Officiersdistinctieven in het Nederlandse leger na 1814, de sjerp

Vergelijkbare documenten
De officiersdistinctieven in het Nederlandse leger na 1815

De uniformen van de Zwitserse Regimenten in Koninklijk Nederlandse dienst ( )

Officiersdistinctieven in het Nederlandse leger na 1814.

(Op de mouw, of op de schouderbedekking) Geen rangonderscheidingsteken. Matroos der 3e klasse. bij de vloot. kleur: rood

Een bewogen tijdvak uit de uniformeringsgeschiedenis van de Grenadiers en Jagers

HOOFDSTUK 11 TENUEN VOOR DE ADJUDANTEN EN ORDONNANSOFFICIEREN VAN H.M. DE KONINGIN.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Drie eeuwen Artillerieuniformen!

DE UNIFORMEN VAN HET LEGER VAN DE BETAAFSCHE REPUBLIEK

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De uniformen van het leger van de Bataafsche Republiek

DE HOOFDDEKSELS VAN HET BINNENLANDS BESTUUR VAN NEDERLANDSCH INDIE

Inhalt. Woord vooraf 4. De collecties Pierre Lierneux 8 Het Belgische leger in Pierre Lierneux 14

Koninklijke Landmacht Mandataris. Samenstelling ceremonieel tenue: Eenheid : Het gaat hier om het ceremoniële tenue van het Korps Veldartillerie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Regeling kledingaanspraken adjudanten van Z.M. de Koning

De rangonderscheidingstekens van de krijgsmacht

Emblemen KL Vooroorlogs (tijdelijk thema)

PVE /00 PROGRAMMA VAN EISEN BANDSJERP ORANJE OFFICIEREN

2013 no. 54 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA. BESLUIT van 24 april 2013 (Stb. 178), houdende vaststelling van het Koninklijk Distinctief

SUB PVE 10/00 SPECIFICATIE: PET- EN HOED EMBLEMEN T.B.V. - KL - KMAR ONDERDEEL VAN GENERIEK PVE : R.M.E. van Roekel-Boerhout.

Tenuen voor militairen van de Koninklijke Landmacht Voorschrift

BEROEPSKLEDING BRANDWEER T-shirts & polo s Truien & sweaters Hemden Pet & muts Riem & das Schouderpassanten Thermisch ondergoed Diensttenue

Een kornet nader bekeken

Koninklijke Landmacht. Tenuen voor militairen. Voorschrift e druk Vastgesteld door BLS bij brief nr. KAB/2003/20.978/dd 27 augustus 2003

HOOFDSTUK 1. - DE KLEDIJ

Bijlage B : DE TENUES Nr 2

TRADITIE GEWOONTE NESTELS BINNEN DE KRIJGSMACHT, DE KRIJGSMACHT(DEEL)ADJUDANTSNESTEL JAN VERSCHOOR

De rangonderscheidingstekens van de krijgsmacht

Onderscheidingstekenen voor de officieren en onderofficieren in het Staatse leger tot 1795

De uniformen van het regiment Huzaren van Boreel

Gibernes. IN GEBRUIK BIJ DE KONINKLIJKE LANDMACHT 1814 heden

SUB PVE-33/00 SPECIFICATIE: ONDERSCHEIDINGSTEKEN, KLU, GEBORDUURD OP EEN SCHOUDERSCHUIFPASSANT T.B.V. - OVERHEMD - TRUI - PARKA

DE GARDE-INFANTERIE TIJDENS HET KONINKRIJK HOLLAND

SUB PVE 03/00 SPECIFICATIE: ONDERSCHEIDINGSTEKEN (OT), METAAL T.B.V. RANGSAANDUIDING ONDERDEEL VAN GENERIEK PVE : R.M.E. van Roekel-Boerhout

De uniformen van het Nederlandse Leger rond 1900

BIJLAGE 2 Pakket Programma s van Eisen behorende bij UTI

Nummer archiefinventaris:

Het 'Husarenregiment Königin Wilhelmina der Niederlande (Hannoversches) nr 15'

Nummer archiefinventaris:

Catalogus Ronde figuren

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bijlage A : DE TENUES Nr 1

Emblemen Korps Commando Troepen

(Dutch Infantry officers sword M1912)

Bijlage E DE STANDAARD VAN 2A

Inventaris van het archief van het Ministerie van Oorlog: Stamboeken van Onderofficieren en Minderen van de Landmacht,

SCHUTTERSBOND ST. GERARDUS. BONDSFEEST Te: DD: VERENIGING:

Dragonders tot Huzaren

Rotemstraat 14, 3545 Halen

\tm 4.] Beschikbaarstelling van gelden, wegens door liet Departement van Oorlog gedane verstrekkingen, voor den dienst van 1895.

Het Mandschoerjjsche en het Japansche leger.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Beknopt reglement 2018 voor de wedstrijden jonge pony s LRV

Geschiedenis van het Regiment van Phaff en het Bataillon Infanterie van. Linie nr. 2

1939, de grijze kepie verboden

KERSTLINT CATALOGUS 2012

Basisinstructies Temari

Een sfeerbeeld uit onze rijke historie De foerier

Verkeerswetgeving fietsers

HOOFDZAAK Het hoofd is het meest individuele deel van het menselijk lichaam. Het wordt soms letterlijk bekroond door een krans of diadeem van edelmeta

Inventaris van het digitaal duplicaat van het archief van het Militair Wezen in Suriname,

commercieel vertrouwelijk

Geschiedenis van het Regiment van Phaff en het Bataillon Infanterie van. Linie nr. 2

Inventaris van het archief van het Militair Wezen in Suriname,

Weefstokjes. Afb.1 De scheringdraad wordt door het gaatje onderaan het stokje getrokken.

Graag presenteren wij u hierbij het nieuwe uniform voor de Brandweermannen en Brandweervrouwen in Nederland.

Geschiedenis van het Regiment van Phaff en het Bataillon Infanterie van. Linie nr. 2

Bij de tijd leerlingenboek

wil Spotlight op de bruidegom. Vijf mannen over hun niet zo alledaagse trouwpak. Ik hecht aan tradities, dus droeg ik het jacquet van mijn vader.

DE ARTILLERIE VAN DE GARDE TIJDENS HET KONINKRIJK HOLLAND

Onderscheidingen in Scouting 2

Napoleon. bekendste persoon uit de geschiedenis

9. Onderscheidingstekenen

Wie Nijmegen zegt, zegt Vierdaagse. Hoewel Nijmegen

BIJLAGE AANHANGSEL. bij. Voorstel voor een Besluit van de Raad

(Dutch Infantry NCO master sword M1896)

Emblemen. Emblemen pet/hoed goudkleurig. Emblemen baret. prijzen onder voorbehoud

Mathilde, III. afkortingen: MR = opzet = magische ring of 2-l-methode v = vaste -l = losse st = steek hv = halve vaste

Vlag Bellingwedde. Wapen Bellingwolde. Wapen Wedde

Meisjessweater. Knip. Benodigdheden. Naaien. De manchet decoreren. Husqvarna Viking naaimachines en accessoires

4 Stamvader Dielemans militair. Lancier 10 e Regiment te paard in groote tenue. Zou stamvader Dielemans er ook zo uit gezien hebben?

10 (Slaatsbegrooting voor het dienstjaar VIII. 2.)

Bijlage 2. Bijlage 2 van de Regeling verkeersregelaars 2009, zoals geldend op 19 december 2016 zie voor de vigerende tekst

JULIANA WRAP. Rachel Lintern Vertaling Charami.com DISCLAIMER

Betreft: Jacobus (Koos) Hoytema van Konijnenburg ( )

SUB PVE 06/00 SPECIFICATIE: BREVET, WING ONDERDEEL VAN GENERIEK PVE /00. : R.M.E. van Roekel-Boerhout. Paraaf : Hiermee vervalt : /00

Het artilleriemuseum 2011 in een nieuw kleedje

Catalogus Ronde figuren

De bouw van het Misjkan

Omslagdoek. 3 x anders... door kleur NR. 1 NR. 1 NR. 1 NR. 1 NR. 1 NR. 1. gemerceriseerd/ gegaseerd merzerisiert/ gasiert mercerised/ gassed

ERELINT SATIJN 18X5 CM. 3,15

Voorschrift hoefbeslag (V. Hb. - '18.): aanschrijving D.v.O. dd. 10 Sept. 1918, IIe. Afd. No. 26.

HET LEGER. Waarom heeft. Nederland. Informatie voor scholieren. De Nederlandse krijgsmacht in het kort

Koepel Nederlandse Traditionele Schutters

De uniformen van de Schotse Brigade

PVE /02 PROGRAMMA VAN EISEN TOEBEHOREN VOOR HET CEREMONIEEL TENUE: KOORDEN, KLOSSEN, KWASTEN, ETC.

ERELINTEN Hèt Medaillehuis Suurd ERELINTEN

SUB PVE 08/00 SPECIFICATIE: BREVET EMBLEMEN GOUD EN ZILVER ONDERDEEL VAN GENERIEK PVE : R.M.E. van Roekel-Boerhout.

breipatroon Zo ga je te werk

Wijzigingen: AB 1995 no. 81 (inwtr ); AB 1997 no. 34; AB 2005 no. 10; AB 2013 no. 28. Artikel 1

Transcriptie:

Officiersdistinctieven in het Nederlandse leger na 1814, de sjerp Het spreekt welhaast van zelf, dat bij de vorming van een nieuw Nederlands leger in 1813 de oranjecocarde en dito sjerp weer in ere hersteld werden. De eerste voorschriften, uitgegeven rond 1 januari 1814 geven dit als volgt aan: art. 6. `In dienst zijnde zullen de Officieren een oranje sjerp op den rok dragen, waarvan de kwasten op de linkerzijde achter den degen of sabel ter lengte van een rijnlandsche voet [31,4 cm] moeten nederhangen...' Voor de Zuidnederlandsche troepen ging deze bepaling in nadat deze op 24 augustus 1814 de oranje cocarde hadden aangenomen. In de `Bepalingen omtrent de uniformen en distinctieve teekenen voor alle rangen bij de Armée' van 9 januari 1815 wordt een iets meer gedetailleerde omschrijving gegeven, nl. `De Generaals zullen oranje zijden sjerpen dragen, volgens het model voor hen vastgelegd; alle andere Officieren zullen de sjerp dragen volgens een ander model, en wel over den rok, aan de linkerzijde achter den degen tezamen geknoopt, zoodanig echter, dat de kwasten niet lager dan de panden van den rok zullen mogen afhangen.' `In de tijd van oorlog wordt de sjerp door de Officieren van de mobiele korpsen, en allen, welke in actieven dienst bij de Armée geëmployeerd zijn, bij voortduring gedragen; in tijd van vrede wordt de sjerp niet gedragen, dan in werkelijken dienst en bij gelegenheid van ceremonieën en gala-dagen.' `De Officieren van de Administratie bij de Armée, die van Gezondheid, de gepensioneerde Officieren, en die welke honoraire rangen bekleeden, dragen geene sjerpen.' Hieruit blijkt dat er twee modellen bestonden. Dat voor de generaals verschilde van het model voor de overige officieren alleen in de kwasten; die voor de generaals waren voorzien van een platte schuiver. Vooral in de eerste jaren na 1815 werden deze voorschriften niet altijd letterlijk opgevolgd. Zo vindt men op portretten van cavalerieofficieren vaak de sjerp met de kwasten op de rechterheup, zoals dat in de 18e eeuw gebruikelijk was. Dit zou het voordeel hebben, dat de kwasten het vlot trekken van de sabel niet zouden hinderen. (fig. 1) Voorts ziet men ook vaak sjerpen met dikke ronde knoppen aan de kwasten, zoals b.v. op een goed gedetailleerde potloodtekening van een officier van Het Regiment Lichte Dragonders No. 4, gesigneerd Deman fec. 1814. Bij de Zuidnederlandse cavalerie schijnen de luitenants-adjudanten de sjerp over de rechterschouder gedragen te hebben. Dit is o.a. duidelijk te zien op een olieverfschilderij in het Koninklijk Museum van het Leger te Brussel. Ook schijnt zulks wel bij de Noordnederlandse infanterie het geval geweest te zijn. G. J. J. Rothell, in 1814 kapitein bij het 18e (later 19e) bataljon Nationale Militie vermeldt in zijn gedenkschriften een divisieorder van 28 augustus 1815 dat `de Officieren stiptelijk de bepalingen omtrent de kleeding moesten nakomen ten opzichte van het dragen van de sjerpen, die om het lijf en niet over de schouder wordt gedragen'. Wanneer de officieren de overrok droegen, werd in oorlogstijd de sjerp daarop gedragen, hoewel het reglement zulks niet uitdrukkelijk bepaalt. Zo beschrijft de hierboven geciteerde Rothell dat zij aan het einde van de slag bij Waterloo zo ver voortgedrongen waren, dat zij

een ontmoeting hadden met een Pruisische eenheid, die hen aanvankelijk voor Fransen hield, aangezien zij overjassen droegen. `Wij toonden hun onze sjerpen en werden toen als Hollanders en bondgenoten herkend'. Ook op verschillende afbeeldingen van gebeurtenissen tijdens de Tiendaagse Veldtocht ziet men de officieren in de overrok met de oranje sjerp om het middel. In het reeds meermalen genoemde werk van Teupken wordt nader aangegeven, dat de sjerpen geweven waren van oranje koordzijde; de franje lang 295 strepen (lees mm). De generaalssjerp had om de franje nog een platte schuiver met 3 toeren van dito koord; de schuiver geheel 75 strepen lang en de koordfranje 220 strepen lang. Bij het Besluit van 7 februari 1825 No. 28, werd voor de officieren beneden de rang van generaal-majoor een model vastgesteld, dat nu aan de verschillende korpsen van het leger werd verstrekt. In grote lijnen was dit model gelijk aan dat van 9 januari 1815, maar nu waren de maten nauwkeuriger omschreven. De lengte moest gemiddeld 207 cm zijn, gerekend tot aan het weefsel van de franje; de breedte, ongerekt 10 cm; de koordfranje aan ieder einde bestond uit 26 stuks en deze hadden een lengte van 26 cm. De wijze waarop de sjerp moest worden omgedaan, wordt goed weergegeven op een afbeelding in het `Vervolg op de Beschrijving, enz.' van Teupken, uitgegeven in 1826. Op deze gravure is tevens het juiste model van de schuiver en de toeren daarvan van de generaals-sjerp afgebeeld. In hetzelfde werk wordt tevens nog de gemiddelde prijs voor een oranje zijden sjerp van 6 ¼ oncen genoemd. Deze bedroeg f 16,-, een vrij groot bedrag voor die tijd. De officieren van de twee huzarenregimenten droegen een afzonderlijk model sjerp. Voor hen was de bij de huzarenuniform behorende huzarensjerp, vervaardigd van oranje zijde met zilver vermengd, de knopen of schuivers van dezelfde materialen en de kwasten van bouillons. Alleen voor de luitenants waren de kwasten van zilveren torsaden. Een nieuw model sjerp voor de opperofficieren... Het K.B. van 27 november 1840 bevatte de invoering van een nieuw model sjerp voor de generaals. Deze was van geknoopt zilverdraad, doorvlochten met drie strepen van oranje zijde, op gelijke afstand van elkaar geplaatst. De lengte bedroeg 165 [Nederlandse] duimen (= cm), voor zo verre die om het lichaam gaat, met karabetleer gevoerd. Voorts voorzien van twee kwasten van zilveren franjes, van binnen met oranje zijde; de koppen der kwasten plat, bedekt met een zilveren plaat en bestoken met massief zilverdraad. Iedere kwast lang 3 palm en 4 strepen (= 30,4 cm), de kop meegerekend; de sjerp met een zilveren gesp om het lijf toegehaakt. De officieren beneden de generaalsrang kregen bij Aanschrijving van 18 mei 1842 een dergelijk soort sjerp, geheel van oranje zijde. Deze was 5 cm breed en werd eens om het lijf geslagen met de kwasten 4 palmen (40 cm) afhangend. De kwasten waren rond, met een rond knopje en 50, van onderen toegedraaide, dikke franjes, lang 224 mm. Na de grote reorganisatie van de cavalerie werd door de officieren van de lichte en zware dragonders geen sjerp gedragen. In plaats daarvan droegen zij een brede koppel van zilvergalon met een streep van oranje zijde in het midden. De officieren van de twee regimenten lansiers droegen een gordel, een zgn. `pas', van hetzelfde model als de troep, doch van zilvergalon, 58 mm breed, en voorzien van twee evenwijdig lopende strepen van oranje zijde. De huzarensjerp van oranje en zilver was met de opheffing van de regimenten huzaren van het toneel verdwenen, maar nu het regiment Rijdende Artillerie gekleed werd in de bekende dolman met gele galonsen tressen, kregen de officieren van dit korps een huzarensjerp. Deze

bestond uit 4 strengen oranje zijden koord; de einden in 2 strengen samengevoegd; ieder eind met 2 cilindervormige knopen, in de lengte tegen elkander bevestigd, verder 12 knopen, verdeeld in 3 partijen van 4; lis en knevel; een snoer, dubbel genomen, 120 cm lang, met twee kwasten. De knopen en kwasten waren van goud; de laatsten voor de luitenants van torsaden en voor de overige officieren van bouillons. Een Besluit van 8 januari 1851 bepaalde, dat de sjerp voortaan geheel van oranje zijde zou zijn. Nu weer een nieuw model sjerp voor de generaals... Bij K.B. van 8 januari 1851 werd ook een nieuw model sjerp voor de generaals ingevoerd. De zilveren sjerp moest plaats maken voor een die geheel van oranje zijde gemaakt was. De band met twee zilveren gespen had een breedte van 45 mm; de kwasten waren met 180 stuks toegedraaide dikke franjes, met een lengte van 260 mm; de knoppen bewerkt en bestoken; het netwerk versierd met zilveren sterren, te weten 2 voor de generaal-majoor, 3 voor de luitenant-generaal en 4 voor de generaal. Op de knoppen van de sjerp van de veldmaarschalk waren twee gekruiste zilveren maarschalkstaven geplaatst. Bij K.B. van 16 augustus 1860 kregen de overige officieren een dergelijk soort sjerp, die in haar geheel door middel van een gesp om het lijf werd bevestigd. Het model van de gesp werd echter pas in 1861 vastgesteld (R.M. 1861 I. 175). Bij de cavalerie, waar de sjerp bij K.B. van 30 juni 1858 weer was ingevoerd, en bij de artillerie werd deze over de sabelkoppel gedragen (K.B. v. 11 augustus 1860, niet vermeld in het Receuil Militaire). Naast deze sjerp van het algemene model kwam er een nieuw type sjerp voor de officieren van de cavalerie, toen in 1866 de dragonders tot huzaren omgetoverd werden. Dit was een huzarensjerp gelijk aan het model dat voor de troep was voorgeschreven. Hij bestond uit drie strengen koord waarvan de einden in twee strengen samengevoegd waren; ieder eind met twee cilindervormige knopen, in de lengte tegen elkaar bevestigd; aan de sjerp twaalf dergelijke knopen, verdeeld in vier groepen van drie stuks, waarvan aan iedere kant zes, te rekenen van de uiteinden op een afstand van 7 cm van elkander verwijderd. Aan het ene einde der sjerp zat een lis met twee knevels en aan het andere een snoer, lang 14 cm, voorzien van twee kwasten. Dit alles van oranje zijde. Deze sjerp met slechts drie strengen en met het korte snoer met kwasten (de z.g. zweep) maakte ten opzichte van de meer met de traditie overeenkomende sjerp van de officieren der Rijdende Artillerie een nogal povere indruk. De officieren van de Generale Staf, in 1868 ook in een huzarenuniform gestoken, kregen dezelfde sjerp als hun collega's van de cavalerie. Daarentegen werden de Adjudanten des Konings en van de Prinsen bij K.B. van 7 mei 1866 voorzien van een sjerp met vier strengen van het model als voor de Rijdende Artillerie. Ook de Generaals kregen bij K.B. van 15 februari 1869 een soort huzarenuniform met deze sjerp. Deze werd nog versierd met zilveren sterren op de peer van de kwasten, nl. voor de Generaal twee sterren op elke kwast; voor de Luitenant-Generaal twee op de voorste en één op de volgende kwast, voor de Generaal-Majoor één op elke kwast. Nog wonderlijker werd het toen de officieren van de Marechaussée, die weliswaar een kolbak, maar verder geen huzarenuniform droegen, bij K.B. van 22 september 1870 de sjerp met vier strengen toebedeeld kregen. Met de twee soorten koordsjerpen werd ook later nog vreemd omgesprongen. Zo kregen de officieren van de Veldartillerie bij K.B. van 10 augustus 1896 de koordsjerp van het calaverie-model op hun korte jas te dragen. Bij de invoering van de grijze kleding in 1912 werd de bindsjerp voor hen weer in ere hersteld. In hetzelfde jaar werd bij het wapen der Marechaussée de sjerp met drie strengen voorgeschreven. Dat was misschien een vergissing of er werd heftig geprotesteerd, want in de

uitgave van de Beschrijving der uniformen enz. van 1913 wordt weer gesproken van de sjerp van het model als voor de officieren van de Rijdende Artillerie. Tenslotte is in het Boekwerk Uniformen van 1934 een eind gekomen aan het geharrewar met de twee typen koordsjerpen. Het model met vier strengen werd nu zowel door de officieren van de Rijdende Artillerie als door die van de cavalerie, de Generale Staf en de Koninklijke Marechaussé gedragen. Inmiddels was bij de uniformverandering voor de Opperofficieren en voor de officieren van het Militaire Huis in 1897 de huzarenuniform en dus ook de koordsjerp afgeschaft. De bindsjerp werd daarbij weer ingevoerd en wel voor de Generaals met kwasten, voorzien van een platte knop, bedekt met een netwerk van oranje zijde. Op de knoppen droeg de luitenantgeneraal twee zilveren sterren en de generaal-majoor op elk één ster. Voor de adjudanten-generaal was de sjerp vastgesteld bij K.B. van 25 april 1898, nog fraaier. De band was voorzien van twee gouden strepen, elk breed 1 cm, op een onderlinge afstand van 1 cm. De knoppen, eveneens plat en 5 cm breed, waren bedekt met een gouden netwerk en met zilveren sterren volgens rang. Voor de adjudanten was de sjerp als hierboven beschreven, doch zonder sterren op de knoppen. Voor de opperofficieren werden in 1912 de sterren op de knoppen afgeschaft. Later werden zelfs de platte knoppen vervangen door ronde, zodat er in het Boekwerk Uniformen van 1934 slechts één soort bindsjerp beschreven wordt. Dit bleef zo tot 1940. Een paar bijzonderheden t.a.v. het dragen van de sjerp. Wanneer in grote tenue de revolver gedragen werd, dan bedekte de sjerp de lijfriem. Tot en met 1912 werd de sjerp onder de overkleding gedragen. In de Beschrijving van de Uniform, Tenuen, enz. van 1913 wordt echter gesteld, dat in dienst, de sjerp eventueel over de overjas kon worden gedragen. Dit gold echter niet voor de moersjerp der beredenen. Werd in grote tenue nu de revolver over de overjas gedragen, dan kwam de sjerp ook weer over de lijfriem heen. Na de tweede wereldoorlog... Na 1945 werd de sjerp, hoewel niet afgeschaft, in de praktijk voorlopig niet meer gedragen. Een bewijs dat de sjerp niet afgedankt was, wordt gegeven door het K.B. van 19 mei 1947 waarbij werd bepaald dat de koordsjerp voor opperofficieren van de Generale Staf zou worden voorzien van zilveren sterren en wel volgens het oude systeem van 1869. Bij de invoering van de ceremoniële tenue voor de garde-regimenten kwam de officierssjerp van het algemene model van vóór 1940 weer terug (K.B. van 25 october 1948). Bij de invoering van een donkere geklede tenue voor alle officieren in 1957, kwam de sjerp voor ceremoniële tenue weer algemeen in gebruik. Het Voorschrift nr. 2-1594 voor de uniformen, enz. van 1969 beschrijft een drietal officierssjerpen, nl. de koordsjerp (Art. 125) met vier strengen voor officieren van de Generale Staf, van het Wapen der Koninklijke Marechaussee en van het Wapen der Cavalerie. Deze is dezelfde als die van vóór 1940, maar nu echter zeer exact omschreven. Voor de opperofficieren kwamen op de peer van de kwasten de zilverkleurige metalen sterren met een diameter van 15 mm. Het systeem van rangaanduiding is als van 1869. De handsjerp (Art. 126) voor de officieren van de verschillende wapens en dienstvakken. Er zijn twee soorten welke verschillen in het model van de kwasten. Voor de opperofficieren bestaan deze uit 50, 24 cm lange en uit twee koorden van onderen toegedraaide franjes, van boven belegd met vijf randen koord van ca. 4 mm doorsnede, en een platte, 5 cm brede knop,

welke bedekt is met een netwerk van oranje zijde. De rangaanduiding gebeurt met zilverkleurige sterren op dezelfde wijze als hierboven bij de koordsjerp. Voor de overige officieren bestaan de kwasten elk uit 50, 22 ½ cm lange, uit twee koorden van onderen toegedraaide franjes, van boven belegd met twaalf randen koord, doorsnede ca. 2 mm, in de vorm van een ronde knop met een hoogte van 25 mm. Dat betekent dus dat men de twee typen handsjerpen van rond 1900 weer in ere hersteld heeft.