uitvoeringscirculaire Tussendocument arbeidsvoorwaarden sector politie informatief EA2000/U van 14 december 2000 Datum 21 december 2000

Vergelijkbare documenten
Tussendocument. Arbeidsvoorwaarden sector Politie. 18 december 2000

regelgeving brutering overhevelingstoeslag informatief EA2000/U van 14 december 2000 EA2000/U van 21 december 2000 Datum 11 januari 2001

informatie over aanpassing normvergoeding

evaluatie flexbepalingen Barp en Bbp medewerking bij voornoemde evaluatie Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie n.v.t. n.v.t. n.v.t.

Ouderschapsverlof voor meerlingen. informatief. geen. circulaire van 26 november 1997(EA97/U4257) circulaire van 6 november 1998 (EA98/U55017)

Wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie

wijziging van het Barp in verband met de invoering van de wet op de medische keuringen

Mw. mr w. Nieuwenhuizen wijziging van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 en de Uitkerings regeling 1996

Besluit beschikbaarstelling politieambtenaren ten behoeve van vredesmissies

Ministerie van Binnenlandse Zaken Wijziging Regeling vergoeding verplaatsingskosten politie

evaluatie knelpunten kinderopvang medewerking bij voornoemde evaluatie afspraak agenda-overleg CGOP, 13 september 2001 n.v.t. n.v.t. n.v.t.

Doorwerken na bereiken leeftijd 65 jaar. Bekendmaken van beleid

Wijziging rechtspositionele regelingen sector Politie in verband met het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie ( )

: Politiewet 1993, artikel 44; Besluit financiën regionale politiekorpsen Relatie met andere circulaires EA96/U331

informatief Datum 4 September 2002 Kenmerk EA2002/85996 Onderdeel directie Politie Inlichtingen B.J.L de Leeuw T (070) F (070)

regelgeving AFUP informatief 1 januari 2001 Datum 11 januari 2001 Kenmerk EA2001/U50809 Onderdeel directie Politie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Circulaire toepassen Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2017

Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie voor de periode 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000

Regeling detachering politie

Regelingen ten uitvoer van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie ( ) Informatie. Geen. diverse. Datum 6 oktober 2006

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Evaluatie Regeling detachering politie

Rechtspositie medewerkers Dienst Speciale Interventies(DSI) en de Aanhouding en Ondersteunende Éénheden (AOE'n)

Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie voor de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december informatief. geen. geen. 1 januari n.v.t.

Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk verstrekken van informatie. 2 maart 2006, nr nadere berichtgeving

Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk verstrekken van informatie. 2 maart 2006, nr nadere berichtgeving

Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie voor de jaren 2008 tot en met 2010

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

DGBW/Oirectie Democratie en Burgerschap Afdeling Politieke Ambtsdragers salarisadministratie Turfmarkt 147

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Wijziging Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 en Regeling geneeskundige verzorging politie 2003

Afspraken inzake arbeidsongeschikten met een arbeidsongeschiktheidspercentage lager dan 35% Bekendmaking beleid

Circulaire Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk

informatief Datum 25 juli 2001 Kenmerk EA2001/77191 Onderdeel directie Politie Inlichtingen B.J.L de Leeuw T (070) F (070)

Ministerie van Binnenlandse Zaken

Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk Datum 2 EA94/U juli 1994

IKAP-Regeling rijkspersoneel

circulaire Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 49gg, achtste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Conversietabel. Informatief. Geen. Niet van toepassing. Heden. niet van toepassing. Datum 1 februari Kenmerk

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 88a, vijfde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

taatsblad ~an het Koninkrijk der Nederlanden

ITO-amvb. informatief. Datum 11 januari Kenmerk EA2001/U Onderdeel directie Politie

circulaire Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CONCEPT. De Minister van Veiligheid en Justitie, Gelet op artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie: Besluit:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging bezoldiging politieke ambtsdragers gemeenten

Wijziging Arbeidsvoorwaardenregeling inzake reiskosten dienstreis BESLUITEN

ci rcu 1aire Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

circulaire Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Wijziging Barp en Brvp 10 maart 2006

van de salarisbedragen van de voorzitter en dagelijks bestuurder alsmede de tegemoetkoming ziektekostenverzekering van de Algemeen bestuursleden

Registratiedatum: Behandelend afdeling Afgehandeld door/op

eindejaarscirculaire arbeidsvoorwaarden: stand van zaken diverse onderwerpen informatief geen EA2001/U68604 van 31 mei 2001 n.v.t. n.v.

provinciaal blad V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging bezoldiging politieke ambtsdragers provincies

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

circulaire Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000;

Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie ( )

circulaire Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

In artikel 3:16 lid 2 worden de woorden hoofdstuk 9a, 9b, 9d of 9e vervangen door: hoofdstuk 9a, 9b, 9e of 9f.

ons kenmerk ECWGO/U Lbr. 14/070 CvA/LOGA 14/05

Ministerie van Veiligheid en Justitie. Korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen College van Bestuur Politieacademie

ci rcu 1a i re Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

(070) Wijziging salarisbedragen, eindejaarsuitkering en levensloop Lbr. 08/31 CvA/LOGA 08/ maart 2008

Ambtstoelage burgemeesters, (onkosten)vergoeding wethouders, raads- en commissieleden alsmede WGApremie

ci rcu 1a i re Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties De commissaris van de Koning, gedeputeerde staten, DGBK/Directie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

circulaire ii min urn in mi 6k r -7 NOV DIVJSTAN

Vierde wijzigingsverordening Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden

grondslag Relatie met : EA98/U1740 van 28 september 1998 andere circulaires EA98/U van 2 oktober 1998 Ingangsdatum : 1 april 1997

circulaire (3/vi//f7W Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Circulaire toepassing Uitvoeringsakkoord sector Rijk

Ministerie van Binnenlandse Zaken

De commissarissen van de Koningin, de gedeputeerden, de provinciebesturen, de burgemeesters, de wethouders en PROVINCIALS STATEN VAN OVERU!

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

DGBW/ Directie Democratie en Burgerschap Afdeling Politieke Ambtsdragers van de Salarisadministratie Turfmarkt 147

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

Ministerie van Binnenlandse Zaken

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

circulaire IIMil II III IIIIIIlllll Mill II I 15ink14843 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Gemeente Oude IJsselstreek

ci rcu 1aire Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

eindejaarsciruculaire arbeidsvoorwaarden: stand van zaken diverse onderwerpen informatief geen EA2001/U68604 van 31 mei 2001 n.v.t. n.v.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging bezoldiging politieke ambtsdragers waterschappen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 54a, vierde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

Rechtspositionele aspecten in relatie tot PO informatie. circulaire van 21 augustus 2002, EA2002/ Datum 28 juli Kenmerk EA2003/74011

ECCVA/U Lbr. 08/028 CvA/LOGA 08/09

Ambtstoelage burgemeesters, (onkosten)vergoeding wethouders, raadsleden en commissieleden

circulaire Ministerie van BinnenlandseZaken en Koninkrijksrelaties Gemeend Drirnmelerv^v_ SKlass. nr. Ingekomenop Q 6 DEC. 2010

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Transcriptie:

Datum 21 december 2000 Kenmerk EA2000/U103427 Onderdeel directie Politie Inlichtingen Hovius/Van Aert T (070) 426 6747/7724 F (070) 426 7440 Blad 1 van 7 Aan de korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen de korpsbeheerder van het Klpd de voorzitter van het college van bestuur van het LSOP i.a.a. - de korpschefs van de regionale politiekorpsen - de korpschef van het Klpd - de (fgd) hoofdofficieren van Justitie - de directeur van de IT-organisatie - de directeur van de Rijksrecherche - de hoofden P&O van de politiekorpsen - de hoofden FEB van de politiekorpsen - de politievakorganisaties d.t.v. het CAOP - de leden van het LOSA Aantal bijlagen 3 Bezoekadres Schedeldoekshaven 200 2511 EZ Den Haag Postadres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Onderwerp uitvoeringscirculaire Tussendocument arbeidsvoorwaarden sector politie Doelstelling informatief Juridische grondslag -- Relaties met andere circulaires EA2000/U101520 van 14 december 2000 Ingangsdatum 1 januari 2001 Geldig tot --

Datum 21 december 2000 Kenmerk EA2000/U103427 Blad 2 van 7 Geachte mevrouw, mijnheer, Op 18 december 2000 is met de politievakorganisaties het tussendocument arbeidsvoorwaarden sector politie overeengekomen. Een afschrift van dit tussendocument treft u aan als bijlage 1 bij deze circulaire. In het tussendocument zijn inhoudelijke en procedurele afspraken opgenomen. Onderstaand ga ik in op de consequenties daarvan. Vooruitlopend op de aanpassing van de regelgeving, die naar verwachting in mei/juni 2001 wordt geformaliseerd, verzoek ik u daarmee rekening te houden. 1. Afschaffing maandgeld (zakgeld) Met ingang van 1 januari 2001 wordt het maandgeld voor aspiranten afgeschaft en vervangen door een salaris dat is afgeleid van het wettelijk minimumloon voor werknemers van 23 jaar en ouder. Dit salaris bedraagt f. 2545,- per maand. Overigens geldt dit als een minimumregeling. Het bevoegd gezag kan ten gunste van de werknemer afwijken van dit bedrag. Met het afschaffen van het maandgeld komt tevens de stagevergoeding voor aspiranten met maandgeld te vervallen. Het afschaffen van het maandgeld houdt tevens in dat alle aspiranten aanspraak krijgen op een vakantie-uitkering. In het vervolg hebben alle politieambtenaren ongeacht leeftijd, persoonlijke omstandigheden of status aanspraak op een vakantie-uitkering van 8% van de bezoldiging dan wel het vastgestelde minimum bedrag volgens artikel 23, tweede lid, van het BBP. Voor aspiranten die tot 1 januari 2001 maandgeld ontvingen gaat de opbouw/reservering voor de vakantieuitkering op 1 januari 2001 in. Aspiranten die op 1 januari 2001 reeds een salaris ontvangen behouden hun aanspraak op dat salaris. Aspiranten die reeds op 1 februari 1999 een salaris ontvingen behouden de garanties die voor deze categorie overeen zijn gekomen. Alle aspiranten die op of na 1 januari 2001 in dienst treden hebben aanspraak op het salaris van f. 2545,- per maand, ongeacht hun leeftijd. Indien u aan deze aspiranten reeds een toezegging heeft gedaan met betrekking tot een hoger salaris dan hetgeen per 1 januari 2001 gaat gelden dan gaat dit hogere inkomen voor de betrokken aspirant gelden. Indien u aan aspiranten, die volgens de landelijke regeling aanspraak hadden op maandgeld, via een toelage een inkomen verschaft dat hoger is dan hetgeen per 1 januari 2001 gaat gelden dan blijft dit hogere inkomen voor de betreffende aspiranten gelden. Daar een dergelijke toelage niet tot de bezoldiging kon behoren behoeft over het verschil tussen f. 2545,- en het hogere inkomen geen vakantie-uitkering te worden uitgekeerd.

Datum 21 december 2000 Kenmerk EA2000/U103427 Blad 3 van 7 2. Verhoging uurbedrag operationele toelage Het uurbedrag voor de operationele toelage zoals genoemd in artikel 14, tweede lid, van het BBP wordt met ingang van 1 januari 2001 verhoogd van f. 8,08 naar f. 8,41. Om uitvoeringstechnische redenen kan het wenselijk zijn de verhoging van de operationele toelage vanaf berekeningsperiode één van het jaar 2001 in te voeren. De verhoging moet in ieder geval worden toegepast vanaf 1 januari 2001. De verhoging van het uurbedrag komt bovenop de verhoging die reeds plaatsvindt vanwege de brutering van de overhevelingstoeslag, zoals gemeld bij circulaire EA2000/U 101520 van 14 december jl. De verhoging van het uurbedrag heeft geen gevolgen voor de hoogte van de aflopende toelage operationele toelage, de vaste toelage operationele toelage dan wel de VIT (vaste operationele toelage in gevallen van zwangerschap of ziekte). 3. Invoering overbruggingstoelage (OBT) Met ingang van 1 februari 2001 wordt een overbruggingstoelage (OBT) ingevoerd. De OBT bedraagt 1,5% van het schaalsalaris. De omvang van de OBT wordt per salarisregel weergegeven in de salaristabellen, zoals opgenomen in bijlage 2. Net als het schaalsalaris geldt de OBT voor deeltijders naar rato van de betrekkingsomvang en wordt bij gebruikmaking van RPU een vermindering van de OBT toegepast overeenkomstig de wijze waarop die bij het salaris wordt toegepast. Bij het afsluiten van het arbeidsvoorwaardenakkoord zal de OBT ofwel worden toegevoegd aan de salarisbedragen ofwel onderdeel gaan uitmaken van de dertiende maand. Onderstaand wordt aangegeven op welke wijze met de OBT moet worden omgegaan: - de OBT behoort tot de bezoldiging. Dit houdt in dat de OBT onderdeel uitmaakt van de berekeningsbasis van de vakantie-uitkering, de TOR, de Bijzondere ontslaguitkering politie (= AFUP met polisvoorwaarden FLO, verder te noemen Bop), de (bovenwettelijke) WW-uitkering en de WAOsuppletie. Dit houdt tevens in dat over de OBT de procentuele GVP-premie moet worden berekend. De maximale heffingsgrondslagen voor de GVPpremie wijzigen nog niet vanwege de invoering van de OBT. Tenslotte zijn verminderingen die op de bezoldiging worden toegepast (bijvoorbeeld in geval van ouderschapsverlof en langdurige ziekte) vanzelfsprekend ook van toepassing op de OBT. - de invoering van de OBT is een algemene salarismaatregel. Daarom wordt met ingang van 1 februari 2001 de minimum-vakantieuitkering zoals genoemd in artikel 23, tweede lid, van het BBP verhoogd van f. 267,97 naar f. 271,99. - de OBT gaat ook gelden voor aspiranten. Hoe deze bedragen luiden voor het salaris alsmede voor de diverse garantiebedragen is opgenomen in bijlage 3.

Datum 21 december 2000 Kenmerk EA2000/U103427 - bij bevorderingen dient bij de inpassing in de hogere schaal naast het schaalsalaris tevens de OBT te worden betrokken. Dit houdt in dat het schaalbedrag en de OBT samen het bedrag bepalen dat als basis dient voor de inpassing in de hogere schaal. Hieronder wordt dit aan de hand van een voorbeeld uitgelegd. Voorbeeld: Een politieambtenaar wordt bevorderd van schaal 7 naar schaal 8. Zijn huidige salaris (schaal 7.8) bedraagt f. 4926 plus een OBT van f. 74 is totaal f. 5000. Het verschil tussen schaal 7, salarisregel 9 en schaal 7, salarisregel 8 bedraagt f. 130: te weten f. 5130 (= 5054 + 76) minus f. 5000 (= 4926 + 74). Omdat de ambtenaar er ten minste f. 130 per maand op vooruit moet gaan dient de ambtenaar te worden ingeschaal in schaal 8.6 (= 5177 + 78). - de hoogte van een aflopende toelage operationele toelage zoals bedoeld in artikel 15 BBP wijzigt niet als gevolg van de invoering van de OBT. - de bedragen voor de zogenoemde 'ministersperiodiek' blijven gehandhaafd op f. 102,- respectievelijk f. 86,- conform hetgeen hierover in de circulaire EA99/U58951 van 15 maart 1999 is gesteld. - toelagen en garanties die door het bevoegd gezag zijn toegekend aan individuele ambtenaren dan wel aan groepen van ambtenaren dienen, indien de toelage of garantie is gekoppeld aan een salarisbedrag, te worden toegepast inclusief OBT. Indien de toelage of garantie niet is gekoppeld aan een salarisbedrag dan dient deze met 1,5% te worden verhoogd mits deze toelage een structureel karakter heeft waarvan het gebruikelijk is dat deze wordt aangepast aan de algemene salarismaatregelen. Onder structureel wordt in dit verband begrepen: alle toelagen en garanties die voor de duur van tenminste één kalenderjaar zijn toegekend. - doorwerking TOR en inactieven: de invoering van de OBT werkt door voor de ambtenaar die deelneemt aan de TOR en voor de gewezen politieambtenaar die een wachtgeld/werkloosheidsuitkering dan wel een uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag of Bop geniet. Voor hen wordt de berekeningsbasis waarop de uitkering is gebaseerd per 1 februari 2001 met 1,5% verhoogd. Voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten die als gevolg van een dienstongeval een aanvulling op hun uitkering en/of bezoldiging ontvangen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten die suppletie op hun bezoldiging ontvangen is de OBT ook van toepassing. Voor deze categorie wordt het bedrag waarop de hoogte van de aanvulling of suppletie is gebaseerd per 1 februari 2001 met 1,5% verhoogd. Materieel komt het verhogen van de berekeningsbasis overigens nagenoeg altijd overeen met het verhogen van de uitkering of van de aanvulling of suppletie. Voor FLO-ers cq. gewezen ambtenaren die op grond van de Bop een uitkering genieten zal de daadwerkelijke verhoging van de uitkering door ABP Blad 4 van 7

Datum 21 december 2000 Kenmerk EA2000/U103427 pas bij het eerst volgende reguliere indexatie-moment met terugwerkende kracht worden uitgevoerd. - het bestuur van de Stichting pensioenfonds ABP is verzocht de OBT te laten meewegen bij de indexering van de uitkeringen en pensioenen voor alle ABPgepensioneerden. Blad 5 van 7 4. Tijdelijke aanstellingen a. tijdelijke aanstelling surveillanten In het tussendocument is overeengekomen dat de mogelijkheid van de tijdelijke aanstelling voor surveillanten komt te vervallen. Met ingang van 1 januari 2001 kunnen surveillanten die vanaf die datum worden aangesteld, niet meer voor de duur van maximaal zes jaar worden aangesteld. Vanaf dat moment is het aanstellingsregime van toepassing zoals dat ook geldt voor de overige executieven. Dat wil zeggen: surveillanten worden vanaf die datum aangesteld voor de duur van de opleiding, gevolgd door een tijdelijke aanstelling voor een proeftijd van één jaar (met de mogelijkheid tot verlenging). Daarna wordt de surveillant in vaste dienst aangesteld. Met ingang van 1 januari 2001 wordt ook de Regeling vertrekpremie ingetrokken. b. overgangsregime tijdelijke aanstelling surveillanten Voor surveillanten die thans in tijdelijke dienst zijn aangesteld, is met de politievakorganisaties overeengekomen dat deze surveillanten eenmalig de keuze krijgen voorgelegd of zij de tijdelijke aanstelling willen handhaven dan wel in vaste dienst willen worden aangesteld. Indien zij kiezen voor handhaving van de tijdelijke aanstelling, wijzigt er niets. Het ontslag volgt bij het aflopen van de duur van de tijdelijke aanstelling. Voor deze categorie blijft de Regeling vertrekpremie zoals die thans geldt, van toepassing. Indien zij kiezen voor aanstelling in vaste dienst, worden zij met ingang van één maand na inwerkingtreding van het besluit in vaste dienst aangesteld, 1. tenzij het bevoegd gezag voor de datum van inwerkingtreding van de wijziging een beoordeling heeft opgesteld waaruit blijkt dat er sprake is van onvoldoende functioneren. In dat geval blijft de tijdelijke aanstelling gehandhaafd tot het aflopen van de termijn, tenzij reeds eerder het bevoegd gezag onvrijwillig ontslag verleent, of 2. de surveillant is aangesteld voor de duur van een proeftijd van maximaal zes maanden. Pas nadat deze proeftijd is afgelopen wordt de surveillant in vaste dienst aangesteld. In het geval dat de tijdelijke aanstelling van de surveillant wordt omgezet in een vaste aanstelling, is de Regeling vertrekpremie niet meer van toepassing.

Datum 21 december 2000 Kenmerk EA2000/U103427 Wordt de tijdelijke aanstelling niet omgezet in een vaste aanstelling dan blijft de Regeling vertrekpremie zoals die thans geldt wel van toepassing. Voor de surveillanten waarvan de duur van de tijdelijke aanstelling afloopt voordat het Barp is gewijzigd overeenkomstig de afspraken in het tussendocument, wordt u verzocht te handelen als ware de wijziging reeds van toepassing. In concreto betekent dit dat een vaste aanstelling wordt geboden aan degenen waarvan de tijdelijke dienst afloopt voordat de wijziging van het Barp is geformaliseerd, tenzij er bedenkingen bestaan tegen een aanstelling in vaste dienst. In dat geval zal alsnog een beoordeling moeten worden opgemaakt en zal de tijdelijke aanstelling niet worden gevolgd door een aanstelling in vaste dienst. Blad 6 van 7 c. verruimen tijdelijke duur tijdelijke aanstelling in verband met werkzaamheden van kennelijk tijdelijk karakter De wijziging van de artikelen 3, zesde lid, onderdeel b en 4, derde lid van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) maakt het mogelijk om ambtenaren een aanstelling in tijdelijke dienst voor vijf jaar te verlenen als het gaat om uitvoering van werkzaamheden van kennelijk tijdelijk karakter. Deze periode kan niet worden verlengd, tenzij vaststaat dat de werkzaamheden binnen het jaar daaropvolgend zullen worden beëindigd. De wijziging houdt verband met de omstandigheid dat activiteiten in de praktijk veelal langer duren dan twee tot drie jaar, terwijl er toch sprake is van werkzaamheden, waarvoor een aanstelling in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd noodzakelijk is. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld werkzaamheden voor een tijdelijk project als C-2000, het gaat hier niet om werkzaamheden voor reguliere executieve functies. Deze nieuwe duur geldt niet voor het zittend personeel. Pas na inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit kan gebruik worden gemaakt van deze nieuwe regeling. Er is geen overgangsrecht van toepassing. 5. Slotopmerkingen Inlichtingen, uitsluitend voor de salarisadministraties, afdelingen personeelszaken of financiën van de geadresseerden kunnen over de respectievelijke onderwerpen worden verkregen bij: onderdelen 1 t/m 3: mw. G. Hovius 070 426 6747 onderdeel 4: mw. J. van Aert 070 426 7724 Over de financiële vertaling van het tussendocument arbeidsvoorwaarden sector politie naar de normvergoeding per budgetverdeeleenheid wordt u zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

Datum 21 december 2000 Kenmerk EA2000/U103427 Hoogachtend, DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, voor deze, de directeur Politie, Blad 7 van 7 L.M.C. Ongering

Tussendocument Arbeidsvoorwaarden sector Politie 18 december 2000 Het tussendocument Arbeidsvoorwaarden sector Politie bestaat uit de volgende onderdelen: I Preambule. II Afspraken voor de periode 18 december 2000 tot het sluiten van een akkoord eind april 2001. III Nog te bespreken onderwerpen in periode 18 december 2000 tot sluiten akkoord eind april 2001. Bijlage 1: onderwerpen waarover in beginsel overeenstemming bestaat. Bijlage 2: concept-regelgeving overbruggingstoelage (OBT) Bijlage 3: onderzoeksopdracht reizen en verblijven Bijlage 4: conceptaanpassing Bbp en Regeling maandgeld Bijlage 5: conceptaanpassing Barp i.v.m. wijzigingen tijdelijke aanstellingen 1

I. Preambule Partijen streven naar een driejarig arbeidsvoorwaardenakkoord. In het akkoord zal een samenhangend pakket van concrete maatregelen moeten worden afgesproken o.a. ter versterking van de arbeidsmarktpositie van de politie. Innovatieve afspraken worden niet uit de weg gegaan. Deze vereisen nader overleg en op onderdelen aanvullend en gericht onderzoek met name met betrekking tot de mogelijkheden van een geleidelijke invoering van een 13 e maand binnen de looptijd van dit akkoord en verkenningen voor werktijdaanpassing/cao à la carte. De uitkomsten van het najaarsoverleg kunnen van invloed zijn. In het voorjaar zal voorts meer duidelijkheid bestaan over de besluitvorming inzake de uitkomsten van de door het kabinet ingestelde Commissie Van Rijn. Deze commissie bestudeert de arbeidsmarktpositie van de direct en indirect door het kabinet gefinancierde sectoren en zal begin 2001 met aanbevelingen komen. Tevens zullen dan relevante kabinetsbesluiten zijn genomen op basis van de macro economische ramingen van het CPB. Inzet is om eind april 2001 tot een akkoord te kunnen komen voor de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003. Vooruitlopend op een akkoord komen partijen de volgende afspraken overeen, waarbij geldt dat de financiële consequenties van deze afspraken doorwerken in het overeen te komen meerjarig akkoord onder de opmerking dat voor de werkgever een voorbehoud geldt voor de financiering (m.u.v. de afspraken genoemd onder 7 en 8). Voorts hebben partijen de onderwerpen benoemd die in de periode tussen 18 december 2000 en eind april 2001 aan de orde zullen komen. Tot slot constateren partijen dat over een aantal onderwerpen in beginsel overeenstemming is bereikt. Deze onderwerpen zullen in beginsel deel gaan uitmaken van een akkoord en zijn opgenomen in bijlage 1. In de periode 18 december tot eind april 2001 zal het overleg over de in het tot stand te brengen akkoord op te nemen onderwerpen regelmatig worden gevoerd. 2

II. Afspraken voor de periode 18 december 2000 tot het sluiten van een akkoord eind april 2001 1. Salarismaatregel. Als overbruggingsmaatregel wordt met ingang van 1 februari 2001 het salaris structureel verhoogd met 1,5%. Deze verhoging kan onderdeel gaan vormen van een dertiende maand. Daarom wordt de algemene salarismaatregel als volgt vormgegeven: - er wordt een overbruggingstoelage (OBT) ingevoerd - de hoogte van de OBT bedraagt 1,5% van het salaris en wordt vermeld in de (salaris)tabellen zoals opgenomen als bijlage I bij het Besluit bezoldiging politie en in de Regeling (maandgeld en) salaris aspirant. - de OBT wordt op een identieke wijze behandeld als de voormalige politie-flexibliteitstoelage. Dit houdt in dat de OBT: * behoort tot de bezoldiging (doorwerking vakantie-uitkering, pensioenen en heffingsgrondslag GVP) * voor deeltijders naar rato geldt en wordt verminderd in geval er gebruik wordt gemaakt van de RPU * wordt betrokken bij het vaststellen van de inschaling in geval van een bevordering - omdat de OBT een overbruggende algemene salarismaatregel betreft werkt deze door voor in-actieven (wachtgelders, FLO, gedeeltelijk arbeidsongeschikten) en voor het non-activiteitsinkomen van de TOR. De betreffende uitkeringen worden met 1,5% verhoogd. Als algemene salarismaatregel werkt de OBT ook door in de hoogte van de minimum-vakantieuitkering. Deze wordt ook met 1,5% verhoogd. - het Bestuur van de Stichting pensioenfonds ABP zal worden gevraagd de overbruggende algemene salarismaatregel volgens de geldende systematiek mee te wegen bij de indexeringen van de uitkeringen en pensioenen voor alle ABP-gepensioneerden. De concept-regelgeving is als bijlage 2 toegevoegd. Deze concept-regelgeving kan tot het Akkoord Arbeidsvoorwaarden 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003 tot stand komt, worden gebruikt t.b.v. de uitvoering. 2. Reiskostenregelingen. In de periode tussen heden en 1 april 2001 zal onderzoek worden gedaan naar de reiskostenregelingen op basis van de in bijlage 3 opgenomen onderzoeksopdracht. 3. PO2002. Partijen zullen voor 1 maart 2001 afspraken maken over de rechtspositionele gevolgen van de invoering van PO2002. Deze afspraken zullen betrekking hebben op nieuw en zittend personeel. Deze afspraken worden uitgevoerd onder voorbehoud van het bereiken van een totaal arbeidsvoorwaardenakkoord. Bij invoering van PO2002 zal de onder punt 4 genoemde afspraak over maandgeld gelijktijdig vervallen en zal er sprake zijn van een landelijke regeling. Indien noodzakelijk, zal hiervoor overgangsrecht worden afgesproken. In de tweede week van januari 2001 start het overleg over de rechtspositionele gevolgen van de invoering van PO2002, inclusief de aanpassing van de regelgeving. 4. Maandgeld. Met ingang van 1 januari 2001 ontvangt iedere aspirant een salaris op het niveau van ten minste het wettelijk minimum loon voor volwassenen. Deze afspraak leidt niet tot een inkomensachteruitgang voor de huidige aspiranten. In bijlage 4 is de concept-regelgeving opgenomen. 3

5.Capaciteitsmanagement Partijen komen overeen om met ingang van 1 februari 2001 te starten met een project Capaciteitsmanagement. Dit project sluit aan bij de reeds eerder in gang gezette activiteiten in het kader van de invoering van de Arbeidstijdenwet en de invoering van arbeidsmodaliteiten. Doel van dit project is om projectmatig maatregelen m.b.t. capaciteitsmanagement te implementeren bij die korpsen die zich aanmelden. De resultaten zullen als onderdeel van best practice worden aangeboden aan alle korpsen. Ten behoeve van dit project wordt een projectorganisatie opgezet waaraan deelnemen: BZK, het NPI, de politievakorganisaties en de deelnemende korpsen. BZK levert de projectleider en draagt zorg voor secretariële ondersteuning. Het project wordt bijgestaan door externe deskundigen. Bij aanvang van het project worden de evaluatieonderwerpen in gezamenlijk overleg vastgesteld. Het project wordt gestart op 1 februari 2001. Het project moet voor 1 oktober 2001 zijn geëvalueerd. Parallel aan het project zal de minister van BZK een proeve van een circulaire in de eerstvolgende vergadering met de CGOP voorleggen. Hierin wordt gedocumenteerd langs welke wegen korpsen op basis van de huidige regelgeving (kunnen) omgaan met het capaciteitsmanagement in het bijzonder de invulling van het begrip dienstbelang. 6. Tijdelijke aanstellingen Met ingang van 1 januari 2001 wordt de mogelijkheid voor de tijdelijke aanstelling van surveillanten vervangen door een aanstelling in vaste dienst. Het zittend personeel vallend onder de huidige regeling van een tijdelijke aanstelling, krijgt eenmalig de keuze voorgelegd voor handhaving van de huidige aanstellingsvorm, tenzij op grond van een vastgestelde beoordeling tegen aanstelling in vaste dienst bedenkingen bestaan. Tegelijkertijd wordt de mogelijkheid voor de tijdelijke aanstelling voor bepaalde tijd verlengd tot een periode van vijf jaren. Van deze mogelijkheid kan slechts gebruik worden gemaakt voor situaties waarvan de criteria nog nader worden bepaald. In bijlage 5 is de concept-regelgeving opgenomen. 7. Verhoging uurbedrag operationele toelage per 1 januari 2001. Met ingang van 1 januari 2001 wordt het budget van de operationele toelage - conform afspraak in een eerdere CAO - verhoogd met fl. 6 miljoen. Daarom wordt met ingang van 1 januari 2001 bedraagt het uurbedrag van de operationele toelage verhoogd van fl. 8,08 naar fl. 8,41. 4

III. Nog te bespreken onderwerpen in periode 18 december 2000 tot sluiten akkoord eind april 2001. Partijen zullen in het kader van het eind april 2001 af te sluiten arbeidsvoorwaardenakkoord in de komende periode spreken over de volgende onderwerpen: a. PO2002 b. loopbaanbeleid/leeftijdsbewust personeelsbeleid c. werktijdverlenging/cao à la carte d. ziekteverzuim/reïntegratie e. ziektekosten f. kinderopvang g. reiskosten h. toelagen in combinatie met het capaciteitsmanagement/incl. ophogen spaarverlof i. herstructurering salarisschalen j. de verhouding CGOP-RGO, alsmede de verhouding RGO-OR k. opting out l. inkomensontwikkeling m. invoering euro Aldus door partijen opgemaakt en ondertekend te Den Haag, 18 december 2000 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Namens de Algemene Centrale van Overheidspersoneel, de Nederlandse Politiebond, Namens de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijzend personeel, de Politievakorganisatie ACP Namens het Ambtenarencentrum, de Algemene Nederlandse Politievereniging, Namens de Centrale voor Middelbare en Hogere Functionarissen bij de Overheid, de Vereniging van Middelbare en Hogere Politieambtenaren, 5

Bijlage 1 bij tussendocument 18 december 2000 Onderwerpen waarover in beginsel overeenstemming bestaat Over de onderstaande onderwerpen is in beginsel overeenstemming bereikt. Zij zullen in beginsel deel gaan uitmaken van een akkoord. De desbetreffende regelgeving zal nader worden uitgewerkt. a. arbeid en zorg b. eedaflegging c. diversiteit d. telewerken e. ondersteuning mondiale activiteiten politievakorganisaties f. proportionele ambtsjubileumgratificatie g. eis van Nederlanderschap bij aanstelling als ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak 6

Bijlage 2 bij tussendocument 18 december 2000 Concept-regelgeving overbruggingstoelage (OBT) A. Concept-regelgeving op niveau AmvB: Artikel I In artikel 13a, vijfde lid, van het besluit algemene rechtspositie wordt het woord politie-flexibiliteitstoelage vervangen door: overbruggingstoelage. Artikel II Het Besluit bezoldiging politie wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1, eerste lid, onderdeel s, wordt het woord politie-flexibiliteitstoelage vervangen door: overbruggingstoelage. B In artikel 10, tweede lid, wordt het woord politie-flexibiliteitstoelage telkens vervangen door: overbruggingstoelage. C Artikel 16a wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt als volgt te luiden: 1. Aan de ambtenaar ingedeeld in een van de salarisschalen van bijlage I van dit besluit, wordt maandelijks een overbruggingstoelage toegekend. 2. In het tweede en derde lid wordt het woord politie-flexibiliteitstoelage telkens vervangen door: overbruggingstoelage. Artikel III Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 februari 2001. 7

B. Concept-regelgeving op niveau ministeriële regeling: Artikel I De Regeling salaris aspirant wordt als volgt gewijzigd: A Aan het slot van artikel 1 wordt toegevoegd: en een overbruggingstoelage van f. 38,-. B Aan het slot van artikel 2, eerste tot en met derde lid, wordt telkens toegevoegd: en de daarbij behorende overbruggingstoelage. C Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: 1. Aan het slot van het eerste lid wordt toegevoegd: en een overbruggingstoelage van f. 46,-. 2. Aan het slot van het tweede lid wordt toegevoegd: en een overbruggingstoelage van f. 49,-. Artikel II In artikel 23, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie, wordt f. 267,97 vervangen door: f. 271,99. Artikel III Bijlage I van het Besluit bezoldiging politie wordt vervangen door bijlage I behorende bij deze regeling. Artikel IV Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2001. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. 8

Bijlage 3 bij tussendocument 18 december 2000 Reiskostenregelingen Onderzoeksopdracht reizen en verblijven A. Inleiding De huidige reiskostenregelingen van de sector politie kenmerken zich door een grote complexiteit. Die complexiteit wordt met name veroorzaakt door de veelheid van besluiten en regelingen over dit onderwerp, namelijk: Besluit bezoldiging politie (art. 30); Besluit vergoeding verplaatsingskosten politie 1994; Regeling vergoeding verplaatsingskosten politie; Besluit vergoeding dienstreizen politie; Reisregeling binnenland politie; reisregeling buitenland politie. Dit heeft tot gevolg dat de regelgeving ondoorzichtig is en maakt deze zowel voor de gebruikers (de individuele politieambtenaren) als voor de uitvoerders (de administratie van de regionale politiekorpsen) tot een minder courant onderdeel van de rechtspositie van de Nederlandse politie. De huidige regelingen bieden te veel ruimte voor discussie bij de toepassing van die regels. Centraal is er geen zicht op afspraken die regionaal zijn gemaakt op het gebied van reizen en verblijven. Ook gegevens over de kosten die aan dergelijke regionale (aanvullende) regelingen zijn verbonden zijn niet beschikbaar. Het niveau van de aanspraken is gebaseerd op achtergronden en overwegingen uit het verleden en sluit wellicht niet aan op de huidige situatie. B. Doel onderzoek Doel van het onderzoek is om te komen tot een technische en feitelijke inventarisatie van de regelingen, de reden van de bestaande vervoersarrangementen en de samenhangende kosten bij de korpsen voor reizen en verblijven, om voorstellen voor aanpassingen van de reisregelingen op hun financiële consequenties door te kunnen rekenen. C. Onderzoeksopdracht Per korps (26x) en van het LSOP moet over het jaar 1999 in kaart worden gebracht: a. Kosten voor woon-werkverkeer de enkele reisafstand voor woon-werkverkeer in kilometers van de medewerkers van de korpsen, gerubriceerd naar aantal kilometers per medewerker, overeenkomstig de indeling van de fiscus; het aantal medewerkers die een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer ontvangen; de wijze van reizen voor woon-werkverkeer (OV, EV, dienstauto, anders), overeenkomstig de indeling van de fiscus; de hoogte van de vergoeding op jaarbasis, die wordt verstrekt, waarbij een onderscheid wordt aangebracht tussen eigen vervoer en OV (kosten voor vrij vervoer toerekenen) overeenkomstig de indeling van de fiscus. Bij aanwezigheid van een (aanvullende) regionale regeling: de maxima die worden gehanteerd bij de vergoedingen; wat wordt meegerekend voor de beoordeling van de reiskosten (tolgelden, parkeergelden, fietsenstalling, etc)? de criteria die zijn afgesproken voor het toekennen van een reiskostenvergoeding (declaratie werkelijke kosten, normbedragen, vaste vergoedingen, etc); is er sprake van een franchise (eigen bijdrage) van de medewerker, zo ja, hoe hoog? zijn er afspraken gemaakt voor het permanent reizen met een dienstauto in relatie tot woonwerkverkeer, zo ja, voor hoeveel medewerkers en welke afspraken zijn dit? b. Kosten voor dienstreis de beoordelingscriteria voor een dienstreis; de totaal verstrekte vergoeding voor de dienstreis over 1999; de totaal verstrekte vergoeding van de verblijfkosten over 1999; de criteria die gelden voor het ter beschikking stellen en gebruik van een dienstauto; de vergoedingen die aanvullend worden verstrekt in geval van reizen met een dienstauto. c. Overige kosten wordt de één guldenregeling toegepast en zo ja voor hoeveel medewerkers en wat is daarbij het gemiddeld aantal kilometers die op deze wijze worden vergoed? 9

welke vergoeding wordt gegeven bij een detachering/verplichte verplaatsing? hoe vaak is hiervan sprake? welke randvoorwaarden gelden bij het verstrekken van vergoedingen of verstrekkingen om niet? worden er nog andere vergoedingen toegekend dan hierboven aangegeven (lease-auto, benzinekaarten, afbouwtoelagen, gewenningstoelagen, etc)? d. Administratieve belasting hoe wordt de juiste toepassing van de regelingen gecontroleerd, uitgesplitst naar woon-werkverkeer, dienstreizen en overige regelingen? wordt voor het vaststellen van de afstand woon-werkverkeer een computerprogramma toegepast (en zijn hierover afspraken gemaakt)? D. Tijdpad De concept gegevens moeten 28 februari 2001 beschikbaar zijn De definitieve gegevens moeten 19 maart 2001 beschikbaar zijn. E. Organisatie van het onderzoek Opdrachtgever van het onderzoek is de Minister van BZK. Het onderzoek zal worden begeleid door een commissie die paritair is samengesteld. De commissie wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van BZK, tevens levert BZK de secretaris. Daarnaast bestaat de commissie uit twee vertegenwoordigers namens de werkgever (NPI en AB) en twee vertegenwoordigers namens de vakorganisaties. Met de begeleidingscommissie moet overeenstemming zijn over de onderzoeksopdracht en de onderzoeksopzet. De conceptgegevens worden aan de begeleidingscommissie voorgelegd alvorens ze definitief worden gerapporteerd aan de opdrachtgever. 10

Bijlage 4 bij tussendocument 18 december 2000 Aanpassing Bbp en Regeling maandgeld A. Concept-regelgeving op niveau AmvB Artikel I Het Besluit algemene rechtspositie politie wordt als volgt gewijzigd: In artikel 10, onderdeel g, wordt de zinsnede het maandgeld dan wel het salaris vervangen door: het salaris. Artikel II Het Besluit bezoldiging politie wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1, eerste lid, onderdeel l vervalt de zinsnede van 25 jaar of ouder. B In artikel 2 wordt de zinsnede het maandgeld van de adspirant die de 25-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt vervangen door: het salaris van de aspirant. C Artikel 3 komt als volgt te luiden: Artikel 3 Overeenkomstig de door Onze Minister te geven regels ontvangt de aspirant een salaris. D In artikel 5 vervalt de zinsnede of maandgeld. E Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, vervalt de zinsnede en de adspirant die de 25-jarige leeftijd heeft bereikt, en wordt het woord hebben vervangen door heeft. 2. In het tweede lid wordt de zinsnede Voor de ambtenaar die 23 jaar of ouder is en voor de adspirant die de 25-jarige leeftijd heeft bereikt, bedraagt de vakantie-uitkering door: De vakantie-uitkering bedraagt. 3. Het derde lid vervalt. 4. Het vierde lid wordt vernummerd tot het derde lid. F Artikel 50 komt als volgt te luiden: Artikel 50 De artikelen 6 tot en met 22, 26 tot en met 30 en 49 zijn niet van toepassing op de aspirant. 11

Artikel III Het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 wordt als volgt gewijzigd In artikel 1, eerste lid, onderdeel i, vervalt het derde onderdeel. Artikel IV Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2001. B. Concept-regelgeving op niveau ministeriële regeling: Artikel I De Regeling maandgeld en salaris adspirant komt als volgt te luiden: Artikel 1 De aspirant ontvangt een salaris van f. 2545,- (wettelijk minimumloon voor volwassenen per 1 januari 2001). Artikel 2 1. De aspirant die is aangesteld voor of op 1 januari 2001 en op 1 januari 2001 25 jaar of ouder was en de opleiding tot surveillant van politie volgt ontvangt een salaris dat gelijk is aan het bedrag van schaal 4, salarisnummer 0, van bijlage I van het Besluit bezoldiging politie. 2. De aspirant die is aangesteld voor of op 1 januari 2001 en op 1 januari 2001 25 jaar of ouder was en de opleiding tot medewerker basispolitiezorg of de opleiding tot leidinggevende op tactisch niveau volgt ontvangt een salaris dat gelijk is aan het bedrag van schaal 6, salarisnummer 0, van bijlage I van het Besluit bezoldiging politie. 3. De aspirant die is aangesteld voor of op 1 januari 2001 ontvangt, indien hij de opleiding tot leidinggevende op tactisch niveau volgt en gerechtigd is tot het voeren van een titel als bedoeld in artikel 7.20, eerste lid, onderdelen a, c en d, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, een salaris dat gelijk is aan het bedrag van schaal 6, salarisnummer 0, van bijlage I van het Besluit bezoldiging politie. Artikel 3 1. De aspirant bedoeld in artikel 2, eerste lid, die is aangesteld voor of op 1 februari 1999, ontvangt een salaris van f. 3046,- 2. De aspirant bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, die is aangesteld voor of op 1 februari 1999, ontvangt een salaris van f. 3263,-. Artikel 4 In bijzondere situaties kan het bevoegd gezag ten gunste van de aspirant afwijken van de artikelen 1 tot en met 3. Artikel 5 Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling salaris aspirant. Artikel II De Regeling spaarloon politie wordt als volgt gewijzigd: 12

Artikel 1, derde lid, komt als volgt te luiden: 3. salaris: het salaris, bedoeld in het Besluit bezoldiging politie. Artikel III Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2001. 13

Bijlage 5 bij tussendocument 18 december 2000 Aanpassingen Barp i.v.m. wijzigingen tijdelijke aanstellingen Concept regelgeving tijdelijke aanstelling ARTIKEL l Het Besluit algemene rechtspositie politie wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het tweede lid komt als volgt te luiden: 2. Na het voltooien van de basisopleiding vindt aanstelling in tijdelijke dienst van een ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, plaats voor een proeftijd van één jaar, zonodig in bijzondere gevallen op aanvraag van de ambtenaar met één jaar te verlengen en zonodig ambtshalve te verlengen met de tijd gedurende welke de ambtenaar de proeftijd niet in werkelijke dienst heeft doorgebracht. 2. Het derde en het vierde lid vervallen onder vernummering van het vijfde tot en met het achtste lid in het derde tot en met het zesde lid. 3. In het derde lid (oud: vijfde lid) vervalt de zinsnede onderdeel b,. 4. In het vierde lid (oud: zesde lid) wordt de zinsnede vijfde lid vervangen door: derde lid. 5. In het vijfde lid (oud: zevende lid) wordt de zinsnede zesde lid vervangen door: vierde lid. 6. In het zesde lid (oud: achtste lid) wordt de zinsnede zesde lid vervangen door vierde lid en wordt de zinsnede twee jaar vervangen door: vijf jaar. B In artikel 4, derde lid, wordt na sinds ingevoegd: vijf respectievelijk. C Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd: 1. in het eerste lid wordt in de eerste volzin de zinsnede artikel 3, derde lid en zesde lid vervangen door: artikel 3, vierde lid. 2. In het tweede lid wordt de zinsnede artikel 3, zesde lid vervangen door: artikel 3, vierde lid. D Artikel 96 vervalt. ARTIKEL ll Overgangsrecht 1. Het bevoegd gezag stelt de surveillant, aangesteld op grond van artikel 3, derde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie zoals dat luidde op het tijdstip voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, met ingang één maand na de datum van inwerkingtreding van dit besluit aan in vaste dienst, tenzij: 14

a. de surveillant schriftelijk en eenmalig de keuze kenbaar heeft gemaakt voor het handhaven van de aanstelling in tijdelijke dienst, of b. tegen een aanstelling in vaste dienst bedenkingen bestaan, gebaseerd op een beoordeling overeenkomstig artikel 71, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie. In de gevallen, bedoeld in de onderdelen a en b, blijft de aanstelling in tijdelijke dienst van de surveillant gehandhaafd en blijven de artikelen 3, 90 en 96 van het Besluit algemene rechtspositie politie van toepassing zoals die luidden op het tijdstip voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, op hem van toepassing. 2. De surveillant aangesteld in tijdelijke dienst op grond van artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit algemene rechtspositie politie wordt na afloop van de proeftijd aangesteld in vaste dienst, tenzij: a. de surveillant schriftelijk en eenmalig kenbaar heeft gemaakt een aanstelling in tijdelijke dienst te wensen op grond van artikel 3, derde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, zoals dat luidde tot de inwerkingtreding van dit besluit, of b. tegen een aanstelling in vaste dienst bedenkingen bestaan, gebaseerd op een beoordeling overeenkomstig artikel 71, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie. In de gevallen, bedoeld in de onderdelen a en b, zijn de artikelen 3, 90 en 96 van het Besluit algemene rechtspositie politie van toepassing zoals die luidden op het tijdstip voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, op hem van toepassing. Toelichting De wijziging van de artikelen 3, zesde lid, onderdeel b en 4, derde lid van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) maakt het mogelijk om ambtenaren een aanstelling in tijdelijke dienst voor vijf jaar te verlenen als het gaat om uitvoering van werkzaamheden van kennelijk tijdelijk karakter. Deze periode kan niet worden verlengd tenzij vaststaat dat de werkzaamheden binnen het jaar daaropvolgend zullen worden beëindigd. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld werkzaamheden voor een tijdelijk project als C2000, het gaat hier niet om werkzaamheden voor reguliere executieve functies. De wijziging houdt verband met de omstandigheid dat activiteiten in de praktijk veelal langer duren dan twee tot drie jaar, terwijl er toch sprake is van werkzaamheden, waarvoor een aanstelling in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd noodzakelijk is. 15

Bijlage 3 bij EA2000/U103427 Salarissen aspiranten per 1 januari 2001 en de overbruggingstoelage (OBT) per 1 februari 2001 (in guldens per maand) salaris per OBT per ######## ######## Salarissen aspiranten en OBT: - Standaard 2545 38 - Garantie salaris 4.0 (aangesteld voor/op 1/1/2001): 2971 45 - Garantie salaris 6.0 (aangesteld voor/op 1/1/2001): 3183 48 - Garantie salaris 4.0 (aangesteld voor/op 1/2/1999): 3046 46 - Garantie 'salaris' 6.0 (aangesteld voor/op 1/2/1999): 3263 49

Blad2 Bedragen in guldens per maand Maandgeld voor aspiranten in opleiding 1028 Salaris voor aspiranten POPS (surveillanten) 2916 (gekoppeld aan salarisschaal 4.0) Salaris voor aspiranten POMB/NPA 3124 (gekoppeld aan salarisschaal 6.0) Aspiranten die jonger zijn dan 25 jaar ontvangen maandgeld Aspiranten die 25 jaar of ouder zijn (en aspiranten met een afgeronde academische opleiding die aan de NPA-opleiding beginnen) ontvangen salaris Pagina 2

Concept-bijlage I bij het Besluit bezoldiging politie, salaristabellen (inclusief OBT) van politieambtenaren per 1 februari 2001 (in guldens per maand) schaal 1 schaal 2 schaal 3 schaal 4 schaal 5 schaal 6 leeftijd leeftijd leeftijd leeftijd leeftijd 15 1573 24 15 1604 24 16 1573 24 16 1604 24 16 1638 25 16 1670 25 17 1573 24 17 1604 24 17 1638 25 17 1670 25 17 1725 26 18 1865 28 18 1903 29 18 1942 29 18 1982 30 18 2047 31 19 2157 32 19 2202 33 19 2249 34 19 2294 34 19 2370 36 20 2438 37 20 2501 38 20 2553 38 20 2603 39 20 2693 40 sal. nr. sal. nr. sal. nr. sal. nr. sal. nr. sal. nr. 0 2378 36 0 2784 42 0 2803 42 0 2971 45 0 3121 47 0 3183 48 1 2505 38 1 2906 44 1 2923 44 1 3084 46 1 3258 49 1 3374 51 2 2631 39 2 3023 45 2 3043 46 2 3211 48 2 3394 51 2 3566 53 3 2757 41 3 3153 47 3 3153 47 3 3337 50 3 3503 53 3 3807 57 4 2884 43 4 3272 49 4 3272 49 4 3465 52 4 3612 54 4 4037 61 5 3010 45 5 3391 51 5 3382 51 5 3593 54 5 3722 56 5 4147 62 6 3136 47 6 3511 53 6 3492 52 6 3723 56 6 3831 57 6 4256 64 7 3263 49 7 3631 54 7 3602 54 7 3843 58 7 3945 59 7 4366 65 8 3389 51 8 3751 56 8 3726 56 8 3959 59 8 4061 61 8 4476 67 9 3515 53 9 3871 58 9 3847 58 9 4075 61 9 4171 63 9 4585 69 10 3603 54 10 3968 60 10 3962 59 10 4186 63 10 4282 64 10 4694 70 11 4078 61 11 4297 64 11 4392 66 11 4803 72 12 4190 63 12 4406 66 12 4498 67 12 4922 74 13 4295 64 13 4516 68 13 4611 69 14 4726 71 schaal 7 schaal 8 schaal 9 schaal 10 schaal 11 schaal 12 sal. nr. sal. nr. sal. nr. sal. nr. sal. nr. sal. nr. 0 3585 54 0 4074 61 0 4268 64 0 4468 67 0 5790 87 0 6948 104 1 3794 57 1 4268 64 1 4372 66 1 4683 70 1 5990 90 1 7147 107 2 4004 60 2 4462 67 2 4575 69 2 4907 74 2 6214 93 2 7342 110 3 4220 63 3 4656 70 3 4793 72 3 5155 77 3 6424 96 3 7536 113 4 4433 66 4 4850 73 4 5037 76 4 5369 81 4 6609 99 4 7731 116 5 4551 68 5 5043 76 5 5258 79 5 5591 84 5 6795 102 5 7919 119 6 4673 70 6 5177 78 6 5484 82 6 5789 87 6 7002 105 6 8116 122 7 4796 72 7 5316 80 7 5673 85 7 5990 90 7 7210 108 7 8312 125 8 4926 74 8 5457 82 8 5861 88 8 6214 93 8 7404 111 8 8499 127 9 5054 76 9 5605 84 9 6050 91 9 6424 96 9 7598 114 9 8694 130 10 5192 78 10 5744 86 10 6238 94 10 6609 99 10 7793 117 10 8889 133 11 5324 80 11 5891 88 11 6427 96 11 6795 102 11 7981 120 11 9084 136 12 5463 82 12 6054 91 12 6619 99 12 7002 105 12 8170 123 12 9309 140 13 6217 93 13 7177 108 13 8371 126 schaal 13 schaal 14 schaal 15 schaal 16 schaal 17 schaal 18 sal. nr. sal. nr. sal. nr. sal. nr. sal. nr. sal. nr. 0 7723 116 0 8303 125 0 8935 134 0 9652 145 0 10378 156 0 11357 170 1 7919 119 1 8499 127 1 9179 138 1 9911 149 1 10704 161 1 11715 176 2 8116 122 2 8694 130 2 9423 141 2 10169 153 2 11031 165 2 12074 181 3 8312 125 3 8938 134 3 9668 145 3 10432 156 3 11368 171 3 12444 187 4 8499 127 4 9179 138 4 9911 149 4 10704 161 4 11715 176 4 12827 192 5 8694 130 5 9423 141 5 10169 153 5 11031 165 5 12074 181 5 13221 198 6 8938 134 6 9668 145 6 10432 156 6 11368 171 6 12444 187 6 13629 204 7 9179 138 7 9911 149 7 10704 161 7 11715 176 7 12827 192 7 14049 211 8 9423 141 8 10169 153 8 11031 165 8 12074 181 8 13221 198 8 14483 217 9 9668 145 9 10432 156 9 11368 171 9 12444 187 9 13629 204 9 14932 224 10 9912 149 10 10704 161 10 11715 176 10 12827 192 10 14049 211 10 15393 231 11 10156 152 11 10968 165 11 12005 180 11 13144 197 11 14397 216 11 15774 237 *) Aan alle salarisnummers wordt, op grond van artikel 16a van het Besluit bezoldiging politie (Bbp), met ingang van 1 februari 2001 de overbruggingstoelage (OBT) verbonden.