1 De Bijbel open 2013 28 (20-07) 1 Korinthe 15 is het hoofdstuk waarin Paulus het machtige feit van de opstanding van Jezus bezingt en ook onze toekomstige opstanding. Daarover kreeg ik een vraag. Het gaat over vers 49 van dit hoofdstuk. Daar lezen we: En zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij ook het beeld van de Hemelse dragen. Je merkt dat het in dit vers om een tegenstelling gaat. Het beeld van de stoffelijke staat tegenover het beeld van de Hemelse. De vraag is, wat betekent die tegenstelling en wat heeft dat te zeggen voor ons geloof. Graag ga ik op deze vraag in en wil er nu al van zeggen dat deze woorden ons in een spanningsveld brengen. Wat voor spanningsveld dat is, willen we nu gaan zien. We letten eerst op de bedoeling van 1 Korinthe 15 en gaan daarna bezien wat die woorden in vers 49 over de tegenstelling tussen het beeld van de stoffelijke en de Hemelse voor ons geloof betekenen. 1 Cor.15 is het lied van Paulus over de opstanding van Christus. Alles straalt van de overwinning van Christus. De reden waarom Hij zo uitbundig de opstanding van Christus bezingt is minder mooi. Er waren in de gemeente van Korinthe mensen gestorven. Sommigen zeiden: geloof maar niet dat die ooit nog een keer zullen opstaan. Waarom niet? Omdat het helemaal niet goed is. Je lichaam is zo met de zonde vervlochten, dat je blij mag zijn dat je er bij je sterven van verlost bent. Paulus zingt in dit hoofdstuk die dwaalleer omver. Weet je wel, zegt hij, dat, als je zegt dat de doden niet opstaan, dat je dan ook zegt dat Christus niet is opgestaan. En als Christus niet is opgestaan, dan stort het hele heilsplan van God om verloren mensen te verlossen in elkaar. Tegen die achtergrond zingt hij het loflied van de triomf van Christus over de dood. Hij is lichamelijk opgestaan en zo zullen al de zijnen ook eenmaal lichamelijk opstaan uit de dood. Over die nieuwe toekomst gaat Paulus nu verder. Hij gebruikt daarvoor de tegenstelling, waarover de vraag vanmorgen gaat. Ons lichaam dat we nu hebben is verderfelijk, het lichaam dat eenmaal opstaat is onverderfelijk. Ons lichaam nu is vol oneer, het lichaam dan is vol eer. Ons lichaam nu is zwak, het lichaam dan is vol kracht. Steeds meer en steeds rijker ontvouwt Paulus dit geheim van onze opstanding. En dan
2 vat Paulus alles wat hij gezegd heeft samen en zegt hij in onze tekst: en zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij ook het beeld van de Hemelse dragen. In deze woorden zit een enorme spanning. Paulus laat ons eerst naar ons zelf kijken en zegt: We dragen het beeld van de aardse. Met die aardse wordt Adam bedoeld, de eerste mens en natuurlijk ook Eva. Adam was uit het stof van de aarde geschapen door God. En toen Adam in zonde viel werd zijn kostbare lichaam aan het verderf prijsgegeven. En nu zegt Paulus: wij dragen dat beeld van de aardse, dus van Adam. Hij bedoelt: wij lijken precies op hem. Maar dan gaat Paulus tegenover de stoffelijke iemand anders plaatsen, namelijk de Hemelse, dat is Jezus Christus. Hij wordt wel meer de tweede Adam of ook wel de laatste Adam genoemd. En zo komen ze tegenover elkaar te staan: Adam en Jezus. De stoffelijke en de Hemelse. De een komt uit de aarde en de andere komt uit de hemel. Een hemelsbreed verschil. Wat Paulus hier bedoelt met de stoffelijke, dat is dus Adam, zoals hij in zonden gevallen is, waardoor hij de relatie met God verbrak. Hij is de hemel kwijt geraakt en aan de machten van de zonde en de dood prijsgegeven. En nu zegt Paulus hier, dat wij het beeld van die stoffelijke dragen. Met andere woorden: jij lijkt precies op Adam na de zondeval. Sterker nog: jij bent Adam. Ik noem een paar voorbeelden. Zie je Adam daar staan met de verboden vrucht in zijn hand? God hadhet hem verboden. Maar Adam trok zich er niets van aan. Hij pleegde opstand. En nu zegt God tegen ons: herken je dat? Jij draagt zijn beeld. Zie je Adam wegvluchten voor God? Hij durfde God niet onder ogen te komen. Hij wilde de waarheid niet zien of horen. Herken je dat? Adam verontschuldigt zich voor God en geeft de schuld aan Eva. God zegt: herken je dat? En dan heel teer. Zie je Adam, samen met Eva, bij het graf van hun zoon Abel staan? Zie je hem staren in de verte, omdat ze Kaïn ook verloren hebben? Zie je hem staan in zijn verbroken relaties? U zegt wellicht, ja, daar voel ik herkenning in. Zo is het ook in mijn leven. Die strijd, dat lijden en die pijn, die herken ik maar te goed.
3 Dat is nu wat Paulus bedoelt: wij dragen het beeld van de stoffelijke. Het is om zo te zeggen een diepteboring in ons leven. Zo ben je. Dat is de werkelijkheid. Maar ik zeg er nu wel bij, dat het niet de hele werkelijkheid is. Het is de waarheid, maar niet de hele waarheid. Het wordt een halve waarheid als we de andere helft zouden verzwijgen. En een halve waarheid is zelfs een leugen. Daarom luisteren we verder. Paulus zegt: zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij ook het beeld van de Hemelse dragen. Hier staat de ene Adam tegenover de andere, tegenover de eerste Adam staat de laatste. Paulus noemt Hem de Hemelse. Dat is natuurlijk onze Here Jezus Christus. Hij was in de hemel en is nu weer in de hemel. Hij straalt van hemelse lichtglans, heerlijker dan alles wat er op aarde kan schitteren. Maar wat heeft deze Hemelse gedaan? Hij is uit de hemel neergedaald hier op aarde. En een mens geworden. De Hemelse is de aardse geworden. Zelf zonder enige smet in gedachten, gevoelens, woorden en daden, heeft Hij zich ondergedompeld in de modder van onze schuld. Hoe is het mogelijk dat God dat voor ons heeft gedaan. En nu de Zoon van God is neergedaald op aarde, gaat het ook van Hem gelden: stof zijt Gij en tot stof zult gij weerkeren. We belijden van Hem dat Hij is gaan lijden, is gestorven, begraven, nedergedaald tot in de hel. Hij bleef gehoorzaam in de verzoeking. Hij bleef trouw aan zijn roeping. Daarom is Hij op de derde dag na zijn dood door zijn Vader opgewekt uit de dood. Hij heeft een nieuw lichaam. Aan de ene kant het zelfde lichaam, kijk maar naar de lidtekenen van zijn wonden. Maar tegelijk niet meer onderworpen aan het verderf. Hij heeft het hemelse lichaam, waarover het in de tekst gaat. Zonder kiemen van ziekte en verderf. Hij leeft en zal eeuwig leven. Zo staat hij tegenover de eerste Adam. Wat een tegenstelling. Wat een spanning tussen die twee. De stoffelijke en de Hemelse. De vraag is: waarom zet Paulus ze nu zo tegenover elkaar en plaatst hij ons er tussen in? Is het om ons te laten voelen, wie je bent, de stoffelijke en wie je nooit zult worden, de Hemelse. Nee, Paulus zet Jezus Christus tegenover Adam, om ons te midden van de strijd te troosten. U
4 herkende het immers van die strijd? Dat lijden onder de gebrokenheid van het leven. Dat lijden onder het zuchten van de schepping. Onder de twijfels en aanvechtingen. Paulus stelt Jezus Christus voor als de Levende, die naar ons toegekomen is. Om ons met Hem uit de modder te trekken. Dat is het evangelie in de tekst. Paulus zei tegen ons: zie je Adam in zijn gebrokenheid? Ja dat zagen we. Maar kijk nu ook de andere kant uit. Zie je nu Christus, in zijn overwinning. Zo zul je worden. Dat is nu het wondere werk van God. Hij maakt ons nieuw door zijn Geest. God laat me opnieuw naar de eerste Adam kijken. Ja, inderdaad, zo ben ik. God laat me opnieuw naar tweede Adam kijken. Zo zul je worden. Wat een geweldig perspectief. Het is het perspectief van de boodschap van de bijbel, het wonder van Pasen. Allen, die in de Here Jezus als de Hemelse geloven, zullen het beeld van de hemelse dragen. Zij zullen gelijk worden aan de opgestane Heiland. Ze zullen delen in zijn overwinning. Dat is hun nieuwe identiteit. Dit is de rijkdom van het christelijk geloof, die geen enkele andere godsdienst kent. Dit is Gods genade, zo rijk en vrij. Let op de vergelijking: zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen. Zo als..zo. Nee, dat is geen vanzelfsprekendheid. Zo van: natuurlijk, als het ene voor jou geldt, dan ook het andere. Nee, deze vergelijking is een ongekend wonder. Overrompelend, want onverdiend. Weet u wat me ook nog zo opvalt in de tekst. Dat is dat Paulus in de verleden tijd spreekt. Hij zegt: zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben. Alsof het al voorbij is. Maar hoe kan Paulus dat nou zeggen, terwijl hij nog midden in de strijd en het lijden staat? Moet je nagaan wat hij allemaal meemaakt. Moet je zijn lichaam eens bekijken. Toegetakeld. Paulus zucht en steunt, struikelt en valt. En dan zeggen: wij hebben dat allemaal al gedragen? Alsof het voorbij is. Is dat geen illusie? Nee, zo is het toch niet. Ons heden is namelijk in Christus verleden tijd, door het geloof in Hem. Wat van Christus geldt, geldt ook van jou. Anders gezegd: onze toekomst is in Hem begonnen. Je mag morgen naar huis, zegt de dokter tegen de man die geopereerd werd. De man pakt zij mobiel, belt zijn vrouw en zegt: ik mag morgen
5 naar huis. De thuiskomst morgen bepaalt het leven van die man vandaag al helemaal. Zo is het met de nieuwe toekomst in Christus. Je mag je vastklampen aan Hem en je hart stroomt vol met troost en vrede en vreugde. Zo mag je zijn beeld dragen. En eens komt dan het groot ontwaken. Van die toekomst weten we een helehoop niet. Maar wel wat het belangrijkste is: we zullen op Hem lijken. Het is dan helemaal voltooid verleden tijd dat we het beeld van de stoffelijke gedragen hebben. Hier dragen we nog vaak de kleren van moeiten en verdriet. Maar het feestkleed ligt klaar. Zoals de trouwjurk voor het meisje dat gaat trouwen. Die is zo mooi. Gemaakt van de gerechtigheid van Christus. Eenmaal zullen we die dragen. En we zullen Hem er eeuwig om loven en prijzen.