GEMEENTE SINT-GILLIS BELASTING OP DE LEEGSTAANDE VERWAARLOOSDE OF ONAFGEWERKTE GEBOUWEN EN VERWAARLOOSDE GRONDEN. Hernieuwing DE GEMEENTERAAD, Gelet op artikelen 117 en 118 van de Nieuwe gemeentewet; Gelet op de programmawet van 20 juli 2006 tot wijziging van artikel 371 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen die eveneens van toepassing is op de gemeentebelastingen door de uitwerking van de Wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen; Gelet op het feit dat in toepassing van artikel 7 van deze programmawet de termijn om een bezwaar in te dienen momenteel 6 maanden bedraagt na de verzending van het aanslagbiljet, en niet langer 3 maanden; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen en de wet van 23 maart 1999 betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken; Gelet op het Koninklijke besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschriften tegen een gemeentebelasting; Gelet op het algemene reglement van 24 juni 1999 betreffende de vestiging en de invordering van de gemeentebelastingen; Gelet op de ordonnantie van 18 april 2002 tot wijziging van de ordonnantie van 14 mei 1998, houdende regeling van het administratieve toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op het Regeringsbesluit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 16 juli 1998, betreffende de overlegging aan de Regering van de akten van de gemeenteoverheden met het oog op de uitoefening van het administratieve Toezicht, zoals gewijzigd door het Besluit van de Gewestregering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest op 18 november 1999; Gelet op de omzendbrief van 24 augustus 1998 betreffende de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratieve toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Herzien zijn beraadslaging van 29 maart 2007 betreffende het hernieuwen en het wijzigen van de jaarlijkse belasting op de leegstaande verwaarloosde of onafgewerkte gebouwen en verwaarloosde gronden, goedgekeurd door de toezichthoudende Overheid op 26 september 2006, voor een termijn vervallend op 31 december 2011.
BESLUIT: Artikel 1. Er wordt ten bate van de gemeente Sint-Gillis vanaf 1 januari 2012 en voor een periode van vijf jaar vervallend op 31 december 2016 een jaarlijkse directe belasting geheven op de niet afgewerkte of geheel of gedeeltelijk verwaarloosde gebouwen en op niet-bebouwde grondpercelen die langs de openbare weg gelegen zijn. Artikel 2. 1 - Worden als niet-afgewerkte gebouwen aanzien, de gebouwen waarvan de werken stopgezet werden sinds meer dan één jaar volgend op het verslag opgemaakt door de dienst van Stedenbouw. 2 - Worden als verwaarloosde gebouwen aanzien de gebouwen die al dan niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een verklaring van onbewoonbaarheid, of al dan niet door de daartoe gemachtigde overheden als ongezond werden verklaard, hetzij, met instorting bedreigd, het voorwerp hebben uitgemaakt van een bevel tot afbraak van de Heer Burgemeester of al dan niet het voorwerp uitmaken van een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning waarover de Overheid nog geen uitspraak heeft gedaan. De niet effectief bewoonde of bezette onroerende goederen, voor zover het niet bewonen of het niet bezetten niet het gevolg is van een omstandigheid onafhankelijk van de wil van de eigenaar. Het te huur stellen en de overdracht van het recht van bewoning aan een derde vormen geen omstandigheid onafhankelijk van de wil van de eigenaar wanneer er een nietbezetting of een niet-bewoning door deze derde uit voortvloeit. 3 - Worden als gedeeltelijk verwaarloosde gebouwen aanzien, de gebouwen die al dan niet het voorwerp uitgemaakt hebben van een verklaring van onbewoonbaarheid of die al dan niet ongezond verklaard werden door de gemachtigde overheid of die, wegens instortingsgevaar het voorwerp waren van een afbraakbevel door de H. Burgemeester, of nog, indien ze al dan niet het voorwerp van een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning hebben uitgemaakt, voor dewelke de overheid nog geen beslissing heeft genomen, de gebouwen waarvan bepaalde verdiepingen niet bewoond of niet effectief bezet zijn of indien deze niet gebruikt worden in de functie opgelegd door het laatst goedgekeurd plan van het archief van het gebouw of bij gebrek hieraan, niet gebruikt worden in overeenstemming met de bestemming die via richtlijnen van de Stedenbouwkundige reglementen terzake zijn opgesteld, voor zover dat het niet bewoond of niet bezet zijn niet het gevolg is van een gebeurtenis onafhankelijk van de wil van de eigenaar. Het te huur stellen en de overdracht van het recht van bewoning aan een derde vormen geen omstandigheid onafhankelijk van de wil van de eigenaar wanneer er een niet-bezetting of een niet-bewoning door deze derde uit voortvloeit. Zij zullen verhoudingsgewijs belast worden op basis van de belasting van de volledig verwaarloosde gebouwen. 4 - Worden als verwaarloosde gronden aanzien, de oorspronkelijke of als gevolg van afbraak van een bestaand gebouw onbebouwde percelen die niet omheind zijn overeenkomstig het gemeentelijk bouwreglement zodat de toegang aan derden er wordt ontzegd, of die niet worden onderhouden of die de tussenkomst van de inspecteurs van hygiëne vereisen of die ingevolge de afbraak van een vroeger gebouw niet geëffende oppervlakten langs de straat laten bestaan. Artikel 3. 1 - De staat van verwaarlozing van een gebouw of een perceel maakt het voorwerp uit van een proces-verbaal opgemaakt door een daartoe gemachtigde gemeentebeambte.
2 - Ongeacht alle andere tekenen die de staat van onbewoonbaarheid, de niet-afwerking of de verwaarlozing sinds meer dan 6 maanden aantonen, zal verondersteld worden dat het gebouw of een gedeelte van het gebouw niet bezet is: a) waarvoor gedurende een periode van minstens 6 opeenvolgende maanden geen enkele persoon in de bevolkingsregisters ingeschreven is; b) waarvoor gedurende een periode van minstens 6 opeenvolgende maanden geen enkele persoon werd opgegeven ten titel van gebruiker als tweede verblijf; als het onbewoonbaar verklaard werd sinds ten minste 6 maand. 3 - Het gemeentebestuur betekent, per aangetekend schrijven, een afschrift van dit procesverbaal aan de woonplaats of de sociale zetel van de belastingplichtige, alsook een afschrift van voorliggend reglement, met een raming, ter inlichting, van het bedrag van de belasting die zou verschuldigd zijn in toepassing van dit reglement. Artikel 4. Het College van Burgemeester en Schepenen gaat ieder jaar over tot een opname van de belastbare bases. Artikel 5. De aanslagvoet van de belasting is vastgesteld op 400 EUR per strekkende meter van de gevel als het een gebouw betreft of per strekkende meter langs de straat als het een terrein betreft. Wat de opgerichte en afgewerkte gebouwen betreft, wordt het bedrag van de aldus bekomen belasting vermenigvuldigd met het aantal verdiepingen, andere dan gelijkvloers, kelders en kelderverdiepingen van het gebouw. Wat het gelijkvloers betreft, wordt de aanslagvoet vastgesteld op 800 EUR per lopende meter gevelbreedte. Indien het onroerend goed, bebouwd of niet bebouwd, aan twee of meerdere straten grenst, zal de belasting berekend worden op basis van de totale gevelbreedte van het goed. De belasting is verschuldigd voor het gehele jaar vanaf 1 januari van het aanslagjaar. Artikel 6. De belasting is verschuldigd voor het dienstjaar waarin de vaststelling van verwaarlozing werd opgemaakt en betekend door de natuurlijke of morele persoon die houder is van het eigendomsrecht, het vruchtgebruik, recht van opstal of erfpacht op het betrokken gebouw op 1 januari van het belastingsjaar. Indien er meerdere personen houder zijn van een van de rechten aangeduid in alinea 1 op het gebouw of een gedeelte ervan dat onbewoonbaar, onafgewerkt of gedeeltelijk of geheel verwaarloosd, zijn zij solidair en onverdeelbaar voor de betaling van de belasting. Artikel 7. Zijn vrijgesteld van de belasting: a) De Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, de provincies en de gemeenten voor de gebouwen aangewend voor een dienst van openbaar nut of voor stadsvernieuwing.
b) de maatschappijen voor het bouwen of verhuren van sociale woningen; Artikel 8. De belasting is niet verschuldigd: a) door de private persoon die eigenaar is van één enkel onroerend goed (perceel, woonhuis of appartement) met uitsluiting van elk ander onroerend goed. Deze vrijstelling geldt nochtans slechts voor de eerste twee aanslagjaren. De aanvraag tot vrijstelling moet vergezeld zijn van een attest opgesteld door het Bestuur van de Registratie en Domeinen; b) door de eigenaar(s) van de onbebouwde percelen die, geëffend, gratis ter beschikking worden gesteld van de gemeente, op haar aanvraag, per minimumduur van drie jaar, om er zones te scheppen van rust, van tuinen of speelpleinen voor de kinderen; c) door de eigenaar(s) van de gebouwen die door een brand geteisterd werden, gedurende de eerste twee aanslagjaren volgend op het jaar van de brand. d) indien vernieuwingswerken die conform zijn met de geldende wetten en reglementering werden aangevat in het gedeelte van het onbewoonde of verwaarloosde gebouw waarop deze belasting betrekking heeft, om een einde te maken aan deze toestand. Deze vrijstelling mag alleen plaats vinden gedurende twee opeenvolgende jaren en voor zover dat de ondernomen werken normaal vervolgd worden gedurende deze periode. e) indien de toestand van verwaarlozing, niet-gebruiken of het niet afwerken voortvloeit uit een geval van overmacht; f) indien het onroerend goed gelegen is binnen de omtrek van een onteigeningsplan dat door de bevoegde overheid is goedgekeurd. Artikel 9. Het gemeentebestuur zendt een aangifte aan de belastingplichtige die verplicht is deze, volledig ingevuld en ondertekend, terug te sturen voor de einddatum vermeld op dit formulier, het is te zeggen binnen de 15 dagen. De belastingplichtige die geen aangifteformulier gekregen heeft is verplicht er een aan te vragen ten laatste tegen 31 december van het betrokken belastingsjaar. Een bezwaarschrift kan ingediend worden bij het College van Burgemeester en Schepenen binnen de zes maanden die volgen op de verzendingsdatum van het waarschuwingsuittreksel. Niettemin schorst het indienen van een bezwaarschrift noch de eisbaarheid van de belasting noch de nalatigheidinteresten op. Het niet indienen van een aangifte binnen de vastgestelde termijn of een onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, heeft een belasting van ambtswege voor gevolg. Artikel 10. Iedere belastingplichtige is er aan gehouden, op aanvraag van het gemeentebestuur en zonder verplaatsing, alle nodige documenten voor te leggen voor de vaststelling van de belasting.
De belastingplichtigen zijn ook verplicht vrije toegang te verlenen tot de gebouwen die een belastbaar element zouden kunnen inhouden, aan de speciaal daartoe benoemde ambtenaren en die daartoe hun aanstellingsbrief moeten voorleggen; dit om de eventuele belastingsvoet vast te stellen of na te zien. De overtredingen tegen dit reglement worden vastgesteld door de beëdigde ambtenaren die speciaal daartoe aangeduid zijn door het College van Burgemeester en Schepenen. De processen-verbaal die zij opmaken zijn geloofwaardig tot bewijs van het tegendeel. Artikel 11. Onderhavige belasting zal via kohier ingevorderd worden. De vaststelling, de inning en de betwisting van deze belasting worden overeenkomstig de wet van 24 december 1996 geregeld, zoals gewijzigd door de wet van 15 maart 1999, betreffende de beslechting van fiscale geschillen en de wet van 23 maart 1999, betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken. De vaststelling, de inning en de betwisting volgen bovendien de bepalingen van het algemene reglement, vastgesteld door de Gemeenteraad in zitting van 24 juni 1999.