Circulaire. Structuur. Brussel, 23 november 2015

Vergelijkbare documenten
Centrale Bank specifieke taken warden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen.

Circulaire. ;^'^'^- ' "' I i BanqueNationaleBonk. Brussel, 18 September 2017

Vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (GAF) Vragen en antwoorden

VOORAF TE BETALEN BIJDRAGEN AAN HET GEMEENSCHAPPELIJK AFWIKKELINGSFONDS (GAF) 2018

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/63 VAN DE COMMISSIE

Circulaire. Brussel, 25 april Circulaire betreffende het aanvullend eigen vermogen NBB_2016_09. Kenmerk:

Samenvatting/Doelstelling Het doel van deze circulaire is om een eenvormige rapportering te creëren inzake deposito s met een drievoudig oogmerk:

Mededeling. Brussel, 18 juli Herstelplannen Verplichtingen inzake bezwaarde activa. Geachte mevrouw Geachte heer

Toepassingsveld Deze mededeling is gericht aan alle kredietinstellingen naar Belgisch recht.

VERORDENING (EU) 2015/534 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 17 maart 2015 betreffende rapportage van financiële toezichtinformatie (ECB/2015/13)

Circulaire betreffende de behandeling van verbonden ondernemingen, met inbegrip van de deelnemingen

Schema van periodieke rapportering door de instellingen voor elektronisch geld

Circulaire betreffende de opties voor nationale toezichthouders in de Solvency II rapportage

Circulaire. Brussel, 25 april Circulaire over de groepssolvabiliteit NBB_2016_13. Kenmerk:

Leningen, kredieten en borgstellingen aan leiders, aandeelhouders en verbonden personen

ziektekostenverzekeringsbedrijf bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste met behulp van de standaardformule

Circulaire. Brussel, 2 juni Inwerkingtreding liquiditeitsdekkingsvereiste

C 120/2 NL Publicatieblad van de Europese Unie

02015R0534 NL

Toepassingsveld Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht. Verzekerings- en herverzekeringsholdings naar Belgisch recht.

Circulaire. Brussel, 8 mei 2017

(Voor de EER relevante tekst) Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Richtsnoeren EBA/GL/2018/01 16/01/2018. Bijlage Circulaire NBB_2018_07

Artikel 1. Onderwerp en werkingssfeer

Wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de artikelen 107 tot 122.

Afdeling 1. Algemene bepalingen, definities en toepassingsgebied

berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste met behulp van de standaardformule

ECB-PUBLIC AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK. van [datum maand 2016]

vergezeld van de antwoorden van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad, de Raad en de Commissie

Publicatieblad van de Europese Unie

(Voor de EER relevante tekst)

In de rest van de circulaire worden alle onderwerpen beschreven en wordt de desbetreffende procedure uitgelegd.

Circulaire aan de financiële instellingen over verwervingen, vergrotingen, verkleiningen of overdrachten van gekwalificeerde deelnemingen

A. Inleiding. beroepen. 2 Hervorming verschenen in het Publicatieblad van de Europese Unie L158 van 27 mei 2014.

BESLUIT (EU) 2018/546 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017.

Samenvatting/Doelstelling Deze circulaire verschaft informatie over de richtsnoeren van de Bank inzake contractgrenzen.

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

9480/17 ons/ass/ev DG G 1C

COMMISSION DELEGATED REGULATION (EU) No /.. of

RICHTSNOER (EU) 2016/1993 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

C. Afwikkeling. 1. Wet- en regelgevend kader

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Bijlage 1 bij de circulaire NBB_2017_11

Richtsnoeren. betreffende de openbaarmaking van bezwaarde en niet-bezwaarde activa. 27 juni 2014 EBA/GL/2014/03

(Voor de EER relevante tekst)

Toepassingsveld Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht

Chambre des représentants

A8-0255/2 AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT * op het voorstel van de Commissie

Circulaire betreffende de procedure voor de overdracht van een portefeuille verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten

RICHTSNOEREN INZAKE OPENBAARMAKING LCR EBA/GL/2017/01 21/06/2017. Richtsnoeren

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 6, en artikel 132,

BIJLAGEN. bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU).../... VAN DE COMMISSIE

RICHTSNOEREN VOOR TESTS, DOORLICHTINGEN OF EXERCITIES DIE KUNNEN LEIDEN TOT STEUNMAATREGELEN EBA/GL/2014/ september 2014

Bijlage 1 bij de circulaire NBB_2016_40

Circulaire betreffende de richtsnoeren voor het verliescompensatievermogen van technische voorzieningen en uitgestelde belastingen

RICHTSNOEREN INZAKE LIMIETEN VOOR BLOOTSTELLINGEN MET BETREKKING TOT SCHADUWBANKENTITEITEN EBA/GL/2015/20 03/06/2016. Richtsnoeren

EBA-RICHTSNOEREN VOOR DE REEKS SCENARIO'S DIE MOETEN WORDEN GEBRUIKT IN HERSTELPLANNEN

Verslag aan de Koning

RICHTSNOER (EU) 2017/697 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

BESLUIT (EU) 2015/530 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Richtsnoeren voor de behandeling van verbonden ondernemingen, waaronder deelnemingen

Deze Richtsnoeren zijn gericht tot de Bank als bevoegde autoriteit en als afwikkelingsautoriteit alsook aan de instellingen.

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

CIRCULAIRE PPB CPB van de CBFA over de voorbereiding op de inwerkingtreding van de MiFID- richtlijn

FSMA_2016_12 dd. 4/08/2016

Publicatieblad van de Europese Unie BESLUITEN

BESLUIT (EU) 2017/935 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Bijlage 1 bij de mededeling NBB_2017_24

De voorbereiding op de terugtrekking is niet alleen een zaak van de EU en de nationale overheden, maar ook van bedrijven en burgers.

1. Afwikkeling van banken en beursvennootschappen

AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie economische en monetaire zaken

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Richtsnoeren van de EBA van 27 juni 2016 betreffende een beheerst beloningsbeleid (EBA/GL/2015/22)

1. Banken en beursvennootschappen

Circulaire betreffende de richtsnoeren voor rapportage ten behoeve van financiële stabiliteit

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Bijlage 1 bij de circulaire NBB_2017_20

Vindplaats EU publicatieblad. L 335/1 d.d L 294/13 d.d

COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN Prudentieel toezicht op de beleggingsondernemingen

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Raad van de Europese Unie Brussel, 5 mei 2017 (OR. en)

ECB-OPENBAAR. Aan: de leiding van belangrijke banken. Frankfurt am Main, 28 juli 2017

Publicatieblad van de Europese Unie VERORDENINGEN

(Voor de EER relevante tekst)

Bijlage 4 bij mededeling NBB_2017_22

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2016/0360B(COD)

Samenvattende opgave van de dekkingswaarden van de technische voorzieningen

(Voor de EER relevante tekst)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

RICHTSNOEREN INZAKE DE MINIMUMLIJST VAN DIENSTEN EN FACILITEITEN EBA/GL/2015/ Richtsnoeren

PUBLIC. Brusel,14mei2014 (OR.en) RAADVAN DEEUROPESEUNIE 8457/14 LIMITE EF121 ECOFIN342

Circulaire NBB_2013_XX - Bijlage 1

De Voorzitter Correspondent Onze referte Uw referte Datum EV/SDB/sdb 31/01/2017

Circulaire NBB_2012_12 - Bijlage 4

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Single Resolution Fund 2017 Uitleg Premiesystematiek

Transcriptie:

de Berlaimontlaan 14 BE-1000 Brussel tel. +32 2 221 27 67 ondernemingsnummer: 0203.201.340 RPR Brussel www.nbb.be Circulaire Brussel, 23 november 2015 Kenmerk: NBB_2015_28 uw correspondent: Marie Montigny tel. +32 2 221 31 74 Marie.Montigny@nbb.be Circulaire van het Afwikkelingscollege van de Nationale Bank van België over de berekening en inning van de voor 2015 verschuldigde bijdragen aan het Afwikkelingsfonds Toepassingsveld Deze circulaire is van toepassing op de kredietinstellingen naar Belgisch recht en de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die vallen onder het toezicht op geconsolideerde basis op de moederonderneming dat door de Europese Centrale Bank wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder g) van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen. Samenvatting/Doelstelling Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft, bepaalt dat het bedrag van de bijdragen aan het Afwikkelingsfonds door de nationale afwikkelingsautoriteiten wordt berekend en geïnd. In deze circulaire stelt het Afwikkelingscollege van de Nationale Bank van België de methodologie vast voor de berekening van de in 2015 geïnde bijdragen. Structuur 1. Definities 2. Jaarlijks streefniveau van de afwikkelingsfinancieringsregeling 3. Jaarlijkse basisbijdrage 4. Risicoaanpassing van de jaarlijkse basisbijdragen 5. Forfaitaire bijdragen 6. Toepassing van de risicoaanpassing op de jaarlijkse basisbijdrage 7. Wijze van betaling van de in 2015 verschuldigde bijdrage NBB_2015_28 23 november 2015 Circulaire Blz. 1/9

Geachte mevrouw, Geachte heer, Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010, bepalen dat de lidstaten een of meer financieringsregelingen moeten opzetten met het oog op een doeltreffende toepassing door de afwikkelingsautoriteiten van de afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden. Opdat deze afwikkelingsfinancieringsregelingen over toereikende financiële middelen zouden beschikken, zijn de lidstaten verplicht om bij de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen vooraf te betalen bijdragen te innen voor de financiering van deze regelingen. Deze vooraf te betalen bijdragen worden berekend met toepassing van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft (hierna "Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63"). Deze circulaire bepaalt de bij de berekening van de vooraf te betalen bijdragen in aanmerking te nemen elementen die niet vermeld zijn in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 en stelt de wijze van betaling van deze bijdragen vast. Deze circulaire heeft betrekking op de bijdragen die in 2015 worden geïnd, aangezien de bijdragen die vanaf 2016 verschuldigd zijn, berekend zullen worden door de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad. Overeenkomstig de intergouvernementele overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, zullen de bijdragen die in 2015 worden geïnd bij de instellingen die bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds uiterlijk op 31 januari 2016 worden overgedragen aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, of, indien de intergouvernementele overeenkomst niet in werking is getreden op die datum, uiterlijk een maand na de inwerkingtreding ervan. De bijdragen die in 2015 zijn geïnd en die overgedragen zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, zullen door de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad worden afgetrokken van het bedrag dat door elke instelling is verschuldigd. Deze circulaire dient samen te worden gelezen met Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63. Circulaire Blz. 2/9 NBB_2015_28 23 november 2015

Afdeling 1. Definities 1. Voor de toepassing van deze circulaire gelden de volgende definities: a. Verordening (EU) nr. 575/2013: Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen; b. Richtlijn 2014/49/EU: Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels; c. Richtlijn 2014/59/EU: Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad; d. Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/62: Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/62 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de hefboomratio; e. Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63: Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft; f. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad; g. Wet van 28 december 2011: de wet van 28 december 2011 tot invoering van een bijdrage voor de financiële stabiliteit en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's, de levensverzekeringen en het kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten; h. Instelling: een instelling die onder de toepassing van deze circulaire valt, namelijk kredietinstellingen naar Belgisch recht en beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die vallen onder het toezicht op geconsolideerde basis op de moederonderneming dat door de Europese Centrale Bank wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder g) van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen; i. Centrale effectenbewaarinstelling: een instelling naar Belgisch recht die door de Koning is erkend als centrale depositaris voor financiële instrumenten in de zin van het gecoördineerd koninklijk besluit nr. 62 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, of die overeenkomstig artikel 36/26, 7 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België over een vergunning beschikt als met vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling; j. Gedekte deposito's: gedekte deposito's als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder 5) van Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de NBB_2015_28 23 november 2015 Circulaire Blz. 3/9

depositogarantiestelsels, exclusief tijdelijk hoge saldi in de zin van artikel 6, lid 2 van diezelfde Richtlijn; k. In aanmerking komende deposito's: in aanmerking komende deposito's als gedefinieerd in artikel 3, 69 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen; l. Totale passiva: het totaal passief als gedefinieerd in de Belgische boekhoudnormen, namelijk lijn 299, kolom 05 van Schema A voor de kredietinstellingen, of lijn 29900, kolom 05 van Schema IF voor de beleggingsondernemingen; m. Eigen vermogen: het totaal eigen vermogen dat voldoet aan de solvabiliteitsvereisten, namelijk lijn 010, kolom 05 van tabel 90.01 van het schema van periodieke rapportering door de instellingen over de naleving van de eigenvermogensvereisten; en n. Referentiejaar: het jaar van de laatste goedgekeurde jaarrekening die vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan de bijdrageperiode beschikbaar was. Afdeling 2. Jaarlijks streefniveau van de afwikkelingsfinancieringsregeling 2. Met toepassing van artikel 4, lid 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 wordt het jaarlijks streefniveau van de financieringsregeling voor 2015 bepaald rekening houdend met het streefniveau dat overeenkomstig artikel 102, lid 1 van Richtlijn 2014/59/EU uiterlijk op 31 december 2024 moet worden bereikt. 3. Het streefniveau dat uiterlijk op 31 december 2024 moet worden bereikt, is vastgesteld op 1% van het totale bedrag aan gedekte deposito's van alle instellingen. 4. Aangezien het totale bedrag aan gedekte deposito's niet in de huidige toezichtsrapporteringsvereisten is opgenomen, is het niet beschikbaar. Overeenkomstig artikel 17, lid 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, en aangezien de in 2015 geïnde bijdragen aan de afwikkelingsfinancieringsregeling enkel een voorschot zijn op de bijdragen die in de toekomst door het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds zullen worden geïnd, maakt het Afwikkelingscollege gebruik van eigen hypothesen voor de raming van het jaarlijkse streefniveau dat in 2015 moet worden bereikt. 5. Voor de berekening van het jaarlijkse streefniveau van de afwikkelingsfinancieringsregeling worden de gedekte deposito's dus vastgesteld op 65% van het bedrag aan in aanmerking komende deposito's die in 2014 aan het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten zijn overgedragen, wat strookt met de schattingen van de Europese Commissie (zie Cannas et al, 2014 1 ). Afdeling 3. Jaarlijkse basisbijdrage 6. Voor de toepassing van artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 wordt de jaarlijkse basisbijdrage gedefinieerd als de totale passiva minus eigen vermogen en gedekte deposito's van de instelling. 7. Krachtens artikel 17, lid 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, en aangezien geweten is dat het bedrag van de gedekte deposito's voor sommige instellingen aanzienlijk meer kan bedragen dan 65% van de in aanmerking komende deposito's, worden de gedekte deposito's voor de aftrek van de jaarlijkse basisbijdrage vastgesteld op 90% van de in aanmerking komende deposito's van het referentiejaar van de in 2015 verschuldigde bijdrage. Deze conservatieve schatting garandeert dat de meeste instellingen minstens al hun gedekte deposito's aftrekken. 8. Voor de instellingen die het bedrag van hun gedekte deposito's van het referentiejaar van de in 2015 verschuldigde bijdrage kunnen rapporteren, wordt de gunstigste hypothese (door de instelling 1 Cannas, G., Cariboni, J., Veisari, L. K. and A. Pagano (2014), «Updated estimates of EU eligible and covered deposits», Joint Research Center Technical Report, Report EUR 26469 EN, European Commission. Circulaire Blz. 4/9 NBB_2015_28 23 november 2015

gerapporteerd bedrag of hypothese gebaseerd op het bedrag aan in aanmerking komende deposito's) gebruikt voor de berekening van de jaarlijkse basisbijdrage. Afdeling 4. Risicoaanpassing van de jaarlijkse basisbijdragen 9. Overeenkomstig artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 wordt de jaarlijkse basisbijdrage aangepast (i) voor bepaalde intragroepsposities; (ii) voor de passiva die met de activiteiten van een centrale effectenbewaarinstelling verband houden; (iii) voor de passiva van beleggingsondernemingen die voortvloeien uit het aanhouden van activa of gelden van cliënten; evenals (iv) voor de passiva die uit derivatencontracten voortvloeien. De aanpassing geschiedt aan de hand van de volgende methodes: a) Aanpassing voor bepaalde intragroepsposities: om overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 het bedrag te bepalen van de aftrek die verleend wordt voor in aanmerking komende intragroepsposities, wordt de helft van de som van de activa en passiva die voortvloeien uit de door de instelling gerapporteerde in aanmerking komende intragroepsposities afgetrokken van de jaarlijkse basisbijdrage. b) Aftrek van passiva die met de activiteiten van een centrale effectenbewaarinstelling verband houden: om overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder d) van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 het bedrag te bepalen van de aftrek die verleend wordt voor passiva die met de activiteiten van een centrale effectenbewaarinstelling verband houden, worden de activiteiten van kredietinstelling op dezelfde wijze geïdentificeerd als in de wet van 28 december 2011 en wordt de aan het risico aangepaste jaarlijkse basisbijdrage bijgevolg gedefinieerd als de som van de volgende elementen: bij de schulden tegenover kredietinstellingen: de termijnrekeningen en de mobiliseringsvorderingen en voorschotten, namelijk de lijnen 212.4 en 212.5, kolom 05 van tabel 00.20 van Schema A; bij de schulden tegenover cliënten: de deposito's op termijn of met opzegging, de deposito's van bijzondere aard en de schulden tegenover andere schuldeisers, namelijk de lijnen 221.2., 221.3, 221.4, 221.5 en 222.9, kolom 05 van tabel 00.20 van Schema A; alle in schuldbewijzen belichaamde schulden, namelijk lijn 239, kolom 05 van tabel 00.20 van Schema A; de achtergestelde schulden, namelijk lijn 279, kolom 05 van tabel 00.20 van Schema A. c) Aftrek voor de passiva van beleggingsondernemingen die voortvloeien uit het aanhouden van activa of gelden van cliënten: om overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder e) van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 het bedrag te bepalen van de aftrek die verleend wordt voor passiva van beleggingsondernemingen die voortvloeien uit het aanhouden van activa of gelden van cliënten, wordt het bedrag van de schulden tegenover cliënten, namelijk lijn 20200, kolom 05 van tabel 02 van Schema IF, afgetrokken van de jaarlijkse basisbijdrage van de beleggingsondernemingen. d) Derivatencontracten: met toepassing van artikel 5, lid 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 worden de passiva die voortvloeien uit derivatencontracten als bedoeld in bijlage II van Verordening (EU) nr. 575/2013 gewaardeerd overeenkomstig artikel 429, leden 6 en 7 van Verordening (EU) nr. 575/2013 als gewijzigd bij artikel 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/62 van de Commissie van 10 oktober 2014. In dit verband gelden de volgende definities: NBB_2015_28 23 november 2015 Circulaire Blz. 5/9

passiva die uit derivatencontracten voortvloeien: contractuele financiële stromen die voortvloeien uit het sluiten van de overeenkomst, met uitzondering van de zekerheden; vervangingskosten: marktprijs met opgebouwde rente («dirty price»). Bovendien wordt artikel 5, leden 3 en 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 als volgt toegepast: De passiva die voortvloeien uit derivatencontracten als bedoeld in bijlage II van Verordening (EU) nr. 575/2013, of het deel van die passiva dat volgens de Belgische boekhoudnormen niet wordt opgenomen in de balans, worden toegevoegd aan de boekhoudkundige balans; Alle passiva die voortvloeien uit derivatencontracten als bedoeld in bijlage II van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden gewaardeerd tegen vervangingskosten op de afsluitingsdatum van het boekjaar van het referentiejaar van de in 2015 verschuldigde bijdrage; Aangezien de hefboomratio niet in de voor alle instellingen toepasselijke toezichtsrapporteringsvereisten voor het referentiejaar van de in 2015 verschuldigde bijdrage was opgenomen, krijgen de risicoaanpassingen voor het debetrisico een waarde nul; Het effect van schuldvernieuwingscontracten en verrekeningsovereenkomsten en van alle andere verrekeningsregelingen, met uitzondering van overeenkomsten inzake productoverschrijdende contractuele verrekening, in de zin van artikel 295 van Verordening (EU) nr. 575/2013, wordt in aanmerking genomen bij de waardering van derivatencontracten. Afdeling 5. Forfaitaire bijdragen 10. Met toepassing van de overgangsbepaling van artikel 20, lid 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, betalen de instellingen waarvan de totale activa minder dan 3 miljard EUR bedragen, in 2015 een forfaitaire jaarlijkse bijdrage als bepaald in artikel 10 van diezelfde gedelegeerde verordening voor de eerste 300 miljoen EUR van de voor derivatencontracten aangepaste totale passiva, minus eigen vermogen en gedekte deposito's. Voor de totale passiva boven 300 miljoen EUR wordt de bijdrage aangepast aan het risico volgens de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 omschreven methode en zoals uiteengezet in deze circulaire. Afdeling 6. Toepassing van de risicoaanpassing op de jaarlijkse basisbijdrage 11. Krachtens artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 wordt de aanvullende risicoaanpassingsmultiplicator voor elke instelling berekend door de in artikel 6 bedoelde risicoindicatoren te combineren overeenkomstig de in bijlage I van diezelfde gedelegeerde verordening beschreven formule en procedures. 12. Met toepassing van artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 moet het risicoprofiel van instellingen normaal gezien beoordeeld worden op basis van vier risicopijlers. Ingeval de informatie die voor een specifieke risico-indicator is vereist, niet in de toepasselijke toezichtsrapporteringsvereisten voor het referentiejaar van de bijdrage is opgenomen, is die risicoindicator, bij wijze van overgangsmaatregel als bepaald in artikel 20, lid 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, niet van toepassing. a) Pijler 1: risicoblootstelling Circulaire Blz. 6/9 NBB_2015_28 23 november 2015

13. Krachtens artikel 6, lid 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, wordt de risicopijler "risicoblootstelling op basis van de volgende risico-indicatoren bepaald: a. door de instelling bovenop het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva aangehouden eigen vermogen en in aanmerking komende passiva; b. de hefboomratio; c. de tier 1-kernkapitaalratio; d. het verhoudingsgetal tussen de totale risicoblootstelling en de totale activa. 14. Aangezien al deze risico-indicatoren gedefinieerd zijn in Richtlijn 2015/59/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013, zijn deze indicatoren niet in de voor alle instellingen toepasselijke toezichtsrapporteringsvereisten voor het referentiejaar van de in 2015 verschuldigde bijdrage opgenomen. Bijgevolg, en krachtens de overgangsbepaling van artikel 20, lid 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, zijn deze risico-indicatoren niet van toepassing in het kader van de berekening van de bijdrage voor 2015. b) Pijler 2: stabiliteit en diversiteit van de financieringsbronnen; 15. Krachtens artikel 6, lid 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 omvat de risicopijler "stabiliteit en diversiteit van de financieringsbronnen de volgende risico-indicatoren: a. de nettostabielefinancieringsratio; en b. de liquiditeitsdekkingsratio. 16. Aangezien al deze risico-indicatoren gedefinieerd zijn in Verordening (EU) nr. 575/2013, zijn deze indicatoren niet in de voor alle instellingen toepasselijke toezichtsrapporteringsvereisten voor het referentiejaar van de in 2015 verschuldigde bijdrage opgenomen. Bijgevolg, en krachtens de overgangsbepaling van artikel 20, lid 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, zijn deze risicoindicatoren niet van toepassing in het kader van de berekening van de bijdrage voor 2015. c) Pijler 3: belang van een instelling voor de stabiliteit van het financiële stelsel of de economie 17. Krachtens artikel 6, lid 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 omvat de risicopijler "belang van een instelling voor de stabiliteit van het financiële stelsel of de economie de volgende risicoindicator: a. aandeel in de interbancaire leningen en deposito's in de Europese Unie. Voor de berekening van deze risico-indicator worden de volgende elementen in aanmerking genomen: interbancaire leningen, gedefinieerd als de som van de boekwaarde van leningen en voorschotten aan kredietinstellingen en andere financiële rechtspersonen als bepaald voor de toepassing van template nummer 4.1, 4.2, 4.3 en 4.4 van bijlage III van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014; interbancaire deposito's, gedefinieerd als de boekwaarde van de deposito's van kredietinstellingen en andere financiële rechtspersonen als bepaald voor de toepassing van template nummer 8.1 van bijlage III van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014; de totale interbancaire leningen en deposito's in de Europese Unie, bepaald overeenkomstig artikel 15 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63. 18. Aangezien de elementen die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de risicoindicator gedefinieerd worden in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014, is deze indicator niet in de voor alle instellingen toepasselijke toezichtsrapporteringsvereisten voor het referentiejaar van de in 2015 verschuldigde bijdrage opgenomen. Bijgevolg, en krachtens de overgangsbepaling van artikel NBB_2015_28 23 november 2015 Circulaire Blz. 7/9

20, lid 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, is deze risico-indicator niet van toepassing in het kader van de berekening van de bijdrage voor 2015. d) Pijler 4: door de afwikkelingsautoriteit te bepalen aanvullende risico-indicatoren. 19. Krachtens artikel 6, lid 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, omvat de risicopijler "door de afwikkelingsautoriteit te bepalen aanvullende risico-indicatoren de volgende risico-indicatoren: a. handelsactiviteiten, blootstellingen buiten de balanstelling, derivaten, complexiteit en afwikkelbaarheid; b. eventueel lidmaatschap van een institutioneel protectiestelsel; en c. omvang van eerdere buitengewone openbare financiële steun. 20. De beoordeling van de complexiteit en de afwikkelbaarheid werd ingevoerd door Richtlijn 2014/59/EU. Deze beoordeling wordt uitgevoerd nadat het afwikkelingsplan is opgesteld. Deze indicator is niet in de voor alle instellingen toepasselijke toezichtsrapporteringsvereisten voor het referentiejaar van de in 2015 verschuldigde bijdrage opgenomen. Bijgevolg, en krachtens de overgangsbepaling van artikel 20, lid 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, is deze risico-indicator niet van toepassing in het kader van de berekening van de bijdrage voor 2015. 21. Wat betreft het eventuele lidmaatschap van een institutioneel protectiestelsel en de omvang van eerdere buitengewone openbare financiële steun, als gedefinieerd in artikel 6, leden 7 en 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, voldoet geen enkele instelling naar Belgisch recht aan de criteria voor het bepalen van deze indicatoren voor het referentiejaar van de in 2015 verschuldigde bijdrage. Deze indicatoren moeten bijgevolg de waarde nul krijgen, die voor de berekening van de bijdrage voor 2015 gelijk is voor alle instellingen, en hebben dus geen invloed op de risicoaanpassingsmultiplicator. 22. Om risico-indicatoren te kunnen toepassen overeenkomstig artikel 6, lid 6, onder a) en b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, moeten een aantal elementen worden beoordeeld die niet in de voor de instellingen toepasselijke toezichtsrapporteringsvereisten zijn opgenomen, zoals het risicogehalte van de blootstellingen, het algehele bedrijfsmodel of het relatieve bedrag aan derivaten dat via een centrale tegenpartij wordt gecleard. Bijgevolg, en aangezien een deel van de blootstellingen buiten de balanstelling bestaat uit derivatencontracten, aangezien met deze derivatencontracten hoe dan ook reeds rekening werd gehouden bij de berekening van de aan het risico aangepaste jaarlijkse basisbijdrage, en aangezien deze twee risico-indicatoren niet de vorm aannemen van reeds bestaande benchmarks op toezichtsgebied, overeenkomstig de overgangsbepaling van artikel 20, lid 1 en overweging 21 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, worden ze niet toegepast bij de berekening van de in 2015 verschuldigde bijdrage. 23. De hierboven uiteengezette overwegingen gelden ook voor de beoordeling van de handelsactiviteiten. Om risico-indicatoren te kunnen toepassen overeenkomstig artikel 6, lid 6, onder a) en b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, moeten een aantal elementen worden beoordeeld die niet zijn opgenomen in de voor de instellingen toepasselijke toezichtsrapporteringsvereisten voor het referentiejaar van de in 2015 verschuldigde bijdrage, zoals het risicogehalte van de blootstellingen of het algehele bedrijfsmodel. Aangezien de eerste drie risicopijlers en de andere risico-indicatoren van de vierde pijler geen invloed hebben op de risicoaanpassingsmultiplicator of niet van toepassing zijn krachtens de overgangsbepaling van artikel 20, lid 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, zou de toepassing van deze laatste risico-indicator bovendien leiden tot een sterk vertekende berekening van de bijdragen. De risicoaanpassing zou namelijk volledig gebaseerd zijn op deze ene risico-indicator voor de beoordeling van de handelsactiviteiten. Bij wijze van indicatie en op grond van de weging waarin artikel 7 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 voorziet, zou het gewicht van deze risico-indicator, indien alle in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 vastgestelde risicopijlers en -indicatoren effectief worden toegepast, ongeveer 2% bedragen. Bijgevolg, en overeenkomstig overweging 23 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63, die inhoudt dat aan de afwikkelingsautoriteit een zekere manoeuvreerruimte kan worden gelaten bij de weging van de risico- Circulaire Blz. 8/9 NBB_2015_28 23 november 2015

indicatoren, werd voor de berekening van de bijdragen de waarde nul toegekend aan de beoordeling van de handelsactiviteiten. 24. Bijgevolg, en rekening houdend met het feit dat niet alle risicopijlers en -indicatoren van toepassing zijn, is de berekening van de voor 2015 verschuldigde bijdragen enkel gebaseerd op de relatieve bedragen van de aan het risico aangepast jaarlijkse bijdragen, als omschreven in afdeling 4 van deze circulaire en overeenkomstig stap 6.2 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63. Afdeling 7. Wijze van betaling van de in 2015 verschuldigde bijdrage 25. Het Afwikkelingscollege stelt elke instelling in kennis van het bedrag van de bijdrage aan het Afwikkelingsfonds die voor 2015 verschuldigd is als bijdrage aan het Afwikkelingsfonds. Met toepassing van artikel 20, lid 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/63 wordt deze informatie uiterlijk op 30 november 2015 verstrekt. Overeenkomstig artikel 20, lid 2 van diezelfde gedelegeerde verordening betalen de instellingen hun voor 2015 verschuldigde bijdrage uiterlijk op 31 december 2015. Het Afwikkelingscollege stelt de praktische regeling vast voor deze betaling. Hoogachtend, Jan SMETS Voorzitter van het Afwikkelingscollege NBB_2015_28 23 november 2015 Circulaire Blz. 9/9