Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl

Vergelijkbare documenten
Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat

Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken

Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II

Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo

Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort

(on)kruiden kennen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap

Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland

Een Mooker spiekertje

Botanisch onderzoek op een archeologische vindplaats te Eindhoven-Blixembosch (IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd)

Bijlage 4.1 Waarderingsresultaten van botanische macroresten

Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen

Pollenonderzoek aan een kuil- en potvulling uit de IJzertijd uit het plangebied Waterlaat te Bergeijk

Wetenschappelijke naam: Bellis Perennis. Compositae

Opdracht Biologie Informatie planten voor herbarium

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2

Polder Stein, Reeuwijk; PKN-excursie; perceel oostelijk van kade Polder Kort Roggebroek

Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw)

Heteren-Melkweide ecologisch bezien

Zaden uit een 16e-eeuwse beerput uit de Weverstraat te Zevenaar

Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg

Archeobotanisch onderzoek aan waterputten van de vindplaats Sijsele-Stakendijke, Damme, West-Vlaanderen (ROMMB-LMEA)

Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd)

Botanisch onderzoek aan enkele grondmonsters uit het komgebied van de rivier de Dubbel in Dordrecht

Een palynologisch onderzoek naar de maximale afplagdikte van een ven in het natuurgebied de Stippelberg bij Milheeze (N. Br.)

De onderkant van de Huzarenwei

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een middeleeuwse nederzetting bij Sint Oedenrode (NB)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond de middeleeuwse burcht van Sint-Oedenrode (NB)

Palynologisch onderzoek aan een middeleeuwse waterput in Heiloo

EENDENKOOI SCHIPLUIDEN

Pollen- en macrorestenonderzoek aan nederzettingssporen uit de Vroege- en Late- Middeleeuwen van vindplaats Tilburg- Burgemeester Bechtweg

Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat

Zaden en pollen uit een mogelijk 16e-eeuwse gracht of greppel op het KNMI-terrein in De Bilt

Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5

Werkingstabel Basta = % werking + = 60-80% werking ++ = 80-90% werking - = < 60% werking

Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen

Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar

Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT)

Palynologisch onderzoek aan een waterkuil uit de Romeinse tijd van de vindplaats Sleidinge-Polenstraat (Oost- Vlaanderen)

Botanisch onderzoek van een (post)middeleeuws gasthuis op de vindplaats Breda-de Beyerd

Verslag Eindejaars Plantenjacht 2015 Natuurgroep Kockengen

HEILIGE BONEN. een schemerdienst. zondag, 28 juni :30-05:30 uur in de ochtend. Jeruzalemkerk Jan Maijenplein, Amsterdam

SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg7

Doseringsadviezen diverse graanherbiciden in relatie tot onkruidstadium en gevoeligheid van soorten, met betekenis MLHD-meetwaarden

Archeo-rapport 52 De archeologische begeleiding bij de aanleg van een verbindingsriolering te Bilzen

De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1

Informatieblad. Week 25: van 17 tot en met 23 juni 2019

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.)

Water- en oeverplanten in de zandwinplas in de Hiensche Uiterwaarden bij Dodewaard

Archeobotanisch onderzoek aan enkele grondsporen van de vindplaats Blixemboschnoordoost te Eindhoven (Bronstijd en Late- Middeleeuwen)

De kracht van de nawerking in maïs en bieten INTERN

Rapportage Archeologische Monumentenzorg 170

Graan, hout, vee en vis

1.1 Archeobotanisch onderzoek (C. Moolhuizen & M. Hondelink)

Een gracht en een greppel van het laatmiddeleeuwse klooster Yesse te Essen (gemeente Haren) onderzocht op ecologische resten

Palynologisch onderzoek aan een laatmerovingische waterput bij Zandoerle (NB)

15 ton ds. 7,5 ton ds. Bron: Opbrengst in kg ds per ha. kg meetmelk per ha

Respect voor schoonheid. Oog voor detail

Pollenonderzoek aan een beekdal in Breda (Princenhagelaan- Procureursdreef)

ECOLOGISCHE INVENTARISATIE. S y l v e s t e r

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul

Driebergen-Rijsenberg onderzoeksgebied Bloemenheuvel

Akkerbouw op het duin - archeobotanisch onderzoek aan materiaal van de vindplaats Den Haag-Wijndaelerplantsoen (IJzertijd)

SLOBKOUSNIEUWS 30 jrg3

Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten)

SLOBKOUSNIEUWS 34 jrg7

Botanisch onderzoek aan twee Middeleeuwse terpen te Schipluiden

CONSUMPTIEGEDRAG GALLOWAYS MILLINGERWAARD

1 Onkruiden. 1.1 Eigenschappen van onkruiden. Oriëntatie

AIRALLERGY Belgisch Aërobiologisch Surveillance Netwerk

18:30 uur. SLOBKOUSNIEUWS 32 jrg7. Volgende woensdag 16 augustus is de afspraak om

Informatieblad. Week 24: van 10 tot en met 16 juni 2019

6,5. Werkstuk door Z woorden 11 maart keer beoordeeld. Schermbloemenfamilie. Datum gevonden:

AIRALLERGY Belgisch Aërobiologisch Surveillance Netwerk

Werkingstabellen herbiciden

Verbrande turf maar geen as. Archeobotanische analyse van een monster uit Melderslo ( )

SLOBKOUSNIEUWS 33 jrg8

Heen-en-weer, exploitatie van oevervegetaties en grasland in de omgeving van Romeins Brielle

DE BEWONINGSGESCHIEDENIS VAN DE MAASKANT I: PLANTENRESTEN UIT DE BRONSTIJD EN ROMEINSE TIJD GEVONDEN TE OSS-IJSSELSTRAAT, PROV.

Rapportage FF Matsloot Groningen

Flora- en Faunatoets voor uitbreidingsplan bedrijfsterrein Gebroeders Olieman, Tempeldijk 40

Datum excursie: 11/06/2012 Hokcode: D Plaats: Koersel Gids: Bert Berten. Theo Nulens LPW

SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg8

SLOBKOUSNIEUWS 26 jrg2

Houtskool uit een neolithische haardkuil, vindplaats Flanders Expo (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen, België)

AIRALLERGY Belgisch Aërobiologisch Surveillance Netwerk

SLOBKOUSNIEUWS 32 jrg7

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

SLOBKOUSNIEUWS 28 jrg7

SLOBKOUSNIEUWS 31 jrg7

AIRALLERGY Belgisch Aërobiologisch Surveillance Netwerk

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder

Mediterrane rijst en oosterse kruidnagels

AIRALLERGY Belgisch Aërobiologisch Surveillance Netwerk

Pollen en macroresten van de vindplaats Hapert-De Pan (Midden- Bronstijd en Late-Mideleeuwen)

Berminventarisatie 2013

Transcriptie:

BIAXiaal 99 Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl K. Hänninen H. van Haaster Oktober 2000 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

BIAXiaal 1 1. Inleiding Tussen 1993 en 1996 is door het Archeologisch Instituut aan de Vrije Universiteit te Amsterdam (AIVU) in samenwerking met de Rijksdienst voor Oudheidkundig Onderzoek, de Archeologische Werkgemeenschap Nederland afdeling Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland in de gemeente Wehl een nederzetting opgegraven uit de 2 e tot 4 e eeuw. Deze lag grotendeels op een lage zandrug. De omgeving van de nederzetting was waarschijnlijk bij tijd en wijle flink nat (mededeling E. Taayke, AIVU). Uit diverse contexten zijn monsters voor archeobotanisch onderzoek genomen. Van twee monsters uit waterputten, waarschijnlijk te dateren in de 3 e eeuw, zijn pollen en botanische macroresten geanalyseerd. Doel van het onderzoek was informatie te verkrijgen over het door de bewoners gegeten voedsel en de lokale vegetatie. 2. Methode 2.1 ZADEN 2.2 POLLEN De monsters hadden een volume van circa 20 liter. Hiervan is 3 l gezeefd over een set zeven met maaswijdtes van 1.0, 0.5 en 0.25 mm. De beide grote fracties zijn in hun geheel geanalyseerd, van de 0.25 mm-fractie is een klein deel onderzocht. De aangetroffen plantensoorten zijn ingedeeld naar standplaatsen op grond van hun huidige voorkomen in Nederland. 1 Hierbij is enige voorzichtigheid geboden, omdat planten vroeger in andere vegetaties dan tegenwoordig kunnen hebben gegroeid. Dit geldt vooral voor de akkeronkruiden, waarvan de standplaats tegenwoordig sterk door kunstmest en onkruidbestrijdingsmiddelen wordt beïnvloed. Vóór het zeven is uit beide monsters een submonster van één cm 3 genomen voor pollenonderzoek (stuifmeel, schimmelsporen en andere microfossielen). Om het pollen uit de monsters te extraheren, is het materiaal chemisch behandeld volgens een standaardmethode. 2 Dit werk is verricht door C.D. Troostheide van het Amsterdams Archeologisch Centrum (AAC) van de Universiteit van Amsterdam. Van elk pollenmonster is uiteindelijk één preparaat gemaakt dat met een doorvallendlichtmicroscoop met vergrotingen tot 1000 maal is geanalyseerd. De preparaten zijn niet op de traditionele manier geteld, maar ze zijn helemaal doorgekeken op de aanwezigheid van cultuurgewassen. Ook andere opvallende zaken zijn geregistreerd. 3. Resultaten 3.1 ZADEN Het grootste deel van de aangetroffen zaden was onverkoold. Gezien het grote aantal soorten en het voorkomen van kwetsbare taxa zoals grassen, kan de conservering van het materiaal goed worden genoemd. De resultaten van het zadenonderzoek staan in bijlage 1. Er is een onderscheid gemaakt tussen cultuurplanten en wilde planten. Deze laatste groep is onderverdeeld naar de standplaats van de taxa: (akker)onkruiden, tred- en storingsplanten, pioniers, 1 Van der Meijden et al. 1983. 2 vgl. Fægri et al. 1989.

BIAXiaal 2 oeverplanten, graslandplanten, struweelplanten en niet in te delen planten. In deze laatste groep zitten de taxa die niet tot op soortsniveau konden worden gedetermineerd. Er zijn drie cultuurgewassen aangetoond: gerst (Hordeum vulgare), emmertarwe (Triticum dicoccon) en gierst (Panicum miliaceum). Dit zijn gebruikelijke cultuurgewassen in de 2 e -4 e eeuw. Van alle soorten zijn uitsluitend kleine hoeveelheden kafresten aangetroffen. Uit het voorkomen van kaf zou kunnen worden afgeleid dat de gewassen in de nabije omgeving zijn verbouwd omdat granen over het algemeen niet in ongedorste vorm worden geïmporteerd. Voor gierst en emmertarwe geldt echter dat de aangetroffen kafresten pas kort voor de consumptie worden verwijderd. De vondst van dit kaf betekent dan ook niet met zekerheid dat dit graan lokaal verbouwd is. Tijdens de eerste dorsronde wordt de aarspil waar de korrels aan vast zitten, gebroken en vervolgens worden de aarspilfragmenten samen met een deel van de onkruiden door wannen en zeven van de korrels gescheiden. Eventueel transport vindt over het algemeen in deze fase plaats. Het verder schoonmaken van het graan gebeurt dan vlak voor de consumptie. Over het algemeen betekent de aanwezigheid van aarspilfragmenten dan ook, dat het graan in de nabije omgeving van de vindplaats is gedorst. In spoor 38 is echter maar één aarspilfragment van gerst gevonden, hetgeen uitspraken over lokale verbouw dan wel import van dit gewas niet echt betrouwbaar maakt. Ook voor emmertarwe kan lokale verbouw niet met zekerheid worden bewezen. Van dit graan zijn alleen aartjesvorkjes aangetroffen. Dit zijn de delen waarmee de korrels aan de aarspil vast zitten. Om deze te verwijderen is een tweede dorsronde nodig, die, zoals gezegd, kort voor de consumptie plaatsvond. De vondst van aartjesvorkjes duidt dan ook niet met zekerheid op lokale verbouw. Bij gierst blijft het kaf ook na de eerste dorsing strak om de korrel zitten, zodat ook hier niet kan worden gezegd of het lokaal verbouwd of geïmporteerd is. Een ander graan wat in deze periode opkomt, vooral op de armere gronden, is rogge (Secale cereale). Over het algemeen zijn de vondsten hiervan echter nog vrij zeldzaam. 3 Vanwege de toch al geringe hoeveelheid graanresten in de twee monsters (kleine steekproef) kan de mogelijkheid dat rogge elders in de nederzetting aanwezig was, niet worden uitgesloten. De meeste wilde planten vallen in de groep (akker)onkruiden. Hierin zijn naast de onkruiden van graanakkers ook andere onkruiden die binnen de nederzetting kunnen voorkomen, vertegenwoordigd. Te denken valt aan soorten die in tuintjes groeien of aan soorten die langs paden voorkomen. De akkeronkruiden zullen met het graan mee in de nederzetting terecht zijn gekomen. De gevonden soorten wijzen op voedselrijke, open grond. Ook de groep van storings- en tredplanten is relatief goed vertegenwoordigd. Een groot deel hiervan behoort tot de weegbree-klasse (Plantaginetea majoris). 4 Dit zijn plantengemeenschappen die groeien op verdichte of verslempte, voedselrijke tot matig voedselrijke bodem, die weinig zuurstof bevat. In de natuur komen zij voor op jaarlijks langdurig overstroomde, begraasde weilanden met een wisselende waterstand. Hierbij kan gedacht worden aan vegetaties langs drinkpoelen, sloten en greppels. Antropogene vegetaties uit deze klasse komen voor langs en op veel betreden plaatsen, zoals wegen en paden (tredplanten). Pioniergemeenschappen groeien op voedselrijke, met name stikstofrijke, natte grond, hetzij natuurlijk, hetzij antropogeen. Het stikstofgehalte rond menselijke nederzettingen is door de aanwezigheid van grote hoeveelheden verterend afval hoog, waardoor de omgeving geschikt is voor deze vegetaties. In de winter staan deze plaatsten vaak lang 3 Archeobotanische Database RADAR en Behre 1992. 4 Sykora et al. 1996.

BIAXiaal 3 3.2 POLLEN onder water en ook in de zomer drogen ze vaak niet helemaal uit. 5 Hierbij kan men denken aan gebieden langs greppels, maar ook de omgeving rond een waterput zal geschikt zijn voor deze soorten. De oeverplanten zullen aan randen van greppels en mogelijk ook waterputten hebben gestaan. Ook het lager gelegen gebied naast de zandrug kan een vochtminnende vegetatie hebben gehad. De zaden kunnen dan met vee dat daar graasde mee naar de nederzetting zijn gebracht. De planten uit de groep varia wijzen op de nabijheid van grasland, al kunnen deze soorten ook met vee mee de nederzetting binnen zijn gekomen. De soorten van venige standplaatsen wijzen op een drassige laagte in de nabijheid van de nederzetting. De planten van zomen en bossen tenslotte wijzen op de aanwezigheid van bosschages met els en berk. De resultaten van het pollenonderzoek staan in bijlage 2. Het monster uit spoor 38 bevatte geen pollen van enige betekenis. Het monster uit spoor 70 was wel rijk aan pollen maar het materiaal was helaas maar matig geconserveerd. In het preparaat waren veel verbrande plantenresten aanwezig. In het monster is een tiental pollenkorrels gevonden dat voldoet aan de criteria die gesteld worden aan het graantype. Door de matige conservering konden de pollenkorrels niet betrouwbaar worden gedetermineerd tot op de graansoort. Het meeste graanpollen is waarschijnlijk afkomstig van gerst of tarwe. Een enkele relatief goed geconserveerde korrel is waarschijnlijk van tarwe afkomstig. In het preparaat zijn relatief veel sporen aangetroffen van schimmels die vaak in dierlijke mest te vinden zijn (Podospora spec.). Ook is een omhulsel van een eitje van de zweepworm (Trichuris spec.) gevonden. Zweepworm is een darmparasiet die behalve bij de mens ook bij sommige andere diersoorten kan voorkomen, o.a. rund, schaap, varken, hond en kat. De vele pollenkorrels van varkensgras (Polygonum aviculare) zijn een aanwijzing voor intensieve betreding in de nabije omgeving van de waterput. 4. Conclusies In één van de onderzochte waterputten (spoor38) is gerst, emmertarwe en gierst aangetroffen. Dit zijn normale cultuurgewassen in de 2 e -4 e eeuw. Op grond van de aangetroffen kafresten kan niet met zekerheid worden geconcludeerd dat de cultuurgewassen locaal zijn verbouwd, al is dat gezien de context (rurale nederzetting) waarschijnlijk wel het geval. Op grond van aangetroffen wilde planten kan worden geconcludeerd dat in de nabije omgeving van de waterputten sprake was van intensieve menselijke activiteit. De planten uit vochtminnende vegetaties kunnen langs greppels of vlak bij de waterputten hebben gegroeid. Het is echter niet uitgesloten dat deze soorten deel hebben uitgemaakt van een natte graslandvegetatie in de (lager gelegen) omgeving en zo samen met de andere graslandplanten bijvoorbeeld via hooi in de nederzetting terecht zijn gekomen. 5 Weeda et al. 1998.

BIAXiaal 4 5. Literatuur Behre, K.E., 1992: The History of Rye Cultivation in Europe, Vegetation History and Archaeobotany 1. Fægri, K., P.E. Kaland & K. Krzywinski 1989: Textbook of Pollenanalysis, Chichester (4 th Ed.). Meijden, R. van der, E.J.M. Arnolds, F. Adema, E.J. Weeda & C.L. Plate 1983: Standaardlijst van de Nederlandse Flora, Leiden. Sykora, K.V., J.H.J. Schaminée & E.J. Weeda 1996: Plantaginetea majoris (Weegbreeklasse), in: J.H.J. Schaminée, A.H.F. Stortelder & E.J. Weeda (red.), De vegetatie van Nederland 3, Plantengemeenschappen van graslanden, zomen en droge heiden, Leiden etc. Weeda, E.J., R. van t Veer & J.H.J. Schaminée 1998: Bidentetea tripartitae (Tandzaadklasse), in: J.H.J. Schaminée, E.J. Weeda & V. Westhof (red.), De vegetatie van Nederland 4, Plantengemeenschappen van de kust en van binnenlandse pioniermilieus, Leiden etc.

Bijlage 1 Wehl, resultaten van de analyse van twee waterputmonsters. Tenzij anders vermeld zijn de gevonden resten onverkoold (met V = verkoold) 9-70 (diep) 3-38 graan Cerealia internodium. 1 Graan Hordeum spec. internodium V. 1 Gerst Panicum miliaceum kaf. 8 Pluimgierst Triticum dicoccon aartjesvorkje. 2 Emmer wilde planten (akker)onkruiden Aethusa cynapium. 1 Hondspeterselie Anagallis arvensis. 1 Guichelheil Aphanes arvensis. 1 Grote leeuwenklauw cf. Arctium spec. 1. Klit? Carduus/Cirsium. 10 Distel/Vederdistel Chenopodium album 28 38 Melganzenvoet Chenopodium ficifolium. 1 Stippelganzenvoet Galeopsis spec.. 5 Hennepnetel Hyoscyamus niger. 1 Bilzekruid Lamium purpureum 2 22 Paarse dovenetel s.s. Malva neglecta 1. Klein kaasjeskruid Persicaria lapathifolia 1. Beklierde duizendknoop Persicaria maculosa 5 24 Perzikkruid Persicaria maculosa V. 1 Perzikkruid Persicaria lapathifolia/maculosa 1. Beklierde duizendknoop/perzikkruid Raphanus raphanistrum hauwfr.. 3 Knopherik Rumex obtusifolius. 5 Ridderzuring Scleranthus annuus. 1 Eenjarige hardbloem Sisymbrium spec.. 1 Raket Solanum nigrum 9 145 Zwarte nachtschade s.l. Spergula arvensis 15 20 Gewone spurrie Spergula arvensis V. 2 Gewone spurrie Stachys cf. annua 1. Zomerandoorn? Stellaria media 46 21 Vogelmuur Thlaspi arvense. 1 Witte krodde Urtica urens 21 1 Kleine brandnetel tred- en storingsplanten Capsella bursa-pastoris 4 6 Gewoon herderstasje Deschampsia cespitosa. 2 Ruwe smele Digitaria ischaemum 1. Glad vingergras Juncus articulatus 1. Zomprus Juncus effusus. 4 Pitrus Mentha aquatica/arvensis 2 2 Water-/Akkermunt Plantago major 5 12 Grote weegbree s.l. Poa annua 1 8 Straatgras Polygonum aviculare 12 28 Gewoon varkensgras Ranunculus sardous 1 2 Behaarde boterbloem pionierplanten Chenopodium rubrum/glaucum 43. Rode/Zeegroene ganzenvoet Juncus bufonius 4 5 Greppelrus Persicaria hydropiper. 3 Waterpeper oeverplanten Damasonium alisma 1. Stervruchtige waterweegbree Alisma plantago-aquatica vrucht. 1 Grote waterweegbree Eleocharis palustris 3. Gewone waterbies Lycopus europaeus 1. Wolfspoot Solanum dulcamara 3 22 Bitterzoet

9-70 (diep) 3-38 graslandplanten Plantago lanceolata V. 1 Smalle weegbree Potentilla erecta 5 1 Tormentil Ranunculus acris/repens. 2 Scherpe/Kruipende boterbloem Ranunculus flammula. 2 Egelboterbloem Rumex acetosella 18 12 Schapezuring Stellaria cf. graminea 3 1 Grasmuur? struweelplanten Alnus spec.. 1 Els Betula pubescens. 2 Zachte berk Glechoma hederacea. 2 Hondsdraf Hordelymus europaeus, 1 Bosgerst Sambucus spec. 1 1 Vlier Urtica dioica 27 92 Grote brandnetel niet in te delen planten Agrostis spec.. 2 Struisgras Agrostis spec. V. 1 Struisgras Carex spec. 4 3 Zegge Caryophyllaceae 1. Anjerfamilie Compositae. 1 Samengesteldbloemigenfamilie Juncus spec. 6 10 Rus Festuca/Lolium spec. V. 3 Raai-/Zwenkgras Poa spec. 13. Beemdgras Poaceae 2 9 Grassenfamilie Poaceae V. 2 Grassenfamilie cf. Rosaceae. 1 Rozenfamilie? Rumex spec. 25 94 Zuring Rumex spec. V 1 1 Zuring Rumex spec. vrucht. 9 Zuring Viola spec. 2 2 Viooltje Indet. bladfragm.. 5 Niet te determineren Indet. stengel V. 1 Niet te determineren Indet. knop 2 1 Knop

Bijlage 2 Wehl, pollen uit de waterputten (met x = aanwezig) spoor 38 70 granen Cerealia type. x Graan type cf. Triticum. x Tarwe? wilde planten Chenopodiaceae. x Ganzenvoetfamilie Asteraceae Liguliflorae. x Composietenfamilie Asteraceae Tubuliflorae. x Composietenfamilie Polygonum persicaria type. x Perzikkruid type Polygonum aviculare type. x Varkensgras type Ericales. x Heideachtigen Dryopteris. x Niervaren Polypodium. x Eikvaren bomen Alnus. x Els Corylus. x Hazelaar Pinus. x Den Quercus. x Eik Tilia. x Linde schimmels Podospora. x Schimmel darmparasieten Trichuris. x Rondworm