Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
STAATSCOURANT. Wijziging van de Uitvoeringsregeling accijns ARTIKEL I. 31 december 2009

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2013) Na artikel VIIc worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Mededeling nr. 18. Kolenbelasting. Douane Belastingdienst

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Beleidsregels

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken. Beleidsregels.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

M I N I S T E R I E V A N F I N A N C I E N

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Beleidsregels.

Wet op de accijns (uittreksel)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regeling tot wijziging van de Algemene douaneregeling en de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968

Tweede Kamer der Staten-Generaal

6850/08 AL/mg DG C I

BTW BIJ IN- en UITVOER. Marja van den Oetelaar/Samatha Speelman

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1 Inleiding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

Wijziging Wet op de accijns, Uitvoeringsregeling accijns en Douaneregeling

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1. In de alfabetische opsomming wordt ingevoegd:

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGEN EN DOUANE-UNIE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

INHOUD DEEL I TECHNISCHE UITLEG... 8 I. WETTELIJKE BEPALINGEN... 9 II. ALGEMENE BEPALINGEN... 10

Tweede Kamer der Staten Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken

opgenomen formulier gebruikt overeenkomstig de in de volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directoraat-generaal Belastingdienst, team Internationaal. Besluit van 14 april 2008, nr. DGB2008/2076M, Stcrt. nr. 79

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

: Landsverordening accijns minerale oliën. Citeertitel: Landsverordening accijns minerale oliën

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BIJLAGE BIJLAGE VIII

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23412 Wijziging van de Wet op de accijns en van enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de fiscale grenzen Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt. dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State). 1 Richtlijn nr. 92/108/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 december 1992 (PbEG L390) tot wijziging van richtlijn 92/12/EEG betreffende de alge mene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop en tot wijziging van richtlijn 92/81/EEG. 2 Richtlijn nr 92/12/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voor handen hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PbEG L76). 3 Richtlijn nr 92/81/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 okto ber 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliên (PbEG L316) 1. ALGEMEEN 1.1 Inleiding De Raad van de Europese Gemeenschappen heeft op 14 december 1992 de zogenoemde bezemrichtlijn accijns 1 vastgesteld. Deze bezem richtlijn wijzigt de eerder in 1992 vastgestelde horizontale richtlijn accijns 2 en de structuurrichtlijn minerale oliën 3. Aangezien na aanvaarding van deze richtlijn de periode voor de imple mentatie ervan - uiterlijk met ingang van 1 januari 1993 - door middel van wetswijziging te kort was, is gebruik gemaakt van de procedure voorzien in artikel II, vierde lid, van de Wet van 24 december 1992 tot wijziging van de Wet op de accijns in verband met de afschaffing van de fiscale grenzen (Stb. 711). Op grond daarvan kunnen, indien het spoedeisende karakter van bedoelde regels zulks rechtvaardigt, bij minis teriële regeling zonodig van de wet afwijkende regels worden gesteld ter uitvoering van de door de Raad van de Europese Gemeenschappen vastgestelde richtlijnen of verordeningen die strekken tot aanvulling of vereenvoudiging van de horizontale richtlijn of van de richtlijnen betref fende de tarieven en de structuren van de accijnzen en tot wijziging of aanvulling van bepalingen die zijn gebaseerd op communautaire regel geving in verband met de afschaffing van de fiscale grenzen. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt door middel van de regeling van de Staatssecretaris van Financiën nr. WV 92/682 tot vaststelling van regels ter uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeen schappen van 14 december 1992 tot wijziging van de richtlijnen 92/12/EEG en 92/81/EEG (accijns) (Stcrt. 252), de zogenoemde bezem regeling. In deze bezemregeling zijn onder meer vastgelegd de noodza kelijke aanpassingen van de Wet op de accijns en van de Wet weder zijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen en de omzet belasting alsmede enige overgangsbepalingen. Het onderhavige voorstel strekt er toe, overeenkomstig vorengenoemd artikel II, derde lid, de in de desbetreffende ministeriële regeling neerge legde regels op te nemen in de wet. In de bezemregeling zijn voorts enkele aanvullende bepalingen 314497F ISSN0921 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 's Gravenhage 1993 Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 412, nr. 3

opgenomen die betrekking hebben op het Uitvoeringsbesluit accijns. Het gaat hier om wijzigingen die betrekking hebben op het geleidedocument met betrekking tot het vervoer van accijnsgoederen tussen Lid-Staten over het grondgebied van landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) onder de regeling voor intern communautair douanevervoer, de wijziging van de geadresseerde of de plaats van aflevering na de verzending van de accijnsgoederen alsmede het vervoer van minerale olien via pijpleidingen. Deze bepalmgen zullen worden opgenomen in het Uitvoeringsbesluit accijns. 1.2 Hoofdlijnen wijzigingen De rechtstreeks uit de bezemrichtlijn voortvloeiende wijzigingen die in het onderhavige voorstel zijn neergelegd, hebben betrekking op de volgende onderwerpen: - de wijziging van het begrip minerale oliën in de structuurrichtlijn minerale oliën (artikel I, onderdeel B); - de wijziging van de richtlijn met betrekking tot de wederzijdse bijstand op het gebied van de invordering 4 waarbij deze ook op de accijns van toepassing wordt verklaard (artikel II); - overgangsbepalingen die bewerkstelligen dat accijnsgoederen die zich vóór 1 januari 1993 onder een fiscale of douane-schorsingsregeling bevinden, geacht worden zich met ingang van deze datum te bevinden onder schorsing van accijns (artikelen V en VI). Tevens voorziet het onderhavige voorstel in een bepaling waarmee een oplossing wordt geboden voor bepaalde problemen, die specifiek zijn voor de handel in minerale oliën (artikel I, onderdeel C). Sinds 1 januari 1993 is het niet meer mogelijk om bij zogenoemde A-B-C-transacties accijnsgoederen met communautaire douanedocumenten onveraccijnsd binnen de Europese Gemeenschap te vervoeren. Handelaren die een fysieke opslagruimte hebben, kunnen sinds 1 januari 1993 accijnsgoe deren op grond van de horizontale richtlijn onder schorsing van accijns overbrengen naar een andere Lid-Staat. Bij A-B-C-transacties tussen handelaren die zelf geen fysieke opslagruimte hebben, zou echter verac cijnsd moeten worden geleverd. Dergelijke transacties zijn in de sfeer van de minerale oliën zeer gebruikelijk. Teneinde dergelijke transacties onder schorsing van accijns mogelijk te maken, is een nieuw artikel 42a aan de wet toegevoegd op grond waarvan handelaren in minerale oliën en tussenpersonen die optreden ten behoeve van een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën, in aanmerking komen voor een vergunning voor een accijnsgoederenplaats. Deze bepalmg vloeit niet rechtstreeks voort uit de bezemrichtlijn, maar is van belang voor het goed functioneren van de interne markt. Zij hangt ten nauwste samen met de afschaffing van de fiscale grenzen. De desbetreffende bepaling komt materieel overeen met artikel 10 van de bezemregeling. 4 Richtlijn nr. 76/308/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bij stand inzake de invordering van schuldvor deringen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstel sel van het Europees Oriëntatie en Garan tiefonds voor de Landbouw, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten, evenals van schuldvorderingen uit hoofde van de belasting over de toegevoegde waarde en van bepaalde accijnzen (PbEG L73). Voorts stel ik voor nog enkele voor het goed functioneren van de interne markt wenselijk gebleken aanpassingen in de Wet op de accijns aan te brengen. Met betrekking tot tabaksprodukten die bestemd zijn voor de Neder landse markt, bestaat de mogelijkheid deze reeds in het buitenland te laten voorzien van Nederlandse accijnszegels. Voor het intra-communau taire vervoer worden deze produkten evenwel nog als onveraccijnsde produkten aangemerkt. Met betrekking tot de overbrenging naar Nederland van deze reeds van Nederlandse accijnszegels voorziene tabaksprodukten onder schorsing van accijns - overeenkomstig de horizontale richtlijn met de bestemming accijnsgoederenplaats dan wel geregistreerd bedrijf of niet-geregistreerd bedrijf - blijken zich in de praktijk enige problemen voor te doen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 412, nr. 3

In de eerste plaats kunnen deze produkten thans niet worden opgeslagen in een accijnsgoederenplaats. De beperking van de mogelijkheid van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats tot tabaksprodukten die aldaar van accijnszegels worden voorzien, strekt tot voorkoming van controle-technische problemen. De desbetreffende produkten kunnen immers niet worden onderscheiden van reeds uit een andere accijnsgoederenplaats uitgeslagen tabaksprodukten. In de praktijk bestaat er evenwel behoefte aan tabaksprodukten die in een andere Lid-Staat van Nederlandse accijnszegels zijn voorzien op te kunnen slaan in een accijnsgoederenplaats alvorens zij worden uitgeslagen in het vrije verkeer. Aangezien de hiervoor genoemde controle-technische bezwaren zich niet voordoen in het geval de accijnszegels in een andere Lid-Staat in opdracht van de vergunninghouder zijn aangebracht, - de uitslag (in Nederland) moet dan immers nog plaatshebben - stel ik voor in die gevallen aan de in de praktijk levende behoeften tegemoet te komen. Daarom stel ik voor artikel 74 zodanig aan te passen, dat ook degene die buiten Nederland vervaardigde tabaksprodukten opslaat, die buiten Nederland van door hem aangevraagde Nederlandse accijnszegels zijn voorzien, in aanmerking komt voor een vergunning voor een accijnsgoe derenplaats (artikel I, onderdeel F). Deze tabaksprodukten kunnen alsdan onder schorsing van de belasting vanuit een belastingentrepot in een andere Lid-Staat met een geleidedocument worden overgebracht naar een accijnsgoederenplaats, waarbij de heffing vervolgens geschiedt op de wijze zoals deze ook voor hier te lande gezegelde produkten verloopt. Dit houdt in dat heffing plaatsvindt ter zake van de uitslag uit de accijns goederenplaats, met verrekening van het bedrag dat ter zake van de zegelaanvraag betaald dan wel verschuldigd is. Het tweede probleem met betrekking tot binnen Nederland gebrachte tabaksprodukten betreft de overbrenging naar een geregistreerd bedrijf of niet-geregistreerd bedrijf in het geval dat deze produkten in het buitenland reeds van Nederlandse accijnszegels zijn voorzien. Ter zake van de ontvangst van onder schorsing van de accijns vanuit een belastin gentrepot verzonden tabaksprodukten wordt thans geen vergunning verleend voor een geregistreerd of niet-geregistreerd bedrijf. Dit is in het algemeen gesteld ook niet wenselijk omdat deze tabaksprodukten na de ontvangst vanuit een andere Lid-Staat door het geregistreerde bedrijf of niet-geregistreerde bedrijf van accijnszegels zouden moeten worden voorzien, dat wil zeggen na het moment waarop de accijns verschuldigd wordt en op aangifte moet worden voldaan. Deze bedrijven kunnen immers niet onder schorsing van accijns opslaan. Tabaksprodukten moeten op het moment waarop de verschuldigdheid ontstaat - invoer, uitslag uit een accijnsgoederenplaats, dan wel de ontvangst vanuit een andere Lid-Staat - van accijnszegels zijn voorzien. De ontvangst door een geregistreerd bedrijf of een niet geregistreerd bedrijf van tabakspro dukten die reeds zijn voorzien van Nederlandse accijnszegels ontmoet derhalve geen bezwaar. Alsdan kan immers bij de ontvangst aangifte worden gedaan met verrekening van het bedrag dat ter zake van de zegelaanvraag betaald dan wel verschuldigd is. Deze verrekeningssyste matiek stemt overeen met die welke overeenkomstig het huidige tweede lid van artikel 77 wordt gevolgd bij de invoer uit derde landen van tabaksprodukten die aldaar van Nederlandse accijnszegels zijn voorzien. Derhalve stel ik voor om voor de vergunninghouder van een geregi streerd bedrijf of van een niet-geregistreerd bedrijf een voorziening op te nemen die het hem mogelijk maakt de desbetreffende tabaksprodukten onder schorsing van accijns te ontvangen (artikel I, onderdelen D en G). Bij het binnen Nederland brengen van accijnsgoederen vanuit een andere Lid-Staat (anders dan door particulieren voor eigen verbruik), dient een geleidedocument aanwezig te zijn. Bovendien dient krachtens Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23412, nr. 3

artikel 80 van de Wet ingevolge de artikelen 34 en 35 van het Uitvoe ringsbesluit accijns tijdens het vervoer van bepaalde accijnsgoederen en ruwe of gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak de herkomst van die goederen aan de hand van bescheiden te kunnen worden aangetoond. Aan controlerende ambtenaren is echter niet de bevoegdheid gegeven vervoermiddelen te doen stilstaan. Om de in de genoemde artikelen neergelegde controle-bevoegdheid zinvol te doen zijn kan het doen stilstaan van vervoermiddelen in voorkomende gevallen noodzakelijk zijn. Teneinde deze ambtenaren deze bevoegdheid te verlenen stel ik voor artikel 83 van de wet aan te passen (artikel I, onderdeel H). Een verge lijkbare bepaling is opgenomen in de Wet inzake de douane (vóór 1 januari 1993 aangeduid als Algemene wet inzake de douane en de accijnzen). Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt enkele verbete ringen in de Wet op de accijns aan te brengen. Het beeft een redac tionele wijziging (artikel I, onderdeel A) en een nadere precisering van de vrijstelling in artikel 64, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de accijns (artikel I, onderdeel E), waarin de vrijstelling is opgenomen ter zake van de uitslag en de invoer van minerale oliën die kennelijk niet zijn bestemd om te worden gebruikt als brandstof. In dit onderdeel wordt het begrip brandstof nader gedefinieerd als motorbrandstof of brandstof voor verwarming. Dit is in overeenstemming met de structuurrichtlijn minerale oiiën. Voorts voorziet het wetsvoorstel (artikel III) in een wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belas tingen. Ingevolge artikel 19, zesde lid, van de horizontale richtlijn werken de Lid-Staten samen om steekproefcontroles in te voeren. De horizontale richtlijn maakt uitdrukkelijk onderscheid tussen samenwerking bij steek proefcontroles ingevolge artikel 19 en wederzijdse bijstand ingevolge de richtlijnen 77/799/EEG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten op het gebied van de directe belastingen (PbEG L336) en 76/308/EEG, zoals deze zijn gewijzigd bij onderscheidenlijk artikel 30 en - het bij de bezemrichtlijn ingevoegde - artikel 30bis van de horizontale richtlijn. Teneinde dit onderscheid ook in de nationale wetgeving tot uitdrukking te laten komen, wordt de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen aangepast in die zin, dat artikel 1 van die wet niet van toepassing wordt verklaard op de samenwerking als bedoeld in artikel 19, zesde lid, van de horizontale richtlijn. Tenslotte bevat artikel IV van het wetsvoorstel een redactionele aanpassing van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten in verband met de voorgestelde invoeging van artikel 42a in de Wet op de accijns. 1.3 Overige aspecten Aan het wetsvoorstel zijn geen budgettaire gevolgen verbonden. De wijzigingen vloeien rechtstreeks voort uit richtlijn nr. 92/108/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 december 1992 tot wijziging van richtlijn 92/12/EEG betreffende algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop en tot wijziging van richtlijn 92/81/EEG (PbEG L390). Daarnaast zijn enige bepalingen opgenomen die gewenst zijn in verband met het goede functioneren van de interne markt en ten nauwste samen hangen met de afschaffing van de fiscale grenzen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 412, nr. 3

Zowel voor de belastingplichtige als voor de Belastingdienst treedt geen administratieve lastenverzwaring op. Voor de uitvoering van de wet worden geen nieuwe organen of bestuursinstrumenten in het leven geroepen. Op dit moment valt geen reële taxatie te maken van mogelijke personele gevolgen voor de Belastingdienst in verband met de uitbreidmg van de werkingssfeer van de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen en de omzetbelasting tot de accijnzen. Op korte termijn worden geen personele gevolgen verwacht. Op termijn kan een lichte stijging van de werkzaamheden voor de Belas tingdienst optreden. Deze stijging kan worden opgevangen binnen de bestaande bezetting van de Belastingdienst. Gelet op de aard van het voorstel verwacht ik dat het justitiële apparaat niet zal worden geconfronteerd met een grotere werkdruk. 2. TOELICHTING OP DE ARTIKELEN ARTIKEL I Onderdeel A Dit onderdeel betreft een redactionele aanpassing. Onderdeel B Dit onderdeel brengt artikel 25, eerste lid, in overeenstemming met de gewijzigde tekst van artikel 2, eerste lid, van de structuurrichtlijn minerale oliën. Laatstgenoemde artikel is gewijzigd bij artikel 2 van de bezemrichtlijn. Hierdoor worden produkten van de GN-codes 2707 9991, 2707 9999 en 2713 niet als minerale oliën aangemerkt. Bij de twee eerstgenoemde codes gaat het om bepaalde restcategorieën van produkten van GN-code 2707. Als produkten van GN-code 2707 worden aangemerkt olie en andere produkten, verkregen bij het distilleren van hoge-temperatuur-steenkoolteer, alsmede soortgelijke produkten waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aroma tische overtreft. Bij GN-code 2713 gaat het om pertroleumcokes, petro leumbitumen en andere residuen van aardolie of van olie uit bitumineuze mineralen. Onderdeel C Onderdeel C biedt een oplossing voor de problematiek van de zogenoemde A-B-C-transacties in minerale oliën. Vóór 1 januari 1993 was het mogelijk om in die gevallen accijnsgoederen met communautaire douanedocumenten binnen het douanegebied van de Gemeenschap te vervoeren. Sinds 1 januari 1993 kan hiervan geen gebruik meer worden gemaakt. Bij A-B-C-transacties tussen handelaren die zelf geen fysieke opslagruimte hebben, zou alsdan veraccijnsd moeten worden geleverd. Met de hier gekozen oplossing, die zou kunnen worden omschreven met het begrip «fictieve accijnsgoederenplaats», wordt tegemoetgekomen aan de problemen die met name de bulkhandel in minerale oliën zou ondervinden indien onverkort wordt vastgehouden aan het uitgangspunt van de Wet op de accijns dat een vergunninghouder voor een accijns goederenplaats moet beschikken over een plaats waar accijnsgoederen worden vervaardigd dan wel opgeslagen. Een vergunning voor een accijnsgoederenplaats kan op basis van deze bepaling tevens worden verleend aan in Nederland gevestigde handelaren in minerale oliën, zogenoemde traders, (artikel 42a, onderdeel a) en tussenpersonen die Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23412, nr. 3

optreden ten behoeve van vergunninghouders van een accijnsgoederen plaats waar minerale oliën worden vervaardigd dan wel opgeslagen (artikel 42a, onderdeel b). Op grond van artikel 44, tweede en derde lid, van de Wet op de accijns kan de inspecteur de vorenbedoelde vergun ningen toespitsen op deze specifieke gevallen, bij voorbeeld door het in de vergunning opnemen van nadere voorwaarden ter verzekering van de heffing. Onderdeel D Ingevolge dit onderdeel wordt het mogelijk, zoals in paragraaf 1.2 is uiteengezet, voor een geregistreerd bedrijf of voor een niet-geregistreerd bedrijfs tabaksprodukten, die in een andere Lid-Staat zijn voorzien van Nederlandse accijnszegels, onder schorsing van accijns te ontvangen. Onderdeel E Ingevolge dit onderdeel wordt het begrip brandstof in artikel 64, eerste lid, onderdeel d, vervangen door motorbrandstof of brandstof voor verwarming. Hiermee komen produkten, die wel als brandstof fungeren, maar niet bestemd zijn om te worden gebruikt als motorbrandstof of brandstof voor verwarming, onder de werking van deze vrijstelling te vallen. Hierbij kan voornamelijk worden gedacht aan lampolie. Onderdeel F Op grond van artikel 74 van de Wet op de accijns kan een vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor tabaksprodukten worden verleend aan de producent van tabaksprodukten, aan degene die buiten Nederland vervaardigde tabaksprodukten binnen Nederland van accijnszegels voorziet en aan degene die tabaksprodukten voor de bevoorrading van schepen en luchtvaartuigen in het verkeer van Nederland naar een andere Lid-Staat opslaat. Hieraan wordt, zoals in paragraaf 1.2 is toege licht, ingevolge dit onderdeel toegevoegd degene die buiten Nederland vervaardigde tabaksprodukten opslaat die buiten Nederland zijn voorzien van door hem aangevraagde Nederlandse accijnszegels. Onderdeel G Ingevolge dit onderdeel wordt met betrekking tot tabaksprodukten die in een andere Lid-Staat van Nederlandse accijnszegels zijn voorzien en hier op grond van artikel 51 a, onderdeel a, juncto artikel 53a worden aangegeven, het bedrag dat ter zake van de zegelaanvraag betaald dan wel verschuldigd is, verrekend met het bedrag aan accijns dat op aangifte verschuldigd is geworden. Onderdeel H Bij het intra-communautaire vervoer van accijnsgoederen, anders dan door particulieren voor eigen verbruik, dient een accijnsgeleidedocument aanwezig te zijn. Bovendien is in artikel 80, eerste lid, onderdeel a, alsmede in artikel 82 onder meer bepaald dat ter controle bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld met betrekking tot het vervoer van accijnsgoederen en van ruwe tabak. Nadere uitwerking van dit artikel heeft plaatsgevonden in de artikelen 34 en 35 van het Uitvoeringsbesluit accijns, waarin onder meer is bepaald dat van accijns goederen, andere dan tabaksfabrikaten die zijn voorzien van de wettelijk voorgeschreven accijnszegels, en van ruwe of gedeeltelijk tot verbruik Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 412, nr. 3

bereide tabak bij het vervoer aan de hand van bescheiden de herkomst moet kunnen worden aangetoond. In artikel 83, tweede en derde lid, is weliswaar de bevoegdheid verleend om vervoermiddelen aan onderzoek te onderwerpen en om de toegang tot deze op elk tijdstip te vorderen, maar is aan de controlerend ambtenaren niet de bevoegdheid gegeven het vervoermiddel te doen stilstaan. Hierdoor wordt in belangrijke mate de controle op de verplichting om tijdens het vervoer de herkomst van de accijnsgoederen en ruwe tabak aan de hand van bescheiden te kunnen aantonen bemoei lijkt. Ingevolge dit onderdeel wordt aan ambtenaren van de Belasting dienst onder meer de bevoegdheid gegeven een vervoermiddel te doen stilstaan (artikel 83, vierde lid). ARTIKEL II De in dit artikel opgenomen wijzigmgen van de Wet wederzijdse bijstand bij de invorderïng van enkele EEG-heffingen en de omzetbe lasting strekken ertoe de (rechtstreekse) werkingssfeer van die wet uit te breiden tot de schuldvorderingen ter zake van de accijns die wordt geheven van in EG-verband als accijnsgoederen aangemerkte produkten. Voorgesteld wordt om bij deze verruiming aan te sluiten bij de voorzie ningen met betrekking tot de omzetbelasting. Ingevolge artikel 1, negende lid, van de bezemrichtlijn is in titel III van de horizontale richtlijn een artikel SObis ingevoegd waarbij de werkings sfeer van richtlijn nr. 76/308/EEG is verruimd tot verzoeken om bijstand bij de invordering van schuldvorderingen die zijn ontstaan in een Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap. Dit artikel strekt tot de bijstand bij de invordering van bepaalde accijnzen (zie thans artikel 2, onder e, van richtlijn nr. 76/308/EEG) en van de op deze accijnzen betrekking hebbende interest en kosten (zie artikel 2, onder f, van richtlijn nr. 76/308/EEG). Ter implementatie van artikel 1, negende lid, van de bezemrichtlijn zijn in artikel 8 van de bezemregeling van 28 december 1992 de in Nederland uit hoofde van de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen en de omzetbelasting geldende regels met betrekking tot de omzetbelasting, op bedoelde accijnzen, interest en kosten met ingang van 1 januari 1993 van overeenkomstige toepassing verklaard. Het onderhavige artikel betreft een materieel gelijke verwerking van de richtlijnbepaling als die in artikel 8 van vorenge noemde bezemregeling. Ik merk in dit verband nog op dat parallel aan hetgeen geldt voor de bijstand inzake omzetbelastingschulden, de bepalingen inzake de weder zijdse bijstand bij de invordering van accijnzen van toepassing zijn zowel op schuldvorderingen, ontstaan in een der andere Lid-Staten als op die welke hier te lande zijn ontstaan, ongeacht of daarbij sprake is geweest van invoer van accijnsgoederen uit een derde land. Ook als de schuld in Nederland is ontstaan, kan derhalve een beroep worden gedaan op de autoriteiten van een andere Lid-Staat om inlichtingen te verstrekken welke voor de invordering van belang kunnen zijn, of kan aan de autori teiten van een andere Lid-Staat worden verzocht om tot invordering over te gaan of conservatoire maatregelen te treffen dan wel tot betekening en uitreiking van stukken (notificatie) over te gaan. Onderdeel A Het aan artikel 1, eerste lid, van de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen en de omzetbelasting toegevoegde Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23412, nr. 3

onderdeel e strekt ertoe, die wet op de in dit onderdeel bedoelde accijnzen, interest en kosten rechtstreeks van toepassing te verklaren. Onderdelen B en C Een verzoek om bijstand afkomstig uit een andere Lid-Staat, gericht op de invordering hier te lande van een in die Lid-Staat ontstane accijns schuld, wordt ten uitvoer gelegd volgens hetzelfde - op de Invorde ringswet 1990 gebaseerde - invorderingsregime als geldt met betrekking tot buitenlandse omzetbelastingschulden. Onderdeel D De aanpassing van de citeertitel van de wet geeft de verruiming weer van de werkingssfeer van de wet tot de accijnzen. ARTIKEL III Met deze wijziging wordt beoogd duidelijkheid te scheppen inzake de toepasselijkheid van de Wet op de internationale bijstandsverlening (Wib) inzake de samenwerking tussen de Lid-Staten van de EG bij steek proefcontroles op het gebied van accijns. Deze samenwerking is neergelegd in artikel 19, zesde lid, van de horizontale richtlijn. In artikel 24 van deze richtlijn is neergelegd dat de Commissie, na advies van het Accijnscomité, ter uitvoering van deze bepaling nadere regels kan vaststellen. Zo is door de Commissie een accijnsverificatieformulier vastgesteld. De richtlijn maakt onderscheid tussen samenwerking bij steekproef controles en wederzijdse bijstand. Ten behoeve van wederzijdse bijstand op accijnsgebied is in artikel 30 van de horizontale richtlijn bepaald dat richtlijn nr. 77/799 wordt gewijzigd zodat deze richtlijn ook daarop van toepassing is. Ter implementatie van deze wijziging zijn bij de Wet van 24 december 1992 tot wijziging van de Wet op de accijns in verband met de afschaffing van de fiscale grenzen (Stb. 711) in artikel IV de artikelen 1 en 4 van de Wib, die destijds is ingevoerd ter implementatie van richtlijn 77/799/EEG, aangepast, waarbij die wet onverkort van toepassing is verklaard op de accijns. Omdat de indruk zou kunnen ontstaan dat die wet niet alleen op wederzijdse bijstand van toepassing is, maar ook op de samenwerking met behulp van steekproefcontroles, is artikel 1 van die wet zodanig aangepast dat zij niet van toepassing is op de samenwerking als bedoeld in artikel 19, zesde lid, van de horizontale richtlijn. ARTIKEL IV In artikel 5, tweede lid, van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten zijn de artikelen 42, tweede en derde lid, tot en met 50 van de Wet op de accijns van overeenkomstige toepassing verklaard. Ingevolge artikel I, onderdeel C, is een nieuw artikel 42a aan de Wet op de accijns toegevoegd, op grond waarvan handelaren in minerale oliën en tussenpersonen die optreden ten behoeve van een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën in aanmerking komen voor een vergunning voor een accijnsgoederenplaats zonder dat zij beschikken over een plaats waar accijnsgoederen worden vervaardigd dan wel opgeslagen. De desbetref fende voorziening is specifiek gericht op de handel in minerale oliën. Artikel 15, tweede lid, van de Wet op de verbruiksbelastingen van Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23412, nr. 3

alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten wordt zodanig aangepast dat het nieuwe artikel 42a van de Wet op de accijns niet tevens van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op alcoholvrije dranken, pruimtabak en snuiftabak. ARTIKELEN Ven VI Artikel 1, onderdeel 8, van de bezemrichtlijn voorziet in een overgangsregeling per 1 januari 1993. Accijnsgoederen die zich vóór 1 januari 1993 onder een andere schorsingsregeling bevinden dan de in de horizontale richtlijn bedoelde schorsingsregeling en waarvoor deze regeling nog niet is gezuiverd, worden vanaf deze datum aangemerkt als produkten onder schorsing van accijns. De bepalingen die van kracht waren op het tijdstip waarop de accijnsgoederen onder deze regeling werden geplaatst, blijven van toepassing zolang deze goederen overeen komstig de bedoelde bepalingen onder deze regeling geplaatst blijven. Artikel 1, onderdeel 8, van de bezemrichtlijn bepaald tenslotte dat in geval van een nationale schorsingsregeling de Lid-Staten de voorwaarden en formaliteiten bepalen die vanaf 1 januari 1993 gelden voor de zuivering van deze schorsingsregeling. De artikelen V en VI hebben betrekking op bedoelde overgangsregelingen. Artikel VI heeft specifiek betrekking op de zogenoemde T-2-goederen; voor T-1-goederen (derde-landen-goederen) behoeft geen overgangsregeling te worden getroffen aangezien voor deze goederen de douaneprocedure van toepassing blijft. De Staatssecretaris van Financiën, M. J. J. van Amelsvoort Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 412, nr. 3 9