Methodieken en werkvormen Module 2: Scouting in de samenleving - Zweeds loopspel Maker: Heleen van der Kolk-Huizinga Functie: Praktijkcoach Datum van productie: 25 november 2014 Module 2: Scouting in de samenleving Leeftijd: Alle leeftijden Duur: 30 minuten Groepsgrootte: 20 personen Locatie: binnen Korte inhoud: Een Zweeds loopspel, te gebruiken bij Module 2: Scouting in de samenleving. Als je het spel in koppels laat doen, ontstaan er tijdens het spel onderling leuke discussies. Dit is geen officieel document van Scouting Nederland, maar is door Scouting Nederland geselecteerd omdat het een goed voorbeeld is van hoe je zelf met dit onderwerp aan de slag kunt gaan. Hierdoor kan het zijn dat sommige onderdelen van dit document niet geheel overeenkomen met wat Scouting Nederland normaal communiceert.
Vraag 1 Hoe heet de oprichter van Scouting? A. Lord Robert Baden-Powell B. Lady Agnes Baden-Powell C. Dr. Robert Baden-Powell
Vraag 2 Waar, ligt Brownsea Island? A. Voor de zuidkust van Engeland. B. Voor de westkust van Engeland. C. Voor de oostkust van Engeland.
Vraag 3 Wat gebeurde er in 1907? A. Geboortedatum van BP. B. Proefkamp georganiseerd door BP. C. De eerste Wereld Jamboree.
Vraag 4 Wat was de reden dat BP een kamp op Brownsea Island organiseerde? A.BP was gevraagd om een bewerking voor de jeugd te maken van een militair trainingshandboek. BP wilde het idee eerst zelf uitproberen met jongens uit verschillende milieus. B.Om met een groep jongens op vakantie te gaan. C.Omdat hij waterwerk wilde oprichten.
Vraag 5 Hoeveel jongens stonden er in 1908 ingeschreven bij het hoofdkwartier? A. 86.000 B. 25.000 C. 60.000
Vraag 6 Hoe kwam het dat in het 1 e jaar na uitgifte het Scouting for Boys boek al toe was aan de 5 de druk? A.Door fouten in de eerste 4 drukken werden deze niet uitgegeven. B.Veel bestaande clubs en individuele jongens kochten het boek om spannende dingen te gaan doen. C.Door een grote brand bij de drukkerij zijn veel boeken van de voorgaande drukken verloren gegaan.
Vraag 7 Wat was de reden dat Agnes Baden-Powell in 1920 werd gevraagd om de leiding op zich te nemen van de Girl guides? A. Meisjes waren niet bij elke troep welkom, zo ontstonden er zelfstandige groepen met alleen meiden. B. Meisjes wilden niet luisteren naar de jongens. C. Meisjes wilden hun eigen uniform dat Agnes BP had gemaakt.
Vraag 8 De Voogt was op zoek naar een aansprekend Nederlands boegbeeld. Dit vond hij in Dokter Lingbeek. Wat was de reden hiervan? A. Hij vond het leuk om met een bekend persoon om te gaan. B. Hij wilde een boegbeeld van hem maken voor op de boot van de waterscouts. C. Scouting introduceren in Nederland.
Vraag 9 In welk jaar is Scouting in Nederland begonnen? A. 1907 B. 1908 C. 1910
Vraag 10 Wat was de reden dat er met de komst van prins Hendrik er een stevige band met het koningshuis werd gelegd? A. De kinderen van prins Hendrik vonden Scouting leuk B. Dankzij de inzet van prins Hendrik ontstond vanuit de NPO en NPB één overkoepelende organisatie NPV. C. Prins Hendrik werd zelf een hopman van een troep om bekendheid te geven aan Scouting.
Vraag 11 Koningin Juliana was beschermvrouwe van Scouting. Zij was bekend onder haar scoutingnaam MoVaVeDo. Wat betekent dit? A. Moeder van vele dochters. B. Morgen van vele doelen. C. Modieuze vampiers vechten door
Vraag 12 Waarom werden er in 1920 de welpen opgericht? A. Omdat de ouders ook graag van hun jongere kinderen af wilden. B. Omdat de zoon van BP ook scout wilde worden. C. Jongere kinderen wilden ook scout worden.
Vraag 13 Rond 1920 werd er ook voor jongeren boven de 18 jaar een oplossing gezocht. Hoe heten de speltakken in Nederland die werden opgericht? A. Pioniersters (meisjes) en Voortrekkers (jongens) B. Roverscouts (jongens en meisjes) C. Rowans (jongens) en Sherpa s (meisjes)
Vraag 14 Waarom werd er op Gilwell Park bij Londen een 10 daagse cursus gegeven? A. Zodat jongens een cursus kregen hoe je een scout werd. B. Omdat je niet op scouting mocht zitten voordat je de cursus had gedaan. C.Leiders en jongens kampeerden. Via lezingen, spelen en een zwerftocht leerden zij om een goede leider te worden.
Vraag 15 Wat was de reden dat in 1937 de Wereld Jamboree in Nederland werd gehouden? A. Omdat wij een mooi Scoutingterrein hadden. B. Tijdens de oorlog bleef Nederland neutraal. C. Omdat het dichtbij Engeland lag.
Vraag 16 In 1941 werd er een algemeen verbod uitgevaardigd voor Scouting. Wat is niet waar? A. Scouts gingen stiekem door onder het mom van wandelof kanoclubs. B. Er werden geen kampen meer georganiseerd. C.De spirit bleef erin door de krantjes zoals Vrije Jacht en De Verkenner.
Vraag 17 Sinds de jaren 30 waren er 4 scoutingverenigingen in Nederland. Algemene verenigingen => NPV voor Jongens en NPG voor meisjes Katholieke verengingen => KV Katholieke verkenners en PN Nederlandse gidsen Binnen de NPV waren ook aparte Leger der heils-groepen aanwezig. In 1947 waren er plannen om te fuseren. Dit werd tegengehouden, door wie? A. Protestantse kerk B. Rooms-Katholieke kerk C. Baden-Powell
Vraag 18 In 1973 lukte het wel om te fuseren. Wat is niet waar? A. Geloof was minder bepalend voor de kringen waarin je je begaf. B. Het ministerie, die jeugdwerk subsidieerde, zag dat er op 4 plekken veelal hetzelfde werd gedaan en vond dat dat goedkoper kon. C. De communicatietechnieken waren verbeterd.
Vraag 19 Welke speltakken kwamen er landelijk tussen 1985 en 2010 erbij? A. Bevers, Wolven en Esta s. B. Dolfijnen, Pivo s en Bevers. C. Bevers, Esta s en Dolfijnen
Vraag 20 Sinds het ontstaan van Scouting zijn de basisideeën nauwelijks veranderd. Wat is niet waar? A. Elke dag een goede daad past niet meer bij Scouting. B. Alle Scoutingorganisaties waar ook ter wereld onderschrijven deze Scoutingmethode. C. De basisideeën zijn in Nederland verwoord in de spelvisie SCOUTS.
Vraag 21 Binnen scouting is er ruimte voor persoonlijke ontwikkeling. Hoe komt het dat jeugdleden deze groei doormaken? Wat is niet waar? A. Bij Scouting worden ze gestimuleerd om zelf aan de slag te gaan en ideeën aan te dragen. B. Omdat je al vanaf je 16de leiding kan geven. C. Doordat Scouting het proces learning by doing hanteert.
Vraag 22 Wat is het verschil tussen wereldbonden WOSM en WAGGGS? A. WOSM is voor jongensgroepen en gemengde groepen, WAGGS alleen voor meisjesgroepen. B. WOSM is alleen voor jongensgroepen en WAGGS alleen voor meisjesgroepen. C. De WOSM en de WAGGS organiseren ieder een eigen Wereld Jamboree
Vraag 23 Als scoutinggroep ben je niet alleen in Nederland. Welke van de onderstaande volgordes is juist? A. Speltak, groep, regio, Scouting Nederland, wereld-organisatie. B. Speltak, groep, provincie, Scouting Nederland, wereld-organisatie. C. Speltak, groep, regio, provincie, Scouting Nederland,
wereld-organisatie. Vraag 24 Hoe hebben jeugd- en jongerenleden inspraak binnen Scouting? A. Welpen bepalen vooral zelf hun programma. B. Jeugdleden hebben geen inspraak, jongerenleden wel. C. De leiding betrekt alle leden actief bij de programmering.
Vraag 25 Wat is een maatschappelijke rol van scouting? A. Door Scouting komen oude vrouwtjes de straat nog over. B. Scouting helpt kinderen te ontwikkelen tot goed wereldburger (zelfstandige en zelfredzame mensen). C.Door Heitje voor een Karweitje gebeuren een hoop klusjes die anders blijven liggen.
Vraag 26 Tijdens Scoutingactiviteiten dragen we een Scoutfit. Wat zijn redenen waarom Scoutfit bij Scouting hoort? A. Zodat iedereen kan zien bij welke speltak je hoort. B. Gelijkwaardig, praktisch, herkenbaarheid, herinnering. C.Het is handig, herkenbaar en je kunt er veel insignes op kwijt.
Vraag 27 De Scoutfit bestaat in ieder geval uit de volgende onderdelen A. Scoutingdas met dasring, Scoutfitblouse of T-shirt en een blauwe broek of Scoutfitbroek. B. Scoutingdas met dasring, Scoutfitcap, Scoutfitblouse of T- shirt en een blauwe broek of Scoutfitbroek. C. Scoutingdas met dasring, Scoutingriem, Scoutfitblouse of T- shirt en een blauwe broek of Scoutfitbroek.
Vraag 28 Op de Scoutfit mag je in ieder geval de volgende insignes dragen: A. Groepsnaambandje, regiobadge, kwalificatietekens, herinneringsbadge en Nederlands vlaggetje. B. Groepsnaambandje, regiobadge, herinneringsbadges, labelterreinbadges en vlaggetjes. C. Groepsnaambandje, installatieteken, speltakteken, herinneringsbadges en alle provincievlaggetjes.
Invulblad: Vraag A B C Vraag A B C Vraag A B C 1 11 21 2 12 22 3 13 23 4 14 24 5 15 25 6 16 26 7 17 27 8 18 28 9 19 10 20
Antwoord Vraag A B C Vraag A B C Vraag A B C 1 11 21 2 12 22 3 13 23 4 14 24 5 15 25 6 16 26 7 17 27 8 18 28 9 19 10 20