INHOUDSOPGAVE. Pensioenreglementen...4 Overeenkomst...37 Statuten...45

Vergelijkbare documenten
INHOUDSOPGAVE Pensioenreglementen... 4 Overeenkomst Statuten... 54

PENSIOENREGLEMENT 1. Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Artikel 1. Definities

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

ANW- Hiaat Reglement De Stichting Kuwait Petroleum Pensioenfonds Nederland

ANW- Hiaat Reglement 2015

RANK XEROX (NEDERLAND) B.V. PENSIOENREGLEMENT

Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam

REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Stichting Metro Pensioenfonds. ANW Hiaatreglement. 28 oktober 2008

RANK XEROX (NEDERLAND) N.V. PENSIOENREGLEMENT

Reglement TIJDELIJK AANVULLEND NABESTAANDENPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering)

REGLEMENT voor Anw-hiatenpensioen. van. Stichting Pensioenfonds Haskoning. Nijmegen. Reglement ANW-hiatenpensioen, versie januari 2012

Reglement Regeling Vervroegd Uittreden voor werknemers die na 30 juni 1937 en voor 1 januari 1950 zijn geboren

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING

Reglement Anw-hiaatpensioen

RANK XEROX (NEDERLAND) N.V. PENSIOENREGLEMENT

Reglement Anw-hiaatpensioen

Prepensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Jacobs Nederland. versie 1 oktober 2014

Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet

Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Inhoudsopgave:

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Stichting Pensioenfonds Citco Nederland

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

REGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS PON RING A

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

RANK XEROX (NEDERLAND) N.V. PENSIOENREGLEMENT

Artikel 1 Begripsomschrijvingen 2. Artikel 2 Voorwaarden deelneming 3. Artikel 3 Aanvang ANW-hiaatpensioenreglement, einde dekking, nietige dekking 3

Reglement ANW-hiaatverzekering. van. Pensioenfonds Deloitte

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

OVERGANGSREGELING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW

P E N S I O E N R E G L E M E N T

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

P E N S I O E N R E G L E M E N T

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling

Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67)

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

Stichting Pensioenfonds ANWB. Aanvullend Reglement TIJDELIJK PARTNERPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering)

STICHTING PENSIOENFONDS XEROX VENRAY REGLEMENT BASISPENSIOENREGELING 65+

Stichting Pensioenfonds ANWB. Aanvullend Reglement TIJDELIJK PARTNERPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering)

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Bijlage 1 bij de pensioenovereenkomst

Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

RANK XEROX MANUFACTURING (NEDERLAND) B.V. PENSIOENREGLEMENT

Addendum 1 41 Addendum 2 49 Addendum 3 51 Addendum 4 52

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

Aanvullend reglement

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Reglement. Excedent Arbeidsongeschiktheidspensioen. Stichting Metro Pensioenfonds

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

STICHTING PENSIOENFONDS XEROX VENRAY REGLEMENT BASISPENSIOENREGELING 65+

Addendum 1 28 Addendum 2 36 Addendum 3 38 Addendum 4 39

RANK XEROX MANUFACTURING (NEDERLAND) B.V. PENSIOENREGLEMENT

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

Addendum op het pensioenreglement van 1 januari 1988, versie 8

PENSIOENREGLEMENT VAN DSM BIOLOGICS BV

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Artikel 1 Begripsomschrijvingen 2. Artikel 2 Voorwaarden deelneming 3. Artikel 5 Vaststelling en betaling van de verschuldigde premies 4

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Progress. Pensioenreglement 2002

Aanvulling 3 op het Pensioenreglement 2011

REGLEMENT EXCEDENT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Progress. Pensioenreglement 2002

Bijlage A2 PENSIOENREGLEMENT a.s.r.

REGLEMENT ANW-PENSIOEN PENSIOENFONDS RECREATIE

PENSIOENREGLEMENT C. Pensioenreglement C van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 januari pagina 1 van 50

voor de pensioenregeling van Henkel Nederland B.V. gevestigd te Nieuwegein

Stichting Pensioenfonds N.V. W.A. Hoek s Machine- en Zuurstoffabriek. Pensioenreglement: pensioenspaarregeling op basis van kapitaalsparen

REGLEMENT PENSIOENSPAREN van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate. Per 1 januari 2011

20-2t A'- Artikel 11 - Artikel 1,2 - Artikel 13- Artikel L4- Artikel l_5 -

REGLEMENT PENSIOENSPAREN van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 jan 2017 pagina 1 van 47

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Pensioenregeling van. DSM Resins BV. Reglement Vervroegde Individuele Pensionering (VIP-Regeling)

PENSIOENREGLEMENT. van. Stichting Pensioenfonds Haskoning. Nijmegen. In werking getreden op 1 januari april 2011

REGLEMENT FLEXIBELE AANVULLINGSREGELING (FAR)

Pensioenreglement Philips eindloonregeling. januari Philips Pensioenfonds

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 juli 2015 pagina 1 van 47

Nr. 62 Vermindering ouderdomspensioen bij eindigen deelneming door omzetting in partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar

PENSIOENREGLEMENT III

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Pensioenreglement 2000

Transcriptie:

1 INHOUDSOPGAVE Pensioenreglementen...4 Overeenkomst...37 Statuten...45 PENSIOENREGLEMENT 1... 4 Artikel 1. Definities... 4 Artikel 2. Deelnemers... 5 Artikel 3. Omschrijving van de pensioenaanspraken... 7 Artikel 4. Pensioengrondslag... 7 Artikel 5. Deelnemersjaren... 8 Artikel 6. Ouderdomspensioen... 9 Artikel 7. Arbeidsongeschiktheidspensioen... 11 Artikel 8. Nabestaandenpensioen... 12 Artikel 8a. Keuzemogelijkheid toeslag op het ouderdomspensioen in ruil voor het (gedeeltelijke) nabestaandenpensioen... 13 Artikel 9. Bijzonder nabestaandenpensioen, Wet pensioenverevening bij scheiding... 14 Artikel 10. Wezenpensioen... 15 Artikel 11. Bijzondere bepalingen ten aanzien van nabestaanden- en wezenpensioen... 16 Artikel 12. Financiering... 16 Artikel 13. Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid... 17 Artikel 14. Procentuele verhogingen... 18 Artikel 15. Eventuele herverzekering... 19 Artikel 16. Uitgesloten risico's... 19 Artikel 17. Vervroegd pensioen... 20 Artikel 18. Einde van het deelnemerschap... 20 Artikel 19. Betaling van pensioenen... 21 Artikel 20. Belastingen en heffingen... 22 Artikel 21. Overdracht, inpandgeving van rechten enz... 23 Artikel 22. Inwerkingtreding; overgangsbepalingen... 23 Artikel 23. Geschillen... 24 Toegevoegd zijn de wijzigingen a.g.v. de invoer van de Wet Partberregistratie. Deze wijzigingen worden pas van kracht als deze Wet ook van kracht wordt. Waarschijnlijk is dit 1 januari 1998. Dit is ook opgenomen in artikel 22 van PR1 en in de voettekst. Mocht de wet niet op 1 januari 1998 ingevoerd worden dan moet dit gewijzigd worden.

2 Addendum bij pensioenreglement 1... 25 Artikel 1... 25 Artikel 2.... 25 Artikel 3.... 25 Artikel 4.... 25 PENSIOENREGLEMENT 2... 26 Artikel 1. Definities... 26 Artikel 2. Deelnemers... 26 Artikel 3. Aanspraken... 26 Artikel 4. Jaren van deelname... 27 Artikel 5. Tijdelijk ouderdomspensioen... 27 Artikel 6. Financiering... 28 Artikel 7. Vervroegd pensioen... 28 Artikel 8. Einde van de deelname... 28 Artikel 9. Overige bepalingen... 29 Artikel 10. Inwerkingtreding; overgangsbepaling... 29 Addendum bij pensioenreglement 2... 30 Artikel 1.... 30 Artikel 2.... 31 Artikel 3.... 31 REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN... 32 Artikel 1. Definities... 32 Artikel 2. Deelnemers... 32 Artikel 3. Aanspraak... 33 Artikel 4. WAO-Hiaat Pensioen... 33 Artikel 5. Einde deelneming... 34 Artikel 6. Uitbetaling van het pensioen... 34 Artikel 7. Belastingen en heffingen... 35

3 Artikel 8. Financiering... 35 Artikel 9. Verzekeringen... 36 Artikel 10. Verplichting tot medewerking... 36 Artikel 11 Informatie aan deelnemers... 36 Artikel 12. Overdracht, inpandgeving van rechten enz... 36 Artikel 13. Inwerkingtreding... 36 OVEREENKOMST... 37 Addendum bij Overeenkomst i.v.m. het WAO-Hiaat... 40 Addendum bij Overeenkomst i.v.m. het Aanvullingsfonds... 42 STATUTEN... 45

4 PENSIOENREGLEMENT 1 van de Stichting Pensioenfonds Casinospelen Artikel 1. Definities In dit reglement wordt verstaan onder: het fonds : Stichting Pensioenfonds Casinospelen; het bestuur : het bestuur van het fonds; de statuten : de statuten van het fonds; de werkgever : de aangesloten onderneming volgens artikel 3 van de statuten; de werknemers : de personen, in dienst van de werkgever; de deelnemers : de werknemers, die ingevolge artikel 2 van dit reglement als deelnemer zijn toegetreden; de echtgeno(o)t(e) : de echtgeno(o)t(e) van de deelnemer of de gewezen deelnemer met wie deze tot het tijdstip van overlijden gehuwd is; de weduwe, resp. weduwnaar : de hiervoor omschreven echtgeno(o)t(e) na het tijdstip van overlijden van de (gewezen) deelnemer. de niet-geregistreerde : één ongehuwde vrouw of man niet zijnde een bloed- of aanverwant in de op- of neergaande lijn en in de partner zijlinie tot en met de tweede graad met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer duurzaam (tenminste een half jaar) op hetzelfde adres een gemeenschappelijke huishouding voert en die in een notarieel bekrachtigd samenlevingscontract, waaruit de wederzijdse onderhoudsverplichting blijkt en waarin (enige) vermogensrechtelijke aangelegenheden zijn opgenomen, is aangewezen als begunstigde van het partnerpensioen; de kinderen : de kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar die tot de (gewezen) deelnemer in familierechtelijke betrekking staan, alsmede de pleegkinderen beneden de leeftijd van 18 jaar die door de (gewezen) deelnemer worden onderhouden en opgevoed, één en ander ter beoordeling van het bestuur en mits die personen door de deelnemer in het bestuur zijn aangemeld. Studerende kinderen tot de leeftijd van 27 jaar worden met kinderen van jonger dan 18 jaar gelijk gesteld, tenzij zij aanspraak kunnen maken op een Wajong- of WAO-uitkering de pensioendatum : de eerste van de maand direct volgende op de maand, waarin de deelnemer 62 jaar wordt; arbeidsongeschiktheid : arbeidsongeschiktheid conform de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), voorzover ontstaan tijdens het dienstverband met de werkgever; mate van arbeidsongeschiktheid : de mate van arbeidsongeschiktheid op basis waarvan de uitkering ingevolge de WAO is vastgesteld; FVP : De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering;

5 CAO : de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de werknemers van de werkgever; pensioenreglement 2 : pensioenreglement 2 van het fonds. In de bepalingen van dit pensioenreglement wordt gelijkgesteld met: echtgeno(o)t(e) : geregistreerde partner echtgenoten : geregistreerde partners huwelijk : geregistreerd partnerschap gehuwd : als partner geregistreerd gehuwde : als partner geregistreerde scheiding of : beëindiging van het geregistreerde partnerschap anders dan door de dood of vermissing. echtscheiding Artikel 2. Deelnemers 1. Als deelnemer wordt opgenomen in het fonds de werknemer in dienst van de werkgever en met wie de werkgever bij arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat hij als deelnemer zal toetreden. 2. Het deelnemerschap vangt aan op de datum van indiensttreding, echter niet eerder dan de eerste van de maand direct volgende op de maand, waarin de 25e verjaardag valt. In afwijking van het in de vorige volzin bepaalde vangt het deelnemerschap vóór bedoelde eerste van de maand aan, indien en zodra een van de volgende voorwaarden op de werknemer van toepassing is: a. het betreft een gehuwde werknemer; b. het betreft een werknemer met kinderen; c. het betreft een ongehuwde werknemer met een niet-geregistreerde partner die voldoet aan het gestelde in artikel 1. 3. De werknemer zal, alvorens hij als deelnemer wordt opgenomen, schriftelijk moeten hebben verklaard dat hij: a. akkoord gaat met de bepalingen van dit reglement en van de statuten van het fonds en de voor hem hieruit voortvloeiende verplichtingen zal nakomen; b. alle inlichtingen aan het bestuur zal verstrekken, welke in verband met de toekenning van de pensioenaanspraken nodig zijn en het bestuur in kennis zal stellen van eventuele wijzigingen in zijn burgerlijke staat, gezin, adres, niet-geregistreerde partner of notarieel bekrachtigd samenlevingscontract.

6 Expliciet voor de toekenning van pensioenaanspraken ingevolge het partnerpensioen geldt, dat de deelnemer zich verplicht jaarlijks een voorgeschreven en door beide niet-geregistreerde partners ondertekende gemeenschappelijke verklaring (en bijbehorende bewijsstukken) te overleggen. Indien de deelnemer of de gewezen deelnemer geen of onjuiste inlichtingen verstrekt, is het bestuur bevoegd een hieruit voor het fonds ontstane schade op de betrokkene te verhalen. 4. Het bestuur zal de werknemer van zijn opneming als deelnemer schriftelijk kennis geven, terwijl het bestuur ervoor zal zorgdragen, dat iedere belanghebbende in het bezit wordt gesteld van een exemplaar van de geldende statuten van het fonds, van dit pensioenreglement en van de overeenkomst tussen het fonds en de werkgever. 5. Iedere deelnemer ontvangt jaarlijks schriftelijk mededeling van de voor hem in het fonds verzekerde pensioenaanspraken. Onverminderd het bepaalde in artikel 18 lid 4 verstrekt het bestuur op verzoek aan de deelnemer of gewezen deelnemer een opgave van de hoogte van de opgebouwde aanspraken. Deze opgave zal worden verstrekt binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek. Het fonds is bevoegd voor deze opgave een vergoeding te vragen. Jaarlijks verstrekt het bestuur ten behoeve van de deelnemer een opgave van de aan het desbetreffende of voorafgaande boekjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. Het eerste jaar waarover de opgave van de waardeaangroei van de pensioenaanspraken als bedoeld in de eerste volzin wordt verstrekt is 2001. Het bestuur verstrekt op verzoek van de deelnemer een opgave van de over de jaren 1994 tot en met 2000 toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet op de inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. 6. Het deelnemerschap eindigt: a. door het bereiken van de pensioendatum; b. door het overlijden van de deelnemer; c. door het eindigen van het dienstverband tussen de deelnemer en de werkgever, anders dan door overlijden van de deelnemer, tenzij: 1. de deelnemer op dat moment (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is; alsdan blijft het deelnemerschap bestaan zolang de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid voortduurt; 2. de deelnemer op dat moment gebruik maakt van een regeling betreffende vrijwillig vervroegde uittreding bij de werkgever; alsdan blijft het deelnemerschap bestaan zolang de deelnemer een uitkering ontvangt uit hoofde van die regeling; 3. door het FVP aan het fonds ten behoeve van de deelnemer premie wordt betaald; alsdan blijft het deelnemerschap bestaan zolang door het FVP aan het fonds premie wordt betaald.

7 7. Een werknemer die in een periode gerekend vanaf 1 januari 2000 is uitgezonden of gedetacheerd naar een vestiging / dochteronderneming of partnerorganisatie van de werkgever in of buiten Nederland en bij aanvang van de uitzending deelnemer is, blijft deelnemer in de zin van dit pensioenreglement, tot het tijdstip dat tussen de werknemer en de werkgever wordt overeengekomen dat zulks niet langer het geval zal zijn. Artikel 3. Omschrijving van de pensioenaanspraken 1. Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement geeft het deelnemerschap recht op: a. ouderdomspensioen ten behoeve van de deelnemer of gewezen deelnemer; b. weduwenpensioen ten behoeve van de echtgenote van de mannelijke deelnemer of gewezen deelnemer; c. weduwnaarspensioen ten behoeve van de echtgenoot van de vrouwelijke deelnemer of gewezen deelnemer; d. partnerpensioen ten behoeve van de niet-geregistreerde partner van de deelnemer of gewezen deelnemer; e. wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de deelnemer of gewezen deelnemer; f. bijzonder weduwenpensioen ten behoeve van de vrouw, wier huwelijk met een deelnemer of gewezen deelnemer is geëindigd door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed; g. bijzonder weduwnaarspensioen ten behoeve van de man, wiens huwelijk met een deelnemer of gewezen deelnemer is geëindigd door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed; h. bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de niet-geregistreerde partner, met wie de duurzame gemeenschappelijke huishouding met een deelnemer of gewezen deelnemer is geëindigd; i. arbeidsongeschiktheidspensioen ten behoeve van de deelnemer. 2. Waar in dit reglement nabestaanden worden vermeld zijn hieronder te verstaan weduwen, weduwnaars en achtergebleven partners; nabestaandenpensioen betreft het weduwen-, weduwnaars- en partnerpen-sioen. Artikel 4. Pensioengrondslag 1. Voor elke deelnemer wordt per 1 januari van elk jaar een pensioengrondslag bepaald. Bij toetreding in de loop van een kalenderjaar wordt de pensioengrondslag bepaald op het ogenblik van toetreding. Deze pensioengrondslag geldt eveneens voor de deelnemersjaren als omschreven in artikel 5 lid 1 tot en met de datum van toetreding. Een pensioengrondslag blijft gedurende het jaar, waarin deze is vastgesteld, ongewijzigd.

8 2. De pensioengrondslag wordt als volgt vastgesteld: a. basis voor de pensioengrondslag is het jaarsalaris, dat gelijk is aan 92,86% van 12 maal het vast overeengekomen maandsalaris met de bijbehorende vaste toeslagen, vermeerderd met 8,3% vakantiegeld hierover. Indien het tussen de deelnemer en de werkgever in enig jaar overeengekomen aantal wekelijkse werkuren minder is dan het normale aantal werkuren zal het jaarsalaris worden herleid tot het bedrag, behorende bij het normale aantal werkuren. Indien het deelnemerschap voortbestaat op grond van het bepaalde in artikel 2 lid 6 sub c2 wordt het jaarsalaris door de werkgever vastgesteld op grond van de daarvoor in de regeling betreffende vrijwillige vervroegde uittreding gestelde richtlijnen. b. Vervolgens wordt de aldus verkregen uitkomst verminderd met de franchise, die is vastgesteld op 10.818 (niveau 2002). De franchise wordt, telkens wanneer zulks zich voordoet, door het bestuur verhoogd met het percentage van de bij CAO overeengekomen algemene collectieve loonontwikkeling bij de werkgever. 3. De pensioengrondslag bedraagt per 1 januari 2002 maximaal 102.005. Dit maximum wordt jaarlijks per 1 januari met hetzelfde percentage respectievelijk bedrag aangepast als waarmede de salarissen van de deelnemers door de werkgever worden aangepast als gevolg van algemene salarisverhogende maatregelen. 4. Onder laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag wordt verstaan: a. voor deelnemers, die de 59-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt: de pensioengrondslag welke per de laatste eerste januari is vastgesteld; b. voor deelnemers, die de 59-jarige leeftijd hebben bereikt: het gemiddelde van de over de laatste drie jaren vóór de pensioendatum vastgestelde pensioengrondslagen. Artikel 5. Deelnemersjaren 1. Als deelnemersjaren tellen mede alle in ononderbroken dienstverband bij de werkgever doorgebrachte jaren, gelegen na het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap, met dien verstande dat de jaren, gelegen vóór de eerste van de maand direct volgend op de maand, waarin de 25ste verjaardag van de deelnemer valt, buiten beschouwing blijven. Als deelnemersjaren tellen tevens mede alle jaren, gedurende welke het deelnemerschap voortbestaat op grond van het bepaalde in artikel 2 lid 6 sub c1 en c2. 2. Voor de deelnemer, die bij de oprichting van het fonds is toegetreden, tellen als deelnemersjaren tevens mede de vóór dat tijdstip gelegen dienstjaren, die hem bij de oprichting van het fonds als deelnemersjaren zijn toegekend.

9 3. Gedurende de tijd, dat de deelnemer ingevolge ziekte, ongeval of tijdelijke arbeidsongeschiktheid niet in staat is zijn werkzaamheden te verrichten, wordt het dienstverband met de werkgever geacht niet te zijn verbroken. Deze tijd telt steeds mede voor de berekening van het aantal deelnemersjaren. Betaling van bijdragen en van contributies zal gedurende deze tijd worden voortgezet. 4. Indien een deelnemer voorafgaande aan zijn deelnemerschap premievrije pensioenaanspraken heeft verworven uit hoofde van voorgaand dienstverband en de waarde van deze aanspraken is aan het fonds overgedragen, zullen aan deze deelnemer daarvoor extra deelnemersjaren worden toegekend. Het aantal toe te kennen extra deelnemersjaren zal door het bestuur worden vastgesteld op basis van de krachtens de in artikel 32b van de Pensioen- en spaarfondsenwet bedoelde algemene maatregel van bestuur gestelde regels. 5. Indien bij toetreding van een deelnemer blijkt, dat deze deelnemer in het bezit is van een premievrije polis van het fonds op grond van een vroegere periode van deelnemerschap, dient de betrokken deelnemer deze polis in te leveren en zal deze op basis van de op de toetredingsdatum voor deze pensioenen aanwezige voorziening voor pensioenverplichtingen conform het gestelde in lid 4 van dit artikel worden aangewend voor de toekenning van extra deelnemersjaren. 6. Aan het aantal meetellende deelnemersjaren wordt een maximum gesteld van 37 direct aan de pensioendatum voorafgaande jaren. Indien door ongelimiteerde toekenning van extra deelnemersjaren het aantal deelnemersjaren het in de vorige volzin genoemde maximum zou overschrijden, worden naast de toekenning van extra deelnemersjaren tot aan dit maximum, extra premievrije pensioenaanspraken toegekend, voor zover deze pensioenaanspraken uitgaan boven die, welke bij de toekenning van extra deelnemersjaren in aanmerking zijn genomen. 7. Het aantal deelnemersjaren zal in jaren en maanden worden bepaald. Hierbij zal een aantal dagen, minder dan 15 verwaarloosd worden, terwijl 15 dagen of meer voor een volle maand zullen worden gerekend. 8. Indien het tussen de deelnemer en de werkgever in enig jaar overeengekomen aantal wekelijkse werkuren minder is dan het normale aantal werkuren zal het betreffende deelnemersjaar slechts in de verhouding van het beperkte aantal werkuren tot het normale aantal werkuren in aanmerking worden genomen. Artikel 6. Ouderdomspensioen 1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin de pensioengerechtigde overlijdt.

10 2. Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt bij 37 deelnemersjaren 70% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag. Bij minder dan 37 deelnemersjaren wordt het percentage naar evenredigheid verlaagd. 3. Indien de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag lager is dan enige eerder vastgestelde pensioengrondslag, zal het ouderdomspensioen voor deelnemersjaren, gelegen vóór het tijdstip van vaststelling van bedoelde laatste pensioengrondslag, voorzover gebaseerd op een hogere pensioengrondslag, daardoor niet worden aangetast. 4. Indien een gewezen deelnemer op de datum van ingang van het ouderdomspensioen in het genot is van een uitkering ingevolge de Ziektewet of de WAO welke tijdens zijn deelnemersschap is toegekend, zal zijn ouderdomspensioen, met inbegrip van het tijdelijk ouderdomspensioen op grond van pensioenreglement 2, worden verminderd met die uitkering ingevolge de Ziektewet of de WAO zolang die uitkering voortduurt. 5. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan op de pensioendatum het alsdan ingaande ouderdomspensioen worden omgezet in een ouderdomspensioen dat gedurende 5 dan wel 10 jaren gerekend vanaf de pensioendatum hoger is dan het oorspronkelijk uit te keren ouderdomspensioen en na afloop van deze periode lager is dan het oorspronkelijk uit te keren ouderdomspensioen. De in de vorige volzin omschreven variatie tussen de hoogste en de laagste uitkering van het ouderdomspensioen is toegestaan in de verhouding van 133:100, 120:100 en 110:100. De omzetting geschiedt sekseneutraal op basis van het door het bestuur vastgestelde uniform tarief. Indiening van een verzoek dient uiterlijk 3 maanden voor de pensioendatum te geschieden en het verzoek dient mede door de partner van de (gewezen) deelnemer ondertekend te zijn. In de tabel staat een overzicht van de omrekeningstarieven waarmee het levenslange ouderdomspensioen op de pensioendatum vermenigvuldigd dient te worden om op het betreffende pensioen te komen na de pensioendatum. Verschil tussen hoogste en laagste uitkering Hoog / laag 33% 20% 10% Van 62 tot 72 hoog, daarna laag 1,105/0,831 1,068/0,890 1,036/0,942 Van 62 tot 67 hoog, daarna laag 1,191/0,895 1,121/0,934 1,062/0,966 Als gekozen wordt voor een 10-jarige periode waarin de pensioenuitkering 10% hoger is dan de uitkering na deze periode, dan dient het bereikbare pensioen op de pensioendatum vermenigvuldigd te worden met 1,036 om tot de uitkering te komen voor de eerste 10 jaar na de pensioendatum. Om tot de pensioenuitkering te komen na deze 10 jaar dient het bereikbare pensioen vermenigvuldigd te worden met 0,942.

11 Als gekozen wordt voor een 5-jarige periode waarin de pensioenuitkering 10% hoger is dan de uitkering na deze periode, dan dient het bereikbare pensioen op de pensioendatum vermenigvuldigd te worden met 1,062 om tot de uitkering te komen voor de eerste 5 jaar na de pensioendatum. Om tot de pensioenuitkering te komen na deze 5 jaar dient het bereikbare pensioen vermenigvuldigd te worden 0,966. Artikel 7. Arbeidsongeschiktheidspensioen 1. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in één jaar na het tijdstip, waarop de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de WAO, en wordt uitbetaald zolang deze arbeidsongeschiktheid voortduurt, doch uiterlijk tot de pensioendatum of tot en met de maand van eerder overlijden van de deelnemer. 2. a. De deelnemer wordt geacht arbeidsongeschikt te zijn indien en zolang hij in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering. b. Het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk 80% van het positieve verschil van het jaarsalaris, als bedoeld in artikel 4, lid 2, sub a, zoals dit geldt op het tijdstip van intreden van de arbeidsongeschiktheid en het op jaarbasis omgerekende maximum dagloon krachtens de WAO ten tijde van de datum waarop het jaarsalaris is vastgesteld, vermenigvuldigd met sub f bedoelde toekenningspercentage. c. Het sub b bedoelde arbeidsongeschiktheidspensioen wordt zonodig aangevuld tot 70% van het positieve verschil van het bruto jaarsalaris, zoals dit geldt op het tijdstip van intreden van de arbeidsongeschiktheid en het op jaarbasis omgerekende maximum dagloon krachtens de WAO ten tijde van de datum waarop het jaarsalaris is vastgesteld, vermenigvuldigd met sub f bedoelde toekenningspercentage. d. Onder bruto jaarsalaris als bedoeld in sub c. wordt voor werknemers die aangesteld zijn op basis van een puntenhonorering verstaan 12 maal het aantal punten vermenigvuldigd met de gewenste troncpuntwaarde (voorgaand boekjaar) zoals bedoeld in de CAO, verhoogd met de vakantietoeslag. Voor de overige werknemers wordt onder bruto jaarsalaris verstaan 13 maal het vast overeengekomen maandsalaris, verhoogd met de vakantietoeslag. e. Indien en zodra de hoogte respectievelijk de duur van de uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering wezenlijk wordt gewijzigd, komt de sub c. bedoelde aanvullingsregeling te vervallen. Het bestuur zal alsdan besluiten of de aanvullingsregeling zal worden vervangen door een andere aanvullingsregeling. f. Het toekenningspercentage is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid waarop de uitkering ingevolge de WAO is gebaseerd, één en ander op basis van onderstaande tabel: Mate van arbeidsongeschiktheid Toekenningspercentage minder dan 15% 0,00% 15-25% 20,00%

12 25-35% 30,00% 35-45% 40,00% 45-55% 50,00% 55-65% 60,00% 65-80% 72,50% 80-100% 100,00% Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verlaagd, wijzigt het toekenningspercentage overeenkomstig. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verhoogd, wijzigt, zolang het dienstverband van de deelnemer met de werkgever voortduurt, het toekenningspercentage overeenkomstig. Nadat het dienstverband is verbroken blijft het toekenningspercentage bij verhoging van de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd. g. Indien het tussen de deelnemer en de werkgever in enig jaar overeengekomen aantal wekelijkse werkuren minder is dan het normale aantal werkuren wordt voor de toepassing van dit artikel onder jaarsalaris resp. bruto jaarsalaris verstaan het bedrag dat behoort bij het werkelijke aantal werkuren. Artikel 8. Nabestaandenpensioen 1. Het nabestaandenpensioen gaat in op de eerste van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin de pensioengerechtigde overlijdt. 2. Het jaarlijkse nabestaandenpensioen bedraagt 5/7 van het volgens artikel 6 vastgestelde ouderdomspensioen. Bij overlijden van een deelnemer zal dit ouderdomspensioen worden vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer tot de pensioendatum met de laatste voor hem vastgestelde pensioengrondslag en het laatstelijk voor hem geldende aantal werkuren zou hebben deelgenomen, ware hij in leven gebleven. Indien artikel 8a (omzetting nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen) toepassing heeft gevonden, wordt het nabestaandenpensioen, in afwijking van de vorige zin, berekend met inachtneming van de regels in die bepalingen. 3. Indien op grond van artikel 9 bijzonder nabestaandenpensioen is toegekend, wordt dit samen met de daarover toegekende verhogingen als bedoeld in artikel 14 lid 2 op het volgens lid 2 vastgestelde nabestaandenpensioen in mindering gebracht.

13 Artikel 8a. Keuzemogelijkheid: toeslag op het ouderdomspensioen in ruil voor het (gedeeltelijke) nabestaandenpensioen 1. Vanaf een half jaar, maar ten minste drie maanden vóór de pensioendatum kunnen de deelnemer en de gewezen deelnemer kiezen voor een verhoging van de aanspraak op ouderdomspensioen in plaats van een (gedeeltelijke) aanspraak op nabestaandenpensioen. 2. Een verhoging van het ouderdomspensioen van de deelnemer of gewezen deelnemer in plaats van de (gedeeltelijke) aanspraak op nabestaandenpensioen, vindt slechts plaats indien de keuze blijkt uit een vóór de pensioendatum door de deelnemer of gewezen deelnemer en diens partner ondertekend keuzeformulier. Het keuzeformulier wordt na een daartoe strekkend verzoek door het fonds aan de deelnemer of gewezen deelnemer ter beschikking gesteld. 3. Een keuze van de deelnemer of gewezen deelnemer (en diens partner) voor verhoging van het ouderdomspensioen in plaats van de (gedeeltelijke) aanspraak op nabestaandenpensioen, heeft tot gevolg dat op grond van dit pensioenreglement de tot de pensioendatum opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen wordt verhoogd. De opgebouwde aanspraak op nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner, met wie de deelnemer of gewezen deelnemer op de pensioendatum is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of samenwoont, wordt verlaagd. Een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 6 van dit artikel. Voor iedere 100,- nabestaandenpensioen die de (gewezen) deelnemer op basis van dit artikel omzet, bedraagt de verhoging van het levenslang ouderdomspensioen 21,-, hetgeen betekent dat bij een volledige inruil van een volledig nabestaandenpensioen het ouderdomspensioen met 15% wordt verhoogd. 4. De in lid 3 van dit artikel genoemde omzettingsfactor kan voor alle deelnemers en gewezen deelnemers, die nog geen gebruik hebben gemaakt van de in dit artikel opgenomen keuzemogelijkheid, door het bestuur na ingewonnen actuarieel advies worden gewijzigd. 5. Voor de deelnemer of gewezen deelnemer die op de pensioendatum geen echtgeno(o)t(e) of partner heeft, wordt de in het derde lid omschreven verhoging van het ouderdomspensioen automatisch en volledig toegepast. 6. Een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 9 leden 1 en 2 kan niet worden omgezet in ouderdomspensioen. Het bovenstaande vindt geen toepassing indien de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen is vervallen wegens het overlijden van de gerechtigde. 7. Een verhoging van het ouderdomspensioen van de deelnemer of gewezen deelnemer in plaats van de aanspraak op nabestaandenpensioen, is uitsluitend mogelijk voor nabestaandenpensioen dat is opgebouwd vanaf 1 januari 2002.

14 Nabestaandenpensioen dat vóór 1 januari 2002 is opgebouwd kan derhalve niet in een hoger ouderdomspensioen worden omgezet. Artikel 9. Bijzonder nabestaandenpensioen, Wet pensioenverevening bij scheiding 1. Het bijzonder nabestaandenpensioen gaat in op de eerste van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin de pensioengerechtigde overlijdt. 2. Het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan het premievrije nabestaandenpensioen, dat aan de deelnemer zou zijn toegekend, indien het deelnemerschap op de datum van ontbinding van het huwelijk resp. op de datum van beëindiging van de duurzame gemeenschappelijke huishouding zou zijn beëindigd. Indien ontbinding van het huwelijk resp. beëindiging van de duurzame gemeenschappelijke huishouding plaatsvindt na het einde van het deelnemerschap is het bijzonder nabestaandenpensioen gelijk aan het bij het einde van het deelnemerschap toegekende nabestaandenpensioen. 3. De gewezen echtgeno(o)t(e) of niet-geregistreerde partner ontvangt een bewijs van zijn/haar aanspraak. 4. Het bepaalde in de voorgaande leden vindt geen toepassing indien beide echtgenoten resp. beide niet-geregistreerde partners bij notarieel verleden akte anders overeenkomen of de rechter bij het vonnis tot echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed op verzoek van beide echtgenoten anders beslist. Partijen leggen daarbij aan de notaris onderscheidenlijk de rechter een verklaring van het fonds over, waarin dat verklaart dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken. 5. In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed op of na 1 mei 1995 of ingeval van eindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden, vindt verevening van het tijdens het huwelijk dan wel de duur van het geregistreerd partnerschap bij het fonds opgebouwde (tijdelijk) ouderdomspensioen plaats conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Het bepaalde in dit lid is niet van toepassing indien partijen verevening van pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding. 6. Het deel van het te verevenen (tijdelijk) ouderdomspensioen van de gewezen echtgeno(o)t(e) en het bijzonder nabestaandenpensioen, vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 4, kunnen, tenzij sprake is van scheiding van tafel en bed, worden omgezet in een eigen recht op ouderdomspensioen voor de gewezen echtgeno(o)t(e), mits wordt voldaan aan het navolgende: a. De omzetting wordt door beide partijen overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding;

15 b. Binnen twee jaren na het tijdstip van de scheiding is hiervan mededeling gedaan aan het fonds door middel van het daarvoor bestemde formulier; c. Het fonds heeft ingestemd met de omzetting. 7. Het fonds zal niet instemmen met de beoogde omzetting als bedoeld in lid 6, indien een andere toeslagregeling is overeengekomen dan die welke is beschreven in artikel 14, of indien de omzetting die wordt overeengekomen voor het fonds verzekeringstechnisch nadelig is. Het fonds zal slechts instemmen met de omzetting indien het recht op (tijdelijk) ouderdomspensioen van de gewezen partner ingaat op de, bij het fonds geldende, pensioendatum. Het fonds kan de instemming met de omzetting afhankelijk stellen van de uitslag van een medisch onderzoek naar de gezondheid van de (gewezen) deelnemer. 8. De (gewezen) deelnemer kan met de gewezen echtgeno(o)t(e) overeenkomen dat het in de leden 1 en 2 bedoelde bijzonder nabestaandenpensioen wordt omgezet in een hoger ouderdomspensioen en dat daarop volgend het ouderdomspensioen wordt verevend op de wijze als bedoeld in lid 5. Het in artikel 8a bepaalde omtrent de omzettingsfactoren is alsdan van overeenkomstige toepassing. 9. De kosten van verevening of omzetting zal het fonds in gelijke delen aan beide partijen in rekening brengen. 10. In geval van beëindiging van een partnerschap van niet-geregistreerde partners, kan het fonds dit artikel toepassen als ware sprake van echtscheiding, indien beide partijen dit zijn overeengekomen in de notarieel verleden samenlevingscontract dan wel in een notariële akte opgemaakt bij de ontbinding van het samenlevingscontract. Artikel 10. Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat in op de eerste van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin het kind 18 resp. 27 jaar wordt, of, indien het kind eerder overlijdt, tot en met de maand waarin dit overlijden plaatsvindt. 2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 1/7 van het volgens artikel 6 vastgestelde ouderdomspensioen. Bij overlijden van een deelnemer zal dit ouderdomspensioen worden vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer tot de pensioendatum met de laatste voor hem vastgestelde pensioengrondslag en het laatstelijk voor hem geldende aantal werkuren zou hebben deelgenomen, ware hij in leven gebleven. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld.

16 3. Indien meer dan vijf kinderen recht hebben op wezenpensioen, dan genieten deze gezamenlijk niet meer dan een bedrag, gelijk aan vijf maal het wezenpensioen, bedoeld in lid 2. Artikel 11. Bijzondere bepalingen ten aanzien van nabestaanden- en wezenpensioen 1. Bij huwelijk van een gewezen deelnemer na de pensioendatum respectievelijk het aangaan van een duurzame gemeenschappelijke huishouding door een gewezen deelnemer na de pensioendatum zal geen aanspraak op nabestaanden- en wezenpensioen worden verleend. 2. De aanspraak op nabestaandenpensioen ten behoeve van de echtgeno(o)t(e) respectievelijk niet-geregistreerde partner van een deelnemer of een gewezen deelnemer kan zonder haar/zijn toestemming niet bij overeenkomst tussen de gewezen deelnemer en het fonds of de werkgever worden verminderd. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de vorige zin is nietig. Artikel 12. Financiering 1. De financiering der pensioenaanspraken geschiedt door betaling van een koopsom voor de pensioenen, vastgesteld over de achterliggende deelnemersjaren, voor zover deze nog niet gefinancierd zijn, een koopsom voor het in het komende jaar te verkrijgen recht op pensioen en een risicopremie ter dekking van het overlijdensrisico van het nog niet ingekochte nabestaanden- en wezenpensioen, alsmede de premie ter dekking van de premievrijstelling gedurende arbeidsongeschiktheid van de deelnemer, alsmede het arbeidsongeschiktheidspensioen. 2. De deelnemers betalen een contributie van 7% van de pensioengrondslag. De werkgever is gerechtigd deze contributie bij elke salarisbetaling van het salaris in te houden in evenveel gelijke termijnen als waarin het salaris wordt uitbetaald. Indien het tussen de deelnemer en de werkgever in enig jaar overeengekomen aantal wekelijkse werkuren minder is dan het normale aantal werkuren zal de pensioengrondslag voor de bepaling van de deelnemerscontributie slechts in de verhouding van het beperkte aantal werkuren tot het normale aantal werkuren in aanmerking worden genomen. De hoogte van de bijdrage van de werkgever wordt in een overeenkomst tussen het fonds en de werkgever vastgelegd. Deze overeenkomst is aan dit reglement gehecht.

17 3. In afwijking van het in lid 1 bepaalde wordt tot de eerste van de maand direct volgende op de maand waarin de deelnemer 25 jaar wordt, uitsluitend een risicopremie betaald ter dekking van het overlijdensrisico van het nabestaanden- en wezenpensioen en de premievrijstelling in geval van arbeidsongeschiktheid. De deelnemer is gedurende die periode geen contributie verschuldigd. 4. Indien en zolang door de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering aan het fonds ten behoeve van de deelnemer premie wordt betaald, wordt de pensioenopbouw voortgezet in overeenstemming met het bepaalde in de Reglementen FVP. 5. Indien en zolang de deelnemer met onbetaald verlof is blijven de pensioenaanspraken ongewijzigd gehandhaafd. Gedurende die periode komt de som van de werkgeversbijdrage en deelnemerscontributie voor rekening van de deelnemer. 6. De werkgever behoudt zich het recht voor in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden, zoals financieel onvermogen of ingrijpende wijziging van Sociale wetten, de grootte van zijn bijdrage voor toekomstige jaren te verminderen of de betaling daarvan geheel te staken. Het reglement zal op dat tijdstip worden aangepast. Echter zullen pensioenaanspraken, welke op dat tijdstip op grond van verstreken jaren zijn verkregen, niet gewijzigd kunnen worden, behalve in het geval als bedoeld in artikel 8, lid 5 van de statuten. Wanneer de werkgever voornemens is tot uitoefening van de bevoegdheid op grond van het in de eerste zin van dit lid genoemde voorbehoud over te gaan, zal hij dit onverwijld schriftelijk mededelen aan het bestuur van het fonds en aan degenen, wier pensioen of aanspraak op pensioen, daardoor wordt getroffen. Artikel 13. Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid 1. Aan een deelnemer wordt vanaf het tijdstip dat hij gedurende één jaar een uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft genoten premievrije voortzetting van de pensioenopbouw verleend, zolang de uitkering in de WAO voortduurt em met inachtneming van de in lid 2 bedoelde percentages. De premievrije voortzetting betreft het gedeelte van de pensioenen dat in toekomstige jaren zou worden opgebouwd op basis van de pensioengrondslag welke geldt op het tijdstip van het intreden van de arbeidsongeschiktheid. 2 a. De in lid 1 bedoelde premievrije voortzetting van de pensioenopbouw is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Een en ander op basis van onderstaande tabel: Mate van arbeidsongeschiktheid Percentage premievrije voortzetting minder dan 15% 0,00% 15-25% 20,00% 25-35% 30,00% 35-45% 40,00%

18 45-55% 50,00% 55-65% 60,00% 65-80% 72,50% 80-100% 100,00% b. Zolang het dienstverband van de deelnemer met de werkgever voortduurt zijn op het gedeelte van de pensioenopbouw waarvoor geen premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid geldt de bepalingen met betrekking tot minder dan normale werkuren, zoals opgenomen in artikel 4 lid 2 sub a, artikel 5 lid 8 en artikel 12 lid 2, van toepassing. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid, waarop de uitkering WAO is gebaseerd, wordt gewijzigd, wijzigt het percentage premievrije voorzetting overeenkomstig. c. Zodra het dienstverband van de deelnemer met de werkgever wordt verbroken, is op het gedeelte van de pensioenopbouw waarvoor geen premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid geldt, artikel 18 van toepassing. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid, waarop de uitkering ingevolge de WAO is gebaseerd, wordt verlaagd, wijzigt het percentage premievrije voortzetting overeenkomstig. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid, waarop de uitkering ingevolge de WAO is gebaseerd, wordt verhoogd, blijft het toekenningspercentage ongewijzigd. Artikel 14. Procentuele verhogingen 1. Indien de daartoe bestemde Reserve Pensioenverbetering zulks toelaat, zullen de ingegane pensioenen (alsmede de bijbehorende uitgestelde nabestaanden-en wezenpensioenen) jaarlijks per 1 januari worden verhoogd met een toeslag. Het toeslagpercentage zal telkenjare worden vastgesteld door het bestuur. 2. Het in lid 1 bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de op grond van artikel 13 van premiebetaling vrijgestelde (gedeelten van) pensioenaanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers, op de op grond van artikel 18 lid 2 verleende aanspraken op uitgesteld pensioen en op de op grond van artikel 5 lid 6 verleende extra premievrije aanspraken, alsmede op de aan zijn gewezen echtgeno(o)t(e) of nietgeregistreerde partner op grond van artikel 9 toegekende aanspraak. 3. Voorzover het in de voorafgaande leden bepaalde betrekking heeft op rechten of aanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers zal de eerste verhoging worden vastgesteld per 1 januari, volgend op het tijdstip van intreden van de arbeidsongeschiktheid.

19 Artikel 15. Eventuele herverzekering 1. Het bestuur kan verplichtingen, voortvloeiend uit dit reglement, geheel of ten dele dekken door het sluiten van overeenkomsten met één of meer levensverzekeringsmaatschappijen die daartoe op grond van de wet bevoegd zijn. Behoudens indien het zuivere risicodekking betreft, behoeft een dergelijk besluit van het bestuur, om van kracht te zijn, de goedkeuring van de Minister van Economische Zaken en Justitie. Tevens is vereist de goedkeuring van de werkgever en van de Ondernemingsraad. 2. Het fonds zal als contractant en bevoordeelde op de desbetreffende polissen worden aangewezen. Het bestuur heeft echter het recht als bevoordeelde de belanghebbende aan te wijzen. 3. Het fonds is slechts aansprakelijk, voor zover de verzekeraar zijn uit de overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen nakomt. De voorwaarden dezer overeenkomsten liggen voor belanghebbenden bij het bestuur ter inzage. 4. Het fonds zal zich in bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij liquidatie, ten opzichte van de belanghebbende ten volle kunnen kwijten door aan hem de desbetreffende polis, rechtgevende op gelijke uitkeringen, als waartoe het fonds gehouden is, over te dragen. Indien de polis aan de belanghebbende wordt overgedragen zal hij als contractant en bevoordeelde moeten worden aangewezen. Van deze overdracht en bevoordeling zal aantekening op de polis gesteld worden. Bovendien zal door de verzekeraar op de polis worden aangetekend, dat ten aanzien van de daarin belichaamde verzekeringen, voor zover deze betrekking hebben op tijdens het deelnemerschap in het fonds opgebouwde aanspraken, uitsluitend de bepalingen van de Pensioen- en spaarfondsenwet - voor zover nog van toepassing - en met name het bepaalde in artikel 32 dier wet van kracht blijven en dat noch afkoop is toegestaan, noch wijziging van de begunstigde anders dan ten behoeve van de verzekerde of diens nabestaanden. Artikel 16. Uitgesloten risico's 1. Met betrekking tot de uitgesloten risico's gelden, indien en voor zover de pensioenverplichtingen zijn herverzekerd, de voorwaarden van de verzekeraar, behoudens dat het bepaalde in lid 2 ook in dit geval van toepassing blijft. 2. Het recht op nabestaanden- en/of wezenpensioen gaat verloren voor die belanghebbende(n), door wiens (wier) opzettelijk toedoen de (gewezen) deelnemer overlijdt.

20 3. In de gevallen waarin het recht op nabestaanden- en/of wezenpensioen vervalt zal behoudens ingeval van overlijden als bedoeld in lid 2 een nabestaanden- en/of wezenpensioen verleend worden, gebaseerd op de som van de reservewaarden van alle op het leven van de desbetreffende deelnemer of gewezen deelnemer bij het fonds verzekerde pensioenen, waarbij het nabestaanden- en/of wezenpensioen in geen geval groter mag zijn dan het normale nabestaanden- en/of wezenpensioen. Artikel 17. Vervroegd pensioen 1. Vervroegde ingang van het ouderdomspensioen kan door het bestuur aan een deelnemer op diens verzoek na ontslag op tenminste 60- jarige leeftijd worden verleend, op voorwaarde dat het dienstverband tenminste 10 onmiddellijk aan het ontslag voorafgaande jaren heeft geduurd. 2. Het bedrag van het vervroegd pensioen en van het uitgesteld nabestaanden- en/of wezenpensioen zal door het bestuur, gehoord de actuaris, worden vastgesteld op basis van de voor die deelnemer in het fonds aanwezige voorziening voor pensioenverplichtingen. Zo nodig zal rekening worden gehouden met de bepalingen van de overeenkomst gesloten met de verzekeraar. Bij de berekeningen gebruikt het fonds voor mannen en vrouwen gelijke vervroegingsfactoren. Artikel 18. Einde van het deelnemerschap 1. Indien het deelnemerschap eindigt anders dan wegens pensionering of overlijden en de deelnemer minder dan 1 jaar contributie heeft betaald, zal de door de deelnemer betaalde contributie worden gerestitueerd en vervallen alle aanspraken op pensioen. 2. Indien het deelnemerschap eindigt anders dan wegens pensionering of overlijden en de deelnemer 1 jaar of langer contributie heeft betaald, en het bepaalde in artikel 17 is niet van toepassing, heeft de gewezen deelnemer aanspraak op uitgesteld ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen, conform het bepaalde in de artikelen 5, 6, 8 en 10. 3. Indien ingevolge artikel 5, leden 4 en 5, extra deelnemersjaren zijn toegekend, alsmede indien aanspraken zijn verkregen op grond van artikel 12 lid 4, is te allen tijde lid 2 van toepassing. 4. De gewezen deelnemer zal steeds een schriftelijk bewijs van zijn rechten ontvangen.

21 5. Indien de in lid 2 bedoelde pensioenaanspraken het in artikel 32 van de Pensioen- en spaarfondsenwet bedoelde bedrag niet te boven gaan kunnen deze op verzoek van de gewezen deelnemer worden vervangen door een uitkering ineens indien deze deelnemer bij het eindigen van het deelnemerschap of op een later tijdstip ten genoegen van het bestuur aannemelijk maakt dat hij/zij geëmigreerd is.het bedrag van de uitkering ineens zal worden bepaald door het bestuur na advies van de actuaris op basis van de voor de betrokkenen in het fonds aanwezige voorziening voor pensioenverplichtingen. Bij de berekeningen gebruikt het fonds voor mannen en vrouwen gelijke afkoopfactoren. 6. De in lid 2 bedoelde pensioenaanspraken kunnen op verzoek van de gewezen deelnemer danwel door het bestuur, behoudens bezwaar van de deelnemer, met inachtneming van het bepaalde in artikel 32a van de Pensioen- en spaarfondsenwet worden overgedragen aan het pensioenfonds dan wel de verzekeringsmaatschappij waar de (nieuwe) werkgever van de gewezen deelnemer de pensioenaanspraken van betrokkene heeft verzekerd. De in lid 2 bedoelde aanspraken kunnen op verzoek van de gewezen deelnemer, met inachtneming van het bepaalde in artikel 32a van de Pensioen- en spaarfondsenwet, worden overgedragen naar een individuele pensioenpolis, ondergebracht bij een verzekeringsmaatschappij. In dit geval zijn de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet, voorzover deze betrekking hebben op B-polissen, van overeenkomstige toepassing. Het bedrag van de overdrachtsom zal door het bestuur worden vastgesteld op basis van de krachtens de in artikel 32b van de Pensioenen spaarfondsenwet bedoelde algemene maatregel van bestuur gestelde regels. Artikel 19. Betaling van pensioenen 1. Pensioenen zullen worden uitbetaald in maandelijkse termijnen, telkens aan het einde van de maand, en wel: a. Het ouderdoms- en arbeidsongeschiktheidspensioen zal worden uitbetaald aan de (gewezen) deelnemer; b. het nabestaandenpensioen zal worden uitbetaald aan de weduwe, weduwnaar of niet-geregistreerde partner van de overleden (gewezen) deelnemer; c. het bijzonder nabestaandenpensioen zal worden uitbetaald aan de in aanmerking komende gewezen echtgenote, echtgenoot of nietgeregistreerde partner van de overleden (gewezen) deelnemer; d. het wezenpensioen zal worden uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger van het kind, indien het kind minderjarig is resp. aan het kind indien dit meerderjarig is.

22 2. Uitbetaling van pensioenen geschiedt tegen overlegging van een behoorlijk bewijs van in leven zijn van de pensioengerechtigde. Indien door overlijden van een deelnemer of gewezen deelnemer een (bijzonder) nabestaanden- en/of wezenpensioen moet worden uitgekeerd, zal moeten worden overgelegd een uittreksel uit het Bevolkingsregister, vermeldende de datum van overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer en zo mogelijk een verklaring van de geneeskundige die de overleden (gewezen) deelnemer tijdens diens laatste ziekte of na het ongeval, waardoor de deelnemer of gewezen deelnemer overleed, heeft behandeld of van de nagelaten betrekkingen van de deelnemer of gewezen deelnemer betreffende de aard van de ziekte of van het ongeval, dat de dood veroorzaakt heeft. Tevens moeten alle andere stukken, welke door het bestuur of de verzekeraar verlangd worden, worden overgelegd. 3. Het pensioen wordt uitgekeerd door overmaking op een door de pensioengerechtigde in Nederland aangehouden bank- of girorekening. 4. Alle uitkeringen binnen Nederland geschieden zonder kosten voor de belanghebbenden, met uitzondering van die voor bovenbedoelde bewijzen en verklaringen. 5. Indien een uitkering niet binnen 5 jaren na het tijdstip, waarop zij opvorderbaar is geworden, is opgevorderd, vervalt deze uitkering aan het fonds. 6. Alle uitkeringen zullen geschieden in Nederlandse courant. 7. Indien het pensioen op het tijdstip van ingang het in artikel 32 van de Pensioen- en spaarfondsenwet bedoelde bedrag niet te boven gaat, zal het worden vervangen door een uitkering ineens. Het bedrag van de uitkering ineens zal worden bepaald door het bestuur, na advies van de actuaris, op basis van de voor de betrokkene in het fonds aanwezige voorziening voor pensioenverplichtingen, zonodig rekening houdende met de bepalingen van de overeenkomst met de verzekeraar. Artikel 20. Belastingen en heffingen De pensioenuitkeringen zullen worden verminderd met die belastingen en heffingen, welke het fonds verplicht is af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitkering van kracht zijnde wetten of besluiten.

23 Artikel 21. Overdracht, inpandgeving van rechten enz. Overdracht, inpandgeving of enige andere handeling, waardoor de deelnemer of gewezen deelnemer enig recht op zijn pensioen of zijn aanspraak op pensioen aan een ander toekent, is slechts geldig voorzover beslag op zijn pensioen geldig zou zijn bij het ontbreken van andere inkomsten. De pensioenen en de aanspraken op pensioen ingevolge dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien in dit pensioenreglement en bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet. Artikel 22. Inwerkingtreding; overgangsbepalingen 1. Dit reglement treedt in werking per 1 januari 1992 en vervangt het voordien gegolden hebbende reglement. Het reglement is laatstelijk gewijzigd per 26 april 2002. 2. De aanspraken en rechten van degenen van wie vóór 1 januari 1992 het dienstverband met de werkgever is beëindigd worden door dit reglement niet beïnvloed. 3. a. Voor mannelijke deelnemers, die per 31 december 1991 deelnemer waren, zal het bij voortzetting van het deelnemerschap tot de pensioendatum te bereiken ouderdomspensioen tenminste gelijk zijn aan 1,75% maal het aantal dienstjaren, als bedoeld in artikel 7 van het per 31 december 1991 van kracht zijnde pensioenreglement. Voor de toepassing van de artikelen 8 en 10 wordt een uit deze bepaling voortvloeiende verhoging van het ouderdomspensioen mede in aanmerking genomen. b. Indien bij beëindiging van het deelnemerschap lid 2 van artikel 18 van toepassing is, worden de toe te kennen aanspraken verhoogd met een evenredig gedeelte van de sub a. bedoelde verhoging, en wel in de verhouding van het aantal achterliggende deelnemersjaren tot het aantal van de bij voortzetting van het deelnemerschap tot de pensioendatum te bereiken deelnemersjaren. 4. Voor vrouwelijke deelnemers, die per 31 december 1991 deelnemer waren, gelden de volgende bepalingen: a. De per 31 december 1991 verworven aanspraken op pensioen, met uitzondering van de aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen, zullen in dit pensioenreglement worden ingebracht conform het bepaalde in artikel 5 lid 5. b. Het per 31 december 1991 verworven tijdelijk ouderdomspensioen wordt omgezet in een tijdelijk ouderdomspensioen conform artikel 5 lid 1 van pensioenreglement 2.