Micro Motion F-serie-sensor

Vergelijkbare documenten
Micro Motion CNG050 sensoren

Installatie van Micro Motion Sensors. Handleiding CE-vereisten MMI , Rev AB April 2014

Micro Motion model 775

ATEX installatieinstructies. Micro Motion CMF400- sensoren met hulpversterker

Model 3700 transmitter (9-draads) of Model 3350 randapparatuur

Micro Motion model 3700 transmitter (MVD) of model 3350 randapparatuur

ATEX installatieinstructies. Micro Motion F-seriesensoren DMT 01 ATEX E 158 X

Micro Motion model 3500 transmitter (MVD) of model 3300 controller

Micro Motion MVD Direct Connect -meters

ATEX installatieinstructies. Micro Motion T-serie-sensoren

ATEX installatie-instructies voor Micro Motion ELITE -sensors

CE-vereisten P/N MMI , Rev. AA Januari Micro Motion 9739 MVD-transmitters CE-vereisten

ATEX installatieinstructies. Micro Motion H-seriesensoren

Installatie-instructies P/N MMI , Rev. A September ATEX installatie-instructies voor Micro Motion MVD Direct Connect -meters

Installatie Instructies P/N MMI , Rev. AA Juli ATEX installatieinstructies. Micro Motion transmitters model 9701/9703

Installatie-instructies P/N MMI , Rev. A februari ATEX installatie-instructies voor Micro Motion Model LFT Low Flow-transmitters

CE-vereisten MMI , Rev AA April Micro Motion -transmitters uit de en 2000-serie

Installatie-instructies P/N MMI , Rev. A Juli ATEX installatie-instructies voor Micro Motion - transmitters, modellen 1500 en 2500

Rosemount 5400 Series

ATEX installatieinstructies. Micro Motion D- en DL-sensoren

Mobrey MCU900-serie 4 20 ma + HART-compatibele controller

Model RFT9739 Instructies voor transmitterinstallatie

Rosemount golfgeleide radar

Micro Motion Voorbereiding en installatie van 9-aderige flowmeterkabel

Micro Motion Transmitters van model 2200S

Rosemount 3490-serie 4 20 ma + HART-compatibele controller

ACS-30-EU-MONI-RMM2-E

Reliance DuraStar INSTALLATIE-, BEDIENINGS- en ONDERHOUDSINSTRUCTIES

MONTAGEHANDLEIDING. Kit met 2-wegafsluiter/kit met 3-wegafsluiter voor ventilatorconvectoren EKMV2C09B7 EKMV3C09B7

Rosemount 415 Fire Pump

GPRS-A. Universele monitoringsmodule. Quick start. De volledige handleiding is verkrijgbaar op Firmware versie 1.00 gprs-a_sii_nl 02/18

ALGEMENE AANWIJZINGEN VOOR VERLICHTINGSARMATUREN

Micro Motion Model 2400S transmitters

Rosemount 5400 niveautransmitter

ATEX installatie-instructies voor Micro Motion - transmitters, modellen 1700, 2700 en 2750

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter

Rosemount 3308-serie draadloze golfgeleide radar, 3308A

Model 5700 transmitters Micro Motion. CE-vereisten MMI , Rev AA September 2014

HP Power Distribution Rack

Terminator. ZP-PTD100-WP Aansluitset temperatuursensor. The Heat Tracing Specialists INSTALLATIEMETHODEN

Instructies voor het bijwerken van de sensor Voor gasdetectiesensoren niveau 1

Magneetklep DN15 t/m DN150

Keystone OM13 - EPI-2 driedraads module Handleiding voor installatie en onderhoud

Productnietlangerleverbaar'

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 5500-laserprinter

Installatie Instructies P/N , Rev. C Juni Voor transmitterinstallaties met ATEX-goedkeuring

Montage Voorzorgsmaatregelen voor EVRA 32 & Bij het testen op druk De spoel Het juiste product... 18

Gebruikersveiligheid. Veiligheid bij het gebruik van elektriciteit. Phaser 7750-kleurenlaserprinter

Harde schijf (met montagebeugel) Gebruiksaanwijzing

HANDLEIDING ATEX Explosionproof

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding

Rosemount 848L. Discrete Logic Transmitter met FOUNDATION veldbus. Productnietlangerleverbaar' Rosemount 848L

GSMVERSTERKERS.NL. Gebruikers installatie handleiding

Rosemount 8714D (kalibratiestandaard) magnetische meetbuissimulator. Snelstartgids , Rev DA Maart 2014

GEVAAR: WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: LET OP:

INHOUD. CE Verklaring van Overeenstemming 8. 2

Betonkabel Vloerverwarming

Installatiehandleiding

INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES

Installatietekeningen en instructies ATEX zone 2 en 22

MONTAGE INSTRUCTIES. INSCHROEFELEMENTEN (standaard)

Quality Heating elektrische vloerverwarming

ZP-XP Stroomaansluitingsset. Terminator. The Heat Tracing Specialists INSTALLATIEMETHODEN

MONTAGEHANDLEIDING WINDBEVEILIGING EOLIS 2

ATA-kabel. Opmerking: U kunt instructies op het internet vinden op

Installatiehandleiding Smart-UPS 1200/1500 VA 100/120/230 Vac in rek te monteren 1U

ACS-30-EU-PCM2-x-32A

Quality Heating elektrische vloerverwarmingsfolie

Bedrijfsvoorschriften

TECHNISCHE HANDLEIDING

Magneetklep DN10, DN15 en DN20 Kenmerken

Harde schijf. Opmerking: U kunt instructies op het internet vinden op

Handleiding aansluiten en in gebruik nemen zelfaanzuigende SHE pompen

XRS-5/XRS-5C SENSOR. Gebruiksaanwijzing September 1999 XRS-5 SENSOR

Installatie- en Onderhoudsinstructies KAPTIV-CS-HP-S. Elektronisch niveaugestuurde condensaataftap 06/14

Het typenummer is te vinden op de identificatiesticker aan de onderzijde van het product.

GEBRUIKSAANWIJZING Thermometer PCE-IR 50

Wandmontagekit. Voor gebruik met de vrijstaande serie kachels van Elise. Installatie-Instructies en Onderhoud. Voor gebruik in NL (Nederland)

Handleiding Kabelhaspel RGK serie

SERIE 8000-VALVE-BEREIK

GEVAAR: WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: LET OP:

KAPTIV-CS SERVICE KIT

Montage-, gebruikers- en onderhoudshandleiding BDA 04

Maximale bedrijfsdruk van 16 bar (232 psi) Automatische luchtuitlaat met automatisch afsluiter - 12 bar (174 psi)

SUI Bedieningspaneel

Montagebeugel voor harde schijf Gebruiksaanwijzing

PETK Voedings- en eindafwerkingsset

AQUASNAP Bedieningspaneel

CSD INSTORTBUIS- SYSTEEM VOOR SLIPSIL AFDICHTINGSPLUGGEN

Montagehandleiding externe antenne UNILOG 300

Nederlands SHARKY FS 473. Installatiehandleiding. de eindklant

DIODOR LED POWERHOUSE. Diodor Pro 120 W / 200 W LED-floodlights, modellen: DIO-FL120W-WM en DIO-FL200W- WM. Installatie- en bedieningsinstructies

Installatiehandleiding

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE

M-Check Stand-alone Installatiehandleiding

Installatievoorschriften

Rub-Block RB100DN met PT100 sensor

SS / / / ATEX 94 / 9EG

ilmo 50 WT Ref B

Regeling en controle van heat-tracing voor meerdere toepassingen in commerciële en residentiële gebouwen

Transcriptie:

Installatiehandleiding P/N 20002302, Rev. C September 2007 Micro Motion F-serie-sensor Installatiehandleiding

Voordat u begint Voordat u begint Deze handleiding beschrijft de installatie van een Micro Motion F-serie-sensor. Deze handleiding bevat de volgende informatie: Klantenservice.................................................pagina 1 Definities......................................................pagina 2 Installatie in Europa.............................................pagina 2 Opties voor installatie............................................pagina 2 Installatiestappen Kiezen van de montagelocatie.....................................pagina 8 Montagestand van de sensor.....................................pagina 12 Montage van de sensor.........................................pagina 13 Bedrading....................................................pagina 15 Aarding......................................................pagina 19 Aanvullende informatie Drukspecificaties bij hoge temperaturen............................pagina 19 Spoelaansluitingen.............................................pagina 20 Retourneringsbeleid............................................pagina 22 Klantenservice Bel voor technische assistentie de afdeling klantenservice van Micro Motion: In de VS, tel. 800-522-MASS (800-522-6277) (gratis) In Canada en Latijns-Amerika, tel. +1 303-527-5200 (VS) In Azië: - In Japan, tel. 3 5769-6803 - In andere landen, tel. +65 6777-8211 (Singapore) In Europa: - In het Verenigd Koninkrijk, tel. 0870 240 1978 (gratis) - In andere landen, tel. +31 (0)31 84 95 555 (Nederland) Klanten buiten de VS kunnen de klantenservice van Micro Motion ook e-mailen via International.MMISupport@EmersonProcess.com. Probleemoplossing Raadpleeg de handleiding over configuratie en gebruik van de transmitter voor hulp bij het zoeken naar storingen. 2007, Micro Motion, Inc. Alle rechten voorbehouden. ELITE en ProLink zijn gedeponeerde handelsmerken en MVD en MVD Direct Connect zijn handelsmerken van Micro Motion, Inc., Boulder, Colorado, VS. Micro Motion is een gedeponeerd handelsmerk van Micro Motion, Inc., Boulder, CO, VS. De logo s Micro Motion en Emerson zijn handelsmerken en servicemerken van Emerson Electric Co. Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van hun betreffende eigenaars. Installatie sensor: F-serie 1

Voordat u begint Specificaties De volledige productspecificaties zijn te vinden in het productspecificatieblad (product data sheet) van de F-serie dat verkrijgbaar is via de Micro Motion-website op www.micromotion.com. Definities De term MVD -transmitter heeft betrekking op de volgende transmittermodellen: Model 1500, 1700, 2500 en 2700 Model 3500 en 3700 De term hoge-temperatuursensor heeft betrekking op de volgende F-seriemodellen: F025A en F025B F050A en F050B F100A of F100B De term extreem hoge-temperatuursensor heeft betrekking op de volgende F-seriemodellen: F025C en F025E F050C en F050E F100C en F100E Installatie in Europa Dit Micro Motion-product voldoet aan alle van toepassing zijnde Europese richtlijnen indien het op de juiste wijze, volgens de instructies in deze handleiding, wordt geïnstalleerd. In de EU-verklaring van overeenstemming staat vermeld welke richtlijnen van toepassing zijn op dit product. De EU-verklaring van overeenstemming, met alle van toepassing zijnde Europese richtlijnen plus de volledige Tekeningen en instructies voor installatie volgens ATEX, zijn verkrijgbaar via internet op www.micromotion.com/atex of via de klantenservice van uw plaatselijke Micro Motion-vestiging. Informatie bevestigd aan apparatuur die voldoet aan de Pressure Equipment Directive (Richtlijn drukapparatuur) is te vinden op internet op www.micromotion.com/library. Opties voor installatie De F-serie-sensor maakt deel uit van een Coriolis-flowmeter. Het andere deel van de flowmeter is een transmitter. F-serie-sensoren zijn verkrijgbaar met de volgende elektronische aansluitingen: Een integrale kernprocessor voor aansluiting naar een op afstand gemonteerde vieraderige transmitter of door de gebruiker te leveren host (afbeelding 1). Een integrale transmitter, model 1700 of 2700 (afbeelding 2). Een 9-draads aansluitdoos voor aansluiting op een extern gemonteerde transmitter of kernprocessor (zie afbeelding 3). Een integraal gemonteerde IFT9701-transmitter (afbeelding 4). De modellen voor hoge en extreem hoge temperatuur hebben een flexibele doorvoerbuis waarop een transmitter van het model 1700/2700, een kernprocessor of een aansluitdoos gemonteerd kunnen worden (afbeelding 5). 2 Installatie sensor: F-serie

Voordat u begint Afbeelding 1 F-serie-sensor met kernprocessor kalibratieplaatje kernprocessorbehuizing goedkeuringsplaatje pijl stroomrichting procesaansluiting sensor met spoelaansluitingen spoelaansluiting kernprocessorbehuizing spoelaansluiting goedkeuringsplaatje kalibratieplaatje Installatie sensor: F-serie 3

Voordat u begint Afbeelding 2 F-serie sensor met geïntegreerd gemonteerde Model 1700/2700 transmitter Model 1700/2700 transmitter kernprocessorbehuizing kalibratieplaatje goedkeuringsplaatje procesaansluiting pijl stroomrichting sensor met spoelaansluitingen Model 1700 of 2700 transmitter spoelaansluiting spoelaansluiting goedkeuringsplaatje kalibratieplaatje 4 Installatie sensor: F-serie

Voordat u begint Afbeelding 3 F-serie-sensor met aansluitdoos aansluitdoos goedkeuringsplaatje kalibratieplaatje procesaansluiting pijl stroomrichting sensor met spoelaansluitingen spoelaansluiting aansluitdoos spoelaansluiting goedkeuringsplaatje kalibratieplaatje Installatie sensor: F-serie 5

Voordat u begint Afbeelding 4 F-serie-sensor met geïntegreerd gemonteerde IFT9701-transmitter Model IFT9701-transmitter kalibratieplaatje procesaansluiting goedkeuringsplaatje pijl stroomrichting sensor met spoelaansluitingen Model IFT9701-transmitter spoelaansluiting spoelaansluiting goedkeuringsplaatje kalibratieplaatje 6 Installatie sensor: F-serie

Voordat u begint Afbeelding 5 F-serie-sensor voor hoge temperatuur of extreem hoge temperatuur met buigzame doorvoerbuis transmitter, kernprocessor of aansluitdoos (kernprocessor afgebeeld) flexibele doorvoerbuis goedkeuringsplaatje kalibratieplaatje procesaansluiting pijl stroomrichting Installatie sensor: F-serie 7

Kiezen van de montagelocatie Stap 1 Kiezen van de montagelocatie Kies een locatie voor de sensor op basis van de eisen die zijn omschreven in dit hoofdstuk. De volgende algemene richtlijnen kunnen u helpen bij het kiezen van een geschikte locatie voor de sensor. Volle flowbuizen Voor een optimale werking moeten de sensorbuizen met procesvloeistof gevuld blijven. Installatie in explosiegevaarlijke omgevingen Controleer of de explosiegevaarlijke omgeving die is aangegeven op het goedkeuringslabel op de sensor overeenstemt met de omgeving waarin de sensor wordt geïnstalleerd (zie afbeelding 1 5). Raadpleeg de van toepassing zijnde documentatie van Micro Motion over installatie in een omgeving waar intrinsieke veiligheid vereist is. Deze documentatie wordt meegeleverd met de sensor of is verkrijgbaar via de Micro Motion website op www.micromotion.com. Onjuiste installatie in een explosiegevaarlijke omgeving kan een explosie veroorzaken. Raadpleeg bij installatie in een explosiegevaarlijke omgeving de goedkeuringsinstructies van Micro Motion, die zijn meegeleverd bij het product en tevens te vinden zijn op de website van Micro Motion. Voor installatie in een explosiegevaarlijke omgeving in Europa dient u norm EN 60079-14 te raadplegen als er geen landelijke normen van toepassing zijn. Omgevingslimieten De grenswaarden voor de omgevings- en procestemperatuur staan aangegeven in afbeelding 6 en 7: Zie afbeelding 6 voor andere modellen van de F-serie-sensor dan die voor hoge temperatuur en extreem hoge temperatuur. Zie afbeelding 7 voor F-serie-sensoren voor hoge en extreem hoge temperatuur. 8 Installatie sensor: F-serie

Kiezen van de montagelocatie Afbeelding 6 Grenswaarden voor omgevings- en procestemperatuur voor F-serie-sensoren (alle modellen behalve de modellen voor hoge en extreem hoge temperatuur) 80 (176) Monteer elektronica op afstand; gebruik aansluitdoos 60 (140) 70 (158) Omgevingstemperatuur van kernprocessor of transmitter in C ( F) 40 (104) 20 (68) 0 (32) 20 ( 4) 40 ( 40) 60 ( 76) 80 ( 112) Monteer elektronica op afstand; gebruik aansluitdoos 33 (91) 100 ( 148) 100 ( 148) 80 ( 112) 60 ( 76) 40 ( 40) 20 ( 4) 0 (32) 20 (68) 40 (104) 60 (140) 80 (176) 100 (212) 120 (248) Maximale procestemperatuur in C ( F) 140 (284) 160 (320) 180 (356) 200 (392) Opmerkingen: 1. Wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan 40 C ( 40 F), moet een kernprocessor worden verwarmd om de lokale omgevingstemperatuur te verhogen tot tussen 40 C ( 40 F) en +60 C (+140 F). Langetermijnopslag van elektronica bij omgevingstemperaturen beneden 40 C ( 40 F) is niet raadzaam. 2. De temperatuurgrenswaarden kunnen verder beperkt worden door de goedkeuringen voor explosiegevaarlijke omgevingen. 3. Met het optionele temperatuurverlengstuk kan de sensorbehuizing worden geïsoleerd zonder dat de transmitter, kernprocessor of aansluitdoos worden afgedekt; dit is niet van invloed op de temperatuurwaarden. Installatie sensor: F-serie 9

Kiezen van de montagelocatie Afbeelding 7 Grenswaarden voor omgevings- en procestemperatuur voor F-serie-sensor (modellen voor hoge en extreem hoge temperaturen) 80 (176) 60 (140) Omgevingstemperatuur van kernprocessor of transmitter in C ( F) 40 (104) 20 (68) 0 (32) 20 ( 4) 40 ( 40) 60 ( 76) 80 ( 112) Modellen hoge temp. Modellen extreem hoge temp. Monteer elektronica op afstand; gebruik aansluitdoos 100 ( 148) 100 ( 150) 0 (32) 100 (212) 200 (392) 300 (572) 350 (662) 400 (752) 427 (800) 500 (932) Maximale procestemperatuur in C ( F) Opmerkingen: 1. Wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan 40 C ( 40 F), moet een kernprocessor worden verwarmd om de lokale omgevingstemperatuur te verhogen tot tussen 40 C ( 40 F) en +60 C (+140 F). Langetermijnopslag van elektronica bij omgevingstemperaturen beneden 40 C ( 40 F) is niet raadzaam. 2. De temperatuurgrenswaarden kunnen verder beperkt worden door de goedkeuringen voor explosiegevaarlijke omgevingen. In goedkeuringen voor explosiegevaarlijke omgeving kunnen aanvullende beperkingen worden gesteld aan de omgevings- en procestemperatuur. Zie voor de ATEX-classificatie T de ATEX-documentatie die meegeleverd wordt met de sensor of beschikbaar is via de Micro Motion website op www.micromotion.com. Ook de IECEx- en NEPSI-goedkeuringen gebruiken de ATEX-classificatie T. De UL en CSA grenswaarden voor omgevingstemperatuur staan vermeld in Tabel 1. Tabel 1 UL en CSA grenswaarden voor omgevingstemperatuur Sensormodel Elektronica C F UL F025, F050, F100, F200 Aansluitdoos of 20 tot +40 4 tot +104 IFT9701-transmitter CSA Alle modellen, behalve die voor Aansluitdoos +60 maximum +140 maximum hoge of extreem hoge temperatuur IFT9701-transmitter Kernprocessor of 40 tot +60 40 tot +140 Model 1700/2700-transmitter Modellen voor hoge of extreem hoge temperatuur Alle opties 40 tot +60 40 tot +140 10 Installatie sensor: F-serie

Kiezen van de montagelocatie Maximale lengten bedrading Als de transmitter op afstand van de transmitter wordt gemonteerd, is de maximale afstand tussen de sensor en de transmitter afhankelijk van de soort kabel. Zie Tabel 2. Houd bij hoge-temperatuur en extreem-hoge-temperatuur sensoren van de F-serie rekening met het volgende: Bij sensoren met een transmitter van het Model 1700/2700 wordt de transmitter geacht ingebouwd te zijn in de sensor en geldt Tabel 2 daarom niet. Bij sensoren met een aansluitdoos of kernprocessor gelden de grenswaarden in Tabel 2 alleen voor de bedrading tussen de aansluitdoos of kernprocessor en een op afstand gemonteerde transmitter. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met de lengte van de flexibele doorvoerbuis waarop de aansluitdoos of kernprocessor is gemonteerd. Tabel 2 Maximale kabellengten Kabeltype Koperdoorsnede Maximale lengte Micro Motion 9-aderig naar een MVD-transmitter of Niet van toepassing 20 meter (60 ft) kernprocessor Micro Motion 9-aderig naar alle andere transmitters Niet van toepassing 300 meter (1000 ft) Micro Motion 4-aderig Niet van toepassing 300 meter (1000 ft) Door gebruiker geleverd, 4-aderig Voedingsbedrading (V d.c.) 0,35 mm 2 (22 AWG) 90 meter (300 ft) 0,5 mm 2 (20 AWG) 150 meter (500 ft) 0,8 mm 2 (18 AWG) 300 meter (1000 ft) Signaalbedrading (RS-485) 0,35 mm 2 (22 AWG) of groter 300 meter (1000 ft) Pijpleiding Voor Micro Motion-sensoren is stroomopwaarts of stroomafwaarts van de sensor geen rechte pijplengte vereist. Kleppen Nadat de sensor en de transmitter zijn geïnstalleerd, moet u de nulinstellingsprocedure uitvoeren. Tijdens het instellen van het nulpunt moet de flow door de sensor gestopt zijn en moeten de sensormeetbuizen geheel gevuld zijn met procesvloeistof. Aanbevolen wordt om een afsluitklep stroomafwaarts van de sensor te monteren om de flow te stoppen tijdens de nulinstellingsprocedure. Zie voor meer informatie over de nulpuntsinstelling de instructiehandleiding die met de transmitter is meegeleverd. Installatie sensor: F-serie 11

Montagestand van de sensor Stap 2 Montagestand van de sensor De sensor functioneert goed in elke stand, mits de sensormeetbuizen met procesvloeistof gevuld blijven. Micro Motion raadt aan om F-serie-sensoren te installeren zoals afgebeeld in afbeelding 8. Afbeelding 8 Aanbevolen montagestanden sensor gassen buizen omhoog horizontale leiding vloeistoffen buizen omlaag horizontale leiding slurry s en zelf-afvloeiende toepassingen vlagtype-montage verticale leiding flow Zelfdrainerende toepassingen De F-serie-sensor is zelfdrainerend als hij in een verticale pijpleiding geïnstalleerd wordt (zie afbeelding 8). Voor CIP-toepassingen wordt gebruik aanbevolen van de algemeen aanvaarde stroomsnelheid van ten minste 1,5 m/s voor het schoonmaken van de sensor. Pijl stromingsrichting Op de sensor is een stroomrichtingspijl aangebracht (zie afbeelding 1 en 5) om u te helpen de transmitter voor de stromingsrichting te configureren. Installeer de sensor zo mogelijk in een stand waarbij de stroomrichtingspijl op de sensor de werkelijke stroomrichting van de vloeistof aangeeft. Verticale leiding Als de sensor wordt geïnstalleerd in een verticale pijpleiding, moeten vloeistoffen en slurry s omhoog stromen door de sensor. Gassen kunnen omhoog of omlaag stromen. 12 Installatie sensor: F-serie

Montage van de sensor Stap 3 Montage van de sensor Gebruik beproefde werkmethoden om de torsie- en buigbelasting op procesaansluitingen tot een minimum te beperken. In afbeelding 9 ziet u hoe de sensor gemonteerd wordt. Om de kans op condensatie of overmatig vocht te verkleinen, is het beter de doorvoeropening (zo mogelijk) niet omhoog te richten. De doorvoeropening van de aansluitdoos of kernprocessor kan vrijelijk worden gedraaid om het bedraden te vergemakkelijken. Afbeelding 9 Montage van een F-serie-sensor Installatie sensor: F-serie 13

Montage van de sensor Montage van de elektronica van sensoren voor hoge of extreem hoge temperatuur F-serie-sensoren voor hoge of extreem hoge temperatuur worden geleverd met een vooraf geïnstalleerde flexibele doorvoerbuis van 812 mm (32 in.). Deze doorvoerbuis is vereist voor certificering. Een door de fabriek geleverde transmitter van Model 1700/2700, kernprocessor of aansluitdoos is aangesloten op het uiteinde van de flexibele doorvoerbuis. Monteer de elektronica op een wand of instrumentstaaf met de meegeleverde steun (afbeelding 10). Afbeelding 10 Montage elektronica F-serie-sensor voor hoge temperatuur Montagesteun (wandmontage) Montagesteun (instrumentstaaf) Gebruik vier 8 mm (5/16 in.) bouten om de steun aan een wand te bevestigen Gebruik twee 8 mm (5/16 in.) U-bouten om de steun aan een instrumentstaaf te bevestigen Schuif de elektronica in de gleuf in de steun. Bevestig de elektronica op de steun met de vier meegeleverde nr. 10 schroeven. 14 Installatie sensor: F-serie

Bedrading Stap 4 Bedrading Onjuist verzegelde behuizingen kunnen de elektronica blootstellen aan vocht, wat kan leiden tot meetfouten of een storing in de flowmeter. Inspecteer alle pakkingen en O-ringen en vet ze in. Sluit alle behuizingsdeksels en openingen van de doorvoerbuis volledig en draai ze aan. Opties voor installatie De sensor wordt in één van onderstaande elektronicaconfiguraties geleverd: Een integrale transmitter van Model 1700/2700 of IFT9701. Tussen de sensor en de transmitter hoeft geen bedrading te worden gelegd. Ga direct door naar Aarding op pagina 19. Een kernprocessor naar een 4-aderige transmitter op afstand (4-aderige kabel vereist); zie Kernprocessor naar een 4-aderige transmitter op afstand hieronder. Een kernprocessor naar een externe host (4-aderige kabel vereist); raadpleeg de Installatiehandleiding voor de Micro Motion MVD Direct Connect Flowmeter. Een aansluitdoos naar een 9-aderige externe transmitter (9-aderige kabel vereist); zie Aansluitdoos naar een op afstand gemonteerde 9-aderige transmitter of kernprocessor op pagina 18. Kernprocessor naar een 4-aderige transmitter op afstand Voer onderstaande stappen uit voor het aansluiten van de 4-aderige kabel tussen de kernprocessor en de transmitter. 1. Hanteer één van de onderstaande methodes voor het afschermen van de bedrading van de kernprocessor naar de transmitter: Als u onafgeschermde bedrading installeert in een ononderbroken metalen leiding die de ingesloten bedrading over 360 afschermt, gaat u verder op pagina 17 (stap 6 van de bedradingsprocedure). Als u een door de gebruiker geleverde kabelwartel installeert met afgeschermde of gewapende kabel, sluit u de afschermingen aan in de kabelwartel. Sluit zowel de gevlochten bewapening als de aarddraden aan in de kabelwartel. Sluit de aarddraden nooit aan op de inwendige massaschroef van de kernprocessor. Ga naar pagina 17 (stap 6 van de bedradingsprocedure). Als u een door Micro Motion geleverde kabelwartel installeert op de behuizing van de kernprocessor: - maak de kabel gereed en breng de afgeschermde krimpkous aan zoals hieronder omschreven. De afgeschermde krimpkous vormt een eindaansluiting van de afscherming, geschikt voor gebruik in de wartel als de afscherming van uw kabel bestaat uit folie en niet uit een vlechtwerk. Ga verder naar stap 2 van de bedradingsprocedure, hieronder. - Bij gewapende kabels met gevlochten afscherming maakt u de kabel gereed zoals hieronder omschreven, echter zonder krimpkous aan te brengen. Ga verder naar stap 2 van de bedradingsprocedure, hieronder. 2. Haal het deksel van de behuizing van de kernprocessor. 3. Schuif de wartelmoer en het klemstuk over de kabel. Installatie sensor: F-serie 15

Bedrading Afbeelding 11 Micro Motion-kabelwartel en krimpkous 114 mm (4 1/2 in.) 19 mm (3/4 in.) wartelmoer wartelklemstuk 22 mm (7/8 in.) 22 mm (7/8 in.) afgeschermde krimpkous wartelhuis 4. Voor aansluiting op de kernprocessorbehuizing maakt u afgeschermde kabel als volgt gereed (voor gewapende kabel slaat u stap d, e, f en g over): a. Strip 114 mm (4 1/2 in) van de kabelmantel. b. Verwijder de transparante omhulling in de kabelmantel en het vulmateriaal tussen de draden. c. Verwijder de folieafscherming rond de geïsoleerde draden tot er nog 19 mm (3/4 in) folie of vlechtwerk en aarddraden zichtbaar is en scheid de draden. d. Wikkel de afgeschermde aarddraad/-draden twee keer rond de blootliggende folie. Knip de overtollige draad af. Afbeelding 12 Omwikkelen van de aarddraden van de afscherming e. Schuif de afgeschermde krimpkous over de blanke aarddraad/-draden. De kous moet de aarddraden helemaal bedekken. f. Verhit de kous (120 C [250 F]) om deze te laten krimpen maar verbrand de kabel niet. 16 Installatie sensor: F-serie

Bedrading Afbeelding 13 Aanbrengen krimpkous g. Breng het klemstuk zodanig aan dat het binnenste uiteinde gelijk ligt met de krimpkous. h. Vouw de afscherming van textiel of de gevlochten afscherming met aarddraden over het klemstuk, ongeveer 3 mm (1/8 in.) voorbij de O-ring. Afbeelding 14 Vouwen textielafscherming i. Breng het wartelhuis aan in de doorvoeropening van de kernprocessorbehuizing. Afbeelding 15 Wartelhuis en kernprocessorbehuizing 5. Steek de draden door het wartelhuis en zet de wartel in elkaar door de wartelmoer vast te draaien. Laat desgewenst voldoende kabel binnenin de kernprocessorbehuizing zitten om de behuizing te kunnen draaien zonder de draden te beschadigen. 6. Ga na welke draden de 4-aderige kabel bevat. De 4-aderige kabel die door Micro Motion wordt geleverd, bestaat uit één paar draden van 0,80 mm 2 (18 AWG) (rood en zwart), die moeten worden gebruikt voor de gelijkspanningsaansluiting, en één paar draden van 0,35 mm 2 (22 AWG) (groen en wit), voor de RS-485-aansluiting. Sluit de vier draden aan op de genummerde sleuven op de kernprocessor (afbeelding 16). Installatie sensor: F-serie 17

Bedrading Afbeelding 16 Draden aansluiten op de kernprocessor Aansluitpunt 1 Voeding + (rode draad) Aansluitpunt 4 RS-485B (groene draad) Aansluitpunt 2 Voeding (zwarte draad) Aansluitpunt 3 RS-485A (witte draad) Inwendige massaschroef kernprocessorbehuizing Voor verbinding met de massa (Als de kernprocessor niet via de sensorleiding kan worden geaard en massaverbindingen volgens plaatselijke voorschriften inwendig moeten worden gemaakt.) Sluit geen massadraden van de afscherming aan op deze klem 7. Breng het deksel op de behuizing van de kernprocessor aan en zet het vast. 8. Aanvullende bedradingsinstructies voor de transmitter zijn te vinden in de handleiding van de transmitter. NB: Aard de 4-aderige kabelafscherming en de aarddraad/-draden van de afscherming nooit af bij de transmitter. Aansluitdoos naar een op afstand gemonteerde 9-aderige transmitter of kernprocessor Volg onderstaande stappen voor het aansluiten van de 9-aderige kabel tussen de sensor en de transmitter of kernprocessor. 1. Maak de kabel gereed en installeer deze volgens de instructies in de Installatiegids voor voorbereiding en installatie van de 9-aderige flowmeterkabel van Micro Motion. 2. Steek de gestripte uiteinden van elk van de draden in de klemmenblokken. Er mogen geen blanke draden bloot blijven liggen. 3. Zorg dat de kleuren van de draden overeenkomen. Zie de transmitterdocumentatie voor het bedraden bij de transmitter of kernprocessor op afstand. 4. Draai de schroeven aan om de aders op hun plaats te houden. 5. Controleer of de pakkingen goed aansluiten en draai dan het deksel van de aansluitdoos en alle deksels van de transmitter- en kernprocessorbehuizing stevig vast en dicht ze af. 18 Installatie sensor: F-serie

Aarding Stap 5 Aarding De sensor kan via de pijpleiding geaard worden als de naden van de leiding met aarde verbonden zijn. Als de sensor niet via de pijpleiding wordt geaard, sluit u een aarddraad aan op de inwendige of uitwendige aardschroef op de kernprocessorbehuizing of aansluitdoos. Een ondeugdelijke aarding kan leiden tot meetfouten. Verbind de flowmeter met massa of houd u aan de vereisten voor het aardnet van de locatie. Als er geen landelijke normen van kracht zijn, houdt u zich aan onderstaande richtlijnen bij de aarding van de sensor: Gebruik voor het aarden koperdraad van 2,0 mm² (14 AWG) of dikker. Houd alle aarddraden zo kort mogelijk; minder dan 1 ohm weerstand. Verbind de aarddraden rechtstreeks met de aarde of houd u aan de normen van de fabriek. Drukspecificaties bij hoge temperaturen Tabel 3 vermeldt de drukspecificaties voor F-serie-sensoren bij hoge temperaturen. Tabel 3 Drukspecificaties bij hoge temperaturen voor de F-serie EN-1092 flens PN Type Facing Omschrijving ASTMmateriaal 40 11 gelaste nek 100 11 gelaste nek 100/ 160 11 gelaste nek 40 32/02 overlapverbinding B1 & D Flens, EN 1092-1 PN40 vorm B1 & D (316) B2 & D Flens, EN 1092-1 PN100 vorm B2 & D (316) B2 Flens, EN 1092-1 PN100/160 vorm B2 (316) B1 Flens, EN 1092-1 PN40 vorm B1 (overlapverbinding) Drukspecificatie (bar) <50 C 100 C 150 C 200 C 250 C 300 C 350 C 400 C 427 C 1. Drukspecificatie beperkt door flens (voor 316 sensorbuizen). 2. Drukspecificatie beperkt door sensorbuis voor sensortype F025S, F050S, F050A, F050C. 3. Drukspecificatie beperkt door flens voor sensortype F025A, F025C, F025P, F050P. 4. Drukspecificatie beperkt door flens (voor sensorbuizen van C-22 legering). Opmerking 316 40,0 40,0 36,3 33,7 31,8 29,7 28,5 27,4 26,9 1 316 100,0 100,0 90,9 84,2 79,5 74,2 71,4 68,5 67,3 1 316 100,0 100,0 90,9 84,2 79,5 74,2 71,4 68,5 67,3 2 160,0 160,0 145,5 134,8 127,2 118,8 114,2 109,7 107,8 3 C-22 kraag/304 flens 40,0 34,4 30,8 28,0 26,0 24,1 23,0 22,0 21,4 4 Installatie sensor: F-serie 19

Spoelaansluitingen Spoelaansluitingen Als de sensor is uitgevoerd met spoelaansluitingen, moeten deze altijd afgesloten blijven. Nadat een spoelplug is verwijderd, moet de sensorbehuizing worden doorgeblazen met argon of stikstof en opnieuw worden afgedicht. Het doorblazen van de behuizing beschermt de inwendige onderdelen. In de fabriek is alle zuurstof uit de sensor verwijderd en werd deze luchtdicht afgesloten. Als de spoelpluggen nooit zijn verwijderd, is doorblazen of opnieuw afdichten van de sensor niet nodig. Neem voor nadere informatie contact op met de afdeling klantenservice van Micro Motion. Een spoelplug verwijderen Als een spoelplug uit de sensorbehuizing wordt verwijderd, zal de behuizing opnieuw moeten worden doorgeblazen. Als u een spoelplug verwijdert, heeft dat gevolgen voor de secundaire behuizing van de sensor en kan de gebruiker in contact komen met procesvloeistof. Tref bij het verwijderen van spoelpluggen alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen. Wanneer de sensorbehuizing verkeerd op druk gebracht wordt, kan dit leiden tot persoonlijk letsel. Na het verwijderen van een spoelplug moet de sensorbehuizing worden doorgeblazen met een droog inert gas. Houd u aan alle instructies van de doorblaasprocedure voor de behuizing. Doorblaasprocedure behuizing Neem eerst alle instructies door voordat u de doorblaasprocedure voor de behuizing uitvoert. U hoeft deze procedure alleen uit te voeren nadat een spoelplug is verwijderd. 1. Schakel het proces uit, of zet de regelapparatuur op handmatige bediening. Als u de doorblaasprocedure uitvoert terwijl de flowmeter in werking is, kan dit de meetprecisie beïnvloeden en wordt het flowsignaal mogelijk negatief beïnvloed. Schakel het proces uit voordat u de doorblaasprocedure uitvoert of zet de regelapparatuur op handmatige bediening. 2. Verwijderen beide spoelpluggen uit de sensorbehuizing. Als de doorblaasleidingen in gebruik zijn, opent u de klep in de leidingen. 3. Maak de spoelpluggen gereed voor herplaatsing door ze te omwikkelen met 3 tot 5 wikkelingen Teflon -tape. 4. Sluit de stikstof- of argongastoevoer aan op de ingaande doorblaasaansluiting of open de inlaat van de doorblaasleiding. Laat de afvoeraansluiting open. Pas op dat er geen vuil, vocht, roestdeeltjes of andere verontreinigingen in de sensorbehuizing terecht kunnen komen. Als het doorblaasgas zwaarder is dan lucht (bijvoorbeeld argon), plaats de toevoer dan lager dan de afvoer, zodat het doorblaasgas de lucht van onderen naar boven verplaatst. Als het doorblaasgas lichter is dan lucht (zoals stikstof), plaats de toevoer dan hoger dan de afvoer, zodat het doorblaasgas de lucht van boven naar beneden verplaatst. 5. Zorg dat er een gasdichte afdichting is tussen de toevoeraansluiting en de sensorbehuizing, zodat er geen lucht naar de behuizing of doorblaasleiding wordt aangezogen tijdens het doorblaasproces. 6. De doorblaasperiode is de tijd die nodig is voor een volledige vervanging van lucht door inert gas. Deze periode is voor elke sensormaat anders. Zie Tabel 4. Als er doorblaasleidingen worden gebruikt, verleng dan de doorblaasperiode om ook het bijkomende volume van de leiding te vullen. 20 Installatie sensor: F-serie

Spoelaansluitingen 7. Breng de sensorbehuizing niet onder druk. Sluit na de juiste tijd de gastoevoer af en dicht dan direct de doorblaasafvoer- en toevoerverbindingen met de spoelpluggen af. Als de druk binnenin de behuizing tijdens de bewerking hoger wordt dan de atmosferische druk, dan zal de kalibratie voor soortelijke massa van de flowmeter niet langer accuraat zijn. Tabel 4 Tijd voor het legen van de F-serie-sensorkasten Sensormodel Doorblaassnelheid l/uur (ft 3 /hr) Tijd (1) minuten F025 566 (20) 4 1/2 F050 566 (20) 4 1/2 F100 566 (20) 6 F200 566 (20) 15 F300 566 (20) 25 (1) Als er afvoerleidingen gebruikt worden, moet u de leegtijd verlengen om het extra volume te vullen. 8. Zorg dat de afdichtingen van de spoelaansluiting gasdicht zijn, zodat er geen lucht wordt aangezogen in de sensorbehuizing. Installatie sensor: F-serie 21

Retourneringsbeleid Retourneringsbeleid Bij het retourneren van apparatuur moeten de procedures van Micro Motion worden aangehouden. Deze procedures garanderen dat aan de eisen van de transportsector wordt voldaan en helpen een veilige werkomgeving te creëren voor medewerkers van Micro Motion. Als de procedures van Micro Motion niet in acht worden genomen, zal uw apparatuur niet in ontvangst worden genomen. Informatie over de procedures en formulieren voor retournering zijn beschikbaar via onze website voor klantondersteuning op www.micromotion.com of telefonisch bij de klantenservice van Micro Motion. Nieuwe en ongebruikte apparatuur Alleen apparatuur die niet is verwijderd uit de oorspronkelijke transportverpakking wordt beschouwd als nieuw en ongebruikt. Voor nieuwe en ongebruikte apparatuur is een ingevuld Return Materials Authorization formulier (toestemming tot retourneren van materiaal) nodig. Gebruikte apparatuur Alle apparatuur die niet geldt als nieuw en ongebruikt wordt beschouwd als zijnde gebruikt. Dergelijke apparatuur moet volkomen worden ontsmet en gereinigd voor de retournering. Bij gebruikte apparatuur moeten een ingevuld Return Materials Authorization formulier en een Decontamination Statement (verklaring van ontsmetting) worden ingesloten voor alle procesvloeistoffen die met de apparatuur in aanraking zijn geweest. Als er geen Decontamination Statement kan worden ingevuld (bijv. voor met levensmiddelen gelijkgestelde vloeistoffen) moet er een verklaring worden bijgesloten waarin ontsmetting officieel wordt bevestigd en alle stoffen worden gedocumenteerd die met de apparatuur in aanraking zijn geweest. 22 Installatie sensor: F-serie

2007, Micro Motion, Inc. Alle rechten voorbehouden. P/N 20002302, Rev. C *20002302* De meest recente productspecificaties van Micro Motion kunt u vinden onder PRODUCT op onze website WWW.MICROMOTION.COM Emerson Process Management BV Nederland Patrijsweg 140 2289 EZ Rijswijk T +31 (0) 70 413 6607 F +31 (0) 70 413 6603 www.emersonprocess.nl Emerson Process Management Micro Motion Europa Neonstraat 1 6718 WX Ede Nederland T +31 (0) 318 495 555 F +31 (0) 318 495 556 Micro Motion Inc. USA Wereldwijd hoofdkantoor 7070 Winchester Circle Boulder, Colorado 80301, VS T +1 303-527-5200 +1 800-522-6277 F +1 303-530-8459 Emerson Process Management nv/sa België De Kleetlaan 1831 Diegem België T +32 (0) 2 716 77 11 F +32 (0) 2 725 83 00 gratis nummer klantendienst debietmetingen T 0800 75 345 www.emersonprocess.be Emerson Process Management Micro Motion Azië 1 Pandan Crescent Singapore 128461 Republiek Singapore T +65 6777-8211 F +65 6770-8003 Emerson Process Management Micro Motion Japan 1-2-5, Higashi Shinagawa Shinagawa-ku Tokyo 140-0002 Japan T +81 3 5769-6803 F +81 3 5769-6844