BUNDEL Algemene Voorschriften voor in opdracht van Rijnland uit te voeren werken. Deel: Automatisering Versie 2014



Vergelijkbare documenten
De opdrachtnemer dient gezamenlijk met de directie de telemetrie-koppeling te testen en inbedrijf te stellen.

Gebruiksaanwijzing TTA /+150 C (1) VDH doc Versie: V1.1 Datum:

Otc TopEnd voor Windows-95/98/XP

Installatiehandleiding

Bedieningshandleiding voor de Exocompact Display

Gebruiksaanwijzing TTA DEUR. Typenummer (meting per 0,1C)

VDH doc Versie: v1.0 Datum: Software: ALFA75-MTT File: Do WPD Bereik: 0,0/+80,0 C per 0,1 C

Bedieningshandleiding voor het extern Regin Display

Nunu Modulentechniek Serie FM2000 Technische documentatie

NPS-16 Burenalarmeringssysteem

MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat

Bedienerhandleiding. Digital Compressor Controller.

Gebruiksaanwijzing WTW PC-software

Brandmeldcentrale BMC-V

BEDIENINGSINSTRUCTIES

Gebruikershandleiding MJK Link 2.15 Index

FRIART. Automatische registratie Temperatuur. Handleiding bij FRI-ART van IB Prompt Harlingen

ELVA Security

Bedieningshandleiding Christiaens Group Stapelaar en Ontstapelaar

KIT OVO. De automatisering moet worden onderworpen aan onderhoud op een regelmatige basis om een goede werking te garanderen.

Gebruiksaanwijzing ALFA-45 Bedien-unit Koel / Ontdooi thermostaat met ventilator sturing.

Handleiding ALFANET 70-Clock

Functionele omschrijving Verhulst Basic

HANDLEIDING - LEVEL INDICATOR M A N U A L

Inhoudsopgave. Handleiding: MC v2.0a. Pagina - 1 -

HANDLEIDING VASCO TIMER MODULE TIMER MODULE

Bijlage 8. Testprogramma brandreactiemodulen LBK

Data sheet. MJK Automation B.V. Castricummer Werf 144 NL-1901 RS Castricum Tel.: Fax:

Gebruikershandleiding. Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54

Concept 420 sm (productinformatie) Blad 1 04/2008

Bedieningshandleiding FC10 FC10-02 A FC10-04 A FC10-08 A FC10-12 A. Fire & Security Products. Siemens Building Technologies

Syncro. Multi-loop Analoog adresseerbaar Brandmeldpaneel. Gebruikershandleiding. Issue 27 Feb fnv1.1. Product Manuals/Man-1057 Syncro User

Gebruiksaanwijzing ALFA 85 Koel Thermostaat met fanen ontdooisturing

Bedieningshandleiding FC 1008 E

Handleiding. 24Vdc -50/+50 C

Bedieningshandleiding FC 10/4 1zone

Brandmeldcentrale BMC M12

Syncro AS. Analoge Brandmeldcentrale. Gebruikershandleiding. Man V1.0NL

Besturingspaneel v Raam E-systeem functie omschrijving v109

SIM plaatsen rode en groene LED

Gebruiksaanwijzing & Installatiehandleiding. TC - 6 Telecontroller

Bedieningshandleiding FC 1004 E

Productinformatie. ORION-VS Klimaatcomputer met centrale regelingen (SIRIUS)

ENA Bijlage. Installatie- en bedieningsinstructies. Flamco

Gebruiksaanwijzing LMS Controller 8x Digitaal-in Module t.b.v. ALFANET

VMB1BLS 1-kanaals rolluiksturing voor universele montage. Handleiding

Focus LCD PRO Electronic (PPVE) ELEKTRISCHE DOORSTROMER VOOR TAPWATER

Configuratie programma tbv. MJK Instrumentie

Het Keypad (met segmenten)

GEBRUIKSAANWIJZING HD Microprocessor Volledig vrij instelbare controller

Handleiding ALFA(NET) 71 0/+100 C

HANDLEIDING IRRIVIEW INHOUD

Productinformatie. ORION-VA Klimaatcomputer met centrale regelingen (IRIS)

Gebruikshandleiding TFT touchscreen

InteGra Gebruikershandleiding 1

27/03/2014. GSM102 2 relais GSM OPENER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

Beknopte handleiding NF3000 INHOUDSOPGAVE

Regel omschrijving: Ventilatie regeling Kampmann

Alfanet PC-interface 2e gen.

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

Uitsluitend aansluiten op de spanning en frequentie zoals aangegeven op het typeplaatje.

Domotica in drie stappen: Systeem omschrijving: DDNET:

gebruikershandleiding / user manual / betriebsanleitung

Handleiding Lab Safety Monitor Versie 16 juli 2009

Gebruikershandleiding

Besteksteksten BRC 23. (met lokale In en Uitgangen) Controller (Centrale Processor Unit) (met lokale In en Uitgangen)

Instellingen Octalarm IP voor AgroAlarm Satelliet

MotorControl gebruiksaanwijzing V3 vanaf softwareversie 2.0e

T6590B1000 FANCOIL REGELAAR KENMERKEN TOEPASSINGEN PRODUCT GEGEVENS

Gebruikershandleiding Ruimtebedienapparaat Webbased regelaar

Zomer-Wintertijd. Handleiding Certo

Ephyra Controller. Besturingsfilosofie RHDHV

15 July Betaalopdrachten web applicatie gebruikers handleiding

OPTILOG-900 OPTILOG-900

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

MD741 GASDETECTIECENTRALE MET 1 ZONE

Toonaangevend in veiligheid. Detect De juiste mensen op de juiste plek

Clifford Electronics Benelux bv. Tel Fax

7 INSTELLING EN AFREGELING

SERVER MONITOR SMS SERVER

Brandmeldpaneel FP800 Gebruikershandleiding

Handleiding GSM kiezer TKGSM-431 versie 13V1.2. Afmeting breedte circa 20,4 cm hoogte circa 14 cm.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. LB-management. Power DALI-taststuureenheid TW

(energie) meten via Qbus

Energiebesparing BROCHURE NL 6.00 ENERGY BROCHURE 1401

Installatiehandleiding

Gebruikershandleiding. Bedienpaneel MINI-REP

ECR-Nederland B.V. De ECR-Nederland Softstarter ESG-D-27

Marmitek MicroModule AWM 2

Handleiding Sonus Communicator voor Rion NL-22 - NL-32

RUKRA REMOTE PSTN IO_04_NL ARTIKELNUMMER: RK-3000

AC CES 700XR HANDLEIDING P. 02

Bedieningshandleiding DALI Power Potentiometer

TECHNISCHE HANDLEIDING

COPYRIGHT GARANTIEBEPERKINGEN

GEBRUIKSAANWIJZING AD-40 ALARM DIALER

MC 785D-6p in- en opbouw

Openingscherm ABC PC programma; ABC Server. Verklaring iconen. Openen van Loggegevens: Grafiek LCD scherm Openen van scherm voor instellen gegevens

Installatiehandleiding Bedien-unit luxe Warmte Terug Win unit

Transcriptie:

BUNDEL Algemene Voorschriften voor in opdracht van Rijnland uit te voeren werken Deel: Automatisering Versie 2014 Bezoekadres: Archimedesweg 1, 2333 CM Leiden Afdeling: Bouwzaken Postadres: Postbus 156, 2300 AD Leiden Auteur: P. van Dijk Website: www.rijnland.net Bestandsnaam: Bundel AV 2014 PA [publicatie versie].doc Email: post@rijnland.net Telefoon (071) 306 3063 Versie: V2014 Telefax (071) 512 3916 Datum: 26 maart 2014

Inhoudsopgave Bundel Algemene Voorschriften voor in opdracht van Rijnland uit te voeren werken Inhoudsopgave... I 4 AUTOMATISERING... 1 4.1 Algemeen... 1 4.2 Van toepassing zijnde voorschriften en normen... 1 4.2.1 Algemeen... 1 4.2.2 Van toepassing zijnde voorschriften en normen automatisering... 2 4.3 Informatieoverdracht overige disciplines... 3 4.4 Ontwerpdocumenten c.a.... 3 4.5 Definities en algemene eisen... 3 4.5.1 Accept en reset... 3 4.5.2 Alarm... 4 4.5.3 Alarmafhandeling... 4 4.5.4 Alarmafhandeling onderstations (rioolgemalen / AWZI onbemand)... 6 4.5.5 Bediening, instellingen en presentatie van bedrijfstoestanden... 7 4.5.5.1 Via het BBS of GCS... 7 4.5.5.2 Via een MMI... 8 4.5.6 Beveiliging of storing... 8 4.5.7 Capaciteitsinstelling... 8 4.5.8 Draaiuren... 9 4.5.9 Debietmeters... 9 4.5.10 Event... 10 4.5.11 Frequentieomvormer... 10 4.5.12 Gemiddelden... 11 4.5.13 Grenswaarden... 11 4.5.14 Herstart werktuigen... 12 4.5.15 Inschakelvertraging... 13 4.5.16 Instrumentatie beveiliging en bewaking... 13 4.5.17 Klokken... 13 4.5.18 Lamptest... 14 4.5.19 Looptijdbewaking kleppen en afsluiters... 14 4.5.20 Looptijd- /wachttijdregeling... 14 4.5.21 Monstername... 15 4.5.22 Motorstroom... 15 4.5.23 Nauwkeurigheden en eenheden m.b.t. metingen, berekeningen en tellingen... 16 4.5.24 Onbelast bewaking... 16 4.5.25 Overzicht bedrijfstoestanden... 17 4.5.26 Paraat... 17 4.5.27 Presentatie bedieningsschakelaars... 17 4.5.28 Procesalarm... 17 4.5.29 Procescodering, TAG-nummer... 17 4.5.30 Rapportage... 17 4.5.31 Registratie van data... 18 4.5.32 Schakelvoorwaarden... 18 4.5.33 Selectie werktuigen... 19 4.5.34 Setpoint... 20 4.5.35 Signalering... 20 4.5.36 Spanningsuitval, netbewaking en herstart na spanningsuitval... 20 4.5.37 Storing... 20 4.5.38 Terugmeldbewaking inbedrijf... 21 4.5.39 Urgent / niet-urgent / niet doormelden... 21 4.5.40 Vergrendeling in de software... 22 versie: 2014 - I - Hoogheemraadschap van Rijnland

4.5.41 Werkschakelaar... 22 4.5.42 Werktuigen... 22 4.5.43 Watch-dog functies... 22 4.6 Beeldscherm Bedienings Station... 24 4.6.1 Algemeen... 24 4.6.2 Nauwkeurigheden en eenheden... 26 4.6.3 Beeldplaatjes en menu's op het BBS... 26 4.6.3.1 Algemeen... 26 4.6.3.2 Hoofd- en submenu's... 27 4.6.3.3 Algemeen instel- /alarmafhandelingsplaatje... 28 4.6.3.4 Procesplaatje... 29 4.6.3.5 Setpoint-instelplaatje... 30 4.6.3.6 Presentatie van Sequenzer... 32 4.6.3.7 Alarmlijst... 34 4.6.3.8 Overzicht tellingen... 35 4.6.3.9 Overzicht motorstromen... 35 4.6.3.10 Monstername instelplaatje... 35 4.6.3.11 Urgent / niet-urgent instelplaatje... 37 4.6.3.12 Rapportage instelplaatje... 37 4.6.3.13 Overzicht bedrijfstoestand en bedieningsstand van alle werktuigen... 38 4.6.3.14 Trending grafieken... 39 4.6.4 Kleuren... 40 4.6.4.1 Scherm en proces... 40 4.6.4.2 Procesonderdelen... 40 4.6.4.3 Pop-up menu's... 41 4.6.4.4 Alarmlijst... 41 4.6.4.5 Instelplaatjes... 42 4.6.5 Presentatie... 42 4.6.5.1 Algemeen... 42 4.6.5.2 Alarmtekst in beeldplaatjes... 42 4.6.5.3 Afsluiter met standaanduiding... 42 4.6.5.4 Analoge niveaumeting... 43 4.6.5.5 Digitale niveaumeting / detectie... 44 4.6.5.6 Werktuig... 45 4.6.5.7 Leidingen... 46 4.6.5.8 Proceslijnen... 46 4.6.5.9 Lijndikte... 46 4.7 MMI... 47 4.7.1 Algemeen VT 585 W... 47 4.7.2 Nauwkeurigheden en eenheden... 47 4.7.3 Hoofdmenu... 48 4.7.4 Setpointmenu... 49 4.7.5 Procesmenu... 50 4.7.6 Tellingenmenu... 51 4.7.7 Passwordmenu... 51 4.7.8 Alarmering... 52 4.7.9 Alarmen algemeen... 53 4.7.10 Trending... 53 4.7.11 Urgent / niet urgent instellingen... 54 4.7.12 Overzicht bedrijfstoestand... 54 4.8 Gegevens Communicerend Systeem... 55 4.8.1 Algemeen... 55 4.8.2 Rapportage... 56 4.8.2.1 Algemeen... 56 Hoogheemraadschap van Rijnland - II - versie: 2014

4.8.2.2 Dagrapport... 56 4.8.2.3 Perioderapport... 56 4.8.2.4 Lay out dag- en perioderapporten... 57 4.8.2.5 Voorbeeld dagrapport... 58 4.8.2.6 Voorbeeld perioderapport... 59 4.8.2.7 Afdrukken en opslaan... 60 4.8.3 Database op het GCS... 60 4.8.3.1 Algemeen... 60 4.8.3.2 Geheugen gebruik... 60 4.8.3.3 Meetwaarden... 60 4.8.4 Procestechnologische-/bedrijfsgegevens... 61 4.8.4.1 Tabel opslag-intervaltijd... 62 4.9 Software... 65 4.9.1 Begrippen... 65 4.9.2 Applicatie-software... 66 4.9.3 Adressering en labeling... 67 4.9.4 Detaillering; technisch ontwerp... 67 4.9.5 Applicatiestructuur GCS en/of BBS... 68 4.9.6 Applicatiestructuur PLC... 70 4.9.6.1 Algemeen... 70 4.9.6.2 Indeling directory's en hun naamgeving... 70 4.9.6.3 Naam opslag medium... 70 4.9.6.4 PLC systeem-software... 70 4.9.6.5 Projectdirectory... 71 4.9.6.6 Projectnaam... 71 4.9.6.7 Indeling in projectdelen... 71 4.9.6.8 Programma modulen... 72 4.9.6.9 Deelplannen (standaardfuncties)... 72 4.10 Testen van hard- en software... 75 4.10.1 Inleiding... 75 4.10.2 Algemeen... 75 4.10.3 Softwaretest in fabriek (FAT)... 75 4.10.3.1 Algemeen... 75 4.10.3.2 Functie en doel van het testprotocol... 76 4.10.3.3 Inhoud van het testprotocol... 76 4.10.3.4 Procedures afnametest... 77 4.10.4 Testen op de locatie (SAT)... 77 4.11 Op te leveren documenten... 78 4.11.1 Algemeen... 78 4.11.2 Documentatie betreffende EMC-markeringen... 78 4.11.3 Algemene eisen... 78 4.11.4 De hardware documentatie... 80 4.11.5 De software documentatie... 80 4.11.6 Bedieningshandleiding voor installatie en ingebruikneming van hard- en software82 4.11.7 De fabrieks- en servicedocumentatie... 82 4.11.8 Documentatie t.b.v. de Fabrieks Acceptatie Test (FAT)... 82 versie: 2014 - III - Hoogheemraadschap van Rijnland

4 AUTOMATISERING 4.1 Algemeen 1. Deze bundel is van toepassing op de huidige PA structuur PLC/SCADA waarbij het WIZCON systeem de visualisatie functie op BBS vervult. De komende jaren worden de AWZI s en AWTG s ingrijpend gewijzigd m.b.t de PA configuratie: - De AWZI s worden voorzien van het concept awzi Haarlem Waarde Polder nl. AC800 / Wonderware. - De AWTG s worden voorzien van een TBOX PLC besturing welke aansluit op Wonderware als bovenliggende visualisatie systeem. 2. Om bovenstaande redenen wordt de komende maanden (feb. tm sept. 2014) de PA Bundel in zijn geheel herschreven op de nieuwe PA configuratie. Voorliggende PA bundel 2014 zal alleen gehanteerd worden indien wijzigingen plaatsvinden aan de huidige PA configuratie: PLC / WIZCON. 3. Onder automatisering wordt verstaan: de hardware t.b.v. beeldschermbedieningssystemen (BBS en GCS); de bij het BBS (de BBS en) behorende randapparatuur; communicatieapparatuur; alle software voor de totale automatisering inclusief de software voor de procesbesturing (b.v. PLC s) die wordt geïnstalleerd door de aannemer van de elektrotechnische installatie; het uitwerken van de functionele beschrijving (FB) in een technische beschrijving (TB) van de te leveren software; het leveren van de automatiseringshandleiding (zie par. 4.11 Op te leveren documenten ). 4. In elk bestek en/ of de werkbeschrijving deel 3 (ET) en deel 4 (AUT) wordt de te leveren configuratie gespecificeerd. 5. De complete automatisering en de software dient bedrijfsklaar te worden opgeleverd. 6. Met nadruk wordt er ook verwezen naar de functionele beschrijving. In het algemeen geldt dat de bundel deel 4 Automatisering en de functionele beschrijving (besturingsplan) elkaar aanvullen en in principe één document vormen. 7. Alle benodigde hardware en software om aan alle daarin vermelde eisen te voldoen behoort tot de levering van de (automatiserings)aannemer. 8. Waar BBS staat kan ook GCS gelezen worden indien van toepassing. 4.2 Van toepassing zijnde voorschriften en normen 4.2.1 Algemeen 1. Zie ook de bepalingen in de Bundel deel 1: Algemeen. versie: 2014-1 - Hoogheemraadschap van Rijnland

4.2.2 Van toepassing zijnde voorschriften en normen automatisering 1. De automatiseringssoftware dient geheel te worden uitgevoerd volgens de in dit document beschreven bepalingen én de hierna genoemde normen en richtlijnen. Van de normen en richtlijnen wordt steeds de laatst uitgebrachte versie bedoeld. CODE NEN 1422 NEN 3140 NEN-EN 50110 NEN-EN 60204-1 OMSCHRIJVING Automatische gegevensverwerking Programma structuur diagrammen Bedrijfsvoering van elektrische installaties Aanvullende Nederlandse bepalingen voor laagspanningsinstallaties Zie ook NEN-EN 50110 Bedrijfsvoering van elektrische installaties Algemene bepalingen en nationale bijlagen Zie ook NEN 3140 Veiligheid van machines Elektrische uitrusting van industriële machines Deel 1: Algemene eisen NEN-EN 60204-31 Veiligheid van machines Elektrische uitrusting van industriële machines Deel 31: Bijzondere eisen op het gebied van veiligheid NEN-EN 60204-32 Veiligheid van machines Elektrische uitrusting van industriële machines Deel 32: Eisen voor hef- en hijswerktuigen NEN 3283 NEN 3347 NEN 5152 NPR 5164 Automatische informatieverwerking Symbolen voor schema's Technische tekeningen Symbolen voor de meet- en regeltechniek Technische tekeningen Elektrotechnische symbolen Meet- en regeltechniek Theoretische logicaschema's voor beveiligingen, sturen en melden Symbolen en voorbeelden IEC 61131-3 Programmable controllers Part 1 Deel 1: General Information Hoogheemraadschap van Rijnland - 2 - versie: 2014

4.3 Informatieoverdracht overige disciplines 1. Zie ook de bepalingen in de Bundel deel 1: Algemeen. 2. De informatie die de aannemer van de automatisering moet verzorgen omvat tenminste alle informatie van belang voor de overige disciplines zoals: benodigde I/O; benodigde randapparatuur etc.; alle relevante informatie welke in het coördinatieoverleg wordt vastgesteld. 3. De data waarop bepaalde informatie uiterlijk moet zijn verstrekt wordt vastgelegd in de overall uitvoeringsplanning. 4. De overige disciplines zorgen voor: looptijden van afsluiters en kleppen tbv bewaking in de software; deze informatie komt van de aannemer die de afsluiter levert c.q. inbouwt (C, W of E). 4.4 Ontwerpdocumenten c.a. 1. De aannemer moet in elke fase van het ontwerp de in die fase opgestelde documenten, tekeningen, schema s en berekeningen (voor zover deze betrekking hebben op de automatisering en op het raakvlak met de ET-installatie) in drievoud aan de directie verstrekken. 2. Voor een nadere omschrijving van en de te stellen eisen aan de te vervaardigen documenten zie paragraaf 4.11 Op te leveren documenten. 4.5 Definities en algemene eisen 4.5.1 Accept en reset 1. Accept en reset worden gebruikt voor het accepteren en resetten van een storing / alarm. Bij elke storing /alarm wordt een zoemer en /of flashlight geactiveerd volgens onderstaande opsomming. 2. Na accept op de MMI, het gegevenscommunicatie systeem (GCS) op de werkeenheid /AWZI of telefonisch gaat de zoemer en /of het flashlight uit, maar blijft de storing /alarm staan; bij elke nieuwe storing /alarm herhaalt zich bovenstaande tot een nieuwe accept. 3. Bij een accept op de locatie, moet dit gebeuren binnen een van te voren instelbare tijd, welke op het GCS moet worden ingesteld, zo niet dan moet het alarm opnieuw worden doorgemeld. Deze doormelding moet plaats vinden via de Backup alarmmelder. 4. Een storing /alarm blijft staan totdat de storing (ook in hoofd- / stuurstroom) verholpen is en er een reset is gegeven. Een reset kan slechts gegeven worden indien deze vooraf gegaan wordt door een accept. versie: 2014-3 - Hoogheemraadschap van Rijnland

4.5.2 Alarm Bundel Algemene Voorschriften voor in opdracht van Rijnland uit te voeren werken 5. Bij een reset worden zowel de hardwarematige als de softwarematige vergrendelingen weggenomen. 6. Een storing die in de hardware (stuurstroom) nog aanwezig is mag niet door een reset opgeheven kunnen worden; dit om onnodige "alarmherhaling" van de storing te voorkomen. 7. Het accepteren dient zowel plaats te kunnen vinden op het BBS, het GCS, de MMI als alle lokale schakelpanelen en MCC s, terwijl een reset alleen mag worden gegeven op het BBS, het GCS, de MMI en het betreffende lokale schakelpaneel (MCC). 1. Een alarm is de weergave van een storing op het BBS, GCS en/of de MMI en de alarmprinter(s) én in de installatie door middel van flashlights, claxons, signaallampen, zoemers en semafoon etc. 2. Elk alarm moet op het BBS, GCS en/of de MMI worden gepresenteerd en afgedrukt met vermelding van: datum en tijd van opkomst; procescode of tag-nummer én een omschrijving van het werktuig of meetinstrument, zonodig meer dan één regel; omschrijving van de storing of het alarm. 3. Bij acceptatie en reset van het alarm door de operator dient het alarm opnieuw met de bijbehorende datum en tijd e.d. te worden afgedrukt. 4. Alle alarmteksten dienen tijdens de detailengineering van de besturingsinstallatie aan de directie ter goedkeuring te worden voorgelegd. Teneinde geaccepteerde alarmen uit de alarmlijst op het BBS en /of GCS te kunnen verwijderen (mits de storing is opgeheven) dient een separate "acceptbediening" te worden aangebracht op het BBS / GCS, dit is een standaard feature van Wizcon. 4.5.3 Alarmafhandeling 1. Bij de alarmafhandeling dient onderscheid te worden gemaakt in: AWZI (bemand) aanwezigheiddagen (normale werkdagen); afwezigheiddagen (via instelplaatje van 365 dagen op te geven); werktijden (vrij in te geven); buiten werktijd; urgente alarmen; niet-urgente alarmen alarmen welke nooit doorgemeld wordt naar een wachtdienst. OS (onderstation rioolgemaal / AWZI onbemand) storingen worden gemeld aan het GCS van de betreffende werkeenheid / AWZI; zie storingafhandeling onderstations. In principe ziet één en ander er schematisch als volgt uit: Hoogheemraadschap van Rijnland - 4 - versie: 2014

Presenteren op / via urgent / niet-urgent buiten binnen werktijd werktijd aanwezig wel niet BBS x x x GCS x x x MMI x x x Zwaailicht Claxon x x Presenteren op / via Niet doormelden buiten binnen werktijd werktijd aanwezig wel niet BBS x x X GCS x x X MMI x x X Zwaailicht Claxon x x urgent niet-urgent Afhandelen Via buiten werktijd binnen werktijd buiten werktijd binnen werktijd aanwezig aanwezig wel niet wel niet BBS x x x x x x GCS x x x x x x MMI x x x x x x Telefoondoormelding x x x(1) x Afhandelen Via Niet doormelden buiten binnen werktijd werktijd Aanwezig wel Niet BBS x x X GCS x x X MMI x x X Telefoondoormelding Urgente alarmen dienen te allen tijde te worden doorgemeld. versie: 2014-5 - Hoogheemraadschap van Rijnland

De niet-urgente alarmen moeten worden geblokkeerd voor doormelding naar de wachtdienst op/tijdens: afwezigheiddagen; buiten werktijd. De alarmen welke geselecteerd staan op niet doormelden worden lokaal afgehandeld. x (1): Om tijdens de afwezigheiddagen toch alarmen te kunnen ontvangen wordt op het BBS / GCS de volgende mogelijkheid aangebracht: Er worden twee afzonderlijk instelbare tijdstippen aangebracht. Per tijdstip is er de keuze JA / NEE doormelden. Als de keuze op JA doormelden is ingesteld zullen niet-urgente alarmen op het ingestelde tijdstip worden doorgemeld. Tijdens afwezigheiddagen en buiten werktijd mogen de akoestische melders in en buiten de bedrijfsgebouwen niet worden geactiveerd. NB. Het komt voor dat BBS / GCS gecombineerd is in één PC. 2. Alle alarmteksten dienen in het BBS en /of de GCS-PC te worden gegenereerd. Indien de normale alarmafhandeling via de PC en modem niet kan plaatsvinden, dient er een semafoonoproep geactiveerd te worden via een tot de levering behorend alarmmelder. In dat apparaat staat een alfanumerieke installatie code die met de semafoonoproep wordt meegezonden. 3. Indien de installatiebeheerder of de dienstdoende wachtsman na de alarmmelding / semafoonoproep niet binnen een hiertoe in te stellen tijd (BBS, GCS of MMI) heeft gereageerd door een actie op de installatie (bijvoorbeeld opheffen storing of semafoonoproep e.d.) dient er een herhaling van de oproep plaats te vinden. 4. Als een alarm verholpen en gereset is dan moet dit automatisch, direct aan het GCS worden doorgegeven. 4.5.4 Alarmafhandeling onderstations (rioolgemalen / AWZI onbemand) 1. Als er sprake is van een werkeenheid / AWZI met enkele onderstations dient de alarmafhandeling als volgt uitgebreid te kunnen worden. 2. Bij storing / alarm op een onderstation meldt dit station de betreffende situatie via een openbare telefoonlijn met behulp van een modem- / modem-verbinding aan het GCS van de werkeenheid / AWZI alwaar de melding wordt verwerkt (volgens de beschreven methode) en wordt vastgelegd op een printer. In het geval dat het niet mogelijk is deze verbinding tot stand te brengen dan moet lokaal de back-up alarmmelder worden geactiveerd. Deze back-up alarmmelder moet ook worden geactiveerd indien er, bij een urgent alarm, binnen twee uur geen accept is gekomen. 3. Nadat de melding door de dienstdoende wachtsman is ontvangen zal deze zich naar het onderstation begeven alwaar hij de storing / alarm verhelpt. Op het onderstation wordt de storing dan geaccepteerd, verholpen en gereset. Hoogheemraadschap van Rijnland - 6 - versie: 2014

4. Het systeem meldt deze gewijzigde situatie weer aan het GCS zodat de wachtsman hierna, vooral van belang in de nachtelijke uren, niet meer langs het op de werkeenheid AWZI opgestelde GCS behoeft te reizen om daar één en ander op het centrale systeem af te handelen. 5. Tevens dient een storing / alarm van een onderstation op het GCS altijd te kunnen worden geaccepteerd en gereset. 4.5.5 Bediening, instellingen en presentatie van bedrijfstoestanden 1. Voor de bediening van de diverse onderdelen moet, voor zover van toepassing volgens het leveringsdeel van het bestek, voorzien worden in de mogelijkheden voor bediening en presentatie zoals in de hiernavolgende paragrafen wordt beschreven. 4.5.5.1 Via het BBS of GCS 1. Voor de wijze waarop de verschillende procesonderdelen op het BBS of GCS worden gepresenteerd zie de paragrafen 4.6.4 Kleuren en 4.6.5 Presentatie. 2. De softwarebediening op het BBS / GCS vindt plaats via bedieningsvlakken (software schakelaar of pop-up menu genoemd). 3. Het symbool waarmee het onderdeel op het scherm is getekend en eventueel een vlak daaromheen is het bedienvlak. 4. Door dit bedienvlak met de muis aan te klikken verschijnt een window (pop-up menu) in het procesplaatje. 5. In het pop-up menu zijn essentiële gegevens van het betreffende onderdeel weergegeven. 6. Voor een werktuig met bediening staan de keuzemogelijkheden of bedienstanden als bedienknoppen in het menu. 7. Voor de meeste werktuigen is de bediening zoals hieronder is aangegeven: 0 : Het werktuig wordt niet aangestuurd door de PLC HAND : Het werktuig wordt continu aangestuurd door de PLC; met inachtneming van de werktuigbeveiligingen AUTOMATISCH : Het werktuig wordt aangestuurd door de PLC volgens de bijbehorende procesvoorwaarden; met inachtneming van de werktuigbeveiligingen en eventuele interacties met overige besturingsonderdelen In de functionele beschrijving (besturingsplan) is de gewenste bediening per werktuig opgegeven. 8. Bij overschakeling van HAND naar AUTOMATISCH blijft de in bedrijfstatus van het werktuig gehandhaafd indien aan de voorwaarden voor automatisch bedrijf is voldaan. versie: 2014-7 - Hoogheemraadschap van Rijnland

9. De verdere invulling van de bedieningsvlakken in de softwareschakelaar hangt af van het type werktuig en de gewenste bedieningsmogelijkheden zoals: OPEN / DICHT / AUT : bij afsluiters 0 / OP / NEER / AUT : bij verstellingen 0 / HOOG / LAAG TOEREN / AUT : bij vijzels, ventilatoren 0 / INCIDENTEEL / CONTINU / PERIODIEK : bij monstername punten 10. Aan de kleur van en de tekst in de bedieningsvlakken dient zichtbaar te zijn in welke bedieningsstatus het werktuig zich bevindt; zowel bij opvragen van de softwareschakelaar als na een bediening van een werktuig. 11. Nadat de PLC heeft teruggemeld dat de wijziging is geaccepteerd of na het kiezen van een ander procesplaatje verdwijnt het bedieningsvlak. Voor dergelijke bedieningsvlakken dient gebruik te worden gemaakt van "Windows structuren". 12. Indien een werktuig in storing gaat, blijft de bedieningsstatus gehandhaafd. Na opheffen van de storing en het geven van een reset komt het werktuig weer in bedrijf als aan de voorwaarden behorende bij de bedieningsstatus is voldaan. 4.5.5.2 Via een MMI 1. Er wordt bediend via een MMI (Mens Machine Interface) wanneer het een onderstation of lokaal paneel betreft. Zie voor de technische uitwerking hiervan hoofdstuk MMI. 4.5.6 Beveiliging of storing 1. Dit is een omschrijving van signalen en situaties vanuit het proces welke ingrijpen in de "normale" besturing van een werktuig. 2. De genoemde signalen schakelen het werktuig uit bedrijf en vergrendelen het totdat de betreffende "oorzaak" is weggenomen en er een reset is gegeven. 3. Voor de software geldt: alle storingen die op de ingangen van de besturing worden aangeboden grijpen in op de besturing van het betreffende onderdeel (zie het besturingsplan); in het besturingsplan is verder aangegeven welk storingen in de software moeten worden gegenereerd en hoe die in de besturing moeten worden verwerkt; alle storingen worden als alarm verwerkt. 4.5.7 Capaciteitsinstelling 1. Een capaciteitsinstelling is een "setpoint" (hoeveelheid per tijdseenheid) waarop een toerengeregeld werktuig wordt aangestuurd. 2. Het aansturen van een toerengeregeld werktuig wordt verzorgd door een regelaar en het uitgangssignaal wordt teruggekoppeld als vergelijkingswaarde vanuit het proces (proceswaarde). 3. Als ingangssignaal voor de regelaar geldt bijvoorbeeld het signaal vanuit een debietmeting. Hoogheemraadschap van Rijnland - 8 - versie: 2014

4.5.8 Draaiuren Bundel Algemene Voorschriften voor in opdracht van Rijnland uit te voeren werken 4. De terugkoppeling vindt plaats om: het uitgangssignaal geleidelijk te laten verlopen naar de gewenste capaciteitsinstelling; op het BBS / GCS een grafische weergave van de regelkring te kunnen presenteren met daarin het historische verloop van het setpoint, de proces-waarde en het uitgangssignaal van de regelaar ten opzichte van elkaar. 5. De instelling van de setpoints als mede de actuele waarden dienen op het "instelplaatje" te worden gepresenteerd. 1. Van alle tot de installatie behorende werktuigen dienen de draaiuren (dagstand en totaalstand) te worden bijgehouden in registers in de PLC. 2. Elke dag, op een instelbare tijd op het GCS, dienen de waarden van de dagstanden te worden overgezet in dag-registers. 3. Daarna dienen de momentane dagtellingen op nul te worden teruggezet. 4. Alle tel-registers dienen te worden gebufferd bij uitval van de netspanning en bij het uitschakelen van de PLC. 5. Een draaiurentelling geldt niet voor: motorbediende afsluiters; hefinrichtingen; trilmotoren. 4.5.9 Debietmeters 1. De tellingen dienen per debietmeting te worden bijgehouden voor de eventuele aansturing van de volgapparatuur en voor het vastleggen van de tellingen in de diverse rapportages. Deze tel-registers dienen in de PLC te worden gebufferd. 2. De debiettellingen dienen plaats te vinden met een nauwkeurigheid van 0,1%. 3. In geval van een totaalbemonstering dienen de meerdere tellingen van influent aanvoerstromen te worden gesommeerd teneinde de monstername-cyclus te kunnen starten na passage van een, op het BBS instelbare, hoeveelheid influent (zie monstername). 4. Deze totaaltelling wordt tevens gebruikt om de effluentbemonstering aan te sturen met inachtneming van een instelbare tijdvertraging ten gevolge van het procesverloop. 5. Bij enkelvoudige bemonstering per influentleiding is de telling van de betreffende debietmeting van toepassing. 6. Indien aangegeven is dat debietsignalen gesommeerd moeten worden en er geen pulssignalen aanwezig zijn, dient de sommatie in de PLC te worden afgeleid uit de analoge signalen. versie: 2014-9 - Hoogheemraadschap van Rijnland

4.5.10 Event Bundel Algemene Voorschriften voor in opdracht van Rijnland uit te voeren werken 7. De gesommeerde totaalwaarde dient uitsluitend op programmeurniveau te kunnen worden gereset. 8. Bij influentstromen tevens de heen- / terugwaartse waarden (+/-) dienen verwerkt te worden in de telling en de presentatie. 1. De statuswijziging van werktuigen dient niet te worden afgedrukt. 2. Van sommige werktuigen zoals vijzels en blowers dient het al of niet in bedrijf zijn te kunnen worden gepresenteerd in samenhang met nog nader te benoemen meetwaarden. Eén en ander conform de functionele beschrijving. 3. Statuswijzigingen van werktuigen e.d. dienen op de procesplaatjes (BBS, GCS) te worden aangegeven door kleurveranderingen van het betreffende symbool evenals door een letter indicatie (met betrekking tot bediening, bijvoorbeeld NH / 0 / WS) naast het betreffende werktuigsymbool. 4.5.11 Frequentieomvormer 1. De frequentieomvormer moet zowel digitale als analoge signalen vanuit de PLC kunnen verwerken. 2. Bij aansturing van het werktuig geldt: in AUTO bedrijf wordt de setpointwaarde variabel tussen een minimum waarde (xx) % en een maximum waarde (yy %) gestuurd door een eventuele regeling; in HAND bedrijf is de setpointwaarde tussen de genoemde xx % en yy % grenzen op het BBS in te stellen; in NOODHAND bedrijf wordt de setpointwaarde (lokaal) via een potentiometer ingesteld (zie hiervoor de betreffende schema s); het maximale toerental is het nominale toerental dat is opgegeven voor de motor- / werktuigcombinatie (in het algemeen zal gelden 50 Hz komt overeen met 100%). Indien het maximale toerental het nominale toerental overschrijdt dan komt dit overeen met 20mA en een percentage boven de 100%. Het percentage is tweemaal de frequentie voor wat betreft de presentatie. Hoogheemraadschap van Rijnland - 10 - versie: 2014

PLC 100% max bv 90% FO 20 ma 100% 18 ma max 90% min bv 40% 10,4 ma min 40% 0% 4 ma 0% 4. In de PLC is het aan te sturen minimum en maximum begrensd op bijvoorbeeld 40 en 90 % (is resp. 600 en 1350 omw/min bij een nominaal toerental van 1500 omw. / min.). 5. Bij sommige fabrikaten / typen frequentieomvormers is het mogelijk om het minimum en maximum toerental ook daarin te programmeren zonder dat dit invloed heeft op hetgeen in bovenstaand figuur is weergegeven. 6. Als er geen startcommando naar de frequentieomvormer wordt gegeven dient de analoge aansturing voor het toerental altijd op nul te staan evenals de presentatie op het BBS. 4.5.12 Gemiddelden 1. Gemiddelden van meetwaarden worden bijgehouden als de relevante meetwaarde gegenereerd wordt bij in bedrijf zijnde metingen / werktuigen. Elke T-sec. wordt de meetwaarde bemonsterd. 2. Het gemiddelde van de tot dan bemonsterde waarden wordt bepaald volgens het algoritme: X gem[n] = X gem[n-1] + (X [AI] X gem[n-1] )/N X gem[n] = het nieuw berekende gemiddelde X gem[n-1] = het berekende gemiddelde van de vorige sample X [AI] = de momentele ingangswaarde N = aantal samples waarover het gemiddelde wordt bepaald T = sampletijd ( zie artikel 4.8.3.3 Meetwaarden ) 4.5.13 Grenswaarden Voor X gem[1] de eerste meetwaarde gebruiken; schalering gebeurt afhankelijk van de meetwaarde. 1. De status van een grenswaardenschakelaar verandert als het meetsignaal de betreffende waarde bereikt. versie: 2014-11 - Hoogheemraadschap van Rijnland

2. Hierbij zijn 6 schakelingen mogelijk: 4.5.14 Herstart werktuigen Zonder hysterese: 1. grenswaarde (">") komt op als de meetwaarde boven de ingestelde waarde x komt en valt af als deze eronder komt; 2. grenswaarde ("<") komt op als de meetwaarde onder de ingestelde waarde x komt en valt af als deze erboven komt. Deze methode wordt toegepast als afzonderlijk ingestelde in- en uitslagpeilen zijn voorzien (b.v. voor een pompsturing op niveau) en kleine fluctuaties geen pendelen kunnen veroorzaken. Met hysterese: 3. grenswaarde (">"-"<") komt op als de meetwaarde boven de ingestelde waarde x komt en valt af als deze onder de ingestelde waarde y komt; 4. grenswaarde (">"-">") komt op als de meetwaarde onder de ingestelde waarde x komt en valt af als deze boven de ingestelde waarde y komt. Deze methode wordt toegepast als relatief kleine fluctuaties pendelen kunnen veroorzaken. Met tijdvertraging: 5. grenswaarde (">&T") komt op als de meetwaarde boven de ingestelde waarde x komt én gedurende een vast ingestelde tijd T erboven is gebleven en valt af als deze onder de ingestelde waarde y komt én gedurende dezelfde tijd T eronder is gebleven; 6. grenswaarde ("<&T") komt op als de meetwaarde onder de ingestelde waarde x komt én gedurende een vast ingestelde tijd T eronder blijft en valt af als deze boven de ingestelde waarde x komt én gedurende dezelfde tijd T erboven is gebleven. Deze methode wordt toegepast als snelle fluctuaties pendelen kunnen veroorzaken. In enkele gevallen kan een combinatie van 3 en 5 of 4 en 6 nodig zijn om een rustig bedrijf te realiseren. 1. De werktuigen welke "in PLC-bedrijf" staan geschakeld dienen bij eerste opstart en bij spanningsterugkeer (na spanningsuitval) gestaffeld in bedrijf te komen indien de procesvoorwaarden hiertoe aanleiding geven of dienen paraat te worden gezet. 2. Hiertoe dient per PLC in een module te worden voorzien; de diverse modules dienen op elkaar te worden afgestemd. Zodra er een werktuig in bedrijf komt, genereert deze module een "hold signaal". Dit signaal belet gedurende een in te stellen tijd (sec.) het in bedrijf komen van andere opvolgende werktuigen of groep van werktuigen in de module. 3. De gestaffelde inschakeling geldt voor werktuigen of groepen van werktuigen met een vermogen > 5,5 kw. en de staffeltijd (tussenpoos) bedraagt ca. 10 sec. 4. De werktuigen per module in overleg met de directie te bepalen. Hoogheemraadschap van Rijnland - 12 - versie: 2014

4.5.15 Inschakelvertraging Bundel Algemene Voorschriften voor in opdracht van Rijnland uit te voeren werken 1. De signalen afkomstig van de hierna genoemde opnemers, welke ter beveiliging van het werktuig (b.v. pomp, compressor e.d.) zijn gemonteerd, dienen bij het in bedrijf komen van dat werktuig een instelbare vertragingstijd te hebben van 0-30 sec. teneinde een storing als gevolg van de opstart te kunnen onderdrukken. 2. De vertragingstijd moet per ingang instelbaar zijn. 3. Tijdens normaal bedrijf mag de genoemde inschakelvertraging niet meer actief zijn. 4. De inschakelvertraging dient in ieder geval bij de volgende opnemers toegepast te worden: pressostaten; flowbewaking; motorstroombewaking. En verder waar dat nodig blijkt bij het in bedrijf stellen en testen. 4.5.16 Instrumentatie beveiliging en bewaking 4.5.17 Klokken 1. Meetinstrumenten ten behoeve van procesmetingen worden door een stuurstroom automaat beveiligd; het hulpcontact van de automaat evenals een intern storingscontact van het meetinstrument (indien aanwezig) wordt op de PLC aangesloten. 2. Alle analoge signalen (4-20 ma e.d.) afkomstig van meet en regel apparatuur en overige omvormers dienen op onder- / bovenwaarde te worden bewaakt, zodat een procesmatige onder- / overschrijding van een meetwaarde alsmede een storing aan het instrument en/of aan de bijbehorende bekabeling (b.v. aderbreuk) direct wordt gealarmeerd (storing signaalbewaking). 3. Het uitvallen van de automaat, het aanspreken van het storingscontact of het aanspreken van de signaalbewaking dienen elk als storing te worden gemeld en te worden verwerkt ten behoeve van alarmering en eventuele vergrendeling. Voor een omschrijving van de benodigde vergrendelingen zie het besturingsplan. 1. De centrale PC /PLC moet voorzien zijn van een real-time klok. 2. Alle lokale PLC klokken dienen 1x per etmaal automatisch met de real-time klok te worden gesynchroniseerd. 3. De overgang van zomertijd naar wintertijd en vice versa dient in alle programma's correct en automatisch te worden uitgevoerd. 4. Op de overgang wintertijd naar zomertijd van elk jaar dient om 02:00 uur de systeemtijd automatisch verzet te worden naar 03:00 uur. 5. Op de overgang zomertijd naar wintertijd van elk jaar dient om 03:00 uur de systeemtijd automatisch verzet te worden naar 02:00 uur. 6. De zomertijd- en wintertijdbepaling dienen in het BBS / GCS te worden uitgevoerd. versie: 2014-13 - Hoogheemraadschap van Rijnland

4.5.18 Lamptest Bundel Algemene Voorschriften voor in opdracht van Rijnland uit te voeren werken 7. Bij elke tijdsverstelling dienen tevens de systeemklokken in de lokale PLC's te worden bijgesteld. De instelling vindt in principe op 1 punt plaats (BBS / GCS). De overige apparatuur moet deze systeemtijd volgen. 1. Op elk schakelpaneel of MCC, waarop signaallampen voorkomen, wordt een drukknop "lamptest" aangebracht. Als er lampen voorkomen die aangestuurd worden door de PLC wordt het indrukken van deze drukknop op een digitale ingang gemeld. Bij het indrukken van de drukknop dienen gedurende een bepaalde tijd alle signaallampen op het betreffende paneel / MCC te branden. 4.5.19 Looptijdbewaking kleppen en afsluiters 1. Looptijdbewaking is een bewaking van de looptijd van een klep, afsluiter of lenspomp. 2. Alle kleppen en afsluiters met een eindstandmelding en besturing via de PLC worden uitgevoerd met deze bewaking; behalve regelafsluiters die een willekeurige tussenstand kunnen aannemen. Indien de klep of afsluiter niet binnen een bepaalde tijd zijn nieuwe eindstand heeft bereikt, wordt deze in storing genomen. De tijd waarmee de looptijd van kleppen en afsluiters wordt bewaakt is een heel aantal seconden of minuten (naar boven afgerond) en bedraagt 1,5-2 maal normale looptijd van de betreffende klep of afsluiter. De looptijd dient te worden opgevraagd bij de aannemer die de betreffende kleppen en afsluiters levert c.q. installeert. 3. Indien een lenspomp in een etmaal langer dan een in te stellen aantal minuten (standaard 30 minuten) in bedrijf is, dient een alarm te worden gegeven; de lenspomp mag hierdoor niet worden geblokkeerd! 4.5.20 Looptijd- /wachttijdregeling 1. Met deze regeling wordt een werktuig in de looptijd (pulstijd) in bedrijf gestuurd en tijdens de wachttijd (pauzetijd) uit bedrijf gestuurd. Deze tijden dienen per werktuig afzonderlijk instelbaar te zijn in minuten. Bij toepassing van een BBS / MMI dient hiertoe een "instelplaatje" te worden gemaakt. 2. In sommige gevallen zullen de daadwerkelijke looptijden en wachttijden afhankelijk zijn (in geval van automatisch bedrijf) van het betreffende procesdeel. 3. De actuele looptijd en wachttijd moeten met dezelfde nauwkeurigheid als de instelling worden bijgehouden en op het zelfde scherm als waarop de instelling is aangebracht te worden gepresenteerd. 4. Een werktuig wordt normaal gesproken in het begin van zijn looptijd gestart op het moment dat het werktuig in AUT. bedrijf is genomen. Uitzonderingen hierop zijn vermeld in het besturingsplan. 5. Indien het werktuig tijdens de looptijd in storing valt, wordt de looptijd stilgezet; na opheffen van de storing wordt de looptijd afgemaakt. Dit geldt niet voor de wachttijd. Hoogheemraadschap van Rijnland - 14 - versie: 2014