Uittreksel uit de notulen van de gemeenteraad Zitting van 16 december 2015 Aanwezig: Jean Marie De Groote, Voorzitter; Johan Van Durme, Burgemeester; Christ Meuleman, Marleen Verdonck, Wilfried Verspeeten, Hanna Courtijn, Jan Martens, Schepenen; Christianne Immegeers-Schreyen, Luc Verbanck, Filip Vermeiren, Guy De Smet, Marc De Smet, Carine Schamp, Filip Michiels, Pascal Fermon, Koen Beeckman, Hilde De Sutter, Peter Willems, Ruben De Gusseme, Michiel Van Der Heyden, Kristof Van Cauwenberghe, Roswitha Gerbosch, Raadsleden; Els De Turck, Voorzitter OCMW; Borchert Beliën, Secretaris Verontschuldigd: Marjolein De Spiegeleire, Raadslid Afwezig: Fiscaliteit - Vaststellen van de gemeentebelasting op de leegstand van gebouwen en woningen voor de aanslagjaren 2016-2019 De gemeentebelasting op leegstand van gebouwen en woningen dient vastgesteld te worden voor de aanslagjaren 2016 t.e.m. 2019. De gemeenteraad dient overeenkomstig gemeentedecreet artikel 43, 2, vijftiende lid, dit belastingreglement vast te stellen. De gemeenteraad, Bevoegdheid Grondwet, artikel 170, 4 Gemeentedecreet van 15 juli 2005, artikel 42, 3 en artikel 43, 2, 15 Juridisch kader Decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteitsnormen- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers, hierna Kamerdecreet genoemd; Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de ionvordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009 en 9 juli 2010, hierna Decreet grond- en pandenbeleid genoemd Besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2009 houdende nadere regels betreffende het leegstandsregister en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 2
april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen Omzendbrief BB 2008/07 inzake het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestigin g, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen. Vormvereisten Nihil Motivering In het Grond- en Pandendecreet en de Vlaamse Wooncode wordt de gemeente naar voren geschoven als coördinator van het woonbeleid, als actor die het dichtst bij haar inwoners staat. In dat opzicht is een effectieve bestrijding van leegstand en verkrotting noodzakelijk. Het is dan ook wenselijk dat het beschikbaar patrimonium voor wonen optimaal benut wordt. De gemeente kan een belasting heffen op leegstaande gebouwen, woningen, kamers en andere woongelegenheden. Dergelijk reglement heeft tot doel dat er zoveel mogelijk woongelegenheid van goede kwaliteit effectief voor huisvestiging gebruikt wordt. De inkomsten, enerzijds gegeneerd ui de belasting op leegstand en anderzijds uit de betoelaging vanuit het Gewest worden aangewend in functie van het gemeentelijk woonbeleid. De belasting wordt geheven om de continue werking van de gemeente te verzekeren. De begrotingsnoodwendigheden van de gemeente moeten in overweging genomen worden. Besluit Artikel 1: Het belastingreglement op de gemeentebelasting op leegstand van woningen en gebouwen voor het aanslagjaren 2016-2019, als bijlage bij deze beslissing gevoegd, wordt vastgesteld. Artikel 2: Afschrift van deze beslissing wordt bezorgd aan de dienst Secretariaat & Onthaal en aan de financieel beheerder. Dit punt wordt aangenomen met: Eénparigheid van stemmen Borchert Beliën (get.) Gemeentesecretaris De voorzitter, Jean Marie De Groote (get.) Voorzitter Voor gelijkvormig afschrift op datum van 28/12/2015 Borchert Beliën Gemeentesecretaris Jean Marie De Groote Voorzitter
BIJLAGE BELASTINGREGLEMENT HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE GEMEENTEBELASTING OP LEEGSTAND VAN GEBOUWEN EN WONINGEN VOOR DE AANSLAGJAREN 2016-2019 Artikel 1: Algemeen 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2016 tot en met 2019 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister. Het leegstandsregister wordt opgemaakt en bijgehouden overeenkomstig artikel 2.2.6 van het decreet grond- en pandenbeleid. De definities van woningen en gebouwen uit artikel 1.2 van het decreet zijn toepasselijk, evenals de andere definities van artikel 1.2 van het decreet. Leegstaande gebouwen zijn gebouwen als omschreven in artikel 2.2.6 van het decreet. Leegstaande woningen zijn woningen als omschreven in artikel 2.2.6 van het decreet. 2. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister. Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt. Artikel 2: Aanduiding belastingsplichtige 1. De belasting is verschuldigd door de houder van het zakelijk recht betreffende het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt. Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt. 2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld 3. De overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan in kennis stellen dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister. Tevens moet hij per aangetekend schrijven een kopie van de notariële akte bezorgen aan de gemeente, binnen twee maanden na het verlijden van de notariële akte. Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens: - naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel, - datum van de akte, naam en standplaats van de notaris; - nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw
Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van 1, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd. Artikel 3: Tarief De belasting bedraagt: 2 000 voor een leegstaand gebouw ; voor een leegstaande woning: a) 2000 voor een eengezinswoning; b) 100 voor een kamer of studentenkamer in de zin van artikel 2 van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers; c) 500 voor elke andere woning dan deze, vermeld onder a) en b). Indien het gebouw of de woning een tweede opeenvolgende termijn van twaalf maanden op de inventaris staat bedraagt de belasting: 3 000 voor een leegstaand gebouw ; voor een leegstaande woning: a) 3 000 voor een eengezinswoning; b) 150 voor een kamer of studentenkamer in de zin van artikel 2 van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers; c) 750 voor elke andere woning dan deze, vermeld onder a) en b). Indien het gebouw of de woning een vanaf een derde opeenvolgende termijn van twaalf maanden op de inventaris staat bedraagt de belasting: 4 000 voor een leegstaand gebouw ; voor een leegstaande woning: a) 4 000 voor een eengezinswoning; b) 200 voor een kamer of studentenkamer in de zin van artikel 2 van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers; c) 1000 voor elke andere woning dan deze, vermeld onder a) en b). Artikel 4: Vrijstelling 1. Van de leegstandsheffing zijn vrijgesteld: 1 de belastingplichtige die eigenaar is van één enkele woning, bij uitsluiting van enige andere woning; 2 de belastingplichtige die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling; De vrijstelling geldt voor een periode van 3 jaar vanaf de datum van opname en geldt enkel voor de woning die laatst door de heffingsplichtige bewoond werd, voor opname. De zorgvoorziening levert het bewijs van verblijf.
3 de belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing; 4 de belastingplichtige die sinds minder dan één jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het heffingsjaar volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht. Deze vrijstelling geldt niet voor overdracht: - aan bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad, tenzij in geval van overdracht bij erfopvolging of testament - aan vennootschappen die door de overdragen rechtstreeks of onrechtstreeks in rechten of in feiten gecontroleerd worden - die het gevolg is van een fusie, splitsing of een andere overgang en algemene titel 2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw, de woning, de kamer of de overige woongelegenheid: 1 gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan; 2 geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld; 3 krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument; 4 deel uitmaakt van een krachtens decreet beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap, of van een stads- of dorpsgezicht of landschap dat opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als stads- of dorpsgezicht of landschap; 5 vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging; 6 onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van twee jaar volgend op de aanvang van de onmogelijkheid tot daadwerkelijk gebruik; 7 gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning voor stabiliteitswerken of sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning; 8 het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 18, 2, van de Vlaamse Wooncode; 9 het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode. 10 als de woning geregistreerd is als tweede verblijf waar op basis van het besluit van de gemeenteraad van 16 december 2015, een belasting op tweede verblijven wordt geheven.
3. De belastingplichtige die een vrijstelling van de heffing wenst, dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken in te dienen bij het college van burgemeester en schepenen. In kader van de vrijstelling op de heffing zijn alleen de vrijstellingsgronden van toepassing die opgenomen zijn in het reglement. Artikel 5: Wijze van invorderen De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Artikel 6: Inning De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet. Indien na die 2 maanden de belasting nog niet is betaald, wordt een eerste aanmaning verstuurd. Het verschuldigde bedrag dient betaald te worden binnen de 14 kalenderdagen na het versturen van de eerste aanmaning. Is de belastingschuld na bovenvermelde termijn nog niet vereffend, dan wordt een aangetekende aanmaning verstuurd, die een administratieve kost van 15 euro tot gevolg zal hebben. Deze kost wordt bij de belasting bijgeteld. Als de belastingschuld binnen de 7 kalenderdagen na het versturen van de aangetekende aanmaning nog niet vereffend is, wordt de belasting langs gerechtelijke weg geïnd. Artikel 7: Bezwaarprocedure De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaar moet - op straffe van nietigheid - schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Indien de belastingplichtige wenst gehoord te worden, dient hij daar uitdrukkelijk om te vragen in zijn bezwaarschrift. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen de vijftien dagen na de indiening ervan. Artikel 8: Wettelijke bepalingen Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 tot en met 9bis (aanslagtermijn, rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest, rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen.