Archeologisch bureau- en booronderzoek Kooiweg 2 te Brakel, gemeente Zaltbommel (GE)
Archeologisch bureau- en booronderzoek Kooiweg 2 te Brakel, gemeente Zaltbommel (GE) opdrachtgever V.O.F. De Kuiper datum 1 juni 2012 projectleider mevrouw drs. A. Spoelstra projectnummer 93174212 status concept ISSN-nummer 1875-5313 MUG-publicatie 2012-47
MUG-projectnummer 92174212 Opdrachtgever V.O.F. De Kuiper MUG-publicatie 2012-50 Bevoegd gezag gemeente Zaltbommel Beheer en plaats documentatie MUG Ingenieursbureau b.v. Onderzoekmeldingsnummer 51689 Tekst mevrouw drs. A. Spoelstra Afbeeldingen de heer A. Huygen Redactie mevrouw J. Bolink-Nanninga Status concept Autorisatie de heer G.J. de Roller Uitgegeven door MUG Ingenieursbureau b.v. Postbus 136 9350 AC Leek Datum 1 juni 2012 ISSN 1875-5313
INHOUDSOPGAVE Samenvatting 1 1 Inleiding 2 1.1 Algemeen 2 1.2 Ligging van de onderzoekslocatie 2 1.3 Doel van het onderzoek 3 1.3.1 Bureauonderzoek 3 1.3.2 Inventariserend veldonderzoek 3 1.4 Werkwijze 4 1.4.1 Bureauonderzoek 4 1.4.2 Inventariserend veldonderzoek 4 2 Resultaten 5 2.1 Bureauonderzoek 5 2.1.1 Huidige situatie 5 2.1.1.1 Fysische geografie en geologie 5 2.1.1.2 Geomorfologie en AHN 5 2.1.1.3 Bodem 6 2.1.2 Bekende archeologische waarden 7 2.1.2.1 Monumenten 7 2.1.2.2 Waarnemingen 7 2.1.2.3 Onderzoeken 7 2.1.3 Bewoningsgeschiedenis en historische situatie 7 2.1.4 Bouwhistorische waarden 8 2.1.5 Gespecificeerde archeologische verwachting 9 2.2 Inventariserend veldonderzoek 10 2.2.1 Bodemopbouw 10 2.2.2 Archeologische indicatoren 11 3 Conclusies en aanbevelingen 12 3.1 Conclusies 12 3.2 Aanbevelingen 12 Literatuur 13 BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Boorprofielen Onderzoekslocatie met boringen
projectnummer 93174212 1 juni 2012 pagina 1 van 13 Samenvatting In mei 2012 heeft MUG Ingenieursbureau een bureau- en booronderzoek uitgevoerd op een locatie aan de Kooiweg 2 te Brakel, gemeente Zaltbommel (Gelderland). De aanleiding tot het onderzoek is de toekomstige herinrichting van de locatie. Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werd in het noordoostelijke gedeelte van de onderzoekslocatie op enige diepte de stroomrug van Brakel verwacht, waar archeologische resten uit de periode neolithicum-bronstijd op konden verwacht. Verder werden in de onderzoekslocatie resten uit de periode late middeleeuwen-nieuwe tijd verwacht. Deze verwachting is getoetst door middel van een booronderzoek conform de eisen van de gemeente Zaltbommel. In totaal zijn er zes boringen gezet. Uit de resultaten van het booronderzoek is gebleken dat de bodem binnen de gehele onderzoekslocatie tot 300 cm-mv uit een uniform pakket komafzettingen (klei) bestaat. De stroomrug van Brakel is niet binnen 300 cm-mv aanwezig. Deze ligt vermoedelijk verder naar het noorden, dan wel dusdanig diep dat deze bij de huidige planvorming niet wordt verstoord. Omdat de trefkans op archeologische vindplaatsen binnen de komafzettingen laag is, kan de gehele onderzoekslocatie worden aangeduid als kansarm. Aan de hand van het uitgevoerde onderzoek kan de onderzoekslocatie worden aangeduid als kansarm. Op basis van de conclusies van het archeologisch onderzoek bevelen wij daarom aan om geen vervolgonderzoek uit te voeren. Het bovengenoemde betreft een aanbeveling. Het besluit hieromtrent is te allen tijde voorbehouden aan het bevoegd gezag, gemeente Zaltbommel.
projectnummer 93174212 1 juni 2012 pagina 2 van 13 1 Inleiding 1.1 Algemeen De aanleiding tot het hier beschreven archeologisch onderzoek is de toekomstige herinrichting van de onderzoekslocatie aan Kooiweg 2 Brakel, gemeente Zaltbommel (GE). In de nabije toekomst zal de boerderij worden uitgebreid met een aantal gebouwen. Omdat bij deze herinrichting eventueel aanwezige archeologische resten worden bedreigd, is door de gemeente Zaltbommel een archeologisch onderzoek verplicht gesteld. Dit onderzoek wordt uitgevoerd conform de Wet op de archeologische monumentenzorg. V.O.F. De Kuiper heeft via DLV MUG Ingenieursbureau b.v., afdeling Archeologie, opdracht gegeven het archeologisch onderzoek uit te voeren. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek. Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd door mevrouw drs. A. Spoelstra. Het booronderzoek heeft op 16 mei 2012 plaatsgevonden conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 en de eisen van de gemeente Zaltbommel. Tabel 1.1 Overzicht van de objectgegevens Objectgegevens Provincie Gelderland Gemeente Zaltbommel Plaats Brakel Toponiem Kooiweg 2 Kaartblad 44F Coördinaten 135850/424010 N 135870/423945 O 135820/423920 Z 135795/423980 W Grondsoort klei Geomorfologie komafzettingen met op enige diepte fossiele stroomruggen 1.2 Ligging van de onderzoekslocatie De onderzoekslocatie ligt in het buitengebied van de gemeente Zaltbommel, ten zuidoosten van Brakel en ten zuidwesten van Zuilichem. De onderzoekslocatie ligt aan Kooiweg 2. De totale oppervlakte bedraagt circa 3000 m 2 (afbeelding 1).
projectnummer 93174212 1 juni 2012 pagina 3 van 13 137/425 135/423 Afbeelding 1. Uitsnede van de topografische kaart waarop de ligging van de onderzoekslocatie met een rood kader is aangegeven. Rechts de ligging van de onderzoekslocatie in Nederland (bron: Topografische Dienst Nederland). 1.3 Doel van het onderzoek 1.3.1 Bureauonderzoek Het bureauonderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de bekende en de te verwachten archeologische waarden van het plangebied. Aan de hand van deze informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Voor het bureauonderzoek dienen de volgende vragen te worden beantwoord. Vraag 1. Wat is de archeologische verwachting van het gebied buiten de reeds bekende AMK-terreinen (indien het mogelijk is, gespecificeerd naar aard, type vindplaats en periode)? Vraag 2. Zijn er binnen de verwachtingszones specifieke aandachtslocaties aan te geven (stroomruggen, historische bebouwing en infrastructuur)? Vraag 3. Vraag 4. Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen in het plan-/onderzoeksgebied? Welk vervolgonderzoek is nodig om de door het bureauonderzoek in beeld gebrachte specifieke archeologische verwachting te toetsen? 1.3.2 Inventariserend veldonderzoek Het veldonderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en waar nodig aan te vullen. Daarnaast dienen de volgende vragen te worden beantwoord.
projectnummer 93174212 1 juni 2012 pagina 4 van 13 Vraag 1. Vraag 2. Vraag 3. Is de bodemopbouw intact en hoe ziet die eruit? Zijn er in dit verband kansrijke en kansarme zones te onderscheiden? Zijn er archeologische indicatoren aanwezig en zo ja, wat is de aard, datering en horizontale en verticale spreiding hiervan? Komt het verwachtingsmodel overeen met de veldgegevens? Aan de hand van de gegevens van beide onderzoeken kan worden nagegaan of binnen het onderzoeksgebied archeologische waarden te verwachten zijn en of de voorgenomen ingrepen een bedreiging vormen voor het archeologische bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd hoe hiermee omgegaan dient te worden. 1.4 Werkwijze 1.4.1 Bureauonderzoek In het bureauonderzoek worden het huidige grondgebruik, de historische situatie en mogelijke verstoringen alsmede de bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden beschreven. Hiertoe worden onder andere topografische kaarten, de plannen en gegevens van de opdrachtgever, luchtfoto s en, indien deze aanwezig zijn, gegevens van milieukundig onderzoek gebruikt. Een beschrijving van de historische situatie wordt gebaseerd op historisch topografisch kaartmateriaal, zoals kadastrale kaarten en de website WatWasWaar (http://www.watwaswaar.nl). Voor de bekende bodemkundige en geologische waarden wordt gebruikgemaakt van bodemkaarten en geomorfologische kaarten. De ligging van de archeologische waarnemingen is gebaseerd op de gegevens in Archis (digitale database van de Nederlandse archeologie van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed), waarvan de Archeologische Monumentenkaart deel uitmaakt. Voor het bepalen van de algemene archeologische verwachting is uitgegaan van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Zaltbommel. Indien het mogelijk is, wordt er teruggegrepen op gegevens van eerder uitgevoerd onderzoek in de directe omgeving. Met behulp van alle gegevens wordt een gespecificeerde verwachting voor de onderzoekslocatie opgesteld. 1.4.2 Inventariserend veldonderzoek De gemeente Zaltbommel heeft ten aanzien van de onderhavige onderzoekslocatie een verkennend booronderzoek verplicht gesteld met een dichtheid van zes boringen per ha en een ondergrens van minimaal zes boringen. In totaal worden zes boringen gezet. De boringen worden zoveel mogelijk volgens een verspringend driehoeksgrid gezet. Voor het boren wordt gebruikgemaakt van een verlengbare edelmanboor met een diameter van 7 cm. Op grotere diepte, tussen 200 en 300 cm-mv, is gebruik gemaakt van een gutsboor. De boringen worden tot 25 cm in de onverstoorde C-horizont gezet. De boringen in het noordelijke gedeelte van de onderzoekslocatie worden in ieder geval doorgezet tot 300 cm-mv, om te kunnen bepalen of de stroomrug van Brakel zich binnen de verstoringsdiepte bevindt. De boorkernen zijn uitgelegd, waarbij de verschillende bodemlagen nauwkeurig zijn beschreven en opgemeten. Bij een gutsboring is de boorkern opengesneden, waarna de bodemlagen zijn beschreven. De boorsedimenten zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, die gebaseerd is op NEN 5104. Tijdens het booronderzoek is, aan de hand van het versnijden van de boorkernen, ook gelet op de aanwezigheid van archeologische indicatoren, zoals: aardewerkscherven, cultuurlagen, vuursteen, bot, houtskool, fosfaat, verbrand leem en natuursteen. De boorpunten zijn met behulp van een meetlint ingemeten.
projectnummer 93174212 1 juni 2012 pagina 5 van 13 2 Resultaten 2.1 Bureauonderzoek 2.1.1 Huidige situatie De onderzoeklocatie bestaat uit grasland. 2.1.1.1 Fysische geografie en geologie Het plangebied bevindt zich in het Midden-Nederlandse Rivierengebied. Meer specifiek ligt de onderzoekslocatie in de Bommelerwaard, een stuk land dat wordt omgeven door de rivieren Waal, Maas en Afgedamde Maas. Dit gebied is opgebouwd uit afzettingen van de Rijn en de Maas uit het laat-weichselien (11.000-8000 voor Christus) en het Holoceen (8000 voor Christus-heden). Deze afzettingen bestaan uit een mengsel van zand en klei en worden gerekend tot de Echteld Formatie. De diepere ondergrond (>7 m-mv) bestaat uit grove zanden die behoren tot de Kreftenheye Formatie (Berendsen, 2008). 2.1.1.2 Geomorfologie en AHN Als gevolg van zeespiegelstijging in het holoceen zijn meanderende rivieren in het Rijn-Maasdal ontstaan. Kenmerkend voor meanderende rivieren is de laterale verplaatsing van de stroomgeul binnen de stroomgordel. Doordat stroomgordels zich regelmatig verlegden (avulsies), ontstond er in het rivierengebied een netwerk van verlaten stroomgordels. Deze verlaten stroomgordels vormen samen met de bijbehorende oeverwallen zogenaamde stroomruggen, relatief hoge elementen in het landschap, die daardoor zeer geschikt waren voor bewoning. Tijdens overstromingen bezonken de kleideeltjes pas ver landinwaarts, waardoor tussen de stroomruggen laaggelegen kleivlakten ontstonden (komgebieden). In deze komgebieden groeide bij slechte afwatering ook vaak veen. Oudere stroomruggen zijn vaak geërodeerd door jongere geulen en bedekt door jongere oever- en komafzettingen. De onderzoekslocatie ligt grotendeels binnen komafzettingen. In het uiterst noordelijke gedeelte is in de ondergrond de stroomrug van Brakel aanwezig. Deze stroomgordel was actief tussen 4565 en 3640 voor Chr. en raakte daarna verlaten. De top van de stroomrug ligt op circa 2,1-NAP (afbeelding 2). Afbeelding 2. De onderzoekslocatie (cirkel) op de stroomruggenkaart. De stroomrug van Brakel is weergegeven in donkergroen en met nummer 27 (bron: Berendsen & Stouthamer 2001).
projectnummer 93174212 1 juni 2012 pagina 6 van 13 Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is te zien dat het maaiveld in de onderzoekslocatie op circa 0,8 m+nap ligt (zie afbeelding 3). De stroomrug van Brakel ligt dusdanig diep dat deze niet als duidelijke verhoging aan het maaiveld waarneembaar is. Toch zijn ten noorden en oosten van de onderzoekslocatie subtiele hoogteverschillen aanwezig, die mogelijk te relateren zijn aan de stroomrug. 0,8 + 2.1.1.3 Bodem Afbeelding 3. De onderzoekslocatie (roze lijn) op de AHN. De zwarte cijfers geven de hoogte ten opzichte van NAP weer (bron: http://www.ahn.nl). De bodem op de onderzoekslocatie bestaat uit kalkhoudende poldervaaggronden in lichte klei (code: Rn66A, zie afbeelding 4). Poldervaaggronden kenmerken zich door de afwezigheid van bodemhorizonten, waardoor er nauwelijks kleurverschillen in het bodemprofiel aanwezig zijn. De bodem is volledig gerijpt, waardoor er vanaf het maaiveld roestverschijnselen aanwezig zijn. De aanwezigheid van de stroomgordel van Brakel is te herkennen aan het feit dat de korrelgrootte van de rivierafzettingen naar beneden toe steeds grover wordt (een zogenaamde fining upwards sequence; Berendsen, 2008).
projectnummer 93174212 1 juni 2012 pagina 7 van 13 Afbeelding 4. De onderzoekslocatie (rode ovaal) op de bodemkaart. De poldervaaggronden zijn weergegeven in groen. In blauw zijn zones weergegeven waar verschillende rivierafzettingen en -bodems elkaar op korte afstand afwisselen (associaties) (bron: Archis/Rijksdienst voor het cultureel erfgoed) 2.1.2 Bekende archeologische waarden 2.1.2.1 Monumenten In een straal van 500 m rondom de onderzoekslocatie zijn op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) geen terreinen met een archeologische status geregistreerd. 2.1.2.2 Waarnemingen In een straal van 500 m rondom de onderzoekslocatie zijn geen losse waarnemingen geregistreerd. 2.1.2.3 Onderzoeken Binnen de onderzoekslocatie heeft niet eerder archeologisch onderzoek plaatsgevonden. In de nabije omgeving van (in een straal van 500 m rondom) de onderzoekslocatie zijn eveneens geen onderzoeken uitgevoerd. 2.1.3 Bewoningsgeschiedenis en historische situatie De stroomrug van Brakel was bewoonbaar vanaf het midden-neolithicum tot en met de bronstijd, waarna de stroomrug werd afgedekt door veen en komafzettingen waardoor permanente bewoning niet mogelijk was. De lage, natte komgebieden raakten voorafgaand aan de bedijking regelmatig overstroomd, en waren daarom uitsluitend in gebruik als (zomer)weidegronden voor het vee. De nederzettingen concentreerden zich van oudsher op de jongere stroomruggen en op de dijken. Pas na de bedijkingen in de late middeleeuwen en de nieuwe tijd raakte het komgebied permanent bewoond (rivierpolders). De onderzoekslocatie ligt in de Polder Brakel. De historische ontwikkeling is goed te volgen op het kaartmateriaal vanaf de 19 e eeuw. Op de kadastrale minuut uit de periode 1811-1830 is te zien dat de onderzoekslocatie onbebouwd is en in gebruik is als landbouwgrond. Ten westen van de onderzoekslocatie liggen twee eendenkooien, waarvan de meest westelijke in deze periode in gebruik is. De oostelijke eendenkooi staat schematisch aangegeven, mogelijk betreft het een kooi die niet meer in gebruik was. De Kooiweg zelf is niet als zodanig
projectnummer 93174212 1 juni 2012 pagina 8 van 13 aangegeven. Wel ligt ter hoogte van de huidige weg een watergang (Oudendijksche Wetering), waar vermoedelijk ook een pad langs liep (afbeelding 5). Afbeelding 5. De onderzoekslocatie (blauwe stippellijn) op de kadastrale minuut uit de periode 1811-1830 (bron: http://www.watwaswaar.nl) Op de militair-topografische kaarten uit de periode 1874 t/m 1935 verandert er vrijwel niets in de onderzoekslocatie. De eendenkooi direct ten westen van de onderzoekslocatie staat niet meer aangegeven op deze kaarten. De onderzoekslocatie blijft in gebruik als agrarisch gebied. De percelen zijn overwegend in gebruik als grasland (afbeelding 6). Afbeelding 6. De onderzoekslocatie (blauwe stippellijn) op de militair-topografische kaart uit 1897 (bron: http://www.watwaswaar.nl) Vanaf 1950 vindt enige schaalvergroting plaats, waarbij de landbouwpercelen worden samengevoegd en het huidige verkavelingspatroon ontstaat. De onderzoekslocatie blijft in gebruik als landbouwgrond. De eerste bebouwing is te zien op de topografische kaart uit 1988 het betreft de huidige boerderij (Kooiweg 2). 2.1.4 Bouwhistorische waarden Ten behoeve van het bepalen van de aanwezigheid van ondergrondse bouwhistorische waarden is de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) geraadpleegd. Hierin zijn voor de onderzoekslocatie geen bouwhistorische waarden geregistreerd.
projectnummer 93174212 1 juni 2012 pagina 9 van 13 2.1.5 Gespecificeerde archeologische verwachting Het onderstaande gespecificeerde verwachtingsmodel gaat uit van een intact bodemprofiel. Datering De onderzoekslocatie ligt in de Bommelerwaard binnen laaggelegen komafzettingen, in de Polder Brakel. In het noordelijke gedeelte van de onderzoekslocatie ligt op een diepte van 2 à 3 m-mv de stroomrug van Brakel. Op deze stroomrug kunnen resten uit de periode neolithicum t/m de bronstijd worden aangetroffen. In de bovenliggende komafzettingen kunnen archeologische resten uit de periode late middeleeuwen t/m de nieuwe tijd worden aangetroffen. Complex Uit de periode neolithicum-bronstijd worden sporen van permanente bewoning verwacht in de vorm van nederzettingen, agrarische activiteiten en grafvelden. Uit de periode late middeleeuwen-nieuwe tijd worden met name sporen van ontginning en agrarische activiteit verwacht. Omdat op de historische kaarten geen bebouwing aangegeven staat, wordt de kans op de aanwezigheid van nederzettingen en grafvelden uit deze periode laag ingeschat. Locatie en trefkans Sporen uit de periode neolithicum-bronstijd worden uitsluitend in de top van de stroomrug van Brakel verwacht, die zich globaal in het noordwestelijke gedeelte van de onderzoekslocatie bevindt. De precieze begrenzing van deze stroomrug is slechts bij benadering bekend. Resten uit de periode late middeleeuwen-nieuwe tijd worden overal in de onderzoekslocatie verwacht. Omvang Nederzettingen kunnen bestaan uit één of meerdere huisplaatsen met een omvang van 200 m 2 tot enkele hectaren. Sporen van agrarische activiteiten betreffen veelal lineaire elementen die zich tot buiten de onderzoekslocatie kunnen voortzetten. Diepteligging/stratigrafie Vondstcomplexen uit de periode neolithicum-bronstijd worden in de top van de stroomrug van Brakel verwacht, die zich op een diepte van 2 à 3 m-mv bevindt. Vondstcomplexen uit de periode late middeleeuwen-nieuwe tijd worden vanaf het maaiveld tot 2 m-mv verwacht. Uiterlijke kenmerken (prospectiekenmerken) Resten van permanente nederzettingen kunnen bestaan uit grondsporen en vondsten zoals paalgaten, haardkuilen, huttenleem, aardewerk, afvalkuilen, waterputten etc. Begravingsresten kunnen, afhankelijk van de periode, bestaan uit urnen, botmateriaal en grafgiften. Agrarische activiteiten kunnen bestaan uit palenrijen, greppels en kleine structuren zoals schuren en veekralen. Mogelijke verstoringen De onderzoekslocatie is vanaf 1988 onderdeel van het erf van Kooiweg 2, daarvóór bestond de onderzoekslocatie altijd uit landbouwgrond. Eventuele verstoringen zijn het gevolg van agrarische activiteiten en eventueel grondverzet bij de realisatie van de huidige bebouwing. Advies vervolgonderzoek Zowel de exacte ligging van de stroomrug van Brakel als de precieze mate van verstoring zijn op basis van dit bureauonderzoek niet in voldoende mate vast te stellen. Volgens de eisen van de gemeente Zaltbommel dient bovenstaand gespecificeerd verwachtingsmodel daarom te worden getoetst door middel van een inventariserend veldonderzoek verkennende fase. Voor de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt verwezen naar paragraaf 2.2.
projectnummer 93174212 1 juni 2012 pagina 10 van 13 2.2 Inventariserend veldonderzoek Het veldwerk is uitgevoerd op woensdag 23 april 2012. Ten tijde van het veldwerk was de onderzoeksocatie in gebruik als grasland. De vondstzichtbaarheid aan het oppervlakte was daarom slecht. Er is daarom geen oppervlaktekartering uitgevoerd (zie afbeelding 7). Afbeelding 7. De onderzoekslocatie ten tijde van het veldwerk, gefotografeerd vanaf de zuidoostelijke hoek van de onderzoekslocatie richting het noorden 2.2.1 Bodemopbouw In de onderzoekslocatie is sprake van een uniforme bodemopbouw. Voor een gedetailleerde beschrijving van de bodemopbouw per afzonderlijke boring wordt verwezen naar bijlage 1. De bodemopbouw bestaat van boven naar beneden uit een bouwvoor van matig siltige, zwak humeuze klei (tot 20 cm-mv). Deze bouwvoor gaat over in een laag matig siltige, matig roestige gerijpte klei (tot 60 cm-mv). Deze laag gaat zeer geleidelijk over in een homogeen pakket matig tot zwak siltige klei (zie afbeelding 8). Deze bodemopbouw is kenmerkend voor komafzettingen.
projectnummer 93174212 1 juni 2012 pagina 11 van 13 0-25 cm bouwvoor 25-60 cm roestige gerijpte komklei 60-200 cm komklei Afbeelding 8. Beeld van boring 1 (hier tot en met 200 cm-mv, tot 300 cm is geboord met een gutsboor) met toelichting 2.2.2 Archeologische indicatoren Het opgeboorde materiaal is in alle boringen per afzonderlijke horizont geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
projectnummer 93174212 1 juni 2012 pagina 12 van 13 3 Conclusies en aanbevelingen 3.1 Conclusies Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werd in het noordoostelijke gedeelte van de onderzoekslocatie op enige diepte de stroomrug van Brakel verwacht, waar archeologische resten uit de periode neolithicum-bronstijd op konden verwacht. Verder werden in de onderzoekslocatie resten uit de periode late middeleeuwen-nieuwe tijd verwacht. Deze verwachting is getoetst door middel van een booronderzoek conform de eisen van gemeente Zaltbommel. Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen de onderzoeksvragen als volgt worden beantwoord. Vraag 1. Vraag 2. Vraag 3. Is de bodemopbouw intact en hoe ziet die eruit? Zijn er in dit verband kansrijke en kansarme zones te onderscheiden? De bodem bestaat binnen de gehele onderzoekslocatie tot 300 cm-mv uit een uniform pakket komafzettingen (klei). De stroomrug van Brakel is niet binnen 300 cm-mv aanwezig. Deze ligt vermoedelijk verder naar het noorden, dan wel dusdanig diep dat deze bij de huidige planvorming niet wordt verstoord. Omdat de trefkans op archeologische vindplaatsen binnen komafzettingen laag is kan de gehele onderzoekslocatie worden aangeduid als kansarm. Zijn er archeologische indicatoren aanwezig, en zo ja, wat is de aard, datering en horizontale en verticale spreiding hiervan? Nee, er zijn geen archeologische indicatoren aanwezig. Komt het verwachtingsmodel overeen met de veldgegevens? Ja, in de onderzoekslocatie is inderdaad sprake van komafzettingen. De stroomrug van Brakel is niet aangetroffen. Deze bevindt zich vermoedelijk verder naar het noorden, of op grotere diepte. Het beeld van op de gemeentelijke beleidsadvieskaart is bevestigd. 3.2 Aanbevelingen Aan de hand van het uitgevoerde onderzoek kan de onderzoekslocatie worden aangeduid als kansarm. Op basis van de conclusies van het archeologisch onderzoek bevelen wij daarom aan om geen vervolgonderzoek uit te voeren. Het bovengenoemde betreft een aanbeveling. Het besluit hieromtrent is te allen tijde voorbehouden aan het bevoegd gezag, de gemeente Zaltbommel. Verder dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van gemeente Zaltbommel hiervan per direct in kennis te stellen.
projectnummer 93174212 1 juni 2012 pagina 13 van 13 Literatuur Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands. Assen. Berendsen, H.J.A. 2008. De Vorming van het Land. Assen. Brandt, R.W. et. al. (red), 1992. Archis, Archeologisch basisregister, versie 1.0 Amersfoort. Mulder, E.F.J. de. et. al.2003. De ondergrond van Nederland. Groningen. Stiboka, 1979. Toelichting op de bodemkaart 1:50.000 kaartblad 44. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen Daarnaast is op 18 mei 2012 gebruikgemaakt van de volgende informatie van: - Archis 2: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; - www.ahn.nl; - www.watwaswaar.nl.
Bijlage 1 Boorprofielen
Pagina 1 / 2 Bijlage 1: Boorprofielen Boring: 1 Boring: 2 Schaal 1: 40 0 0-30 weiland Klei, matig siltig, zwak humeus, donker bruingrijs, bouwvoor, omgewerkt 0 0-25 weiland Klei, matig siltig, zwak humeus, donker bruingrijs, bouwvoor, omgewerkt 50 Klei, vast, matig siltig, sterk roesthoudend, neutraal grijsoranje, komafzetting, gerijpte klei 50-60 Klei, vast, matig siltig, sterk roesthoudend, neutraal grijsoranje, komafzetting, gerijpte klei 100-70 Klei, matig vast, zwak siltig, lichtgrijs, komazettingen, uniform pakket, gereduceerd 100 Klei, matig vast, zwak siltig, lichtgrijs, komazettingen, uniform pakket, gereduceerd 150 150 200 200 250 250 300-300 300-300 Boring: 3 Boring: 4 0 0-30 weiland Klei, matig siltig, zwak humeus, donker bruingrijs, bouwvoor, omgewerkt 0 0-20 weiland Klei, matig siltig, zwak humeus, donker bruingrijs, bouwvoor, omgewerkt 50 Klei, vast, matig siltig, sterk roesthoudend, neutraal grijsoranje, komafzetting, gerijpte klei 50-55 Klei, vast, matig siltig, sterk roesthoudend, neutraal grijsoranje, komafzetting, gerijpte klei 100-70 Klei, matig vast, zwak siltig, lichtgrijs, komazettingen, uniform pakket, gereduceerd 100 Klei, matig vast, zwak siltig, lichtgrijs, komazettingen, uniform pakket, gereduceerd 150 150 200 200-200 250 300-300 Projectnaam: Projectcode: 93174212 Brakel Kooiweg 2 IVO getekend volgens NEN 5104
Pagina 2 / 2 Bijlage 1: Boorprofielen Boring: 5 Boring: 6 Schaal 1: 40 0 0-20 weiland Klei, matig siltig, zwak humeus, donker bruingrijs, bouwvoor, omgewerkt 0 0-20 weiland Klei, matig siltig, zwak humeus, donker bruingrijs, bouwvoor, omgewerkt 50-55 Klei, vast, matig siltig, sterk roesthoudend, neutraal grijsoranje, komafzetting, gerijpte klei 50-55 Klei, vast, matig siltig, sterk roesthoudend, neutraal grijsoranje, komafzetting, gerijpte klei Klei, matig vast, zwak siltig, lichtgrijs, komazettingen, uniform pakket, gereduceerd Klei, matig vast, zwak siltig, lichtgrijs, komazettingen, uniform pakket, gereduceerd 100 100 150 150 200-200 200-200 Projectnaam: Projectcode: 93174212 Brakel Kooiweg 2 IVO getekend volgens NEN 5104
Legenda (conform NEN 5104) grind klei Veraardheid veen Grind, siltig Klei, zwak siltig onveraard zwak veraard Grind, zwak zandig Klei, matig siltig matig veraard sterk veraard Grind, matig zandig Klei, sterk siltig volledig veraard Grind, sterk zandig Klei, uiterst siltig Overgang lagen/horizonten diffuse overgang geleidelijke overgang Grind, uiterst zandig Klei, zwak zandig matig scherpe overgang scherpe overgang Klei, matig zandig zeer scherpe overgang zand Zand, kleiïg Zand, zwak siltig Zand, matig siltig leem Klei, sterk zandig Leem, zwak zandig overig p.i.d.-waarde bijzonder bestanddeel >0 Gemiddeld >1 hoogste grondwaterstand grondwaterstand >10 Gemiddeld >100 laagste grondwaterstand >1000 slib >10000 Zand, sterk siltig Leem, sterk zandig water Zand, uiterst siltig veen Veen, mineraalarm overige toevoegingen zwak humeus matig humeus Veen, zwak kleiïg sterk humeus Veen, sterk kleiïg zwak grindig Veen, zwak zandig matig grindig Veen, sterk zandig sterk grindig
Bijlage 2 Onderzoekslocatie met boorpunten
N Z 0 AHu ASp Eerste uitgave 30-05-2012 Wijz. Get. Gec. Omschrijving Datum Infra Milieu Geo-ICT Archeologie Geo-informatie Project: Archeologisch bureau- en booronderzoek Kooiweg 2 te Brakel, gemeente Zaltbommel Zernikelaan 8 Postbus 136 9350 AC LEEK Tel. (0594) 55 24 20 Fax. (0594) 55 24 99 Opdrachtgever: Onderdeel: Projectnummer: V.O.F. de Kuiper Overzicht van de onderzoekslocatie 93174212 Schaal: 1:1000 Formaat: A3 Bijlagenummer: info@mug.nl www.mug.nl CONCEPT