UJ overwegende dat, < O omgevingsrecht wensen samen te werken;

Transcriptie

1 GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING REGIONALE MILIEUDIENST WEST-BRABANT REGIONALE MILIEUDIENST WEST-BRABANT De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten: Bergen op Zoom, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen en Woensdrecht; ieder voorzover hun bevoegdheden betreffende; UJ overwegende dat, < gemeenten ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk opgedragen taken op het gebied van O 5 omgevingsrecht wensen samen te werken; iu het wenselijk wordt geacht de gewenste samenwerking te voorzien van een adequate bestuursen beheersstructuur; het wenselijk wordt geacht een openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen in te stellen; gelet op de Gemeentewet en de Wet gemeenschappelijke regelingen; l- z <I, CO' s. CQ. t o JJ $ t; Z ui Q J j Ë BESLUITEN: a. de gemeenschappelijke regeling Regionale Milieudienst West-Brabant aan te gaan; b. te bepalen, dat de Regionale Milieudienst West-Brabant met ingang van 1 januari 2000 in de plaats treedt van de rechten en plichten die voortvloeien uit de regeling Gemeentelijk Samenwerkingsverband Westelijk Noord-Brabant voorzover deze betrekking hebben op de milieudienst Westelijk Noord-Brabant van het Gemeentelijk Samenwerkingsverband Westelijk Noord-Brabant; c. te bepalen, dat dit besluit in werking treedt op 1 januari 2000.

2 HOOFDSTUK I HET OPENBAAR LICHAAM. Artikel Er is een openbaar lichaam, genaamd "Regionale Milieudienst West-Brabant", hierna te noemen RMD. Het is gevestigd te Roosendaal. 2. Het gebied van de RMD omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten. 3. De deelnemende gemeenten zullen de kosten van deelname aan de gemeenschappelijke regeling beschouwen als verplichte uitgaven, zoals bedoeld in artikel 193 van de Gemeentewet. HOOFDSTUK I I DOEL EN BEVOEGDHEDEN. Artikel De RMD heeft tot doel namens of in opdracht van de deelnemende gemeenten gemeentelijke taken op het gebied van omgevingsrecht uit te voeren en expertise en ondersteuning te leveren bij het formuleren van (inter)gemeentelijk omgevingsbeleid. 2. De RMD is in opdracht van de provincie Noord-Brabant bevoegd tot het uitvoeren van provinciale taken op het terrein van het omgevingsrecht. 3. Indien (een) niet-deelnemende gemeente(n) of andere overheidsinstanties gebruik wenst c.q. wensen te maken van de diensten van de RMD is de RMD gerechtigd om met die gemeente(n) of andere overheidsinstantie(s) een dienstverleningsovereenkomst te sluiten. 4. De RMD is bevoegd tot grensoverschrijdende samenwerking zoals bedoeld in de Beneluxovereenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale gemeenschappen of autoriteiten. 5. De RMD kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 93 tot en met 98 Wet gemeenschappelijke regelingen. HOOFDSTUK I I I OMVANG DIENSTVERLENING. Artikel 3. De aard en de omvang van de samenwerking tussen de RMD en de deelnemende gemeenten, alsook de rechten en de plichten van de samenwerkende partners, worden geregeld in bilaterale dienstverleningsovereenkomsten. HOOFDSTUK IV HET ALGEMEEN BESTUUR. Artikel De raad van elke deelnemende gemeente wijst uit zijn midden, inclusief de voorzitter en de wethouders, één lid aan als lid van het algemeen bestuur. Daarnaast wijst de raad van iedere deelnemende gemeente voor elk lid een vaste plaatsvervanger aan. Elk lid van het algemeen bestuur heeft in de vergaderingen van het algemeen bestuur één stem. 2. Aan het algemeen bestuur behoren, binnen het kader van deze regeling, alle bevoegdheden die niet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen. Daarbij kan niet worden overgedragen de bevoegdheid tot: a. het nemen van besluiten met betrekking tot toetreding, uittreding, wijziging en opheffing zoals bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13 van deze regeling; b. het vaststellen of wijzigen van de begroting; c. het vaststellen van de rekening; HOOFDSTUK V HET DAGELIJKS BESTUUR. Artikel Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee of meer andere leden door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen. 2. Het dagelijks bestuur is belast met: a. het voorbereiden van de vergaderingen van het algemeen bestuur; b. het vaststellen van een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden.

3 3. Het dagelijks bestuur oefent, indien het algemeen bestuur daartoe besluit en naar door deze te stellen regelingen, de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit, een en ander met inachtneming van het gestelde in artikel 4, tweede lid. 4. Met inachtneming van het gestelde in het derde lid is het dagelijks bestuur bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten met de deelnemende gemeenten en met de provincie Noord-Brabant in het kader van de uitvoering van milieutaken, zoals bedoeld in de artikelen 2, tweede lid en artikel 3 van deze regeling. 5. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering één stem. HOOFDSTUK V I DE VOORZITTER. Artikel Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan. 2. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door dat bestuur aan te wijzen. HOOFDSTUK V I I VERANTWOORDING. Artikel Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten, gevraagd of ongevraagd, alle inlichtingen, indien het verstrekken daarvan niet in strijd is met het openbaar belang. 2. Een lid van het algemeen bestuur geeft de gemeenteraad die hem als lid heeft aangewezen, mondeling of schriftelijk desgevraagd alle inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang. 3. Een lid van het algemeen bestuur is aan de gemeenteraad, die hem als lid heeft aangewezen, verantwoording schuldig voor zijn optreden in het algemeen bestuur. Het afleggen van verantwoording vindt plaats op de wijze, geregeld in het reglement van orde voor de vergaderingen van de desbetreffende raad. 4. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor hun optreden in het bestuur. Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang, op de wijze zoals die is geregeld in het reglement van orde. HOOFDSTUK V I I I PERSONEEL EN ORGANISATIE. Artikel Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel. 2. Het dagelijks bestuur draagt, met inachtneming van de bepalingen uit de Archiefwet, zorg voor de archiefbescheiden. HOOFDSTUK IX FINANCIËLE BEPALINGEN. Artikel De deelnemende gemeenten zullen er steeds voor zorgen, dat de RMD te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. 2. Indien aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam blijkt, dat een deelnemende gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet. 3. Ten aanzien van de organisatie van de administratie en van het beheer van de vermogenswaarden, alsmede van de controle daarop zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. 4. Met betrekking tot de begroting en de rekening zijn de artikelen 34 en 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van overeenkomstige toepassing.

4 5. In afwijking van lid 4 van dit artikel is het bepaalde in het eerste, derde en vierde lid van artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen niet van toepassing op wijzigingen van de begroting, voor zover deze wijzigingen geen gevolgen hebben voor de reservepositie van de RMD, dan wel voor het uurtarief van de RMD. HOOFDSTUK X TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING. Artikel Toetreding door gemeenten kan plaatsvinden, wanneer het algemeen bestuur daarin bewilligt. 2. In een besluit van het algemeen bestuur, als bedoeld in het eerste lid, kan de toetreding afhankelijk worden gesteld van de voldoening aan bepaalde voorwaarden door de betrokken gemeente. 3. In overleg met de toetredende gemeente regelt het algemeen bestuur of en zo ja op welke wijze in de kosten van de gemeenschappelijke regeling wordt bijgedragen. Bij de bepaling van de bijdrage wordt rekening gehouden met eventueel gevormde fondsen. 4. De toetreding treedt in werking terstond nadat de daartoe strekkende besluiten van de onderscheiden bestuursorganen van een gemeente zijn ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen tenzij het besluit een latere datum aangeeft. Artikel Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van een daartoe strekkend besluit van de onderscheiden bestuursorganen van de gemeente. 2. Voor uittreding als bedoeld in het eerste lid geldt een opzegtermijn van een kalenderjaar. 3. De uittredende gemeente is gedurende drie achtereenvolgende jaren, met ingang van het begrotingsjaar waarin de uittredende gemeente geen deelnemer meer is van de regeling, aan de Regionale Milieudienst West-Brabant een bijdrage verschuldigd ter grootte van respectievelijk 100%, 66% en 33% van de bijdrage, die de uittredende gemeente op grond van de overeenkomst, als bedoeld in artikel 3 van deze regeling, gemiddeld jaarlijks verschuldigd was aan de Regionale Milieudienst over de laatste drie jaar van het deelnemerschap. 4. De uittreding treedt in werking terstond nadat de daartoe strekkende besluiten van de onderscheiden bestuursorganen van een gemeente zijn ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen tenzij het besluit een latere datum aangeeft. Artikel Zowel het dagelijks bestuur als de raad van een deelnemende gemeente kan aan het algemeen bestuur voorstellen doen inzake wijziging van de regeling. 2. Indien het algemeen bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het door het algemeen bestuur vastgestelde besluit tot wijziging van de regeling toekomen aan de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. 3. Een wijziging is tot stand gekomen, wanneer de bestuursorganen van tenminste drie/vierde van het aantal deelnemende gemeenten zich voor hebben verklaard. 4. De wijziging treedt in werking op de eerste dag nadat de besluiten daartoe zijn opgenomen in de registers, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij het besluit een latere datum aangeeft. Artikel De regeling wordt opgeheven, wanneer de raden van tenminste drie/vierde van het aantal deelnemende gemeenten daartoe besluiten. 2. De opheffing gaat in op de eerste dag, nadat de besluiten daartoe zijn opgenomen in de registers als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij het besluit een latere datum aangeeft. 3. Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt hij daarvoor een liquidatieplan op. Bij het opstellen van dat plan kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken. 4. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld en voorziet in ieder geval in de verplichting van de deelnemende gemeenten om alle rechten en verplichtingen van de RMD over de deelnemende gemeenten te verdelen op een in het plan te bepalen wijze. Het liquidatieplan wordt ter kennisneming toegestuurd aan Gedeputeerde Staten. 4

5 5. Het liquidatieplan omvat bovendien een sociaal statuut, met name gericht op herplaatsing van het personeel dat in dienst is van de RMD. 6. Zo nodig blijven de organen van het openbaar lichaam ook na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is beëindigd. HOOFDSTUK XI SLOTBEPALING. Artikel De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. 2. Het gemeentebestuur van Roosendaal zendt de regeling, alsmede besluiten tot wijziging en opheffing van de regeling en besluiten tot toetreding en uittreding, aan Gedeputeerde Staten een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. 3. Het gemeentebestuur van Roosendaal zendt de gemeentelijke besluiten tot toetreding en uittreding, alsmede de gemeentelijke besluiten tot wijziging en opheffing van de regeling aan de aan de regeling deelnemende gemeenten. 4. De regeling kan worden aangehaald als: "Gemeenschappelijke regeling Regionale Milieudienst West-Brabant". Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente in zijn vergadering van De secretaris. De voorzitter, Aldus vastgesteld door de burgemeester en wethouders van in hun vergadering van De secretaris. De burgemeester, Aldus vastgesteld door de burgemeester van d.d. De burgemeester, (De hiervoor opgenomen tekst van de Gemeenschappelijke regeling Regionale Milieudienst West- Brabant is de integrale tekst, zoals deze luidt na de medio 2001 totstandgekomen l e wijziging van de regeling naar aanleiding van het besluit van het algemeen bestuur op 21 maart 2001, inclusief de tweede wijziging 2010)