 Weet binnen een context wat bedoeld wordt met begrippen als niets-alles (allemaal), veelweinig, meer-minder, evenveel, samen Kan met de vingers aangeven hoe oud hij is Tellen en getalbegrip - Stap 4 B Bi ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 8

Vergelijkt kleine hoeveelheden op het eerste gezicht op meer, minder, meeste, minste, evenveel, -20-20 -16--16 Herkent groepjes van twee en drie zonder te tellen -20-20 -16--16 Kan voorwerpen eerlijk verdelen over verschillende kinderen/bakjes of in groepjes -20-20 -16--16 Doe meer met Bas: 9.9, 9.10, 9.12 *Haalt steeds een voorwerp/persoon eraf of telt er één bij op in bijvoorbeeld versjes (tien kleine kikkertjes) en beseft dat het er eentje meer of minder wordt *Kan tot en met drie de aantallen weergeven met zijn vingers Tellen en getalbegrip - 1a B Bi Zegt de telrij tot 10 op -19--15-15--10 Bas telt mee: rood 4, groen 1, groen 4, groen 5 Doe meer met Bas: 1.2, 1.13, 1.14, 6.14, 7.14 Telt voorwerpen tot en met 5; synchroon. -19--15-15--10 Bas telt mee: rood 1, rood 2, groen 1, groen 8 Doe meer met Bas: 1.2, 1.13, 6.2, 3.16, 3.6, 6.5, 9.8 * Haalt erbij en eraf van steeds een voorwerp of persoon, zoals in telversjes. Beseft dat het er eentje meer of minder wordt Bas telt mee: rood 4, rood 8 Doe meer met Bas: 1.3, 1.15, 2.13, 4.12, 3.6, 3.2, 6.5 * Ontdekt dat hoeveelheden verschoven of bedekt kunnen worden zonder dat het totaal verandert Doe meer met Bas: 1.3, 5.10 19--15 (+)15--10 (+) 19--15 (+)15--10 (+) Praat over getallen en hoeveelheden in betekenisvolle situaties -19--15-15--10 Bas telt mee: rood 4, rood 6 Doe meer met Bas: 2.10, 4.12, 6.13 Tellen en getalbegrip - 1b B Bi Telt voorwerpen tot en met 10; synchroon -14--10-9--9 Bas telt mee: geel 6 Doe meer met Bas: 1.13, 6.14, 7.14, 9.15, 9.18, 9.20 Vergelijkt en ordent hoeveelheden tot tenminste 5 door het leggen van 1-1 relatie op meer, minder, evenveel, meeste, minste Bas telt mee: rood 7 Doe meer met Bas: 3.6, 3.2, 9.15, 9.24 * Zegt in betekenisvolle contextsituaties bij aantallen tot 5 wat er gebeurt als er één bij komt of één weg gaat ( of weet wat één meer of één minder is) Bas telt mee: rood 4, rood 8 Doe meer met Bas: 6.13, 6.14, 7.14, 6.5-14--10-9--9 14--10 (+) -9--9 (+) Tellen en getalbegrip - 2a B Bi Telt door vanaf verschillende getallen in de telrij tot en met 10; Telt terug vanaf getallen tot en met 5. Bas telt mee: rood 1, rood 7 Doe meer met Bas: 1.14, 1.17-9--5-9--9 * Weet wat er met nul wordt bedoeld -9--5 (+) -9--9 (+) Telt resultatief tot en met 10, door bijvoorbeeld getelde objecten weg te schuiven. -9--5-9--9 Bas telt mee: rood 1, rood 4, groen 1, groen 4 Doe meer met Bas: 1.14, 6.14, 4.15, 7.11, 8.6, 8.13 * Lost eenvoudige splitsproblemen op onder 5-9--5 (+) -9--9 (+) * Zegt in betekenisvolle contextsituaties bij aantallen tot 10 wat er gebeurt als er één bij komt of één weg gaat ( of weet wat één meer of één minder is) Bas telt mee: rood 4, rood 7, rood 8 Doe meer met Bas: 6.5-9--5 (+) -9--9 (+) * Representeert hoeveelheden tot tenminste 5 met bijvoorbeeld vingers, stippen, streepjes -9--5 (+) -9--9 (+) Bas telt mee: rood 2, rood 3 Doe meer met Bas: 1.15, 1.17 Herkent en benoemt de volgorde van de getalsymbolen in de getallenrij tot en met tenminste 5 en kan deze ook neerleggen Bas telt mee: rood 1, groen 4 Doe meer met Bas: 1.17-9--5-9--9 Hanteert rangtelwoorden als eerste, tweede, vierde, tiende -9--5-9--9 Bas telt mee: blauw 2 Tellen en getalbegrip - 2b B Bi Zegt de telrij tot 20 op -4-0 -9--9 Telt terug vanaf getallen tot en met 10-4-0-9--9 Bas telt mee: rood 7 Doe meer met Bas: 9.18, 9.20 ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 9

* Kan omgaan met (de betekenis van) nul in telrijsituaties Lost eenvoudige splitsproblemen op onder 10 met behulp van concreet materiaal vanuit een context Doe meer met Bas: 5.17, 6.16 Vergelijkt en ordent hoeveelheden tot tenminste 10 door het leggen van 1-1 relatie op meer, minder, evenveel, meeste, minste. Gebruikt de begrippen actief Bas telt mee: rood 4, rood 7 Doe meer met Bas: 5.17, 7.9, 8.6, 8.13, 9.15 * Lost eenvoudige optel- en aftrekproblemen in betekenisvolle contextsituaties handelend op tot tenminste 10 Bas telt mee: rood 4, rood 8 Doe meer met Bas: 7.11, 8.6, 8.13, 6.8, 6.9, 5.17-4-0-9--9-4-0-9--9 * Representeert hoeveelheden tot tenminste 10 met bijvoorbeeld vingers, stippen, streepjes Bas telt mee: rood 2, rood 3, groen 6 Doe meer met Bas: 8.6, 7.11, 8.13, 4,15, 6.9, 7.3, 7.2 Herkent, benoemt en kan de volgorde van de getalsymbolen leggen in de getallenrij tot en met tenminste 10 Bas telt mee: groen 4 Doe meer met Bas: 6.9, 7.11, 9.22-4-0-9--9 * Koppelt de getalsymbolen, telwoorden aan hoeveelheden tot en met tenminste 10 Bas telt mee: rood 6 Doe meer met Bas: 4.15, 5,4, 5.10, 6.9, 7.2, 7.9, 7.11, 8.13 Tellen en getalbegrip - 2c B Bi Telt voorwerpen tot en met 20; synchroon; Telt (verkort) door vanaf verschillende getallen in de telrij tot en met 20. Kan starten met een herkende hoeveelheid (bijvoorbeeld 4). Telt terug vanaf getallen tot en met 20. 1-5 -9--9 * Telt verkort tot 10 met sprongen van 2. (1,3,5; 2,4,6). 1-5 (+) -9--9 (+) * Splitst tot en met 10 met (en zonder) context 1-5 (+) -9--9 (+) * Lost optel- en aftreksituaties tot 20 op met gebruik van concreet materiaal, met betekenisvolle context Herkent en benoemt de volgorde van de getalsymbolen in de getallenrij tot en met tenminste 20 1-5 (+) -9--9 (+) 1-5 -9--9 Schrijft de getallenrij tot en met 20 1-5 -9--9 * Koppelt getalsymbolen, telwoorden aan hoeveelheden tot en met tenminste 20 met behulp van bijvoorbeeld de vijfstructuur 1-5 (+) -9--9 (+) Meten - Stap 1 B Bi Legt rijen blokjes en maakt deze langer of korter Maakt kennis met begrippen als kopen en betalen Stapelt blokjes en maakt deze hoger of lager Meten - Stap 2 B Bi Oriënteert zich op eenvoudige groottebegrippen ( groot-klein, warm-koud ) Vergelijkt twee lengtes met een groot verschil op het eerste gezicht Speelt met vormen en water/zand: vormen vullen, overgieten, vol maken, leeg maken Doe meer met Bas: 9.6, B2, 9.8 Meten - Stap 3 B Bi Wijst het juiste voorwerp aan bij begrippen als groot-klein, lang-kort, hoog-laag, dik-dun Herkent situaties waarin vergelijken op inhoud voorkomt: wie heeft meer limonade, welke doos is groter? In welke vaas zit meer water? Tilt en weegt verschillende voorwerpen en vergelijkt wat zwaarder is en wat lichter is Speelt situaties na waarin kopen en betalen voorkomt (zoals winkeltje spelen) Verkent de indeling en het verloop van de dag en de namen die we voor de verschillende momenten gebruiken: ochtend, middag, avond, nacht Doe meer met Bas: 9.11 *Maakt in betekenisvolle situaties kennis met de klok Meten - Stap 4 B Bi Wijst binnen een context aan wat bedoeld wordt met groot-groter-grootst, klein-kleinerkleinst, lang-langer-langst, kort-korter-kortst, hoog-hoger-hoogst, dik-dikker-dikst, dundunner-dunst -20-20 -16--16 Kan een paar voorwerpen op basis van één eigenschap (vorm, kleur) of functie sorteren ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 10

Doe meer met Bas: 9.3, 9.5 Vergelijkt op lengte en oppervlakte: wie/wat is groter of langer, welke schoen is kleiner, welke tekening of puzzel is groter, welke toren is hoger? Meet zijn eigen lengte, bijvoorbeeld met behulp van een ander, met streepjes op de muur of met één of meerdere strook/stroken -20--20 Vergelijkt op inhoud: waar zit het meeste/minste in? -20--20-20-20-16--16 Herkent en gebruikt begrippen als vol, leeg, in, uit, veel, weinig *Onderzoekt: wat is zwaar, heel zwaar, heel licht. En leert deze begrippen herkennen Begrijpt in betekenisvolle context begrippen als kopen, betalen, geld, duur Benoemt de begrippen kort, lang, even, snel, nu, straks, vroeg, laat Meten - 1a B Bi Kent het dagritme: ochtend, middag, avond, nacht. -19--15-15--10 Meten - 1b B Bi * Ordent voorwerpen van kort naar lang. 14--10 (+) -9--9 (+) Bas telt mee: geel 3 Doe meer met Bas: 1.13, 1.14, 1.15, 2.16, 6.10, 6.11, 5.10, 7.3, 7.16, 8.12 * Vergelijkt op het oog of via overgieten twee inhouden (weet daarbij waar meer of minder in past). Bas telt mee: geel 8 14--10 (+) -9--9 (+) * Meet een inhoud met een betekenisvolle maat, zoals een beker of een fles. 14--10 (+) -9--9 (+) Bas telt mee: geel 8 Doe meer met Bas: 1.14, 4.8, 7.10, B8 * Vergelijkt twee voorwerpen op gewicht. Begrijpt dat gewicht niet een op een samenvalt met omvang. Doe meer met Bas: 1.18, 7.10, 6.16 14--10 (+) -9--9 (+) Ordent voorwerpen van kort naar lang; van licht naar zwaar en inhoud van minder naar meer. -14--10-9--9 Bas telt mee: geel 3, geel 4, geel 5 * Herkent tijdsbegrippen in betekenisvolle, dagelijkse situaties: dag, nacht, vandaag, morgen 14--10 (+) -9--9 (+) Doe meer met Bas: 4.7, 4.9, 2.15 Meten - 2a B Bi Benoemt de namen van de week in de goede volgorde. Weet welke dag het vandaag is. -9--5-9--9 Doe meer met Bas: 9.13 Meten - 2b B Bi * Vergelijkt binnen een context voorwerpen indirect, zoals via een strook of een stuk touw. Meet afpassend met maateenheden zoals een voet of meetlat. Doe meer met Bas: 6.10, 2.16, 8.12 * Vergelijkt inhoud via afpassen of uitscheppen met natuurlijke maten als kopje, beker, lepel. Meet een inhoud met een betekenisvolle maat zoals beker, kopje, fles of een standaardmaat zoals een litermaat. Bas telt mee: geel 8 Doe meer met Bas: 1.14, 4.16, 6.18, 7.16, 5.15, 6.16 * Ordent voorwerpen op gewicht vanuit het wegen met een balans. Begrijpt dat gewicht niet een op een samenvalt met omvang, lengte of grootte. Doe meer met Bas: 1.18, 7.10, 5.16 * Redeneert over, lengte inhouden en gewichten in eenvoudige problemen. (waarom kan er in een lange fles toch minder water zitten dan in een kortere fles?) Vergelijkt binnen een context voorwerpen indirect met materiaal, zoals een stuk touw, meetlat, beker, glas, balans. Bas telt mee: geel 7 Doe meer met Bas: 4.16, 6.18, 7.16 Weet dat het jaar een terugkerend ritme heeft. Kent een paar namen van maanden en seizoenen. Bas telt mee: geel 1 Doe meer met Bas: 6.8, 8.14 * Benoemt tijdsbegrippen in betekenisvolle, dagelijkse situaties en gebruikt deze correct: ochtend, middag, avond; gisteren, vroeg, laat. Doe meer met Bas: 2.15, 3.2, 3.14, 6.8, 8.14-4-0-9--9-4-0-9--9 * Kent de functie van de klok. Leest de tijd af : als de grote wijzer op de 5 staat gaan we Meten - 2c B Bi * Benoemt de hele en halve uren 1-5 (+) -9--9 (+) Meetkunde - Stap 1 B Bi Bouwt een toren van blokken ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 11

Kijkt naar zichzelf in de spiegel Meetkunde - Stap 2 B Bi Kan een eenvoudig bouwwerk maken met bouw- en constructiemateriaal (duplo, blokken, rails, kapla, etc.) Kijkt in de spiegel en onderzoekt wat hij kan zien Kan op platen aanwijzen wat waar te zien is Doe meer met Bas: 9.6 *Weet waar voorwerpen hun vaste plaats hebben Kan voorwerpen in de ruime met de ogen open aanwijzen Meetkunde - Stap 3 B Bi *Speelt met vouwblaadjes Herkent de basiskleuren rood, blauw, groen en geel Speelt met kralen en mozaïek Leert meetkundige begrippen kennen in relatie tot zijn eigen lichaam, zoals voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, ver Kan voorwerpen in de ruimte met ogen dicht aanwijzen Meetkunde - Stap 4 B Bi Luistert naar en denkt na over meetkundige begrippen als: voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, ver (bijvoorbeeld in voorleesverhalen en prentenboeken) Luistert naar en denkt na over meetkundige begrippen in relatie tot zichzelf en ten opzichte van zichzelf (het eigen lichaam) Benoemt de basiskleuren rood, blauw, groen en geel *Praat over concrete voorwerpen en situaties die niet direct zichtbaar zijn *Vouwt met vouwblaadjes Weet waar iets zich bevind ten opzichte van het eigen lichaam ( voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, ver ) * Herkent basisvormen als driehoek, cirkel en vierkant Meetkunde - 1a B Bi Kent de basiskleuren rood, blauw, groen, geel. -19--15-15--10 Bas telt mee: groen 2, groen 3 Doe meer met Bas: 9.15 Herkent basisvormen als driehoek, rondjes (cirkels) en vierkant -19--15-15--10 Bas telt mee: blauw 1 Doe meer met Bas: 6.6 Meetkunde - 1b B Bi Benoemt waar iets zich bevindt door middel van voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, ver. Bas telt mee: blauw 7 Doe meer met Bas: 4.4, 2.14, 3.1-14--10-9--9 * Doet ervaring op met eenvoudige plattegronden. 14--10 (+) -9--9 (+) Bas telt mee: blauw 3 * Bouwt iets eenvoudigs na met blokjes 14--10 (+) -9--9 (+) * Kent de kleuren rood, blauw, groen, geel, zwart, wit 14--10 (+) -9--9 (+) Bas telt mee: groen 2, groen 3 * Vouwt met vouwblaadjes: schuine vouw, recht kruis, schuin kruis en vouwpatroon dat zestien vierkantjes oplevert Doe meer met Bas: 5.15 14--10 (+) -9--9 (+) * Benoemt de vormen driehoek, vierkant, cirkel, rechthoek 14--10 (+) -9--9 (+) Doe meer met Bas: 6.6 * Groepeert op basis van één kenmerk, bijvoorbeeld kleur of vorm.. 14--10 (+) -9--9 (+) Doe meer met Bas: 1.3, 1.14, 6.6 * Maakt eenvoudige meetkundige patronen na 14--10 (+) -9--9 (+) Meetkunde - 2a B Bi Gebruikt actief de begrippen voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, ver. -9--5-9--9 Bas telt mee: blauw 7 Doe meer met Bas: B5 ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 12

Kent de kleuren rood, blauw, groen, geel, zwart, wit, oranje, paars, roze en grijs -9--5-9--9 Bas telt mee: groen 2, groen 3 Benoemt de vormen driehoek, vierkant, cirkel, rechthoek, bol en kubus -9--5-9--9 Doe meer met Bas: 9.15 Meetkunde - 2b B Bi * Leest eenvoudige plattegronden Bas telt mee: blauw 3 * Bouwt een constructie op basis van (mondelinge)aanwijzingen of een stappenplan/ handleiding * Maakt bij vouwen voorwerpen als een huis, etc. Maakt daarbij gebruik van een voorgemaakt stappenplan * Redeneert over eenvoudige meetkundige problemen rond construeren * Sorteert op basis van twee kenmerken, bijvoorbeeld kleur en vorm. Bas telt mee: rood 5 Doe meer met Bas: B5 * Voert eenvoudige opdrachten uit met een spiegeltje, bv iets laten zien in de spiegel, figuren verdubbelen Doe meer met Bas: 1.17 * Maakt meetkundige patronen na. Ontdekt regelmaat in patronen en zet de regelmaat voort. Ontwikkelt een patroon waar een regelmaat in zit Bas telt mee: geel 6 * Redeneert over eenvoudige meetkundige problemen met vormen en figuren Bas telt mee: blauw 4, blauw 6, groen 7 Herkent begrippen als links, rechts, tegenover, tussen. -4-0 -9--9 Redeneert over eenvoudige meetkundige problemen rond oriënteren en lokaliseren. -4-0 -9--9 Sociaal-emotioneel Betrokkenheid - Stap 4 B Bi Heeft plezier in het leren van nieuwe dingen Doe meer met Bas: 9.8, B3, B4 Zet door, blijft het een tijdje proberen als iets niet direct lukt, bijvoorbeeld bij een moeilijke puzzel Werkt rustig voor een kortdurende periode Betrokkenheid - 1b B Bi Luistert en kijkt naar de uitleg van een opdracht in een één op één situatie -19--10-9--9 Voert een simpele enkelvoudige taak uit -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 3.16, 6.6 Voert een korte, voorgestructureerde opdracht uit en maakt die af zonder te stoppen -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 1.9, 1.13, 3.16, 4.7, 4.13, 5.7, 5.8, 6.10 Vertelt wat hij die ochtend/middag heeft gedaan -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 1.17, 1.18, 2.15 Betrokkenheid - 2b B Bi Vertelt wat hij die dag op school heeft meegemaakt -9-0 -9--9 Luistert en kijkt naar de uitleg van een opdracht in een groepsinstructie -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 2.3, 4.14, 4.16, 6.4, 6.18, 7.2, 7.3 Probeert de taak nog een keer wanneer het de eerste keer niet lukt -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 4.14 Werkt 10 minuten zelfstandig aan een bekende taak -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 2.3, 5.3, 6.4, 6.12, 7.6 Vertelt wat hij die dag heeft gedaan -9-0 -9--9 Maakt iets af, bijvoorbeeld een moeilijke puzzel -9-0 -9--9 Betrokkenheid - 2c B Bi Maakt gebruik van een wachtwerkje als hij vast loopt 1-5 -9--9 Werkt 15 minuten zelfstandig aan een taak 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 3.14, 5.3, 5.10, 7.3 Maakt een langdurige opdracht af als daar af en toe aanwijzingen voor worden gegeven 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 2.3, 5.10, 5.15, 7.3, 7.6, 7.8, 8.7, 8.10 Werkt harder door om een taak af te krijgen als de leerkracht dit aangeeft 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 5.3, 5.10, 7.3, 7.6 ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 13

Werkt langere tijd samen met medeleerlingen bij het uitvoeren van een gezamenlijke opdracht 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 4.16, 5.16, 8.4, 8.8 Voert zonder aansporing zijn deel van de taken uit bij het samenwerken met een medeleerling 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 4.16, 8.4, 8.8 Welbevinden - Stap 4 B Bi Doet mee in een klein groepje (vertelt iets, geeft antwoord, laat iets zien of gaat iets pakken) Doet mee in de kring (vertelt iets, geeft antwoord, laat iets zien of gaat iets pakken) Weet dat het niet alles even goed kan Durft te experimenteren Doe meer met Bas: B1, B3 Probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken Doe meer met Bas: B1, B3 Welbevinden - 1b B Bi Toont trots -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 2.16, 3.16, 4.7, 4.13, 6.15 Toont gevoelens van blijdschap, angst, boosheid en verdriet -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 1.5, 2.4, 2.15 Doe meer met Bas: B1 Is trots op een taak die hij heeft afgerond -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 2.16, 4.7, 4.13, 5.7, 5.8 Geeft aan welke taken hij moeilijk vond en welke makkelijk -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 1.9, 2.15, 5.8, 5.14, 9.17 Welbevinden - 2b B Bi Gaat adequaat om met gevoelens van trots -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 4.14, 7.14, 8.8 Heeft vertrouwen in zijn eigen kunnen, staat stil bij wat hij al kan, oefent bijvoorbeeld met fietsen zonder zijwieltjes en vertelt het iedereen als hij het kan -9-0 -9--9 Geeft aan of de taak makkelijk of moeilijk was en of hij goed heeft gewerkt -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 2.3, 5.16, 7.15, 8.8 Welbevinden - 2c B Bi Beoordeelt hoe hij zijn taak gedaan heeft 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 2.3, 7.15 Sociaal initiatief - Stap 2 B Bi Weet wat hij (niet) leuk vindt en kan dit vertellen, bijvoorbeeld ik houd (niet) van spelen met auto s. Doe meer met Bas: B4 Probeert met andere kinderen te spelen. Meestal doen-alsof-spelletjes. Doe meer met Bas: 9.6 *Gaat gemakkelijk in op de vraag van de pedagogisch medewerker in een klein groepje (om iets te vertellen, antwoord te geven of wat te pakken) Voert een gesprekje met de pedagogisch medewerker. Sociaal initiatief - Stap 4 B Bi Vraagt soms om hulp als iets hem alleen niet lukt (aan en uitkleden) Doe meer met Bas: B4 *Zegt tegen een ander wat hij wil spelen *Maakt vriendjes met kinderen die van hetzelfde soort spel houden Speelt samen met een ander kind of in een klein groepje Doe meer met Bas: B1 *Voert een gesprekje met een ander kind *Laat de ouder/ verzorger zien wat hij gemaakt heeft of vertelt wat hij die dag heeft gedaan *Praat met de pedagogisch medewerker over iets dat ze net samen hebben meegemaakt of over iets wat om hen heen gebeurt, wat ze allebei zien * Gaat gemakkelijk in op de vraag van de pedagogisch medewerker in de kring (om iets te vertellen, antwoord te geven of wat te pakken) Durft te experimenteren/probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken. Doe meer met Bas: B6 Sociaal initiatief - 1b B Bi Vraagt in de klas op een adequate manier aandacht (vinger opsteken, naar leerkracht lopen) -19--10-9--9 ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 14

Doe meer met Bas: 1.9, 4.7, 5.14, 7.10 Vraagt om hulp als iets hem alleen niet lukt -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 1.9, 4.7, 5.14, 7.10 Vraagt aan een medeleerling of hij mee mag doen met een spel -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 6.5, 6.15 Vertelt in de kring over iets dat hij zojuist op school heeft meegemaakt -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 1.17, 1.18, 5.14 Vraagt aan een ander of hij een voorwerp van hem mag gebruiken -19--10-9--9 Vraagt hulp aan verschillende volwassenen -19--10-9--9 Hanteert de afgesproken regel om hulp te vragen -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 1.9, 4.7, 5.14, 7.10 Voert met een medeleerling een opdracht uit -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 1.13, 4.13, 5.9, 5.12 Vertelt wat hij die ochtend/middag heeft gedaan. -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 1.17, 1.18, 2.15 Praat met een ander kind over iets dat ze net samen hebben meegemaakt of over iets wat om hen heen gebeurt, wat ze allebei zien Doe meer met Bas: 2.15, 3.16, 4.13, 5.9, 5.12-19--10-9--9 Sociaal initiatief - 2b B Bi Vertelt een idee aan een medeleerling (nieuw spel, activiteit) -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 4.10, 4.14, 5.15, 5.16, 7.5, 8.2, 8.4, B6 Vraagt hulp als het doen van een werkje alleen niet lukt -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 2.3, 3.14, 5.10, 5.17, 6.12, 7.3, 8.4, 8.7, 8.10 Deelt een soortgelijke ervaring met anderen -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 4.10, 8.3 Vertelt wat hij die dag op school heeft meegemaakt. -9-0 -9--9 Feliciteert een ander met zijn verjaardag -9-0 -9--9 Speelt een leidende en volgende rol in spel -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 4.10, 7.5, 8.2, 9.22 Helpt uit eigen initiatief anderen bij het uitvoeren van een taak -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 2.3, 3.14, 5.10, 5.17, 6.12, 7.3, 8.4, 8.10 Vraagt of hij mee mag spelen -9-0 -9--9 Vertelt wat hij die dag heeft gedaan. -9-0 -9--9 Deelt een soortgelijke ervaring met anderen (ik ben daar ook geweest) -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 4.10, 8.3 Zoekt contact met anderen -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 4.10, 7.5, 8.2 Vraagt of hij iets mag gebruiken van een ander -9-0 -9--9 Sociaal initiatief - 2c B Bi Kijkt anderen aanwanneer hij iets vertelt in de kring 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 4.10, 4.11, 7.7, 7.15, 8.3 Stelt zichzelf netjes aan een ander voor in een bekende omgeving (hand geven, naam zeggen) 1-5 -9--9 Vertelt een idee aan een groepje medeleerlingen (nieuw spel, activiteit) 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 4.10, 4.14, 5.15, 5.16, 7.5, 8.2, 8.4 Vertelt over zichzelf in een groep (hobby's, familie) 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 4.10 Vertelt over grappige situaties diehij heeft meegemaakt 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 7.15 Heeft "geheimpjes" met een ander 1-5 -9--9 Waarschuwt de leerkracht wanneer een ruzie van anderen uit de hand loopt 1-5 -9--9 Schakelt de leerkracht in wanneer hij zelf een ruzie niet op kan lossen 1-5 -9--9 Vraagt een medeleering om hulp als hij niet verder kan 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 2.3, 3.14, 5.10, 5.17, 6.12, 7.3, 8.4, 8.10 Vraagt of hij iets mag gebruiken van een ander. 1-5 -9--9 Sociale flexibiliteit - Stap 2 B Bi ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 15

Weet dat nee zeggen een reactie oplevert van de ander. Sociale flexibiliteit - Stap 4 B Bi Is (op verzoek van de pedagogisch medewerker) tijdens het oplossen van een conflict stil, zodat het andere kind kan praten Kan van tijd tot tijd op zijn beurt wachten, legt zich er gemakkelijk bij neer als hij op zijn beurt moet wachten of speelgoed moet delen of afstaan Doe meer met Bas: 9.1 Kan soms al met andere kinderen iets delen, bijvoorbeeld speelgoed. Neemt een afwachtende houding aan bij het samenspel *Staat speelgoed af als een ander kind het wil gebruiken *Houdt in het spel rekening met wat een ander wil *Accepteert dat het niet alles even goed kan Sociale flexibiliteit - 1b B Bi Reageert bij boosheid op de aanwijzing/correctie van de leerkracht -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 2.4, 2.15 Voert met een medeleerling een opdracht uit. -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 1.13, 4.13, 5.9, 5.12 Deelt materiaal met andere kinderen -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 2.4, 2.15, 4.3, 5.8, 5.14, 6.5 Ervaart dat er door tegenstrijdige belangen conflicten kunnen ontstaan die je samen kunt oplossen, bijvoorbeeld allebei op de kar willen: pedagogisch medewerker laat hen omstebeurt een rondje rijden, beide kinderen zijn tevreden?? Doe meer met Bas: 6.15 Luistert tijdens het oplossen van een conflict, onder toezicht van de pedagogisch medewerker, naar de ander Doe meer met Bas: 2.4, 2.15, 4.3, 6.5, 6.15-19--10-9--9-19--10-9--9 Sociale flexibiliteit - 2b B Bi Neemt afscheid in verschillende situates -9-0 -9--9 Luistert wanneer een medeleerling vertelt dat hij iets anders wil -9-0 -9--9, 8.4, 8.8, 8.15 Houdt zich aan een afspraak met een medeleerling -9-0 -9--9, 8.8, 8.13 Kalmeert bij boosheid na een aanwijzing van de leerkracht -9-0 -9--9 Lost een klein materiaalprobleem op zonder anderen te storen -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 3.14, 6.3, 6.12, 8.7 Speelt een leidende en volgende rol in spel. -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 4.10, 7.5, 8.2, 8.13 Deelt uit zichzelf iets met een ander (schuift op, deelt iets lekkers) -9-0 -9--9 Kan met hulp van de pedagogisch medewerker een oplossing bedenken voor een conflict -9-0 -9--9 Volgt het advies van de pedagogisch medewerker op bij een meningsverschil -9-0 -9--9 Laat een ander uitpraten bij het oplossen van een ruzie -9-0 -9--9 Luistert naar een ander als die sorry zegt -9-0 -9--9 Biedt zijn excuses aan en past zijn gedrag daarna aan -9-0 -9--9 Werkt samen met andere kinderen aan een gezamenlijke opdracht -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 5.15, 5.16, 8.4, 8.8, B5, 9.20 Houdt rekening met gevoelens en wensen van anderen, bijvoorbeeld samen rustig binnen spelen als een ander kind zich niet lekker voelt -9-0 -9--9 Sociale flexibiliteit - 2c B Bi Gaat soms mee in de keus van een ander 1-5 -9--9, 8.4, 8.8, 8.13 Maakt onderscheid tussen iemand die de baas speelt en echt gezag 1-5 -9--9 Kiest als hij niet mee mag doen uit twee door de leerkracht aangereikte oplossingen 1-5 -9--9 Maakt afspraken met een medeleerling over om beurten een voorwerp gebruiken waar je beiden mee wilt spelen 1-5 -9--9 ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 16

Trekt zich terug (accepteert het) als een ander niet geholpen of met rust gelaten wil worden 1-5 -9--9 Schakelt de leerkracht in wanneer hij zelf een ruzie niet op kan lossen. 1-5 -9--9 Aanvaardt excuses van een ander 1-5 -9--9 Verbetert na aanwijzingen de manier waarop hij een taak uitvoert 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 2.12, 3.14, 6.12, 8.7 Kijkt hoe de leerkracht een taak aanpakt en neemt deze aanpak over. 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 2.12, 4.14, 8.7 Werkt langere tijd samen met medeleerlingen bij het uitvoeren van een gezamenlijke opdracht. Doe meer met Bas: 8.4, 9.22, 9.24 1-5 -9--9 Spreekt met een ander af wie wat gaat maken 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 8.4, 8.8 Zoekt een fout op als de leerkracht vraagt nog eens goed te kijken 1-5 -9--9 Doe meer met Bas: 2.12, 3.14, 6.12 Sociale autonomie - Stap 2 B Bi *Weet wat hij leuk vindt en kan dit vertellen, bijvoorbeeld ik houd van spelen met de auto s. Leert ervaren wat hij al kan en wat hij nog niet kan, is bijvoorbeeld trots als hij een puzzel heeft gemaakt, maar merkt dat hij nog niet zonder zijwieltjes kan fietsen. Gaat in tegen een verzoek van een ander en toont zijn eigen wil, bijvoorbeeld zeggen dat hij de boterham niet opeet omdat hij geen pindakaas lust. Probeert zelf problemen op te lossen tijdens het werken, bijvoorbeeld punt (laten) slijpen. Sociale autonomie - Stap 4 B Bi Kiest zelf, zonder hulp, bijvoorbeeld waarmee hij wil spelen of wat hij wil eten of drinken Durft te experimenteren/ probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken. Maakt aan een ander kind duidelijk wat hij wel/ niet wil Toont non-verbaal eigen gevoelens Sociale autonomie - 1b B Bi Toont trots. -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 9.17 Kiest tussen twee of drie aangeboden voorwerpen -19--10-9--9 Kiest wat hij wil doen op basis van eigen voorkeuren -19--10-9--9 Geeft aan wat hij leuk/lekker/mooi/interessant vindt -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 9.13, 9.15, B8 Toont teleurstelling -19--10-9--9 Doe meer met Bas: 9.17 Geeft tijdens een activiteit aan dat hij het (te) moeilijk vindt -19--10-9--9 Denkt na voor hij een keuze maakt, bijvoorbeeld niet gelijk hetzelfde kiezen als zijn vriend als die iets gaat doen wat hij niet zo leuk vindt -19--10-9--9 Zegt nee als het iets niet wil -19--10-9--9 Zegt er iets van als iemand onaardig tegen hem doet -19--10-9--9 Sociale autonomie - 2b B Bi Gaat adequaat om met gevoelens van trots. -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 4.14 Vertelt wat hij leuk vindt om te doen -9-0 -9--9 Maakt een keuze en blijft daarbij -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 8.7 Vertelt dat hij een andere keuze wil maken dan de ander -9-0 -9--9 Doe meer met Bas: 8.7 Zegt nee als hij iets niet wil -9-0 -9--9 Zoekt de leerkracht op om te vertellen dat hij niet mee mag doen -9-0 -9--9 Maakt aan de leerkracht duidelijk dat een ander onaardig tegen hem doet -9-0 -9--9 ParnasSys - Leerlijnenpakket (P1.1) Pagina: 17