Bijlage 6 Industriegebouwen alternatieve tekst

Vergelijkbare documenten
BIJLAGE 6: INDUSTRIEGEBOUWEN. Deze bijlage bepaalt de eisen waaraan het ontwerp, de bouw en de inrichting van industriegebouwen moeten voldoen om:

Bijlage 6 Industrie gebouwen KB 1 maart Basisnorm KB 7 juli 1999

II. 12 BVCHECK MC Checklist voor de preventie van brand in de mini-crèches

VOORAL DE ALINEA S IN HET ROOD ZIJN ZEER BELANGRIJK VOOR HET JAARMARKTGEBEUREN

Handige tips over brandweerstand

Brandveilig ontwerp en uitvoering van industriële gebouwen

Koninklijk besluit van 12 juli 2012 Wat verandert er?

BIJLAGE 6 & ROOK-EN WARMTE AFVOER IN INDUSTRIEGEBOUWEN

Historiek van Bijlage : Voorstel van een tekst goedgekeurd door de Hoge Raad Wordt niet gepubliceerd 2004: oprichting van een werkgroep aangedui

Wetgeving rond brandveiligheid voor de kinderdagverblijven

Fireforum Congress 20/11/2018. Maj. Dieter Brants (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent) Robby De Roeck (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent)

Branden in parkeergarages Problematiek

Maj. Dieter Brants (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent) Robby De Roeck (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent)

- Zelfredzaamheid! - Opvang brandweer (IP) - Brandcommando - CP-OPS - KB 2006 NOODPLANNING

1. Inplanting en toegangswegen

Rook en warmteafvoerinstallaties in industriegebouwen

Bijlage 6: een handleiding

BIJLAGE 5: REACTIE BIJ BRAND : Gedrag bij een brand vanaf de buitenzijde

RICHTLIJNEN STAD ANTWERPEN

LAGE GEBOUWEN MIDDELHOGE GEBOUWEN HOGE GEBOUWEN

BIJLAGE 5/1: REACTIE BIJ BRAND

Brandveiligheidsnormen en veiligheid in het algemeen

Inlichtingenformulier brandpreventie

Prev 1. Wat in de vorige hoofdstukken?

Norm NBN S21-204: Brandbeveiliging in gebouwen: Schoolgebouwen 1. ALGEMEEN 2

INFORMATIEFICHE VRIJWILLIGE BRANDWEER SCHOTEN 1/7

Inlichtingenformulier brandpreventie

Fiche 9 (Analyse): Artikel 52 van het ARAB

Digitale aanvraag: brandweeradvies

INLICHTINGENFORMULIER BRANDPREVENTIE

1. ALGEMEENHEDEN Doelstelling Toepassingsgebied INDELING VAN DE INDUSTRIEGEBOUWEN 5

Voor welke gebouwen? Waar heeft dit impact? Hoe te werk gaan? Waarom brandbelasting berekenen in industriegebouwen?

Brandpreventie in het bedrijfsleven

NBN S Brandbeveiliging in Schoolgebouwen

Rook-en wamte afvoer in de praktijk L Evacuation des fumées et de la chaleur en pratique

De Omgevingsvergunning Wat staat ons te wachten? 8 november 2016

Industriegebouwen. Bijlage 6 - Koninklijk besluit van 7 juli 1994 KB van 1 maart Cdt. Donald Withouck. Qualitydays - 28 april

Inlichtingenformulier preventie

Permanente brandlast als onderdeel van de maatgevende brandbelasting conform Bijlage 6 van de basisnormen

AANVRAAG BRANDPREVENTIE

OLR 3. Duurzaamheid verhogen

Inhoud van de presentatie

Rapportage BRANDO2: bepaling van de weerstand tegen brandoverslag conform NEN 6068:2008+C1:2011

BRANDPREVENTIE. op de arbeidsplaatsen.

ALGEMENE RICHTLIJNEN dansgelegenheden en dansactiviteiten

Inlichtingenformulier preventie

BRANDVEILIGHEID GEBOUWEN VOOR KINDEROPVANG. Ronny Houben

Brandweerzone Centrum

Brandpreventie Politieverordening Publiek Toegankelijke Inrichtingen

KB Basisnormen Bijlage 6 - Industriële gebouwen 1/62

Welke elementen ondernemen om oudere appartementsgebouwen veiliger maken

Deze basisreglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van middelhoge (MG) gebouwen moeten voldoen om:

30/01/2019. Brandwerende oplossingen voor opslag van (zeer) licht ontvlambare stoffen. Wie is CGK Group? Onze expertises

BIJLAGE 7: GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Korte Checklist. 1. Organisatorische aspecten Zorg voor een brandveilige bedrijfsvoering!

Koninklijk besluit van 28 maart 2014 betreffende de brandpreventie op de arbeidsplaatsen (B.S )

Circulaire BRANDPREVENTIE

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

HOOFDSTUK XII JEUGDLOKALEN: REGLEMENTERING MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID IN JEUGDLOKALEN

24 & 30 november Koninklijk besluit van 12 juli 2012 Wat verandert er? Bijlage 5/1

Mededeling betreffende het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 houdende de normen voor de preventie van brand in de mini-crèches

STAPPENPLAN BEOORDELING BRANDVEILIGHEID volgens Bouwbesluit 2012 UTILITEITSGEBOUWEN. Kenmerk: 2013-R-V1.2

Bijlage 2. Specifieke brandveiligheidsvoorschriften voor groepsopvang als vermeld in artikel 23

Pascal van den Heuvel. wetgevend kader voor brandbare afdichtingen bijlage 7 type-oplossingen

Bepalingen voor de opslag van gevaarlijke producten

Brandveiligheid in scholen

Grondgebondenwoningen Churchillpark te Leiden=

Vuistregels Brandveiligheid

HOOFDSTUK XI - BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN: REGLEMENTERING MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID IN DE HORECAZAKEN

Circulaire BRANDPREVENTIE

Brandweerzone Centrum

Studieavond: Houtskeletbouw 21 november 2014, Nocturne van HOUT & HABITAT, Antwerp Expo

Codex over het welzijn op het werk. Boek III.- Arbeidsplaatsen. Titel 3. Brandpreventie op de arbeidsplaatsen

NIEUWBOUW 78 APPARTMENTEN HABITAGE TE HEERHUGOWAARD

RICHTLIJNEN TER BESCHERMING TEGEN BRAND- EN PANIEKRISICO S IN INSTELLINGEN VAN TIJDELIJKE AARD

1/06/2012. Studiedag Fire Safety Engineering - KC Bib+ 5 juni 2012 door architect Jo Baeke. Situering TITEL 1 TITEL 2 TITEL 3

Brandveilig afdichten van doorvoeringen in brandwerende wanden

FOD Binnenlandse Zaken

Basisprincipe inzake regelgeving brandveiligheid gevelconstructies.

Brandreactie en Brandweerstand HVAC brandwerende isolatie Bijlage 7 KB 12 juni mei 2018, Pascal van den Heuvel

plaatsen van materialen of tijdelijke opstellingen op (of over) de openbare weg, openbaar domein of een publiek toegankelijk terrein

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

Wetgeving inzake evaluatie brandgedrag van bouwproducten Ir. Jan De Saedeleer

Dwingende veiligheidsvoorschriften. voor organisaties in inrichtingen van. tijdelijke aard

Inhoud van de presentatie

Hercontrole (Loze) brandmelding Telefoonnummer: Omschrijving voorschrift NvT NG V AP OT Vluchtwegen / uitgangen

UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD

STAPPENPLAN BEOORDELING BRANDVEILIGHEID (voor nieuwbouw utiliteitsgebouwen, op hoofdlijnen, volgens bouwbesluit 2012 versie 1.0)

Overzicht wetgeving brandpreventie. Ir. Pieter De Munck

Atria en brandveiligheid

Brandpreventie- dossier. Caroline Deleu. Activity Manager B.U. Environment, Safety & Sustainability

AMS1 Schiphol-Rijk. Brandveiligheid in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

1392 S N. Pagina 1 van 7

GEMEENTELIJK REGLEMENT M.B.T. DE BRANDVEILIGHEID IN PUBLIEK TOEGANKELIJKE INRICHTINGEN

croes Bouwtechnisch Ingenieursbureau

Bijlage 5. Specifieke brandveiligheidsnormen van toepassing op die toeristische logies overeenkomstig de tabel in bijlage 1 bij dit besluit

BIJLAGE 2/1: LAGE GEBOUWEN BIJLAGE 3/1: MIDDELHOGE GEBOUWEN BIJLAGE 4/1: HOGE GEBOUWEN

Bijlage 6. Specifieke brandveiligheidsnormen van toepassing op die toeristische logies overeenkomstig de tabel in bijlage 1 bij dit besluit

massief kunststof plaat

Transcriptie:

ALTERNATIEF INDUSTRIEGEBOUWEN Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 1 van 14

1 ALGEMEEN 1.1 Doel Deze basisreglementering bepaalt de minimale eisen waaraan, de opvatting, de bouw en de inrichting van de industriegebouwen moeten beantwoorden opdat de fundamentele voorschriften met betrekking tot brandveiligheid zoals die zijn vastgelegd in bijlage 7 Prestatievereisten voor nieuwe gebouwen zijn vervuld. 1.2 Toepassingsgebied Deze bijlage is van toepassing op alle industriegebouwen met één of meer bouwlagen, waarvan de som van de oppervlaktes van de bouwlagen meer dan 100m² bedraagt. Onder alle industriegebouwen wordt verstaan: - alle nieuw op te richten industriegebouwen, - alle industriegebouwen die een wijziging van activiteit ondergaan waardoor een wijziging optreedt van categorie, conform Hoofdstuk 2. Deze bijlage is niet van toepassing voor volgende gebouwen: o Eenlaagse productieruimten waarvoor de rekenwaarde van de brandbelasting, volgens art 3.3, minder bedraagt dan 350 MJ/m² o Gebouwen waarin de volgende hoeveelheden van gevaarlijk stoffen, zoals gecatalogeerd volgens de EG richtlijnen, dagelijks gebruikt of opgeslagen zijn: Meer dan 100 kg voor giftige en ontplofbare stoffen Meer dan 1000 kg voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen Meer dan 500 l van licht ontvlambare stoffen (vlampunt < 21 C) Meer dan 5000l van ontvlambare vloeistoffen (vlampunt tussen 21 C en 55 C) Meer dan 20000l van brandbare vloeistoffen met een vlampunt tussen 55 C en 100 C Opslag van flessen met samengeperste of vloeibaar gemaakte gassen, gezamenlijke flesseninhoud meer dan 100 l o Voor lokalen waarin een ontplofbare atmosfeer kan ontstaan tijdens de normale werking van de installaties (geklasseerde zones type 0,1 volgens AREI art 105 en type 20 en 21 volgens art 110) o Voor gebouwen waarvan 2 gevels volledig open zijn (=open opslag). o Voor opslagplaatsen waar de opslaghoogte meer dan 9,0 m bedraagt tenzij deze uitgerust zijn met een sprinklerinstallatie type ESFR zij het evenwel onder de beperkende voorwaarde dat het gebruik van een sprinklerinstallatie type ESFR is toegestaan volgens de ontwerpregels voor ESFR-installaties. o Voor opslagplaatsen, uitgerust met een sprinklerinstallatie type ESFR, waar de opslaghoogte meer dan 12,2m bedraagt zij het evenwel onder de beperkende voorwaarde dat het gebruik van een sprinklerinstallatie type ESFR is toegestaan volgens de ontwerpregels voor ESFR-installaties. De industriegebouwen die uitgesloten zijn van onderhavig basisnorm worden onderworpen aan een afzonderlijke risico-analyse. Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 2 van 14

2 INDELING VAN GEBOUWEN De industriegebouwen worden voor deze richtlijnen opgesplitst in 2 groepen: P: Productie 0:Opslag Deze indeling geldt enkel voor de gebouwen die volgens bijlage 1 van het K.B. van 7 juli 1994 betreffende de basisnormen als industriegebouwen worden gedefinieerd. Indien een industriegebouw uit meerdere compartimenten bestaat, zal voor ieder compartiment de categorie, zoals hierna uiteengezet, bepaald worden, en zullen de nodige maatregelen getroffen worden, die overeenstemmen met de betreffende categorie. Een compartiment, opgericht voor een bepaalde categorie, mag enkel gebruikt worden voor de activiteiten die geleid hebben tot de indeling in deze categorie of een categorie met een lager risico in geval van brand. Een wijziging van de activiteiten in het industriegebouw, die tot een hoger risico in geval van brand kan leiden, is enkel toegelaten indien aan het gebouw de nodige aanpassingswerken uitgevoerd worden, zodat het compartiment beantwoord aan de richtlijnen van de nieuwe (en hogere) categorie. De bepaling van de categorie waartoe de diverse compartimenten van het industriegebouw behoren inzake risico bij brand maken deel uit van: - de bouwvraag, indien het een nieuw op te richten industriegebouw betreft; - de milieuvergunningsaanvraag, indien het industriegebouw een bestemmingswijziging ondergaat. 2.1 Productie De compartimenten van een industriegebouw behorende tot groep P worden verder opgedeeld in 5 categorieën op basis van de rekenwaarde voor de maatgevende brandbelasting q f,d (zie Hfdst 3). Categorie PA Productieruimte met q f,d 350 MJ/m² Categorie PB Productieruimte met 350 < q f,d 525 MJ/m² Categorie PC Productieruimte met 525 < q f,d 775 MJ/m² Categorie PD Productieruimte met 775 < q f,d 1555 MJ/m² Categorie PE Productieruimte waarvoor q f,d 1555 MJ/m² De categorie PA is enkel van toepassing voor meerlaagse gebouwen 2.2 Opslag De compartimenten van een industriegebouw behorende tot groep O worden opgedeeld in 5 categorieën. De categorieën OP1 tot OP4 stemmen overeen met de gebruikscategorieën 1 tot 4, geldig voor laagstapelingen, zoals deze zijn vermeld in de norm NBN S21-208-1 art. 3. De categorie OP5 stemt overeen met de hoogstapelingen in de zin van art 3.3 van de norm NBN S21-208-1. Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 3 van 14

3 TERMINOLOGIE De definities van bijlage 1 van het K.B. van 7 juli 1994 betreffende de basisnormen zijn van toepassing en worden als volgt aangevuld: 3.1 Maatgevende brandbelasting De maatgevende brandbelasting is: Voor compartimenten met een vloeroppervlakte van maximaal 1000m²: De gemiddelde brandbelasting Voor compartimenten met een vloeroppervlakte groter dan 1000 m²: De gemiddelde brandbelasting over de ongunstigste 1000 m² 3.2 Gemiddelde brandbelasting De gemiddelde brandbelasting q f,k per eenheid vloeroppervlakte is: Pi. H ui. Ψi i q f, k = A Hierbij is: P i = gewicht van het materiaal in kg H ui = warmtepotentieel van dit materiaal in MJ/kg bepaald volgens pren ISO 1716:1999E Ψ i = combinatiefactor die rekening houdt met het beschermd karakter van het materiaal A= oppervlakte van het compartiment 3.3 Rekenwaarde brandbelasting De rekenwaarde voor de brandbelasting q f,d is als volgt gedefinieerd: q f,d = q f,k. m Hierbij is: q f,k = gemiddelde brandbelasting per eenheid vloeroppervlakte [MJ/m²] Ψ i = 1,0 m = de verbrandingsfactor volgens Eurocode 1-2 Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 4 van 14

4 DE BEPERKING VAN BRAND- EN ROOKVERSPREIDING IN HET GEBOUW Een industriegebouw of gedeelte van een industriegebouw met één of meerdere bouwla(a)g(en) is verdeeld in compartimenten met de volgende kenmerken. 4.1 Indeling in compartimenten 4.1.1 PRODUCTIERUIMTEN - de maximum oppervlakte van het compartiment is functie van de brandweerstand van de structurele elementen van het compartiment overeenkomstig Hfdst 5 - De scheidende wanden tussen de compartimenten voldoen aan de bepalingen van artikel 4.2 - de maximum breedte van het compartiment is conform Tabel 1 Categorie PA PB PC PD PE Zonder automatische blusinstallatie (*) (**) Geen eis 60 60 40 40 Met automatische blusinstallatie (*) (**) Tabel 1 Geen eis 80 80 60 60 (*) Het compartiment moet langs twee tegenover elkaar gelegen langse zijden van het compartiment voor de brandweer bereikbaar zijn. De bereikbaarheid is mogelijk vanaf buiten of vanaf een ander compartiment. Bij een bereikbaarheid vanaf één zijde wordt de maximum breedte gehalveerd. (**) De breedte van een compartiment kan ook begrensd worden door vereisten i.v.m. de evacuatie van personen (zie 7.). Onder breedte van een compartiment wordt de kleinste afmeting in plan verstaan van het compartiment. - De maximale breedte van het gebouw gemeten tussen de bereikbare langse buitengevels van het gebouw is gelijk aan de toegelaten maximale breedte van het compartiment vermenigvuldigd met twee. - De gebouwen behorende tot de categorie PB of hoger is voorzien van een RWA-installatie conform de norm NBN S 21-208-1, met uitzondering van art. 18, 2 de en 3 de alinea en art. 19. Voor compartimenten met een oppervlakte < 2000 m² moet de berekening van de nodige aërodynamische oppervlakte van de rookluiken niet uitgevoerd worden volgens deze norm op voorwaarde dat ze minimum een oppervlakte bezitten van 2% 4.1.2 OPSLAGRUIMTEN - De breedte van een compartiment wordt begrensd door vereisten i.v.m. de evacuatie van personen (zie 7.). 4.2 Scheidende wanden tussen compartimenten - De verticale wanden tussen een compartiment en een aanpalend bestaand gebouw dienen minstens 1 m boven het laagstgelegen dak uit te steken - Wanneer een structureel element geïncorporeerd is in een scheidingswand tussen compartimenten dan zal in tegenstelling tot de waarden vermeld in hoofdstuk 5 de brandweerstand van het element minimaal deze van de scheidingswand zijn. - De verbindingen tussen structurele elementen behorend tot een compartiment met structurele elementen begrepen in een compartiment scheidende wand zullen dermate geconcipieerd worden opdat bij bezwijken zij geen nadelige effecten induceren op de scheidingswand. Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 5 van 14

- De verticale wanden tussen aanpalende compartimenten hebben een brandweerstand zoals vermeld in de volgende tabel: Categorie compartiment PA tot PB PC tot PD OP1 tot OP 4 PE of OP 5 PA tot PB REI 60 REI 120 REI 60 REI 120 Categorie compartiment PC tot PD REI 120 REI 120 REI 120 REI 120 OP1 tot OP 4 REI 60 REI 120 REI 60 REI 120 PE of OP5 REI 120 REI 120 REI 120 REI 120 Tabel 2 - De horizontale wanden tussen aanpalende compartimenten hebben een brandweerstand zoals vermeld in de volgende tabel: Categorie benedengelegen compartiment Categorie bovengelegen compartiment PA tot PB PC tot PD OP1 tot OP 4 PE of OP 5 PA tot PB REI 60 REI 120 REI 120 REI 120 PC tot PD REI 120 REI 120 REI 120 REI 120 OP1 tot OP 4 REI 120 REI 120 REI 60 REI 120 PE of OP5 REI 120 REI 120 REI 120 REI 120 Tabel 3 - Indien de compartimenten uitgerust zijn met een automatische blusinstallatie dan mogen de waarden voor brandweerstanden vermeld in de Tabel 2 en de Tabel 3 met de helft gereduceerd worden. 4.3 Beperken van brandoverslag langs het dak 4.3.1 BRANDBEDEKKING - Het geheel van de dakbedekking moet voldoen aan de ontwerpnorm CEN pren-1187-1, pren-1187-2 of pr EN 1187-3. 4.3.2 OPENINGEN IN HET DAK - de horizontale afstand tussen openingen in de dakbedekking en een compartiment-scheidende wand bedraagt ten minste 5m. - Het is niet toegestaan openingen aan te brengen in beide dakschilden wanneer deze dakschilden behoren tot verschillende compartimenten en wanneer de ingesloten hoek tussen beide dakschilden minder bedraagt dan 120. 4.4 Beperken van brandoverslag langs de gevel - Brandoverslag langs de gevels tussen compartimenten die in één zelfde vlak zijn gelegen wordt vermeden door het voorzien van een gevelelement, met voldoende breedte dat gedurende 1h voldoet aan het criteria vlamdichtheid en isolatie. De uitvoering ervan is conform aan de bepalingen van de basisnormen bijlage 4 artikel 3.3.1. - Wanneer twee vlakken van de gevel van een compartiment, of wanneer de gevels van een compartiment en van een andere aangrenzende constructie een inspringende tweevlakshoek vormen groter dan of gelijk aan 90 (en kleiner dan 180 ), dan hebben de geveldelen waarvan de rib van de inspringende tweevlakshoek deel uitmaakt ter hoogte van de scheidingen tussen compartimenten, een brandweerstand REI 60 over een ontwikkelde horizontale afstand van ten minste 1,00 m. Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 6 van 14

- Voor gevelgedeeltes van tegenover elkaar staande gevels of voor gevels die een inspringende tweevlakshoek vormen kleiner dan 90 die de scheiding vormen tussen compartimenten, is de kortste afstand (in meter) gemeten tussen de gevelgedeeltes die geen brandweerstand REI 60 bezitten, ten minste: 7 x cos (α) +1 waarin α de ingesloten hoek is. 4.5 Rookafvoer Intern het compartiment zal met behulp van geëigende middelen de verspreiding van rook verhinderd worden Indien rookverspreiding intern het compartiment wordt verhinderd door het realiseren van rookvakken zullen zij beantwoorden aan de schikking van de norm NBN S21-208-1 aangevuld met de bepalingen van pren 12101-1 Indien het compartiment uitgerust is met een automatische blusinstallatie wordt de bediening van de RWA-installatie conform aan één van de hierna vermelde procedures georganiseerd: - De RWA-installatie wordt automatisch bediend door middel van een rookdetectiesysteem, conform EN 12101-4. Een manuele bediening van de RWA-installatie blijft in dit geval gewaarborgd. - De RWA-installatie wordt automatisch bediend door middel van een flow-switch (of gelijkaardig instrument) bij het openen van de eerste sprinklerkop op voorwaarde dat de blusinstallatie van het type fast is conform de norm EN 12259-1. Een manuele bediening van de RWA-installatie blijft in dit geval gewaarborgd. - De RWA-installatie wordt uitsluitend manueel bediend ingeval de blusinstallatie van het type HHP, HHS of ESFR is. Voor productie- en opslagruimten met een oppervlakte van > 2000 m² zal de RWA dermate geconcipieerd worden opdat : - de minimaal beschikbare rookvrije zone voldoet aan de bepalingen van art 6 van de norm NBN S21-208-1 én - de rookgastemperatuur lager is dan 300 C. Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 7 van 14

5 DE STABILITEIT VAN DE STRUCTURELE ELEMENTEN. 5.1 Concept Het bezwijken van de structurele elementen van een compartiment mag geen invloed hebben: - op de stabiliteit van de verticale brandwerende wanden van het compartiment - op de stabiliteit van de structurele elementen van een aanpalend compartiment op hetzelfde niveau gelegen. Gevelelementen worden zodanig bevestigd aan de draagstructuur dat zij niet naar buiten kunnen vallen, indien de gevel beweegt onder invloed van de brand. De structurele elementen alsook hun verbindingen en opleggingen hebben een gedrag bij brand opdat gebruikers én hulpdiensten tijdig visueel verwittigd worden van iedere vorm van bezwijken. Dit gedrag zal getoetst worden conform de bepalingen van de structurele Eurocodes aangevuld met hun nationale toepassingsdocumenten (NTD). 5.2 Indeling in klassen De structurele elementen conform bijlage 1 worden als volgt onderverdeeld in 2 klassen. Klasse 1: Structurele elementen waarvan het bezwijken aanleiding geeft tot een voortschrijdende bezwijken over compartimentsgrenzen (tussen verschillende verdiepingen) heen (verhoogd risico) Klasse 2: Structurele elementen waarvan het bezwijken aanleiding geeft tot een voortschrijdend bezwijken intern de compartimentsgrenzen (normaal risico) Gevelbekledings- en dakdichtingselementen behoren niet tot de structurele elementen. De Klasse 1 is niet van toepassing voor één-laagse gebouwen 5.3 Productieruimten 5.3.1 STRUCTURELE BRANDWEERSTAND VAN ÉÉNLAAGSE GEBOUWEN 5.3.1.1 Minimum oppervlakte compartiment Voor niet gesprinklerde compartimenten met een oppervlakte kleiner dan 1600 m² zijn geen specifieke eisten vereist uit hoofde van structurele brandweerstand. Indien het compartiment uitgerust is met een branddetectie, conform art. 7.1, dan mag deze oppervlakte vergroot worden met een factor 1,5 en voor gesprinklerde compartimenten met een factor 3,5. 5.3.1.2 Niet-gesprinklerde compartimenten Voor structurele elementen behorende tot klasse 2 gelden volgende minimale brandweerstanden voor de diverse categorieën industriegebouwen in functie van de compartimentoppervlakte Tabel 4 (*) Zie 5.3.1.1 Categorie PB PC PD PE 3000 m² R15 R15 R30 R45 5000 m² R15 R20 R45 R60 7000 m² R20 R30 R60 R60 10000 m² R30 R30 R60 R60 15000 m² R30 R45 R60 R60 20000 m² R30 R45 R60 R60 30000 m² R45 R45 R60 R60 Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 8 van 14

5.3.1.3 gesprinklerde compartimenten Voor structurele elementen behorende tot klasse 2 gelden volgende minimale brandweerstanden voor de diverse categorieën industriegebouwen in functie van de compartimentoppervlakte Tabel 5 Categorie PB PC PD PE >5600 m² R15 R15 R30 R45 7000 m² 10000 m² R15 R20 R45 R60 15000 m² R20 R30 R45 R60 20000 m² R20 R30 R60 R60 30000 m² R30 R45 R60 R60 5.3.2 STRUCTURELE BRANDWEERSTAND VAN MEERLAAGSE GEBOUWEN 5.3.2.1 Niet-gesprinklerde compartimenten Voor structurele elementen behorende tot klasse 1 gelden volgende minimale brandweerstanden voor de diverse categorieën industriegebouwen in functie van de compartimentoppervlakte Tabel 6 Categorie PA PB PC PD PE 1600 m² R15 R20 R30 R60 R90 3000 m² R30 R30 R45 R90 R120 5000 m² R30 R45 R60 R120 R120 7000 m² R45 R60 R90 R120 R120 10000 m² R45 R90 R90 R120 R120 15000 m² R60 R90 R120 R120 R120 20000 m² R60 R90 R120 R120 R120 30000 m² R90 R120 R120 R120 R120 Voor structurele elementen behorende tot klasse 2 gelden volgende minimale brandweerstanden voor de diverse categorieën industriegebouwen in functie van de compartimentoppervlakte Tabel 7 Categorie PA PB PC PD PE 1600 m² Geen eis R15 R15 R30 R45 3000 m² R15 R20 R30 R45 R60 5000 m² R15 R30 R30 R60 R90 7000 m² R20 R30 R45 R90 R120 10000 m² R30 R45 R45 R90 R120 15000 m² R30 R45 R60 R120 R120 20000 m² R30 R45 R60 R120 R120 30000 m² R45 R60 R90 R120 R120 5.3.2.2 Gesprinklerde compartimenten Voor structurele elementen behorende tot klasse 1 gelden volgende minimale brandweerstanden voor de diverse categorieën industriegebouwen in functie van de compartimentoppervlakte Categorie PA PB PC PD PE 1600 m² Geen eis Geen eis R15 R30 R30 3000 m² R15 R15 R20 R45 R60 5000 m² R15 R20 R30 R60 R90 7000 m² R20 R30 R45 R90 R120 10000 m² R30 R45 R45 R90 R120 15000 m² R30 R60 R60 R120 R120 Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 9 van 14

20000 m² R45 R60 R90 R120 R120 30000 m² R45 R60 R90 R120 R120 Tabel 8 Voor structurele elementen behorende tot klasse 2 gelden volgende minimale brandweerstanden voor de diverse categorieën industriegebouwen in functie van de compartimentoppervlakte Tabel 9 Categorie PA PB PC PD PE 1600 m² Geen eis Geen eis Geen eis Geen eis Geen eis 3000 m² Geen eis Geen eis Geen eis R15 R20 5000 m² Geen eis Geen eis R15 R30 R45 7000 m² R15 R15 R20 R45 R60 10000 m² R15 R20 R30 R60 R90 15000 m² R20 R30 R45 R90 R90 20000 m² R30 R30 R45 R90 R120 30000 m² R30 R45 R60 R120 R120 5.4 Opslagruimten De structurele elementen klasse 1 van opslagruimten categorie OP1 en OP2, voorzien van een RWA conform de norm NBN S21-208-1, beschikken over een brandweerstand conform art. 4.2. De structurele elementen klasse 2 hoeven in dit geval over geen brandweerstand te beschikken. Bij ontstentenis van enige RWA-installatie beschikken de structurele elementen (klasse 1 tot 2) over een brandweerstand conform art. 5.3 voor de categorie PC. De structurele elementen klasse 1 van opslagruimten categorie OP3 en OP4, voorzien van een RWA conform de norm NBN S21-208-1, beschikken over een brandweerstand conform art. 4.2. De structurele elementen klasse 2 hoeven in dit geval over geen brandweerstand te beschikken. Bij ontstentenis van enige RWA-installatie beschikken de structurele elementen (klasse 1 tot 2) over een brandweerstand conform art. 5.3 voor de categorie PE. De structurele elementen klasse 1 van opslagruimten categorie OP5 beschikken over een brandweerstand conform art. 4.2. De structurele elementen klasse 2 hoeven over geen brandweerstand te beschikken. Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 10 van 14

6 HET VERMIJDEN VAN BRANDOVERSLAG NAAR ANDERE GEBOUWEN 6.1 inplanting van naburige gebouwen De inplanting van industriegebouwen met één bouwlaag en minstens één compartiment groter dan 3500 m² -of met meerdere bouwlagen en compartimenten groter dan 2500 m²dient te voldoen aan volgende voorwaarden: - ofwel is de gevel gelegen op minimum 4m afstand van de perceelgrens; - ofwel zijn de gebouwen aangrenzend en voldoen aan artikel 6.2. 6.2 inplanting van aangrenzende gebouwen De verticale wanden die industriegebouwen scheiden van aangrenzende gebouwen met verschillende uitbaters hebben Rf 2h en moeten minstens 1 m boven het dak uitsteken. In deze wanden mag een verbinding tussen de gebouwen bestaan via een deur of poort Rf 1h, zelfsluitend of zelfsluitend in geval van brand 6.3 inplanting van buiteninstallaties met gevaarlijke inhoud Onder buiteninstallaties met gevaarlijke inhoud worden installaties verstaan waarin de volgende hoeveelheden van gevaarlijk stoffen, zoals gecatalogeerd volgens de EG richtlijnen, dagelijks gebruikt of opgeslagen zijn: Meer dan 100 kg voor giftige en ontplofbare stoffen Meer dan 1000 kg voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen Meer dan 500 l van licht ontvlambare stoffen (vlampunt < 21 C) Meer dan 5000l van ontvlambare vloeistoffen (vlampunt tussen 21 C en 55 C) Meer dan 20000l van brandbare vloeistoffen met een vlampunt tussen 55 C en 100 C Opslag van flessen met samengeperste of vloeibaar gemaakte gassen, gezamenlijke flesseninhoud meer dan 100 l Buiteninstallaties met gevaarlijk inhoud zullen dermate ingeplant worden opdat de afstand tussen ieder willekeurig punt van de gevel van het industriegebouw en iedere willekeurig punt van de omschrijvende omtrek van deze buiteninstallatie minimaal gelijk is aan de corresponderende gevelhoogte van het industriegebouw + 4 m Indien aan bovenstaande voorwaarde niet kan worden voldaan dan zal de buiteninstallatie met brandbare inhoud beschermd worden door een structuur (verticaal en horizontaal) met brandweerstand REI 120. Deze beschermende structuur zal berekend worden voor de impact van een eventueel instortende gevel van het industriegebouw. Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 11 van 14

7 DE VEILIGHEID VAN DE AANWEZIGE PERSONEN 7.1 Detectie, melding, waarschuwing en alarmering in geval van brand In elk compartiment zijn de middelen aanwezig om in geval van brand deze: - te detecteren, - te melden aan de openbare brandweerdiensten, - de organisatorisch betrokken personen te waarschuwen én - de aanwezige personen te alarmeren De detectie kan manueel of automatisch verlopen. Productieruimten van categorie PC of hoger en met geen permanente (24h/24h) bedrijfsactiviteit dienen uitgerust te worden met een automatische branddetectie installatie of blusinstallatie, die voldoet aan de geldende normen en regels van goed vakmanschap. Deze installatie staat onder toezicht van een permanent bemand bewakingscentrum. De waarschuwings- en alarmeringssignalen mogen geen verwarring kunnen stichten met elkaar of met andere signalen. De elektrische netten voor de waarschuwing en het alarm moeten verschillend zijn. De detectiemiddelen zullen op geregelde tijdstippen (jaarlijks) onderhouden en gecontroleerd worden op hun goede werking. 7.2 Evacuatie van de aanwezige personen Het aantal, het ontruimingsvermogen en de schikking van de vluchtwegen worden zo bepaald dat de aanwezige personen op elke plaats in het gebouw zich op een veilige manier naar een veilige plaats kunnen begeven. 7.2.1 AANTAL VLUCHTWEGEN De aanwezige personen moeten tenminste over een tweede onafhankelijke vluchtweg beschikken, tenzij in volgende gevallen waarin geen tweede vluchtweg vereist is. - Lokalen, compartimenten of bouwlagen waar tijdens de normale bedrijfsactiviteiten niet permanent personen aanwezig zijn, maar slechts sporadisch een beperkt aantal personen en dan enkel voor onderhoud en controle van de installaties die er opgesteld zijn, volstaan met één vluchtweg. Als er meer dan 500 personen aanwezig zijn, dan moeten deze meer dan twee onafhankelijke vluchtwegen ter beschikking hebben. Het aantal vluchtwegen wordt bepaald zoals het aantal uitgangen in bijlage 2, 3 en 4 van het K.B. van 7 juli 1994 betreffende de basisnormen. De minimale bezetting waarmede moet gerekend worden bedraagt: - Voor productieruimten: 1 persoon per 30 m². - Voor opslagruimten: 1 persoon per 300 m². 7.2.2 ONTRUIMINGSVERMOGEN EN SCHIKKING VAN DE VLUCHTWEGEN/UITGANGEN De vluchtwegen moeten het mogelijk maken dat alle aanwezige personen het gebouw verlaten of een veilige plaats kunnen bereiken, binnen een tijdsspanne van 5 minuten na het afgaan van het brandalarm, alvorens in de vluchtweg kritieke omstandigheden optreden. De vluchtwegen moeten zodanig ingeplant zijn en vrij gehouden worden dat de aanwezige personen op elke plaats in het gebouw ongehinderd een veilige plaats kunnen bereiken. Indien er meer dan 1 uitgang voorzien moet worden, moeten deze gelegen zijn in tegenovergestelde zones van het compartiment Elke vergrendeling of belemmering van de vluchtwegen die een vrije vlucht in geval van brand uit het gebouw verhindert, is verboden. De totale nuttige breedte van de deuren en vluchtwegen die uitgeven naar buiten of naar een veilige plaats is minstens gelijk, in cm, aan het maximaal aantal personen dat zich in het compartiment kan bevinden in de normale bedrijfsomstandigheden en is ten minste gelijk aan 80 cm per deur of per vluchtweg. Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 12 van 14

7.2.3 SIGNALISATIE VAN DE VLUCHTWEGEN EN VEILIGHEIDSVERLICHTING De vluchtwegen en uitgangen moeten duidelijk zichtbaar en bewegwijzerd zijn. De aanduiding van de uitgangen en nooduitgangen dient te voldoen aan de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. De veiligheidsverlichting moet voldoen aan de geldende normen en regels van goed vakmanschap. 7.2.4 VEREISTEN VOOR DE DEUREN OP DE VLUCHTWEG Voor de bepaling van de totale nuttige breedte mag alleen rekening gehouden worden met naar buiten opendraaiende deuren. Branddeuren op de vluchtweg moeten van het zelfsluitend type zijn. Indien zij om bedrijfstechnische redenen moeten open gehouden worden dan moet aan elke kant van de deur een rookdetector geplaatst worden. Zij sluiten automatisch bij werking van het brandalarm of bij de werking van de rookdetectoren. 7.3 Bedrijfsbrandweer Indien de interventietijd van de brandweer minder dan vijf minuten bedraagt dan mag de brandweerstand van de structurele elementen, zie Hfdst 5, met 30 minuten gereduceerd worden. Onder interventietijd wordt verstaan de tijd die verstrijkt tussen de melding van de brand bij de betreffende brandweerploeg en het moment dat de eerste ploeg ontplooid is op de plaats van onheil. Als brandweer geldt ieder publiek korps én/of iedere interventieploeg eigen aan het bedrijf die permanent aanwezig is op de bedrijfsterreinen en op passende wijze uitgerust is. De bepalingen waaraan deze bedrijfsbrandweer moet voldoen zullen door de minister worden vastgelegd. Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 13 van 14

8 DE WERKING VAN DE BRANDWEERDIENSTEN 8.1 TOEGANGSWEGEN. Voor industriegebouwen - met één bouwlaag en compartimenten kleiner dan 3500 m² - of met meerdere bouwlagen en compartimenten kleiner dan 2500 m² moeten de toegangswegen minimaal voldoen aan dezelfde eisen als voor de niet industriegebouwen. Voor de andere industriegebouwen moet er een toegangsweg, voor de voertuigen van de brandweer, rond de gevels van het gebouw voorzien worden. De volgende karakteristieken voor deze toegangsweg gelden als leidraad: - minimale vrije breedte: 4m en 8m voor doodlopende wegen - minimale vrije hoogte: 4 m - minimale draaistraal: 11m aan de binnenkant en 15m aan de buitenkant - maximale helling: 6% - draagvermogen: derwijze dat voertuigen zonder verzinken met een maximale asbelasting van 13 ton er kunnen rijden en stilstaan, zelfs wannneer ze het terrein vervormen. Deze toegangsweg dient aangeduid te worden met het opschrift TOEGANG VOOR DE BRANDWEERDIENST op bordjes met minimale grootte 200 mm x 600 mm. Voor gebouwen van categorie PD of hoger of OP3 en hoger moeten er minstens om de 100 m opstelen bewegingsplaatsen voor de brandweervoertuigen worden voorzien. De randen van deze plaatsen zijn gelegen op minimaal 2m ingeval van één bouwlaag en 4m ingeval van meerdere bouwlagen en op maximaal 10m afstand van de gevel. Zij hebben een oppervlakte van minstens 7m x 12m per brandweervoertuig en worden aangeduid met het opschrift BRANDWEERDIENST op bordjes met minimale grootte van 200 mm x 600 mm. 8.2 DE BRANDBESTRIJDING. In elk compartiment dienen de nodige blusmiddelen aanwezig te zijn. De aard (water, schuim, poeder...) en de hoeveelheid van de nodige blusmiddelen worden bepaald door de exploitant in functie van de aard en de omvang van het brandrisico en moeten voor advies voorgelegd worden aan de territoriaal bevoegde brandweerdienst. Voor industriegebouwen - met één bouwlaag en compartimenten groter dan 3500 m² - of met meerdere bouwlagen en compartimenten groter dan 2500 m² dient er minimum volgende watervoorraad beschikbaar te zijn : - ofwel een toevoerleiding met binnendiameter van minimum 150 mm - ofwel een toevoerleiding met binnendiameter van minimum 100 mm en een watervoorraad van minimum 120 m³ - ofwel een watervoorraad van minimum 250 m³ De watervoorraad dient bereikbaar te zijn voor een autopomp en altijd, ook tijdens de vorstperiode, beschikbaar te zijn en mogen enkel gebruikt worden door de brandweer. De dichtsbijzijnde hydrant ligt op een maximum loopafstand van 100 m verwijderd van het gebouw. De hydranten die zich bevinden op privaat terrein dienen bovengronds te zijn. De hydranten worden aangebracht op tenminste 0,60 m (horizontaal gemeten) van de kant der straten, wegen of doorgangen waarop voertuigen kunnen rijden. ---------------------------------- Opgemaakt door: AGORIA ir. W. Van de Voorde pagina 14 van 14