VERKENNEND BODEMONDERZOEK T.P.V. EEN LOCATIE AAN DE PAALGRAAF TE HELLOUW HEL.832 OPTIFIELD ADVIESBUREAU JUNI 28
VERKENNEND BODEMONDERZOEK T.P.V. EEN LOCATIE AAN DE PAALGRAAF TE HELLOUW UITGEVOERD DOOR: Graskamp 26 475 CZ Haaften T 48-59 F 48-592565 I www.optifield.nl M info@optifield.nl Opdrachtgever: Griendhandel W.J. Aalsburg Korfgraaf 44 474 GM Hellouw Datum: 6 juni 28
Optifield adviesbureau Haaften Paalgraaf te Hellouw HEL.832 INHOUDSOPGAVE INLEIDING... 2 2 VOORONDERZOEK... 3 2. Algemeen... 3 2.2 Actuele en historische informatie, toekomst... 3 2.3 Bodem- en geohydrologische gegevens... 3 2.4 Hypothese... 4 3 ONDERZOEKSOPZET... 5 4 UITVOERING ONDERZOEK... 6 4. Algemeen... 6 4.2 Veldwerk... 6 4.3 Bodemopbouw en zintuiglijke waarnemingen... 6 4.4 Monstername en -selectie grond... 6 4.5 Monstername grondwater... 7 5 RESULTATEN... 8 5. Laboratoriumonderzoek... 8 5.2 Toetsingskader... 8 5.3 Analyseresultaten... 8 6 SAMENVATTING, CONCLUSIE EN ADVIES... 9 BIJLAGEN Bijlage Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Regionale overzichtskaart Situatietekening met boringen en een peilbuis Boorbeschrijvingen en zintuiglijke waarnemingen Referentiekader en toelichting op streef- en interventiewaarden Analysecertificaten grond en grondwater Toetsingstabellen grond en grondwater
Optifield adviesbureau Haaften Paalgraaf te Hellouw HEL.832 INLEIDING In opdracht van de heer W.J. Aalsburg heeft Optifield, adviesbureau voor het landelijk gebied te Haaften, een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een locatie aan de Paalgraaf te Hellouw (gemeente Neerijnen). De onderzoekslocatie bestaat uit een perceel met griend beplant. De oppervlakte van de onderzoekslocatie bedraagt circa 5. m 2. De onderzoekslocatie is gelegen op een hoogte van circa, meter boven NAP. De ligging van de locatie buiten de bebouwde kom is weergegeven op de regionale overzichtskaart in bijlage. Aanleiding voor het verkennend bodemonderzoek zijn de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie. In het kader van de aanvraag van een bouwvergunning is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de bodemgesteldheid van de locatie. Het doel van het verkennend onderzoek is aan te tonen dat op de locatie redelijkerwijs gesproken geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond of het freatische grondwater in gehaltes boven de streefwaarde of het geldende achtergrondgehalte. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van de richtlijnen zoals deze zijn opgesteld in de Nederlandse Eind Norm (NEN) 574 [NNI, oktober 999]. De NEN 574 beschrijft de werkwijze voor het opstellen van een onderzoeksstrategie voor verkennend bodemonderzoek naar de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Op basis van de resultaten van het vooronderzoek zijn aannames gedaan over het al dan niet aanwezig zijn van potentiële verontreinigingsbronnen en is een onderzoekshypothese opgesteld. 2
Optifield adviesbureau Haaften Paalgraaf te Hellouw HEL.832 2 VOORONDERZOEK 2. Algemeen Het vooronderzoek is uitgevoerd conform NVN 5725 [NNI, oktober 999] op basisniveau. Het vooronderzoek heeft bestaan uit een locatiebezoek en informatie van de opdrachtgever en gemeente Neerijnen. Bij het vooronderzoek is informatie verzameld over het historische, huidige en toekomstige gebruik van de locatie en de omgeving. Vervolgens heeft een analyse van de bodem- en geohydrologische gesteldheid plaatsgevonden. Op basis van de verkregen informatie uit het vooronderzoek wordt een hypothese opgesteld, waarin wordt weergegeven of op de locatie bodemverontreiniging voor kan komen. 2.2 Actuele en historische informatie, toekomst De onderzoekslocatie is gelegen op de hoek van de Paalgraaf en de Bommelkampgraaf te Hellouw. Tijdens het locatiebezoek zijn geen bijzonderheden waargenomen die bodemverontreiniging veroorzaakt kunnen hebben. De onderzoekslocatie wordt als volgt begrensd: Noordzijde: Grasland Oostzijde: Bommelkampgraaf Zuidzijde: Paalgraaf Westzijde: Griendveld De gedetailleerde situatiebeschrijving is weergegeven in bijlage 2. Van de opdrachtgever en de gemeente Neerijnen is informatie opgevraagd over de bodemkwaliteit op en in de omgeving van de huidige onderzoekslocatie. Uit een gesprek met de opdrachtgever W.J. Aalsburg zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen. Uit het archief van de gemeente Neerijnen zijn geen potentiële puntbronnen, bodemverontreinigende activiteiten en/of voorgaande bodemonderzoeken op en in de omgeving van de locatie naar voren gekomen. Een uitzondering daarop vormen vliegtuigbespuitingen die hebben plaatsgevonden met bestrijdingsmiddelen. Voor zover bekend zijn er geen gedempte sloten op de locatie aanwezig. In de toekomst wordt het terrein ingericht ten behoeve van de griendhandel met een woning, bedrijfsgebouwen en kantoor. 2.3 Bodem- en geohydrologische gegevens Op de Bodemkaart van Nederland blad 39 West Rhenen (schaal : 5.) [Stichting voor Bodemkartering, 972] is de locatie gelegen op een kalkloze poldervaaggrond. De samenstelling van de grond is volgens bovengenoemde kaart zware klei. De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie is opgebouwd uit afzettingen die geohydrologisch kunnen worden onderverdeeld in relatief goed en slecht water doorlatende lagen. Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn twee watervoerende pakketten aanwezig. Deze watervoerende pakketten zijn gescheiden door een slecht doorlatende laag. Op het eerste watervoerende pakket ligt de deklaag. Deklaag Van het maaiveld tot ongeveer meter daaronder is een weerstand biedende deklaag aanwezig van Holocene klei- en veenlagen (Westland Formatie en Betuwe Formatie). Verlaten rivierlopen zijn in de vorm van zandbanen in deze deklaag aanwezig. Ter plaatse van de zandbanen kan een sterke kwelstroming optreden, vooral bij hoge rivierwaterstanden. 3
Optifield adviesbureau Haaften Paalgraaf te Hellouw HEL.832 Eerste watervoerende pakket Onder de deklaag wordt het eerste watervoerende pakket aangetroffen. Het heeft een dikte van ongeveer 5 meter. Het pakket is van onder naar boven opgebouwd uit de Formaties van Sterksel, Urk, Kreftenheye en Twente. Niet alle Formaties komen overal voor. Dit eerste watervoerende pakket is qua grootte van het doorlaatvermogen het belangrijkst. Scheidende laag De onderbegrenzing van het eerste watervoerende pakket wordt gevormd door één of meer kleilagen, meestal uit de Formatie van Kedichem, maar soms ook uit de onderste slecht doorlatende delen van de Formatie van Sterksel. De dikte van de scheidende laag ter plaatse van de onderzoekslocatie is niet opgezocht voor dit onderzoek. Dieper liggende lagen zijn voor het doel van dit onderzoek niet relevant. Het doorlaatvermogen van het eerste watervoerende pakket in het rivierengebied hangt van de opbouw af. Zand uit de Formatie van Kreftenheye is in het algemeen zeer grof, veelal heeft het een doorlatendheid van ongeveer 6 à 7 meter per dag. Voor zandlagen in het eerste watervoerende pakket die tot oudere formaties behoren, moet met een minder grote doorlatendheid worden gerekend (bijvoorbeeld zand uit de Formaties van Urk en Sterksel, circa 4 meter per dag). In het rivierengebied is een aantal breuken in de ondiepe ondergrond aanwezig. Over het algemeen is de directe invloed daarvan op de geohydrologische situatie gering. Plaatselijk zijn er duidelijke verschillen veroorzaakt in de diepteligging en vaak ook in de dikte van de watervoerende pakketten en weerstand biedende lagen. Volgens de bodemkaart bevindt de onderzoekslocatie zich in een gebied met grondwatertrap III, wat betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 4 centimeter en de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 8 en 2 centimeter onder het maaiveld te vinden is. De grondwaterstroming van het freatische grondwater is gericht naar de dichtstbijzijnde kavelsloot. Het diepe grondwater stroomt zuidwestelijk, richting de Waal. Ter plaatse van de onderzoekslocatie is de stijghoogte van het diepe grondwater sterk afhankelijk van de waterstand in de rivier de Waal. Bij een lage waterstand is sprake van inzijging, een hoge waterstand veroorzaakt kwel. De bovenstaande informatie betreffende de geohydrologie is afkomstig uit de Grondwaterkaart van Nederland, kaartblad 3 Oost, 32 West, 38 Oost, 39 West en bijbehorende geohydrologische toelichting [Dienst Grondwaterverkenning TNO, 974]. 2.4 Hypothese Op basis van de resultaten van het vooronderzoek is te verwachten dat bodemverontreiniging ter plaatse van de onderzoekslocatie beperkt zal blijven tot lichte verontreinigingen. De onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie B (ONV) van de NEN 574 richtlijn kan worden gevolgd. In eerste instantie wordt het EOX-gehalte voldoende representatief geacht voor het voorkomen van eventuele bestrijdingsmiddelen in de bodem. 4
Optifield adviesbureau Haaften Paalgraaf te Hellouw HEL.832 3 ONDERZOEKSOPZET De onderzoeksopzet is gebaseerd op de NEN 574 waarbij rekening is gehouden met de uitkomsten van het vooronderzoek. Op de locatie worden in totaal 6 boringen tot een halve meter onder het maaiveld (m-mv) geplaatst waarvan 6 boringen doorgezet worden tot het grondwater. Eén van deze diepere boringen wordt verder uitgeboord ten behoeve van de plaatsing van een peilbuis. Van zowel de boven- als de ondergrond worden mengmonsters samengesteld die op het pakket NENgrond geanalyseerd worden. Tevens wordt het lutum- en organisch stofgehalte van één of meerdere mengmonsters bepaald. Het NEN-grond pakket bestaat uit de volgende parameters: Droge stof gehalte Zware metalen (arseen, chroom, koper, lood, zink kwik, nikkel en cadmium) Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) Extraheerbare organische halogenen (EOX) Minerale olie Het grondwater ter plaatse van de peilbuis wordt op het pakket NEN-grondwater geanalyseerd. Dit pakket bestaat uit de volgende parameters: Zware metalen (arseen, chroom, koper, lood, zink kwik, nikkel en cadmium) Vluchtige aromatische koolwaterstoffen Vluchtige organische gechloreerde koolwaterstoffen Chloorbenzenen Minerale olie Zuurgraad (ph) en elektrisch geleidingsvermogen (Ec) Wanneer na laboratoriumanalyse sprake is van een verhoogd EOX-gehalte in de grond zal nader onderzoek naar de individuele bestrijdingsmiddelen plaatsvinden. Bij de interpretatie van het totaal aan onderzoeksgegevens dient, gezien de gehanteerde strategie (gebaseerd op de Nederlandse Eind Norm NEN 574) welke is gericht op een indicatieve beoordeling van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, rekening gehouden met een zeker restrisico. Tevens wordt erop gewezen dat onderhavig onderzoek een momentopname is. Het lutum- en organische stofgehalte wordt in het laboratorium bepaald bij één monster per representatief bodemtype, indien zintuiglijk wordt vastgesteld dat het gehalte tussen 2% en 3% kan liggen. 5
Optifield adviesbureau Haaften Paalgraaf te Hellouw HEL.832 4 UITVOERING ONDERZOEK 4. Algemeen De veldwerkactiviteiten zijn uitgevoerd door Van de Giessen Milieupartner, onder het procescertificaat BRL SIKB 2 inclusief de onderliggende VKB protocollen 2 en 22. 4.2 Veldwerk Het veldwerk van het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd volgens de onderzoeksopzet en heeft plaatsgevonden op 2 juni 28. De peilbuis is geplaatst op 26 mei 28 en is vervaardigd van PVC/HDPE en de lengte van het filter bedraagt, meter. Het filtergedeelte (van 2,2 tot 3,2 beneden het maaiveld) is voorzien van een gewassen nylonkous (% polyamide) en het filter is tenminste een halve meter onder de grondwaterstand geplaatst. 4.3 Bodemopbouw en zintuiglijke waarnemingen Het opgeboorde materiaal is beoordeeld op textuur, kleur en zintuiglijk waarneembare verontreiniging die vermeld staan in de opgestelde boorbeschrijvingen (bijlage 3). In het veld zijn de fysische bodemeigenschappen per te onderscheiden grondlaag omschreven. De boorprofielen zijn per boring weergegeven in bijlage 3. Zintuiglijk zijn er bijzonderheden waargenomen in de vorm van een bijmenging van resten hout. 4.4 Monstername en -selectie grond Ten behoeve van het laboratoriumonderzoek zijn van iedere boring grondmonsters genomen. Van bodemlagen met afwijkende kenmerken (textuur, kleur, aanwezigheid bodemvreemd materiaal en dergelijke) zijn separate monsters genomen. Er zijn drie mengmonsters samengesteld, twee van de bovengrond en één van de ondergrond. De mengmonsters worden op het analysepakket NEN-grond geanalyseerd. De onderzochte (meng)monsters staan samen met de analysepakketten vermeld in tabel 4.. Tabel 4.. Geselecteerde grondmonsters Hypothese (Meng) monster Deelmonsters Diepte (m-mv) Grondsoort Analysepakket Onverdacht BG 2., 3., 4., 5.,., 2., 3., 4. en 5.,-,5 Klei L/H, NEN-grond Onverdacht BG hout A.2, 6., 7., 8., 9. en.,-,7 Klei NEN-grond Onverdacht OG A.3, 2.2, 7.2, 3,2 en 5.3,5-,5 Klei L/H, NEN-grond L = Lutum, H = Humus 6
Optifield adviesbureau Haaften Paalgraaf te Hellouw HEL.832 4.5 Monstername grondwater Het grondwater is op 2 juni 28 bemonsterd. De peilbuis is een week voorafgaand aan de rest van het veldwerk geplaatst. De grondwaterstand is op een diepte van,9 meter beneden het maaiveld aangetroffen. Alvorens het grondwater te bemonsteren is de inhoud van de peilbuis enkele malen afgepompt. Ten behoeve van de analyse op zware metalen is het grondwater over een,45 µm filter geleid om evenwichtreacties tussen de metalen en de zich in het grondwater bevindende zanddeeltjes te voorkomen. In overeenstemming met de NPR 66 is voor de analyse op organische parameters het grondwater niet gefiltreerd. De zuurgraad (ph), het elektrische geleidingsvermogen (Ec) zijn in het veld gemeten. De ph was 6,6 en de Ec bedroeg. µs/cm. Deze waarden zijn normaal voor de regio en geven geen indicatie voor de aanwezigheid van verontreinigingen in het grondwater. Het grondwater wordt op het pakket NEN-grondwater geanalyseerd. Het onderzochte grondwatermonster met bijbehorend analysepakket staat vermeld in tabel 4.2. Tabel 4.2 Grondwatermonsters Peilbuis Filter Analysepakket (m-mv) Pb 2,2-3,2 NEN-grondwater 7
Optifield adviesbureau Haaften Paalgraaf te Hellouw HEL.832 5 RESULTATEN 5. Laboratoriumonderzoek De chemische analyses van de monsters geven informatie over de feitelijke aanwezigheid en concentraties van onderzochte stoffen of groepen stoffen. De chemische analyses zijn uitgevoerd volgens het door de door de Raad voor Accreditatie (RvA) geaccrediteerde laboratorium ALcontrol Laboratories in Hoogvliet (STERLAB). Het laboratorium werkt volgens de meest van toepassing zijnde normen van het Nederland Normalisatie Instituut (NNI). De grondmengmonsters welke zijn samengesteld ten behoeve van laboratoriumonderzoek zijn door het laboratorium gemengd. De grondmonsters die geanalyseerd worden op minerale olie worden standaard voorbehandeld met silicagel om storende invloeden van humuszuren tot een minimum te beperken. 5.2 Toetsingskader De analyseresultaten worden getoetst aan de streef- (S) en interventiewaarden (I) uit de circulaire streef- en interventiewaarden bodemsanering [Staatscourant 2-39]. In de toetsingstabel zijn zowel de streefwaarden (S) als de interventiewaarden (I) voor microverontreinigingen opgenomen. Deze waarden worden nader toegelicht in bijlage 4. De streef- en interventiewaarden zijn afhankelijk van het lutum- en organisch stofgehalte van de bodem. 5.3 Analyseresultaten In tabel 5. staan de overschrijdingen van de streef-, tussen- en interventiewaarden van de onderzochte grond- en grondwatermonsters. De originele analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 5 en de getoetste analyseresultaten zijn opgenomen in bijlage 6. Tabel 5.. Analyseresultaten grond- en grondwatermonsters Monster Diepte Zintuiglijke Verontreinigingen m-mv bijzonderheden BG,-,5 - Licht: nikkel, PAK BG hout,-,7 Resten hout Licht: cadmium, nikkel OG,5-,5 - Licht: nikkel Pb 2,2-3,2 - Licht: arseen 8
Optifield adviesbureau Haaften Paalgraaf te Hellouw HEL.832 6 SAMENVATTING, CONCLUSIE EN ADVIES In opdracht van W.J. Aalsburg heeft Optifield, adviesbureau voor het landelijk gebied te Haaften, een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een locatie aan de Paalgraaf te Hellouw. Op de locatie is een griendveld aanwezig. Vooronderzoek Uit het vooronderzoek komt alleen naar voren dat bestrijdingsmiddelen zijn aangewend via vliegtuigbespuitingen. Onderzoeksopzet De onderzoeksopzet is gebaseerd op de NEN 574 waarbij rekening is gehouden met de uitkomsten van het vooronderzoek. Het terrein wordt onderzocht conform de strategie B, onverdachte locatie (ONV). Resultaten In beide bovengrond-mengmonsters wordt een licht verhoogd gehalte met nikkel aangetroffen. In de bovengrond met houtresten is tevens een licht verhoogd gehalte cadmium aangetroffen. In de bovengrond zonder houtresten wordt een licht verhoogd aandeel PAK aangetroffen. In de ondergrond wordt een licht verhoogd gehalte nikkel aangetroffen. In het grondwater ter plaatse van peilbuis Pb komt alleen arseen licht verhoogd voor. Van een verhoogd EOX-gehalte in de bodem blijkt geen sprake. Conclusie Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn geen verontreinigingen aangetoond die aanleiding vormen voor het uitvoeren van nader bodemonderzoek. De aangetroffen lichte verontreinigingen kunnen niet worden verklaard uit het historisch onderzoek of waarnemingen ter plekke. Advies Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek bestaan er op milieuhygiënische aspecten geen bezwaren tegen de voorgenomen nieuwbouw op de locatie. Er zijn geen verontreinigingen op de locatie aangetroffen die, ons inziens, een belemmering vormen voor het verkrijgen van een bouwvergunning. Eventueel bij werkzaamheden vrijkomende grond is niet zonder meer multifunctioneel toepasbaar buiten het onderzoeksterrein, vanwege de aangetroffen lichte verontreinigingen. Indien toch afvoer naar buiten de onderzoekslocatie noodzakelijk is, dient een onderzoek conform het Bouwstoffenbesluit (AP-4) plaats te vinden. Mocht dit rapport aanleiding geven tot vragen, dan zijn wij graag bereid mondeling of schriftelijk een toelichting te geven. Haaften, 6 juni 28 ir. S.A.H. Gloudemans Adviesbureau Optifield BV Graskamp 26 475 CZ Haaften 48-59 www.optifield.nl 9
Bijlage : Boorprofielen Boring: 8 Boring: 9 GWS: GWS: resten hout, bruin resten hout, bruin 5-5 5-5 Boring: Boring: GWS: GWS: resten hout, bruin bruin 5-5 5-5 Projectnaam: Paalgraaf ong. Hellouw Projectcode: HEL.832 'getekend volgens NEN 54'
Bijlage : Boorprofielen Boring: 2 Boring: 3 GWS: GWS: bruin bruin 5-5 5-5 Klei, matig siltig, grijsbruin 2 3 5-5 Boring: 4 Boring: 5 GWS: GWS: bruin bruin 5-5 5 2-5 Klei, matig siltig, sporen roest, bruingrijs 3 - Klei, matig siltig, laagjes veen, bruingrijs 5-5 Projectnaam: Paalgraaf ong. Hellouw Projectcode: HEL.832 'getekend volgens NEN 54'
Bijlage : Boorprofielen Boring: Boring: A GWS: 7 GWS: 7 bruin bruin -3-3 5 resten hout, bruin 5 2 resten hout, bruin -7-7 bruin bruin - Klei, sterk siltig, grijs - Klei, sterk siltig, grijs 3 5 5-8 -8 2-2 Klei, matig siltig, matig roesthoudend, zwak veenhoudend, bruin 2-2 Klei, matig siltig, matig roesthoudend, zwak veenhoudend, bruin Klei, matig siltig, laagjes veen, bruingrijs 25 3-32 Boring: 2 Boring: 3 GWS: GWS: bruinbruin bruin 5-5 Klei, matig siltig, bruingrijs 5-5 2 3 - Klei, matig siltig, matig veenhoudend, grijsbruin 5-5 Projectnaam: Paalgraaf ong. Hellouw Projectcode: HEL.832 'getekend volgens NEN 54'
Bijlage : Boorprofielen Boring: 4 Boring: 5 GWS: GWS: bruinbruin bruin 5-5 5-5 Boring: 6 Boring: 7 GWS: GWS: resten hout, bruin resten hout, bruin 5-5 5 2 - Klei, matig siltig, grijsgrijs 3 5-5 Projectnaam: Paalgraaf ong. Hellouw Projectcode: HEL.832 'getekend volgens NEN 54'
Tabel : Analyseresultaten grondmonsters (toetsing streef- en interventiewaarden). Gehalten in mg/kgds. Monster BG BG hout T I Droge stof (gew.-%) 77,6 74, gewicht artefacten (g) < < Organische stof (%vdds) 5,6 - Lutum (%vdds) 32 - Metalen Arseen 5 29 42 55 Cadmium <,5,8 *,74 5,9 Chroom 46 53 264 48 Koper 3 33 36 4 92 Kwik <,5 <,5,3 5,3 Lood 4 34 86 3 534 Nikkel 43 * 53 * 4 4 24 Zink 2 2 48 456 763 Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen Naftaleen <, <, Anthraceen,4 <, Fenanthreen,, Fluorantheen,49,2 Benzo(a)anthraceen,36,2 Chryseen,3,2 Benzo(a)pyreen,25, Benzo(ghi)peryleen,4 <, Benzo(k)fluorantheen,6 <, Indeno(23-cd)pyreen,4 <, PAK (totaal, van VROM) 2, * <,, 2 4 pak-totaal ( van VROM) (.7 factor) 2,,2 EOX <,3 <,3,3 Minerale olie fractie C-C2 <5 <5 fractie C2-C22 <5 <5 fractie C22-C3 <5 <5 fractie C3-C4 <5 <5 Totaal olie C-C4 <2 <2 28 44 28 aard van de artefacten (g) Geen Geen De streef- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing is gebruik gemaakt van de volgende bodemsamenstelling: lutum: 3%, humus: 5,6%. De analyseresultaten zijn getoetst aan het toetsingskader van VROM (circulaire: Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering d.d. 24 februari 2). De gehalten zijn als volgt geclassificeerd: * Het gehalte is groter dan of gelijk aan de streefwaarde ** Het gehalte is groter dan of gelijk aan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde *** Het gehalte is groter dan of gelijk aan de interventiewaarde - Niet geanalyseerd
Tabel 2: Analyseresultaten grondmonsters (toetsing streef- en interventiewaarden). Gehalten in mg/kgds. Monster OG S T I Droge stof (gew.-%) 5,3 gewicht artefacten (g) < Organische stof (%vdds) 9,4 Lutum (%vdds) 46 Metalen Arseen 2 3 45 58 Cadmium <,5,82 6,6 2 Chroom 6 264 48 Koper 36 39 2 24 Kwik <,5,32 5,4 Lood 29 89 323 557 Nikkel 56 * 4 4 24 Zink 2 54 473 793 Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen Naftaleen <,2 Anthraceen <,2 Fenanthreen <,2 Fluorantheen <, Benzo(a)anthraceen <,2 Chryseen <,2 Benzo(a)pyreen <,2 Benzo(ghi)peryleen <,2 Benzo(k)fluorantheen <,2 Indeno(23-cd)pyreen <,2 PAK (totaal, van VROM) <,8, 2 4 pak-totaal ( van VROM) (.7 factor) <,3 EOX <,3,3 Minerale olie fractie C-C2 <5 fractie C2-C22 <5 fractie C22-C3 <5 fractie C3-C4 <5 Totaal olie C-C4 <2 47 2374 47 aard van de artefacten (g) Geen De streef- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing is gebruik gemaakt van de volgende bodemsamenstelling: lutum: 3%, humus: 9,4%. De analyseresultaten zijn getoetst aan het toetsingskader van VROM (circulaire: Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering d.d. 24 februari 2). De gehalten zijn als volgt geclassificeerd: * Het gehalte is groter dan of gelijk aan de streefwaarde ** Het gehalte is groter dan of gelijk aan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde *** Het gehalte is groter dan of gelijk aan de interventiewaarde - Niet geanalyseerd
Tabel 3: Analyseresultaten grondwatermonsters (toetsing streef- en interventiewaarden). Gehalten in µg/l. Monster Pb S T I Metalen Arseen * 35 6 Cadmium <,8,4 3,2 6, Chroom <, 6 3 Koper <5 5 45 75 Kwik <,5,5,7,3 Lood <5 5 45 75 Nikkel <5 5 45 75 Zink <6 65 433 8 Vluchtige aromaten Benzeen <,2,2 5 3 Tolueen <,3 7, 54 Ethylbenzeen <,3 4, 77 5 Xylenen <,3,2 35 7 totaal BTEX < totaal BTEX (.7 factor),8 Naftaleen <,2, 35 7 Vluchtige Chloorkoolwaterstoffen,2-dichloorethaan <,6 7, 24 4 Cis,2-dichlooretheen <,, 2 Tetrachlooretheen (per) <,, 2 4 Tetrachloormethaan <,, 5,,,-trichloorethaan <,, 5 3,,2-trichloorethaan <,, 65 3 Trichlooretheen (tri) <,6 24 262 5 Trichloormethaan (chloroform) <,6 6, 23 4 Chloorbenzenen Monochloorbenzeen <,6 7, 94 8 Dichloorbenzeen <,8 3, 27 5 m-dichloorbenzeen <,6 som dichloorbenzenen (.7 factor),3 o-dichloorbenzeen <,6 p-dichloorbenzeen <,6 Minerale olie fractie C-C2 <25 fractie C2-C22 <25 fractie C22-C3 <25 fractie C3-C4 <25 Totaal olie C-C4 < 5 325 6 De analyseresultaten zijn getoetst aan het toetsingskader van VROM (circulaire: Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering d.d. 24 februari 2). De gehalten zijn als volgt geclassificeerd: * Het gehalte is groter dan of gelijk aan de streefwaarde ** Het gehalte is groter dan of gelijk aan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde *** Het gehalte is groter dan of gelijk aan de interventiewaarde - Niet geanalyseerd