GEMEENSCHAPPELIJK REGELING REGIONAAL ONDERWIJSBELEID WALCHEREN De raden, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Vlissingen, Veere en Middelburg, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn, wordt gevraagd de gemeenschappelijke regeling regionaal onderwijsbeleid Walcheren aan te gaan. overwegende dat voor een optimale uitvoering van een aantal gemeentelijke taken op het terrein van het lokaal onderwijsbeleid bestuurlijke samenwerking is gewenst, omdat daarbij regionale belangen aan de orde (kunnen) zijn, dat deze taken vooralsnog betrekking hebben op de volwasseneneducatie maar dat uitbreiding daarvan in de toekomst niet uitgesloten moet worden geacht, gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR), de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het basisonderwijs,de volgende gemeenschappelijke regeling te treffen: GEMEENSCHAPPELIJK REGELING REGIONAAL ONDERWIJSBELEID WALCHEREN HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder: a. de regeling: deze gemeenschappelijke regeling; b. het gemeenschappelijke orgaan: het gemeenschappelijk orgaan, bedoeld in artikel 2 van de regeling; c. een deelnemende gemeente: een aan deze regeling deelnemende gemeente; d. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland; e. WEB: Wet educatie en beroepsonderwijs (Stb. 1995, 501) f. educatie: activiteiten educatie, bedoeld in artikel 1.2.3., lid 3 en hoofdstuk 7, titel 3 van de WEB; g. WVO: Wet op het voortgezet onderwijs (atb. 1963.60); h. instelling: een door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid in stand gehouden organisatorische eenheid die educatieve activiteiten verricht, als bedoeld in artikel 1.3.1. van de WEB; i. WBO: Wet op het basisonderwijs (atb. 1991, 468) HOOFDSTUK 2 GEMEENSCHAPPELIJK ORGAAN Artikel 2 1. Voor de uitvoering van de regeling wordt een gemeenschappelijk orgaan ingesteld, genaamd "Bestuurdersoverleg regionaal onderwijsbeleid Walcheren". 2. Het gemeenschappelijke orgaan is gevestigd te Vlissingen. HOOFDSTUK 3 BELANGEN EN BEVOEGDHEDEN 64-1
Artikel 3 De gemeenschappelijke regeling wordt getroffen ter behartiging van de taken op het terrein van het lokaal onderwijsbeleid waarbij regionale belangen aan de orde zijn. EDUCATIE Artikel 4 1. Vóór 1 november besluit het gemeenschappelijk orgaan ten behoeve van het daarop volgende jaar welke bedragen zullen worden toegekend voor educatieve activiteiten, onderscheiden naar de opleidingen; bedoeld in artikel 7.3.1. van de WEB, en in voorkomende gevallen naar doelgroepen. 2. De in lid 1 bedoelde bedragen worden toegekend aan één of meer instellingen. 3. De toekenning en beschikbaarstelling van de bedragen aan de in lid 2 bedoelde instelling(en) berusten op een door het gemeenschappelijk orgaan met het bevoegd gezag van die instelling(en) gesloten overeenkomst. 4. Een overeenkomst als bedoeld in het derde lid heeft ten minste betrekking op: a. de aard van de activiteiten; b. het aantal deelnemende gemeentes, in voorkomende gevallen onderscheiden naar de doelgroep; c. de periode; d. de omvang van het bedrag, dan wel de wijze waarop dit berekend wordt; e. de wijze waarop het bedrag ter beschikking wordt gesteld en f. de wijze waarop verantwoording jegens het gemeenschappelijk orgaan wordt afgelegd. Artikel 5 Het gemeenschappelijk orgaan draagt er zorg voor dat het, op basis van nader door de Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen vast te stellen voorschriften, beschikt over geordende gegevens ten behoeve van het door de ministerie te voeren beleid met betrekking tot de educatie en verleent desgevraagd medewerking aan een door of namens de minister uit te voeren onderzoek dat geheel of mede op deze gegevens is gebaseerd. OVERIGE TAKEN LOKAAL ONDERWIJSBELEID Artikel 6 Het gemeenschappelijk orgaan geeft inhoud aan de taken met betrekking tot lokaal onderwijsbeleid indien de deelnemende gemeenten unaniem van mening zijn dat daarbij regionale belangen aanwezig zijn. HOOFDSTUK 4 BESTUUR Artikel 7 1. Het gemeenschappelijk orgaan bestaat uit één lid per deelnemende gemeente. 2. De raad van elke deelnemende gemeente wijst uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, een lid en een plaatsvervangend lid aan. 3. Als lid en plaatsvervangend lid van het gemeenschappelijk orgaan worden in ieder geval de portefeuille- 64-2
houders volwasseneneducatie en onderwijs van de betreffende gemeenten aangewezen. 4. Het gemeenschappelijk orgaan wijst uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. 5. Het gemeenschappelijk orgaan kan personen uitnodigen als adviseur aan de vergadering deel te nemen. 6. De leden en de plaatsvervangend leden worden benoemd voor een periode, gelijk aan die van de zittingsduur van de gemeenteraden. 7. De benoeming geschiedt zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen dertien weken na installatie van de nieuwe gemeenteraad. Voor de eerste maal geschiedt de benoeming binnen acht weken na het besluit tot instelling van het samenwerkingsverband. Aftredende leden en plaatsvervangende leden kunnen opnieuw worden benoemd. 8. De leden kunnen te allen tijde schriftelijk ontslag nemen. 9. De betrokken gemeenteraad voorziet zo spoedig mogelijk in de tussentijdse vacatures, doch uiterlijk binnen acht weken na het ontstaan daarvan. 10.Hij die ontslag neemt als lid van het gemeenschappelijk orgaan blijft zijn functie waarnemen tot zijn opvolger deze functie heeft aanvaard. 11.Hij die ophoudt portefeuillehouder volwasseneneducatie of onderwijs te zijn van de gemeente waarvan de raad hem als lid of plaatsvervangend lid van het gemeenschappelijk orgaan heeft aangewezen, houdt daarmee tevens op lid van het gemeenschappelijk orgaan te zijn. HOOFDSTUK 5 WERKWIJZE Artikel 8 1. Op de vergaderingen van het gemeenschappelijk orgaan zijn de artikelen 22 en 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing. 2. Het openbaar lichaam stelt voor de wijze van vergaderen een reglement van orde vast. Dit reglement alsmede de daarin aan te brengen wijzigingen worden zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van Gedeputeerde Staten van Zeeland en de deelnemende gemeenten. HOOFDSTUK 6 INFORMATIE- EN VERANTWOORDINGSPLICHT Artikel 9 1. Het gemeenschappelijk orgaan geeft zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen dertien weken aan de raden van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden schriftelijk gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang. 2. Een lid van het gemeenschappelijk orgaan is aan de gemeenteraad die hem als lid heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het gemeenschappelijk orgaan gevoerde beleid. Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens door de betrokken gemeenteraad nader te stellen regels. 3. De raad van elke deelnemende gemeente is bevoegd een door hem aangewezen lid van het gemeenschappelijk orgaan ontslag te verlenen indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit. HOOFDSTUK 7 VOORZITTER Artikel 10 1. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het gemeenschappelijk orgaan worden in de eerste vergadering van elke zittingsperiode door het gemeenschappelijk orgaan uit zijn midden aangewezen. 2. Het gemeenschappelijk orgaan kan de voorzitter ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het 64-3
gemeenschappelijk orgaan niet meer bezit. HOOFDSTUK 8 SECRETARIS Artikel 11 Het gemeenschappelijk orgaan wijst in de eerste vergadering van elke zittingsperiode uit zijn midden een secretaris aan. HOOFDSTUK 9 FINANCIËN Artikel 12 1. Het gemeenschappelijk orgaan zendt jaarlijks voor 1 april de ontwerp-begroting voor het komende kalenderjaar, voorzien van een memorie van toelichting alsmede de financiële beleidsuitgangspunten voor de komende jaren (meerjarenraming) toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. 2. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen, binnen acht weken na ontvangst, omtrent de ontwerpbegroting het gemeenschappelijk orgaan hun gevoelen doen blijken. 3. In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemende gemeente verschuldigde bijdrage voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. Voor de berekening van de bijdrage stelt het gemeenschappelijk orgaan regels vast. 4. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 1 juni de verschuldigde bijdrage. 5. Het gemeenschappelijk orgaan stelt vervolgens uiterlijk 1 juli de begroting vast. 6. Nadat deze is vastgesteld, zendt het gemeenschappelijk orgaan de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten. 7. Op wijzigingen van de begroting zijn voorgaande bepalingen zo mogelijk van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de wijzigingen die geen invloed hebben op de bijdragen van de deelnemende gemeenten. Artikel 13 1. Het gemeenschappelijk orgaan legt vóór 1 mei verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar, onder overlegging van de opgestelde jaarrekening, het ingediende jaarverslag met de daarbij behorende bescheiden en een berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen, benevens het rapport van de met de controles belaste accountant. 2. De jaarrekening en het verslag worden gelijktijdig aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden, die, binnen acht weken na ontvangst daarvan, schriftelijk bezwaren kunnen indienen bij het gemeenschappelijk orgaan. 3. Het algemeen bestuur stelt vervolgens de jaarrekening, alsmede de bijdragen die de deelnemende gemeenten betalen in het eventuele exploitatietekort vóór 1 juli vast. HOOFDSTUK 10 AMBTELIJKE ONDERSTEUNING Artikel 14 1. Burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten stellen, in overeenstemming met het gemeenschappelijk orgaan, personeel beschikbaar. Dit personeel staat het gemeenschappelijk orgaan, bij alles wat de aan het orgaan opgedragen taken betreft, terzijde. Hieromtrent stelt het gemeenschappelijk 64-4
orgaan de nodige taakomschrijvingen, instructies en werkwijzen vast. 2. De uit dit artikel voortvloeiende verplichtingen worden vastgelegd in een bij deze regeling horend aanhangsel. 3. De verdeling van taken geschiedt op zodanige wijze, dat tussen de gemeenten geen verrekekeningen in dit kader behoeven plaats te vinden. HOOFDSTUK 11 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING Artikel 15 1. Toetreding van andere gemeenten tot deze regeling vindt plaats indien alle deelnemende gemeenten daarmee instemmen. Toetreding kan plaatsvinden bij besluit van de raad en het college van burgemeester en wethouders, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn. 2. Het gemeenschappelijk orgaan regelt de gevolgen van de toetreding. 3. Aan de toetreding kunnen door het gemeenschappelijk orgaan voorwaarden worden verbonden. 4. Uittreding is slechts mogelijk per 1 januari van elk kalenderjaar, mits daarvan tenminste één kalenderjaar van tevoren schriftelijk aankondiging is gedaan en mits wordt voldaan aan de daaraan door het gemeenschappelijk orgaan te stellen voorwaarden. 5. Het gemeenschappelijk orgaan regelt de financiële en overige gevolgen van de uittreding. Artikel 16 1. De regeling wordt gewijzigd, indien de deelnemende gemeenten daartoe eensluidend besluiten. 2. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door het gemeenschappelijk orgaan of één of meer deelnemende gemeenten. 3. Voorstellen uitgaande van het gemeenschappelijk orgaan worden toegezonden aan de deelnemende gemeenten, die binnen dertien weken na ontvangst terzake een besluit nemen en dat terstond aan het gemeenschappelijk orgaan mededelen. 4. Voorstellen uitgaande van één of meer deelnemende gemeente(n) worden toegezonden aan het gemeenschappelijk orgaan, dat het voorstel met zijn beschouwingen terzake binnen acht weken aan de deelnemende gemeenten doet toekomen, waarna deze deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur verder handelen conform het bepaalde in het vorige lid van dit artikel. Artikel 17 1. De regeling wordt opgeheven indien de deelnemende gemeenten daartoe besluiten. 2. Indien tot opheffing is besloten stelt het algemeen bestuur, de deelnemende gemeenten gehoord, een regeling inzake de gevolgen van de opheffing vast. 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing en het vereffenen van alle schulden van de regeling. 4. Indien nodig blijft het gemeenschappelijk orgaan na het tijdstip van de opheffing in functie ter afwikkeling van de liquidatie. HOOFDSTUK 12 ARCHIEF Artikel 18 1. Het gemeenschappelijk orgaan draagt zorg voor de archiefbescheiden met inachtneming van de bepalingen van de Archiefwet. 2. De secretaris is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden. 64-5
3. Het gemeenschappelijk orgaan wijst een archiefbewaarplaats aan voor de op grond van de Archiefwet over te brengen archiefbescheiden. HOOFDSTUK 13 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 19 1. Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. 2. Burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen dragen zorg voor het ter goedkeuring inzenden van de regeling, alsmede besluiten ter wijziging of opheffing van de regeling aan Gedeputeerde Staten van Zeeland. 3. Zodra bericht van goedkeuring van de regeling is ontvangen, delen burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen dit mede aan de overige deelnemende gemeenten. Binnen tien dagen na ontvangst van die laatste mededelingen dragen de deelnemende gemeenten zorg voor inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 27, lid 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. 4. Burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen dragen namens alle deelnemende gemeenten zorg voor bekendmaking in een regionaal dagblad. De kosten daarvan komen ten laste van de regeling. 5. De regeling treedt in werking na opname in het door Gedeputeerde Staten bij te houden register. Artikel 19 De regeling kan worden aangehaald als "Gemeenschappelijke Regeling regionaal onderwijsbeleid Walcheren". Aldus vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 16 februari 1998. de secretaris, de voorzitter, Publicatie: Inschrijving in register: Inwerkingtreding: 64-6