Jurisprudentiebulletin

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARN:2007:208

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBROT:2017:2554

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:HR:2006:AW3559

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

ECLI:NL:GHDHA:2014:1798

ECLI:NL:HR:2013: Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:959. Wetboek van Strafvordering 51f

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS)

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOVE:2013:320

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

Aanbevelingen behandeling civiele schadevordering in het strafproces (wet Terwee)

ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8054

ECLI:NL:RBASS:2012:BW7835

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:RBHAA:2012:BV3600

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204

De positie van het slachtoffer in het strafproces De benadeelde Nabestaanden Splitsing van de vordering door de benadeelde

ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ2981

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5211

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX2401

1 of :47

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1717 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:RBROT:2017:3298

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:RBROT:2016:10337

ECLI:NL:RBASS:2012:BW6312

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:RBARN:2006:AZ5368

ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6660

Transcriptie:

2011, aflevering 4 Nummers: 71 95 Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel: JBS 2011, nr. 71 Rb. s-gravenhage 4 april 2011 Doodslag. (Gedeeltelijke) vergoeding: kosten lijkbezorging, kosten repatriëring en kosten afgebroken vakantie. JBS 2011, nr. 72 Rb. Assen 8 april 2011 Toewijzing schadevergoeding in verband met ad informandum gevoegd feit. JBS 2011, nr. 73 HR 12 april 2011 Nadat de Rb. de vordering van de benadeelde partij ten bedrage van 530,- heeft toegewezen, had het hof de afwijzing van de vordering, voor zover deze een bedrag van 265,- te boven gaat, nader behoren te motiveren. JBS 2011, nr. 74 Rb. Assen 12 april 2011 Onevenredige belasting. Zaak was al twee keer aangehouden. De behandeling van de zaak nogmaals aanhouden om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te onderbouwen levert naar het oordeel van de Rb. een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dit klemt te meer omdat de benadeelde de vordering veel eerder had kunnen indienen. JBS 2011, nr. 75 Rb. Zwolle 12 april 2011 Onevenredige belasting. Betwiste vorderingen van verlies arbeidsvermogen en misgelopen onregelmatigheidstoeslag zijn onvoldoende onderbouwd; verdere behandeling onevenredige belasting. JBS 2011, nr. 76 Hof Arnhem 14 april 2011 Rechtstreekse schade. Toekenning schadevergoeding bij overtreding van art. 62 Reglement verkeersregels en verkeerstekens (geen gevolg geven aan voorrangsbord). JBS 2011, nr. 77 Hof Amsterdam 15 april 2011 Mensenhandel. Advocaat-generaal vordert op verzoek van een slachtoffer, dat zich in eerste aanleg niet had gevoed, in hoger beroep schadevergoedingsmaatregel ( 910.000). Raadsman verzoekt hierop eventueel heropening onderzoek. Hof wijst vordering van de A-G af. JBS 2011, nr. 78 HR 19 april 2011 Shockschade. Vervolg Tolbert-zaak. Hoge Raad doet het middel waarmee de benadeelde partij klaagt over de slechts gedeeltelijk toegewezen shockschade af zonder motivering. (Zie hierover, met commentaar, het arrest van het Hof Arnhem 17 februari 2010, JBS 2010, nr. 21). JBS 2011, nr. 79 HR 19 april 2011 De rechter kan eventueel uitgaan van de opgegeven schade op het voegingsformulier en afwijken van het eerder opgemaakte proces-verbaal van bevindingen. Dit behoeft geen nadere motivering. JBS 2011, nr. 80 Hof Leeuwarden 19 april 2011 Rechtstreekse schade: kosten om het misdrijf aan het licht te brengen. (vervolg op blz. 2)

JBS 2011, nr. 81 Rb. Rotterdam 22 april 2011 Moord. Kosten lijkbezorging: afwijzing bijzondere kosten die in verband met het overlijden zijn gemaakt (sigaren, T-shirts, ballonnen, kaarsen, etc.). JBS 2011, nr. 82 Rb. Maastricht 22 april 2011 Ambtshalve opleggen schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van Politie. JBS 2011, nr. 83 HR 26 april 2011 Dat de strafrechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet verklaren in haar vordering, indien over die vordering door de burgerlijke rechter reeds is beslist of indien die vordering bij de burgerlijke rechter nog aanhangig is, vindt geen steun in het recht. JBS 2011, nr. 84 Rb. Haarlem 28 april 2011 Poging moord. Slachtoffer 16 uur geopereerd, blijvend letsel in het gezicht, nog zware operaties voor de boeg. 50.000 smartengeld als voorschot. JBS 2011, nr. 85 Rb. Utrecht 29 april 2011 Ad informandum gevoegd feit ter zitting door verdachte ontkend: vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk. Contact- of gebiedsverbod als bijzondere voorwaarde: JBS 2011, nr. 86 Rb. Zwolle 5 april 2011 Proeftijd van vijf jaar. Middellijk en onmiddellijk contactverbod. JBS 2011, nr. 87 Rb. Leeuwarden 8 april 2011 Geen contactverbod omdat de Rb. geen aanwijzingen heeft dat verdachte (na de aangifte) contact heeft gezocht met aangeefster. JBS 2011, nr. 88 Hof Leeuwarden 8 april 2011 Stalking. Middellijk en onmiddellijk contactverbod en straatverbod gevorderd en opgelegd. Tijdelijk huisverbod: JBS 2011, nr. 89 Rb. Amsterdam (politierechter) 14 april 2011 Overtreding huisverbod. De tenlastelegging dient zo te worden geïnterpreteerd dat de niet expliciet opgenomen wettelijke grondslag van artikel 2 Wth daarin wordt ingelezen. JBS 2011, nr. 90 Hof Amsterdam (strafkamer) 15 april 2011 Overtreding huisverbod. Of het nu gaat om een verlengd huisverbod of niet, in geen van beide situaties zijn de artikelen 2 en 9 wettelijke voorschriften die volgens enige rechtsregel of jurisprudentie in de tenlastelegging zouden moeten worden vermeld. Nationale ombudsman: JBS 2011, nr. 91 NO 11 april 2011 Burenruzie. 1. Registratie van aangiften over en weer onder hetzelfde procesverbaalnummer waardoor sepotberichten (deels) fout liepen. 2.Brieven zonder datering. Schending van het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking; excuuskaart. JBS 2011, nr. 92 NO 28 april 2011 Conflict in relationele sfeer. Politie mocht volgens de ombudsman bemiddelen zoals gedaan. Onvoldoende aanknopingspunten dat verzoekster onder druk zou zijn gezet door de politie. Klacht ongegrond. Overige onderwerpen: JBS 2011, 93 Rb. Arnhem (civiel) 13 april 2011 Shockschade, toewijzing. (Vervolg van Rb. 9 juni 2011, JBS 2010, nr. 87) Er is rechtstreeks verband tussen het onrechtmatige handelen en het geestelijk letsel dat [eiser] c.s. hebben opgelopen door de confrontatie met de gruwelijke gevolgen van het onrechtmatige handelen. Dat (vervolg op blz. 3) www.slachtofferzorg.nl 2

die confrontatie heeft plaatsgevonden (enige tijd) na de moord en het in brand steken van het lichaam, maakt dat blijkens het rapport van de deskundige niet anders omdat die confrontatie een vergelijkbare impact kan hebben (en heeft gehad) als de feitelijke waarneming van de gebeurtenissen. JBS 2011, nr. 94 Rb. s-gravenhage (civiel, voorzieningenrechter) 14 april 2011 Tenuitvoerlegging vervangende hechtenis schadevergoedingsmaatregel: 1. Beroep op EVRM hoort in strafzaak thuis. 2. Gelet op art. 561 lid 1 Sv evenmin schorsing in verband met de bodemprocedure over de rechtmatigheid. 3. Door eiseres geen passend aanbod voor een betalingsregeling gedaan. JBS 2011, nr. 95 Rb. s-gravenhage (civiel, voorzieningenrechter) 21 april 2011 Tenuitvoerlegging vervangende hechtenis schadevergoedingsmaatregel: 1. vast beleid dat eerst de hechtenis van de schadevergoedingsmaatregel ten uitvoer wordt gelegd en daarna die van een taakstraf. 2. Eiseres heeft geen omstandigheden aangevoerd waardoor van dit beleid moet worden afgeweken. www.slachtofferzorg.nl 3

Colofon In het Jurisprudentiebulletin van Slachtofferhulp Nederland (JBS) wordt jurisprudentie verzameld die van belang kan zijn voor de juridische dienstverlening aan slachtoffers. De opgenomen uitspraken worden onderverdeeld in rubrieken. Binnen de rubrieken zijn de uitspraken chronologisch gerangschikt. De uitspraken worden over het algemeen sterk verkort weergegeven. Aanvullingen en weglatingen door de redactie worden zo: [cursief] weergegeven. Sommige uitspraken zijn door de redactie van (kort) commentaar voorzien. De uitspraken betreffen merendeels strafzaken van de meervoudige kamers. Indien dat anders is, wordt dat vermeld. Het JBS verschijnt in beginsel maandelijks en is te vinden op www.slachtofferzorg.nl. U kunt het JBS via e-mail toegestuurd krijgen door een berichtje te sturen aan JBS@slachtofferhulp.nl. De redactie heeft altijd belangstelling voor (niet gepubliceerde) uitspraken die in het JBS zouden kunnen worden opgenomen. Redactie: mr. A.H. Sas Contact: JBS@slachtofferhulp.nl Overige uitgaven: www.slachtofferzorg.nl www.slachtofferzorg.nl 4

Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel 71. Rechtbank s-gravenhage 4 april 2011 LJN: BQ0093 Doodslag. (Gedeeltelijke) vergoeding: kosten lijkbezorging, kosten repatriëring en kosten afgebroken vakantie. Art. 6:108 lid 2 (of: 6:106?!) BW; art. 51f lid 2 Sv. De rechtbank: [Doodslag, art. 287 Sr.] 6. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel [benadeelde partij], wonende aan de [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot 9.341,13 aan materiële schade. Deze vordering bestaat uit de posten: 50% kosten afgebroken vakantie, kosten repatriëring overledene, kosten voor transport en begrafenis, kosten herdenking 40ste dag en kosten notaris. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij aangegeven dat de vordering dient te worden verminderd met een bedrag van 789,92, aangezien onder post 2, de kosten repatriëring overledene, een onjuist bedrag vermeld staat. 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 7.095,71 vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot nietontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij voor het overige. 6.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de kosten betreffende de afgebroken vakantie en de herdenking van de 40ste dag niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu deze kosten niet rechtstreeks uit het feit voortvloeien. 6.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank zal, onder verwijzing naar artikel 6:108 BW voor zover de vordering betrekking heeft op de posten: kosten herdenking 40ste dag ( 323,50) en kosten notaris ( 400,50), de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien deze schade aan de benadeelde partij niet rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten: 50% kosten afgebroken vakantie ( 731,50), kosten repatriëring overledene ( 8.086,38), kosten voor transport en begrafenis ( 532,50), is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Het totaal van deze kosten bedraagt 9.350,38 -. Een deel van deze kosten is vergoed door de verzekering, te weten een bedrag van 1.523,17. Voor wat betreft de afgebroken vakantie overweegt de rechtbank dat deze kosten kunnen worden gezien als kosten te verhalen onder 6:108 lid 2 BW dan wel onder 6:106 BW. De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van 7.827,21. 72. Rechtbank Assen 8 april 2011 LJN: BQ0875 Toewijzing schadevergoeding in verband met ad informandum gevoegd feit. Art. 361 lid 2 onder b Sv en art. 36f lid 1 Sr. De rechtbank: [Diefstal met braak, art. 311 Sr. Veelpleger] Benadeelde partij [slachtoffer 11] De rechtbank acht het causaal verband tussen het door de verdachte erkende ad informandum gevoegde feit nummer 5 en de gevorderde schade bewezen, alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte www.slachtofferzorg.nl 5

voor die schade. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. Schadevergoedingsmaatregel Met betrekking tot het ad informandum erkende feit nummer 5 acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. 73. Hoge Raad 12 april 2011 LJN: BP4607 Nadat de Rb. de vordering van de benadeelde partij ten bedrage van 530,- heeft toegewezen, had het hof de afwijzing van de vordering, voor zover deze een bedrag van 265,- te boven gaat, nader behoren te motiveren. Art. 361 lid 4 Sv. De Hoge Raad: 3. Beoordeling van het namens de benadeelde partij voorgestelde middel 3.1. Het middel behelst de klacht dat de afwijzing van de vordering tot schadevergoeding ten gevolge van het onder 2 bewezenverklaarde ontoereikend is gemotiveerd. 3.2.3. Het vonnis in eerste aanleg houdt onder meer het volgende in: "De politierechter verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (...) 2. hij op 25 juli 2007, te Middelburg, gemeente Middelburg, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen de [a-straat] en in gebruik bij [betrokkene 1]; 4. parketnr. 707087/07 hij op 18 maart 2007, in de gemeente Middelburg, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel [betrokkene 1] in het gezicht heeft geslagen of gestompt en aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; (...) De benadeelde partij heeft aangetoond dat door haar tot een bedrag van 530,00 schade is geleden. Aannemelijk is dat deze schade het gevolg is van het onder 2 en 4 bewezenverklaarde. De politierechter is van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van 530,00 niet onrechtmatig of ongegrond is. De vordering van de benadeelde partij kan dus tot dat bedrag worden toegewezen." 3.2.4. Het Hof heeft ten laste van de verdachte onder meer bewezenverklaard dat: "2. hij op 25 juli 2007, te Middelburg, gemeente Middelburg, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen de [astraat] en in gebruik bij [betrokkene 1]; 4. hij op 18 maart 2007, in de gemeente Middelburg, opzettelijk mishandelend [betrokkene 1] in het gezicht heeft geslagen of gestompt en aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden." 3.2.6. Het Hof heeft omtrent de vordering van de benadeelde partij het volgende overwogen en beslist: "Vordering tot schadevergoeding In het onderhavige strafproces heeft [betrokkene 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde, tot een bedrag van 265,-, welk bedrag ter terechtzitting in eerste aanleg is verhoogd tot 530,-. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van 530,-. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte (deels) betwist. Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezenverklaarde. www.slachtofferzorg.nl 6

De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van 265,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen. Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. (...) BESLISSING Het hof: Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 1] tot een bedrag van 265,- (tweehonderdvijfenzestig euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij. Wijst de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] voor het overige af." 3.3. Het ook in hoger beroep van toepassing zijnde art. 361, vierde lid, Sv, schrijft voor dat de beslissing op de vordering van de benadeelde partij met redenen is omkleed. Gelet op het feit dat de Rechtbank de vordering van de benadeelde partij ten bedrage van 530,- heeft toegewezen ter vergoeding van de schade geleden tengevolge van de onder 2 en 4 bewezenverklaarde feiten, had het Hof de afwijzing van de vordering, voor zover deze een bedrag van 265,- te boven gaat, nader behoren te motiveren. Het middel is terecht voorgesteld. 74. Rechtbank Assen 12 april 2011 LJN: BQ0934 Onevenredige belasting. Zaak was al twee keer aangehouden. De behandeling van de zaak nogmaals aanhouden om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te onderbouwen levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dit klemt te meer omdat de benadeelde de vordering veel eerder had kunnen indienen. Art. 361 lid 3 Sv. De rechtbank: [Doodslag, art. 287 Sr. en vernieling, art. 350 Sr] Benadeelde partij [naam benadeelde partij] De benadeelde partij heeft ter terechtzitting, onder overlegging van een offerte van Broekhuis autoschade, een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van 546,69 euro. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding met het overleggen van voornoemde 'offerte' onvoldoende is onderbouwd. De behandeling van de onderhavige zaak is reeds tweemaal eerder aangehouden. De behandeling van de zaak nogmaals aanhouden om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te onderbouwen levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dit geldt temeer nu de benadeelde partij tot de zitting van 29 maart 2011 heeft gewacht met het indienen van zijn vordering terwijl hij reeds op 23 november 2010 op de hoogte is gesteld van de strafzaak tegen verdachte. De benadeelde partij zal daarom thans niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de civiele rechter aanbrengen. 75. Rechtbank Zwolle 12 april 2011 LJN: BQ9254 Onevenredige belasting. Betwiste vorderingen van verlies arbeidsvermogen en misgelopen onregelmatigheidstoeslag zijn onvoldoende onderbouwd; verdere behandeling onevenredige belasting. Art. 361 lid 3 Sv. De rechtbank: [Poging doodslag art. 287 Sr en diefstal met geweld art. 310 en 312 Sr.] Benadeelde partij (slachtoffer) Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij (slachtoffer) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 en onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit. www.slachtofferzorg.nl 7

De hoogte van die schade is, gelet op de inhoud van het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van 3.558,74. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is tot dat bedrag (als onvoldoende gemotiveerd weersproken) toewijsbaar. De vordering van de benadeelde partij zal voor het overige, te weten ter zake van het verlies aan arbeidsvermogen en het verlies van onregelmatigheidstoeslag, niet ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering met betrekking tot die posten enerzijds onvoldoende is onderbouwd en anderzijds door de verdediging is betwist en verdere behandeling van die vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. 76. Gerechtshof Arnhem 14 april 2011 LJN: BQ1932 Rechtstreekse schade. Toekenning schadevergoeding bij overtreding van art. 62 Reglement verkeersregels en verkeerstekens (geen gevolg geven aan voorrangsbord). Art. 62 RVV, art. 361 lid 2 onder b Sv. Het hof: Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij, op 3 oktober 2008, te [plaatsnaam 1], gemeente [gemeentenaam], als bestuurder van een personenauto, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat], ter plaatse waar voor een kruisende weg, te weten de voor het verkeer openstaande weg, de Provincialeweg [wegnummer], een bord B6 van bijlage I was geplaatst - aanduidende: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg - geen gevolg heeft gegeven aan dat verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers de bestuurder van een op die kruisende weg rijdende motorfiets niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn weg te vervolgen, tengevolge waarvan een aanrijding ontstond tussen de door hem bestuurde personenauto en de motorfiets, waarbij (dodelijk) letsel aan personen (te weten de bestuurder van de motorfiets: [slachtoffer], geboren [1960]) is ontstaan en schade aan goederen is toegebracht. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten-lastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op: Overtreding van het bepaalde bij artikel 62 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 jo. bord B6 van bijlage I bij voornoemd Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt 11328,35. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte (kort gezegd: overtreding van artikel 62 RVV 1990 jo. bord B6 bijlage 1 RVV 1990) rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen. [Volgt toewijzing van het gevorderde bedrag.] www.slachtofferzorg.nl 8

77. Gerechtshof Amsterdam 15 april 2011 LJN: BQ1658 Mensenhandel. Advocaat-generaal vordert op verzoek van een slachtoffer, dat zich in eerste aanleg niet had gevoed, in hoger beroep schadevergoedingsmaatregel ( 910.000). Raadsman verzoekt hierop eventueel heropening onderzoek. Hof wijst vordering van de A-G af. Art. 36f Sr. Het hof: [Met name mensenhandel art. 273f Sr.] Vordering ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht inzake [slachtoffer 2] De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, op verzoek van de advocaat van [slachtoffer 2], gevorderd dat aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd voor een bedrag van 910.000, in ieder geval voor een bedrag dat in redelijkheid kan dienen als voorschot op een eventueel bij de civiele rechter te vorderen schadevergoeding. Kennelijk is deze ongebruikelijke, en door de advocaat-generaal op haar processuele merites in het geheel niet nader toegelichte werkwijze gelegen in de omstandigheid dat [slachtoffer 2] zich in eerste aanleg niet heeft gevoegd in het onderhavige strafproces met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde. Op grond van het eerste lid van artikel 421 Wetboek van Strafvordering is een dergelijke vordering door een benadeelde partij bij deze stand van zaken in hoger beroep niet alsnog mogelijk. Gezien het feit dat de onderhavige vordering van de advocaat-generaal op de laatste dag van de inhoudelijke behandeling, eerst direct voorafgaand aan het requisitoir is aangekondigd en vervolgens is gedaan en gezien de omvang en complexiteit van deze vordering, is door de raadsman van de verdachte het voorwaardelijk verzoek gedaan dat, indien en voor zover het hof overweegt de vordering niet geheel af te wijzen, het onderzoek ter terechtzitting zal worden heropend, opdat de verdediging de grondslag van de vordering kan onderzoeken en onderbouwd verweer hiertegen kan voeren. Nu de advocaat-generaal een vordering tot oplegging van de maatregel heeft gedaan, dient het hof deze te toetsen aan de bepalingen zoals deze zijn opgenomen in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Naar het oordeel van het hof is op grond van hetgeen is ingebracht door de advocaat-generaal niet komen vast te staan dat de verdachte jegens [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de gestelde schade, hetgeen op grond van artikel 36f, lid 2, Sr is vereist voor toewijzing van die vordering. Het hof overweegt daarbij, dat de verdachte de vordering heeft betwist en dat gelet achtereenvolgens op de aard en omvang van de gevorderde schade en op hetgeen het hof eerder reeds in algemene zin heeft overwogen omtrent de complexiteit van de aan de bewezenverklaarde feiten ten grondslag liggende relaties, die aansprakelijkheid in ieder geval in dit strafgeding niet is kunnen komen vast te staan. Derhalve zal het hof de vordering van de advocaat-generaal afwijzen. Bij die stand van zaken behoeft het voorwaardelijk verzoek van de raadsman geen beoordeling en beslissing, nu de door hem gestelde voorwaarde niet is vervuld. 78. Hoge Raad 19 april 2011 LJN: BP2743 Shockschade. Vervolg Tolbert-zaak. Hoge Raad doet het middel waarmee de benadeelde partij klaagt over de slechts gedeeltelijk toegewezen shockschade af zonder motivering. (Zie hierover, met commentaar, het arrest van het Hof Arnhem 17 februari 2010, JBS 2010, nr. 21). A-G Knigge: 1. Na verwijzing van de zaak bij arrest van de Hoge Raad van 9 december 2008 heeft het Gerechtshof te Arnhem bij arrest van 17 februari 2010 verdachte wegens 1. primair en 2. primair telkens "doodslag" en www.slachtofferzorg.nl 9

3. primair "poging tot doodslag" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren en gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevolen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Voorts heeft het Hof gelast inbeslaggenomen goederen aan verdachte terug te geven. Het Hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van 18.219,20 en de benadeelde partij voor het overige nietontvankelijk verklaard in haar vordering. De middelen van de benadeelde partij 26. Het eerste middel klaagt over de onbegrijpelijkheid van 's Hofs oordeel dat de vordering ter zake van shockschade slechts tot een bedrag van 8.000 toewijsbaar is. 27. Het Hof heeft de beslissing over de vordering als volgt gemotiveerd: "De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt 30.844.20. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van 18.219,20. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. De voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding duurt derhalve voort in het geding in hoger beroep. Uit de bij het voegingsformulier gevoegde toelichting blijkt dat de vordering als volgt is opgebouwd: 1) Dagvergoeding ziekenhuis 625,- 2) Immateriële schade benadeelde 2.000,- 3) Kosten lijkbezorging 8.219,20 4) Shockschade nabestaande 20.000.- De eerste twee posten hebben betrekking op de schade die de benadeelde partij stelt te hebben geleden als direct slachtoffer, dus betrekking hebbend op het jegens haar gepleegde geweld. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van 2.625,-. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen. De overige twee posten hebben betrekking op de schade die de benadeelde partij stelt te lijden en hebben geleden als nabestaande. De benadeelde partij vorderen een bedrag van 8.219,20 ter vergoeding van de kosten van de lijkbezorging. Deze schade is rechtstreeks toegebracht door het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde en de vordering is wat deze post betreft voldoende onderbouwd. Het hof stelt deze schade derhalve vast op voornoemd bedrag. Uit de stukken blijkt dat de benadeelde partij de kosten van de lijkbezorging heeft gedragen, zodat ingevolge het bepaalde in artikel 51a, tweede lid. Van het Wetboek van Strafvordering juncto artikel 106, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat ook dit deel van de vordering zal worden toegewezen. Voorts vordert de benadeelde partij een bedrag van 20.000,- ter vergoeding van shockschade. Shockschade heeft betrekking op de immateriële schade die ontstaat door het waarnemen van het bewezenverklaarde feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Hieronder valt dus niet het enkele verdriet van de ouder om het verlies van het kind, hoe invoelbaar en hoe zwaar dit voor die ouder ook moge zijn. Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde shockschade heeft geleden. Voor vergoeding van shockschade is vereist dal het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Gelet op de inhoud van de brief van drs. H.J. de Mönnink. traumapsycholoog en GZpsycholoog. d.d. 1 februari 2006 (in kopie gehecht aan het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank te Groningen van 2 februari 2006), inhoudende dat bij de benadeelde partij sprake is van een posttraumatische stressstoornis, is het hof van oordeel dat aan dit vereiste is voldaan. Het hof acht de vordering ter zake van shockschade toewijsbaar tot een bedrag van 8.000,-. Nu de vordering voor dat gedeelte niet onrechtmatig en ongegrond voorkomt. Voor het overige acht het hof de www.slachtofferzorg.nl 10

vordering ter zake van shockschade niet eenvoudig van aard. zodat de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk zal worden verklaard. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. (...) Beslissing (...) De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]: Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3], te betalen een bedrag van 18.219,20 (achttienduizend tweehonderdnegentien euro en twintig cent). Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 3], in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. (...)" 28. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat het Hof had moeten motiveren waarom het heeft geoordeeld dat het resterende gedeelte van de vordering niet eenvoudig van aard is. 's Hofs oordeel zou, zonder nadere motivering, innerlijk tegenstrijdig zijn nu een gedeelte van de shockschade kennelijk wel eenvoudig van aard is. 29. In het arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 16 april 2007 dat door de Hoge Raad bij arrest van 9 december 2008 is vernietigd was eveneens de vordering ter zake van shockschade toegewezen tot een bedrag van 8.000,-. In het tegen dat arrest ingediende cassatieberoep was een zelfde middel als het onderhavige ingediend. Aan de bespreking van dat middel is de Hoge Raad toen niet toegekomen. Mijn ambtgenoot Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van dat middel. De conclusie, voor zover hier van belang, luidt als volgt: "29. Gelet op hetgeen de Rechtbank heeft overwogen met betrekking tot de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding is het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk. Voor vergoeding van shockschade is volgens HR 22 februari 2002, LJN AD5356, NJ 2002, 240 onder meer vereist dat het bestaan van geestelijk letsel waardoor iemand in zijn persoon is aangetast in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Gelet op deze criteria voor het toekennen van shockschade heeft de Rechtbank bij het bepalen van het schadebedrag betekenis kunnen toekennen aan de duur van de behandeling van de stressstoornis van de benadeelde partij. 30. Het oordeel van het Hof dat de gevorderde shockschade slechts kan worden toegewezen tot het door de Rechtbank toegewezen en in hoger beroep niet betwiste bedrag van 8.000 en dat de gevorderde shockschade voor het overige met de overgelegde brieven onvoldoende onderbouwd is en niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding acht ik, mede gelet op het feit dat uit het dossier niet blijkt dat de vordering van de benadeelde partij in hoger beroep nader met stukken is onderbouwd, niet onbegrijpelijk. Dat een deel van de shockschade wel van eenvoudige aard wordt geacht, maakt het oordeel van het Hof - anders dan in het middel wordt gesteld - niet tegenstrijdig (zie ook HR 8 september 1998, LJN: ZD1131)." 30. Nu uit het dossier niet blijkt dat de benadeelde partij dit keer in hoger beroep wel stukken heeft overgelegd ter verdere onderbouwing van de vordering, zie ik geen aanleiding om van de hiervoor aangehaalde conclusie af te wijken en neem ik deze over. 31. Het middel faalt. 32. Het tweede middel komt op tegen de hoogte van de toewijzing van de vordering. Blijkens de motivering heeft het Hof toewijsbaar geacht: de dagvergoeding ziekenhuis ad 625,-, de immateriële schade ad 2000,-, de kosten lijkbezorging ad 8.219,20 en de shockschade tot een bedrag van 8.000. Dit komt neer op een bedrag van 18.844,20 terwijl het Hof de verdachte heeft veroordeeld om aan de benadeelde partij de betalen 18.219,20. Het Hof heeft de dagvergoeding ziekenhuis niet bij het in het dictum genoemde bedrag opgenomen. 33. Het middel klaagt terecht over de hoogte van de veroordeling van het aan de benadeelde partij te betalen bedrag. Het totaalbedrag aan toegewezen posten www.slachtofferzorg.nl 11

komt niet overeen met de veroordeling. Gelet op de hoogte van het verschil hiertussen - 625,- - heeft het Hof kennelijk abusievelijk de dagvergoeding ziekenhuis niet bij de berekening van de veroordeling betrokken. De Hoge Raad kan deze fout herstellen door het dictum op dit punt te verbeteren. 34. Alle middelen van verdachte falen. Het eerste en het tweede middel kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering. Het eerste middel van de benadeelde partij faalt en kan eveneens met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan. Het tweede middel slaagt. De Hoge Raad: 4. Beoordeling van het eerste middel van de benadeelde partij Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 5. Beoordeling van het tweede middel van de benadeelde partij [De Hoge Raad verbetert het (bedrag in het) arrest van het hof conform de conclusie van de A-G] 79. Hoge Raad 19 april 2011 LJN: BP3963 De rechter kan eventueel uitgaan van de opgegeven schade op het voegingsformulier en afwijken van het eerder opgemaakte proces-verbaal van bevindingen. Dit behoeft geen nadere motivering. Art. 361 Sv De Hoge Raad: 2.5. Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat wat betreft de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] (en diens partner [benadeelde partij 2]) geleden schade moet worden uitgegaan van de juistheid van de door de benadeelde partij zelf in het voegingsformulier verschafte gegevens en niet van het geruime tijd daarvóór opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van de politie. Dat oordeel, dat stoelt op een aan de feitenrechter voorbehouden uitleg van de desbetreffende stukken, is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. 80. Gerechtshof Leeuwarden 19 april 2011 LJN: BQ1991 Rechtstreekse schade: kosten om het misdrijf aan het licht te brengen. Art. 361 lid2 onder b SV. Het hof: [Verduistering in dienstbetrekking art. 322 Sr. Het hof gaat er vanuit dat verdachte in elk geval duizenden euro s moet hebben verduisterd. Hoe groot de buit precies is geweest, kan echter niet in dit strafproces worden vastgesteld.] Benadeelde partij Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [bedrijf] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Blijkens het voegingsformulier vordert de benadeelde partij vergoeding van materiële schade tot een bedrag van 38.907,92. Het hof acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar tot een bedrag van 7.304,- (bestaande uit de kosten voor het arbeidsloon met betrekking tot het interne onderzoek à 3.589,-, de huur van een bewakingsset à 140,- en kosten van het rechercheonderzoek à 3.575,-), nu deze kosten zijn gemaakt om het gepleegde strafbare feit aan het licht te brengen en derhalve als rechtstreekse schade kunnen worden aangemerkt. Deze schade kan aan verdachte worden toegerekend. Het hof verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering, aangezien een juiste vast- www.slachtofferzorg.nl 12

stelling van die post, meer specifiek: de hoogte ervan, in het licht van de betwisting door de verdachte nader onderzoek vergt dat het bestek van dit strafgeding te buiten gaat. In zoverre levert de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op en dient de benadeelde partij te worden verwezen naar de burgerlijke rechter. 81. Rechtbank Rotterdam 22 april 2011 LJN: BQ2314 Moord. Kosten lijkbezorging. Afwijzing bijzondere kosten die in verband met het overlijden zijn gemaakt (sigaren, T-shirts, ballonnen, kaarsen, etc.) Art. 6:108 lid 2 BW; art. 51f lid 2 Sv. De rechtbank: [Moord, art. 289 Sr] Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde partij], wonende te [adres]. De benadeelde partij vordert vergoeding van een bedrag van in totaal 6.990,-- aan bijzondere kosten die door haar zijn gemaakt in verband met het overlijden van het slachtoffer [naam slachtoffer]. Het gaat daarbij om de kosten van sigaren, T-shirts met fotoprints, ballonnen, kaarsen, rozen, gebedskaarten, zakdoeken, de fotograaf en foto-album, de predikant, eten en drinken, alsmede kleding voor haarzelf en andere familieleden. Verder verzoekt zij vergoeding van de kosten van een grafsteen ten bedrage van 2.107,--. De benadeelde partij is de moeder van het slachtoffer [naam slachtoffer]. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek kan zij derhalve aanspraak maken op de kosten die in verband met de lijkbezorging van haar zoon te haren laste zijn gekomen, voor zover die kosten in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene. Voor de vergoeding van andere materiële kosten bestaat geen wettelijke basis. De gevorderde kosten voor een grafsteen hangen zo zeer samen met de lijkbezorging dat deze voor vergoeding in aanmerking komen. De bijzondere kosten waarvan de benadeelde partij vergoeding vordert kunnen, gelet op aard van die kosten, in redelijkheid niet worden gerekend tot de in artikel 6:108b van het Burgerlijk Wetboek bedoelde kosten van de lijkbezorging van het slachtoffer. Daarbij is mede betrokken dat de algemene kosten van de lijkbezorging van het slachtoffer, welke kosten door een verzekeraar zijn vergoed, reeds een bedrag van in totaal 9.975,30 belopen. De vordering van de benadeelde partij zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van 2.107,--, met afwijzing van het meer of anders gevorderde en met veroordeling van de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil. Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededader onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert. 82. Rechtbank Maastricht 22 april 2011 LJN: BQ2347 Ambtshalve opleggen schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van Politie. Art. 36f Sr. De rechtbank: [Poging doodslag art. 287 Sr en poging zware mishandeling art. 302 Sr.] 6 De benadeelde partijen [slachtoffer 2] De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van 1.707,79 ter zake van feit 2, waarvan 600,00 ter zake www.slachtofferzorg.nl 13

van materiële schade en 1.107,79 ter zake van immateriële schade. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering ter zake van de immateriële schade volledig kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft de vergoeding van materiële schade heeft de officier van justitie de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij gevorderd, nu de schade aan de fiets niet door [slachtoffer 2] wordt geleden, maar door Politie Limburg-Zuid. De officier van justitie heeft gevorderd dat de vergoeding van de geleden schade aan de fiets zal worden toegewezen aan Politie Limburg-Zuid, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat het door [slachtoffer 2] gevorderde bedrag aan immateriële schade gematigd dient te worden. Voorts heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat de vordering van [slachtoffer 2] ter zake van materiële schade nietontvankelijk dient te worden verklaard, nu de schade aan de fiets is geleden door Politie Limburg-Zuid en niet door [slachtoffer 2]. Ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door de hiervoor onder 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partijen, voor zover deze ziet op vergoeding van deze immateriële schade, volledig toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank zal bovendien overgaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ter terechtzitting is voorts gebleken dat de materiële schade die [slachtoffer 2] stelt te hebben geleden, ziet op schade aan zijn fiets. Deze fiets was ten tijde van het delict eigendom van Politie Limburg-Zuid. Daarmee komen de door [slachtoffer 2] gestelde kosten voor rekening van Politie Limburg-Zuid. Om deze reden zal [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk worden verklaard in de rest van zijn vordering, nu er door hem geen materiële schade is geleden. Echter, nu verdachte ter zake van het hiervoor bewezen strafbare feit 2 subsidiair zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens Politie Limburg-Zuid aansprakelijk is voor de geleden materiële schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank ambtshalve tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel besloten. 83. Hoge Raad 26 april 2011 LJN: BP1279 Dat de strafrechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet verklaren in haar vordering, indien over die vordering door de burgerlijke rechter reeds is beslist of indien die vordering bij de burgerlijke rechter nog aanhangig is, vindt geen steun in het recht. Art. 361 lid 2 Sv. De Hoge Raad: 2.3.1. Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een "voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces". Dat houdt in als opgevoerde schade: "conform dagvaarding 73.277,14 Niet aan cliënte afgedragen PGB (Rogplus) 4.803,41 Immateriële schade 5.000,00 Proces- en andere kosten 13.523,00 Porti en telefoonkosten 500,00 Kosten voor rechtsbijstand 322,60 Totaal 97.426,15." 2.3.2. De Rechtbank heeft bij vonnis van 26 januari 2009 de benadeelde partij nietontvankelijk verklaard in haar vordering op de grond dat deze niet van zo eenvoudige aard is dat die zich leent voor behandeling in de strafzaak. 2.3.3. Het zich eveneens bij de stukken bevindende "voegingsformulier hoger beroep" houdt in dat de benadeelde partij de vordering wenst te handhaven tot het bedrag van 97.426,15. 2.3.4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat aldaar is aangevoerd: - door mr. H.E. Borgman, advocaat van de benadeelde partij: "Er ligt een vonnis van de civiele rechter d.d. 1 april 2009, waarin de verdachte is veroordeeld tot een betaling aan de bena- www.slachtofferzorg.nl 14

deelde partij [betrokkene 1] van een bedrag van 76.689,18 met rente en kosten. Ik wil u vragen om de vordering in dit proces niet-ontvankelijk te verklaren voor wat betreft het grootste gedeelte van de materiële schade. Wel wil ik u wijzen op de omstandigheid dat [betrokkene 1] een extra hypotheek heeft moeten nemen op haar huis en dat van haar - inmiddels overleden - man. Deze hypotheek kost haar 553,- per maand aan rente. De afsluitprovisie van deze hypotheek bedroeg 1.556,-. Dit laatste bedrag ziet [betrokkene 1] als directe schade en deze wil zij dan ook opvoeren. Wat betreft de immateriële schade wijs ik u op de ellende, de emoties en de zorgen waar [betrokkene 1] mee te maken heeft gekregen naar aanleiding van het gebeuren, iedere maand heeft zij te weinig geld om van te leven en iedere dag lijdt zij onder de situatie. Zij vordert derhalve naast de 1.556,- materiële schade tevens 5.000,- aan immateriële schade. Ik merk nog op dat er op 9 juli 2009 nog niets betaald was aan [betrokkene 1]."; - door de raadsman van de verdachte: "Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij wil ik u vragen om gelet op de complexe aard van de zaak de vordering voor wat betreft het immateriële gedeelte niet-ontvankelijk te verklaren. Met betrekking tot de gevorderde afsluitprovisie refereer ik me aan uw oordeel. Ik zie geen meerwaarde in een schadevergoedingsmaatregel en wil u derhalve verzoeken om deze niet op te leggen.". 2.3.5. Het Hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van 22.292,97 en de verdachte veroordeeld dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij. Voorts heeft het Hof de verdachte de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer van een bedrag van 22.292,97, subsidiair 146 dagen hechtenis. Het Hof heeft de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij als volgt gemotiveerd: "De vordering van de benadeelde partij bedraagt 97.426,15. In de civiele procedure is bij vonnis van 1 april 2009 reeds toegewezen een bedrag van 76.689,18. Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van 20.736,97 aan materiële en immateriële schade is geleden welke nog niet is vergoed. Voorts is ter terechtzitting in hoger beroep een schadepost van 1.556,- aan afsluitprovisie van de hypotheek die [betrokkene 1] heeft moeten afsluiten, opgevoerd. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot een bedrag van 22.292,97 worden toegewezen." 2.4. Ingevolge art. 421, derde lid eerste volzin, Sv kan, voor zover de in eerste aanleg gevorderde schadevergoeding niet is toegewezen, de benadeelde partij zich in hoger beroep voegen binnen de grenzen van haar eerste vordering. De in deze wetsbepaling opgenomen beperking moet aldus worden uitgelegd dat de benadeelde partij in hoger beroep niet alsnog schadeposten mag opvoeren die zij in eerste aanleg niet heeft opgevoerd en evenmin het bedrag van de in eerste aanleg gevorderde schadevergoeding mag verhogen (vgl. HR 17 februari 1998, LJN ZD0945, NJ 1998/449). Voor zover het middel de klacht behelst dat het Hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk had moeten verklaren in haar vordering tot schadevergoeding wat betreft de voor het eerst in hoger beroep opgevoerde schadepost "afsluitprovisie" is het derhalve terecht voorgesteld. 2.5. Gezien de inhoud van het voegingsformulier en gelet op het verzoek van de advocaat van de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep "de vordering in dit proces niet-ontvankelijk te verklaren voor wat betreft het grootste gedeelte van de materiële schade" moet het ervoor worden gehouden dat het Hof de vordering van de benadeelde partij ontvankelijk heeft geacht voor zover die betrekking heeft op de in het voegingsformulier opgevoerde schade met uitzondering van de post "conform dagvaarding" ten bedrage van 73.277,14. Ook daarover klaagt het middel. Het berust evenwel op de opvatting dat de strafrechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet verklaren in haar vordering, indien over die vordering door de burgerlijke rechter reeds is beslist of indien die vordering bij de burgerlijke rechter nog aanhangig is. Die opvatting vindt geen steun in het recht. Indien de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding reeds geheel of gedeeltelijk bij www.slachtofferzorg.nl 15

vonnis van de burgerlijke rechter is toegewezen, kan de strafrechter na een daartoe strekkend verweer de benadeelde partij - in zoverre - in haar vordering nietontvankelijk verklaren bij gebrek aan belang. In aanmerking genomen hetgeen namens de verdachte omtrent de vordering van de benadeelde partij is aangevoerd, geeft het oordeel van het Hof dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering met betrekking tot de hiervoor genoemde posten, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk. 84. Rechtbank Haarlem 28 april 2011 LJN: BQ2907 Poging moord. Slachtoffer 16 uur geopereerd, blijvend letsel in het gezicht, nog zware operaties voor de boeg. 50.000 smartengeld als voorschot. Art. 6:106 lid 1 onder b BW, art. 361 Sv. De rechtbank: [Poging moord art. 289 Sr en zware mishandeling art. 302 Sr. Verdachte heeft met een bijl op het slachtoffer en vriendin ingehakt.] Het slachtoffer [slachtoffer 1] is met spoed naar het ziekenhuis overgebracht, waar zij gedurende zestien uur aan haar ernstige verwondingen is geopereerd. Het slachtoffer zal met blijvend letsel in het gezicht door het leven gaan en daardoor dagelijks aan het incident worden herinnerd. Zij zal nog vele zware en risicovolle operaties moeten ondergaan en lange tijd moeten revalideren. Daaronder heeft niet alleen het slachtoffer zelf te lijden, maar ook de kinderen. Het slachtoffer [slachtoffer 2] is zwaar getraumatiseerd door hetgeen zij heeft gezien en gehoord en heeft zelf ook letsel aan haar arm opgelopen toen zij haar vriendin probeerde te beschermen en daarbij door de bijl werd geraakt. 8. Vorderingen benadeelde partijen en eventueel schadevergoedingsmaatregel 8.1. Benadeelde partij [slachtoffer 1] De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van 50.000,00 als voorschot ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde feit heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit en - gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting - tot een bedrag van 50.000,00 bij wijze van voorschot gezien de aard en ernst van het letsel dat benadeelde is toegebracht, de operaties die zij inmiddels heeft ondergaan en nog zal moeten ondergaan en de omstandigheid dat zij voor het leven getekend is, redelijk en billijk voorkomt. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten 50.000,00. 85. Rechtbank Utrecht 29 april 2011 LJN: BQ8585 Ad informandum gevoegd feit ter zitting door verdachte ontkend: vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk. Art. 361 lid 2 onder b Sv. De rechtbank: [Belediging van een politieagent art. 266 en 267 Sr bewezenverklaard, maar omdat het feit 2 jaar geleden is gepleegd geen strafoplegging (art. 9a Sr)] 6.4 De ad informandum gevoegde feiten De rechtbank heeft rekening gehouden met het volgende door verdachte bekende en als tweede ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feit: - belemmering op heterdaad van meerdere ambtenaren, gepleegd op 5 juli 2009 in Mijdrecht. Als eerste ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feit is aangeboden het feit dat verdachte op 5 juli 2009 openlijk in vereniging geweld heeft ge- www.slachtofferzorg.nl 16